Proza van een dichter Nico Scheepmaker over poëzie Een pleidooi voor recht op ongeluk Charles Ducal Pindarus blijft geheimzinnig Robert Vernooy kunst cultuur 16 VRIJDAG 12 JUNI 1992 Charles Ducal (pseudoniem; geb. 1952; woonachtig te Heverlee nabij Leuven) maakte naam met de dichtbundels Het huwelijk (1987) en De hertog en ik (1989). Bij de jonge uitgeverij Atlas verscheen onlangs zijn eerste prozawerk. De meesterknecht is de titel van het boek met zes verhalen over Simon Ackx. Charles Ducals prozadebuut De meesterknecht wordt gepre senteerd als een verhalenbundel. Maar de lezer krijgt snel het ver moeden dat het eigenlijk om een autobiografie gaat. De belevenis sen van Simon Ackx lijken niets anders dan de herinneringen van de auteur te zijn. We vernemen over zijn eerste dichtbundel die hij 'veiligheidshalve onder pseudo niem' liet uitgeven. Die bundel zou 'voor driekwart over echtelijke toestanden' handelen. Dit moet wel een verwijzing zijn naar Het huwelijk, het poëzieboek waarmee de Vlaamse schrijver die zich van de schuilnaam Charles Ducal be dient vijfjaar geleden zijn opwach ting maakte in de literatuur. De bundel bevatte hogal zwak vormgegeven verzen met bespie gelingen over het thema dat Ju dith Herzberg eens samenvatte met 'hoe trouwen slijt en passie kort'. Ducal schreef ongewoon openhartig over het huwelijksle ven waarin lust omslaat in last. Om aan de verschrikkingen van het gezinsleven te ontkomen, schuwde hij zelfs fantasieën over moord niet. De dichter kan zich naar de weke hals van zijn echtge note buigen en denken: 'nu even ongenadig wezen./ Vingers om de nek. Hij weet het zeker. Maar het volgende gebaar is alweer vals.' de neerdrukkende realiteit te ont snappen. 'Vindt je vrouw dit leuk? Vroeg de vriend aan wie hij zijn verzen liet lezen', schreef hij in het slotgedicht. Ik vond veel van Du cals verzen in elk geval niet leuk: ze komen nogal troebel, zo niet groezelig over. Vooral de vermen ging van erotiek met christelijke sjablonen droeg daaraan bij. De sfeer in zijn tweede bundel De her tog en ik was nauwelijks bemoedi gender. Maar na De meesterknecht gelezen te hebben, wijkt de onaan gename indruk voor een deel. Met dit proza waarin hij heel streng is voor zichzelf, blijkt het mogelijk enige greep te krijgen op de zo on vatbaar aandoende poëzie van Du cal. De wereld van de dichter wordt minder duister, meer con creet. De ijzige gedichten krijgen een warme achtergrond. Neem Judith, die in een van de mooiste verzen uit de tweede bun del als een genadeloze vrouw wordt opgevoerd. De dichter lijkt haar slachtoffer te zijn. Hij verwijst naar het verhaal van Judith en Ho- lofemes: Charles Ducal. In De meesterknecht is er een hoofdstuk aan Judith gewijd. In werkelijkheid is zij heel wat min der ongenaakbaar. De dichter is door hopeloos verliefd op haar te worden het slachtoffer van zijn ei gen verlangens. Op een dag biecht hij haar zijn gevoelens op. Ze vraagt: 'Maar hoe kan je nu ver liefd worden op iemand die je niet kent?' In zijn antwoord herkennen we bewoordingen uit het gedicht: 'Kent de boom de bliksem, de haas de strik?' Even goed laat het verhaal over zijn geliefde Lizette - 'Zij had de schoonheid van een Dulcinea' zich vergelijken met het gedicht 'Dulcinea' uit de eerste bundel: 'El ke zondag trekken zij de straten in, de meester en de meid. Zij een go din/ in duur toilet. Hij een afwezig heid.' Somber Hoe interessant, het ook mag zijn om Ducals proza en zijn poëzie met elkaar te confronteren, De mees terknecht kan geheel op zichzelf staan. Ook in dit boek draagt de schrijver een zeer somber wereld beeld uit. Wij mensen zijn er slecht aan toe, gebonden aan tal van ver plichtingen, gehouden onze begin selen steeds weer te verraden, ge doemd tot eindeloos knechtschap. Ducal denkt graag in termen als meester en knecht. Zijn hoofdper soon Simon Ackx betoont zich in derdaad een meesterknecht, letterkundige kroniek TFTT Groezelig Zijn kunst is een bitter getuigenis tegen zijn bestaan. Alleen zulke wrede gedachten, mijmeringen omtrent overspel, zelfbevrediging bieden hem een mogelijkheid aan Ik wil je schoonheid aan mij bewenen, mijn handen ketenen aan je blik, bloed zijn, de pijn van je koude bevelen, de as in je hitte, de haas in je strik. Ik beken, ik kan van jou niet bewegen, ben een dief in je schaduw betrapt, een wonde die met je stem is geschreven, ik ben een boom door de bliksem verrast. Ik zal vannacht al mijn mannen verraden. Ik zal naakt zijn en zonder recht. Mijn naam is koning, maar heb geen genade. Ik heb je mijn hals toegezegd. '::|||r liff steeds geneigd zich aan zijn supe rieuren te onderwerpen, altijd be reid zich aan de wensen van de om geving te schikken. Door te dienen weet hij zich te handhaven. Het eerste van de zes verhalen speelt in de studententijd van Si mon Ackx. Een vriend brengt hem in contact met Lizette. Zodra hij haar ziet, is hij verloren: 'Ze had de allure van een dame en de ogen van een heks.' Hij voelt zich de knecht, zij is de meesteres. Zijn ge voelens verflauwen echter snel. De revolutionaire beweging eist na melijk zijn aandacht op en 'het is moeilijk twee meesters te dienen'. Als altijd is hij tamelijk willoos, hij wordt zoals hij het zelf noemt 'een modelmilitant'. Maar wanneer hij Lizette aan een ander verliest, laat hij zich weer door een volgende meesteres inpalmen: de poëzie. Eddy die ook schrijver wil worden, treedt op als zijn leermeester in de literatuur. Het zelfvertrouwen van Nico Scheepmaker: enthousiast over poëzie. foto Lex de Meester De Nederlandse dichters lijken steeds meer moeite te hebben de lezers te bereiken. Geen won der, gezien al die poëziekritieken die eerder tegenzin dan belang stelling wekken. Dat er ook op een aanstekelijke manier over de dichtkunst geschreven kan wor den, bewees Nico Scheepmaker (1930-1990). Na de bundeling van zijn gedichten en de grote bloem lezing uit zijn columns Over alles, werd nu een boek uitgegeven met een aantal van zijn beschouwin gen over poëzie. Maar mooi! heet de bundel, die werd samengesteld door Jaap Bakker. Hij selecteerde enkele lezingen die Scheepmaker in 1988 hield, hij diepte stukken op uit De Gids, Onze Taal en Het Parool, maar vooral putte hij uit de 'Trijfels' zoals die ook in deze krant verschenen. Wellicht het meest opvallend in Scheepmakers benadering is dat hij - om de woorden van Bakker te gebruiken 'niet discri mineert tussen poëzie met een kleine en Poëzie met een grote P. Beide genres behandelt hij met de zelfde liefdevolle onbeschroomd heid'. Hij nam het op voor dichters die men uit de officiële literatuur pleegt te weren. Zo verdiepte hij zich zonder schroom in de lyriek van Nel Benschop. In Toon Her mans herkende hij een waarachtig dichter: hij prijst in hem dat hij 'niet duister is. geen raadseltjes opgeeft en geen uitleg behoeft.' Voor Scheepmaker was poëzie vooral iets waar je plezier aan kunt beleven. Wat overigens niet wil zeggen dat hij slechts aandacht had voor plezierdichters. Toen Ja- roslav Seifert de Nobelprijs kreeg, verdiepte hij zich in het werk van deze moeilijke dichter. Hij deed ook een serieuze poging een ge dicht van Gerrit Kouwenaar te doorgronden. Met de grootste be wondering schreef hij over M. Nij- hoff. 'Die tienduizend columns die ik geschreven heb', zo beweerde hij eens, zou hij 'met alle liefde in het niets laten verdwijnen voor één gedicht van de kwaliteit van 'Het kind en ik' van Nijhoff.' Om vervol- foto Klaas Koppe Eddy is onbegrensd, maar de tijd schriftredacties en de uitgevers zien niets in zijn werk. Hij zegt de vriendschap met Simon op als diens eerste bundel verschijnt, in Amsterdam nog wel, waar volgens hem de Nederlandse literatuur wordt gemaakt. Behalve afgunst zal ook meegespeeld hebben dat Simon inmiddels een burgerlijk le ven is gaan leiden. Hij is getrouwd met Roos, heeft een kind en beseft dat hij 'elke dag een beetje meer, met de realiteit was gehuwd, met de alledaagsheid van het werkelij ke leven'. De aanpassing is nog verder gegaan: hij geeft Neder lands aan een katholieke school, zijn principes verloochende hij om 'een modelleraar' te worden. Meesteres In verschillende verhalen lezen we over zijn ontsnappingspogingen aan dat geregeld bestaan. Hij pleeft overspel met de vrouw van een collega, hij wordt aanbeden door een in Londen woonachtige homoseksueel en tenslotte is daar Judith waar hij vele fantasieën op projecteert. Misschien is zij een doodgewone stervelinge, mogelijk is zijn verering puberachtig. Maar hij neemt zich voor het tegendeel te bewijzen, met behulp van zijn gedichten. Voor alle meesters buigt hij, maar de meesteres waar hij de grootste offers aan wil bren gen is de poëzie. De meesterknecht is in de ruimste zin des woords het proza van een dichter. Hans Warren Charles Ducal: De meesterknecht —152 pag.l 29,90 Atlas, Amsterdam Robert Vernooy (1961), al enige boeken lang duidelijk veelbelovend, lost de beloften in met De tedere tirannie. Het is een zéér hedendaagse roman over welvaart en welzijn, satirisch, zwartgallig, amusant. De cultuurkritiek, in vroeger werk een beetje tobberig, is dit keer levendig en in briljante vondsten verwoord. t Het verhaal is simpel. Ad en Evelien, die een camping heb ben overgehouden aan wat eens een idealistische bevlieging was, zijn de ouders van Jessica, Bas en Bieneke. Die laatstgenoemden ko men niet ter sprake, zij zitten op de bank en kijken televisie. Jessica is het zorgenkind, zij lijdt aan anore xia nervosa, is moeilijk en weigert omgang met ouders en leeftijdge noten. Ad, een besnorde man, doet oprecht zijn best. Evelien is nogal neurotisch en in therapie. Ook zij doet haar best. Jessica laat zich niet inpalmen. Op die camping leert zij de zeven tienjarige Jasper kennen, een som bere, eenzame jongen, die geen vrienden kan maken en wie vaak toegang tot de discotheek wordt geweigerd. Hij speelt gitaar in een bandje dat Destroyka heet en rioolrock maakt, en hij tekent. Met Jessica sluit hij vriendschap. Over zijn ouders vernemen we wei nig. De vader werkt op een verze keringskantoor. Over zijn zoge naamde vrienden vernemen we veel. Jean-Louis, iets ouder en veel ervarener, leert hem en ook Jessica inbreken, stelen, zakkenrollen. Hij is van nature en uit overtuiging cri mineel, een vrolijke. Jessica en Jasper worden het uit woede en weerzin. Het loopt slecht met hen af. Ze lo pen weg van huis, gaan in een bun- ker wonen, plegen met drank en pillen zelfmoord. Jessica slaagt. Over Jasper vernemen wij dat "hij nog steeds in coma ligt. Toekomst Zo op het eerste gezicht een ver haal over ontspoorde jeugd, puber teitsverwarring, generatiekloof dat min of meer van alle tijden is. Maar Vernooy plaatst het nadruk kelijk in het heden, en dat heden krijgt zelfs trekjes van de toe komst. Er is een 'consumentenget to in het centrum van de stad', en: 'Ondanks het ontmoedigingsbe leid van de stuurgroep ruimtelijke ordening is het openbare leven nog steeds niet opgeheven'. Dit hedeh of deze toekomst wordt geheel be heerst door de overtuiging dat een mens gezond en gelukkig moet zijn. De aardigste vondst van Vernooy is deze: hij citeert telkens uit het boek 'Gezondheid als gemeen- schapstucht' van Dolf Oetker. Boek en auteur zijn verzonnen door Vernooy. Zij geven hem de ge legenheid zijn eigen visie op deze wereld een functie te geven in het verhaal. Die Oetker is fel in zijn analyse van wat er ten grondslag ligt aan onze zorgzame samenle ving: onderdrukking. Als men hem Robert Vernooy: leven volgens re cept van Dolf Oetker. wil geloven gaan Jessica en Jasper ten onder aan als tolerantie ver momde machtsuitoefening. Oet ker treedt trouwens ook als per soon in het boek op. Eerst als psy chiater. In het laatste hoofdstuk als specialist in een tv-programma waarin Ad vertelt over hoe hij de zelfmoord van zijn dochtertje heeft verwerkt... Oetker, geïntroduceerd als auteur van het zo vaak geci teerde boek, zegt: „Nog nooit heeft iemand me een bevredigend ant woord kunnen geven op de vraag waarom gezondheid beter is dan ziekte, waarom het beter is om te leven dan om dood te zijn." Virtuositeit Met grote virtuositeit wisselt Ver nooy van standpunt. Hij vertelt ge woon door, snel, helder, en toch zijn de gebeurtenissen gezien door het oog van de personages, Jes sica, Jasper, Evelien, Ad, Jean- Louis, de eigenaar van een erbar melijk etablissement in Duitsland waar Destroyka optreedt. Ze ko men misschien niet aan het woord, ze laten in elk geval hun manier van spreken en denken doordrin gen in het verhaal. Zelfs de vetkop- pen die zich daar in dat Duitse eta blissement bezatten krijgen een stem. Een somber boek? Jasper ligt in zijn tentje op de camping te lezen in De dingen die er niet toe doen, en dat is de titel van Vernooys vorige roman. Een niet meer jonge man gaat erin tekeer tegen het 'vrije- tijdsparadijs'. Dit thema is nu veel beter uitgewerkt. Men mag dus aannemen dat het Vernooy zeer ter harte gaat, en dat hij zelfs Jaspers puberale zelfvernietigingsdrang intellectueel waardeert. Hij is het waarschijnlijk ook eens met de Duitse vetkop die bloedend en dronken op straat ligt, liever niet geholpen wil worden en zegt of denkt: „Maar ze begrijpen niet dat ik dat lekker vind. Ze kunnen zich er gewoon niet bij neerleggen dat sommige verhalen slecht aflopen en dat de hoofdpersoon daar hele maal niet mee zit..." Ik denk dat de overwegingen van die vetkop en van Dolf Oetker ma ken dat het zo sombere verhaal wel aangrijpend is maar niet somber stemt. Vernooy pleit ergens voor. Het mag raar klinken dat het is voor recht op ondergang, maar het is toch een pleidooi. De dikwijls briljante, geestige formuleringen verschaffen bovendien een groot leesplezier. Alfred Kossmann Robert Vernooy, 'De tedere tirannie'. Uitg.: Contact, Amsterdam!Antwerpen. Prijs: 34,90. gens 'alle feilen en makken' van dit en andere beroemde verzen uitge breid te demonstreren. Er wordt in deze stukken verras send vaak geteld, hij had veel aan dacht voor de vormgeving van poëzie. Grote namen boezemden Scheepmaker geen ontzag in, aan figuren die anderen negeren ging hij niet zomaar voorbij. Diepgaan de analyses hoefde men van hem niet te veiwachten, hij placht te zwijgen over dichters die hem niet bevielen. De voornaamste kwali teit van deze stukken is dat Scheepmaker zoveel enthousias me uitstraalde. Werd er maar va ker zo over poëzie geschreven als in Maar mooi!. De lezers zouden dan beseffen dat ze heel wat mis sen door de bundels van onze dich ters zo zelden op te slaan. H.W. Nico Scheepmaker: Maar mooi! Be schouwingen over poézie Samenge steld en ingeleid door Jaap Bakker - 216 pag.If 29,50 - Bert Bakker, Amster dam In de literatuur is van vooruitgang geen sprake. Aan het begin staan schrijvers die nooit meer werden overtroffen: Homerus, Sappho, Plato, Aeschylus, Aristophanes en Pindarus. Het werk van de laatstgenoemde is bij de Nederlandse lezers weinig bekend. Hopelijk komt daar verandering in nu S.L. Radt emeritus hoogleraar klassiek Griekse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen een prachtige, tweetalige keuze uit de poëzie van Pindarus publiceerde. De bundel Oden, die behalve de teksten ook een lezenswaardige inleiding en onmisbare toelichtingen bevat, maakt deel uit van de Obolos-reeks waarin ruimte is voor de Griekse poëzie vanaf de oudheid tot heden. Er is wel eens opgemerkt dat het bij Pindarus kan lijken of de ene gek de andere heeft ver taald. Zijn werk is namelijk zeer duister. In onze eeuw wordt nogal wat poëzie geschreven die zich niet eenvoudig prijsgeeft, maar het is nog veel moeilijker vat te krijgen op de wereld van Pindarus. Ook al blijft er veel geheimzinnig, iedere poëzieliefhebber zal in de ban ra ken van deze literatuur. Neem dat begin van fragment 123, een door Pindarus op oudere leef tijd geschreven lofzang op Theoxe- nos: 'Te rechter tijd hadt ge de liefde moeten plukken, mijn hart, in de jeugd. Maar wie de stralen van Theoxenos uit zijn ogen ziet- schitteren/ en niet deint van ver langen: uit staal is of uit ijzer ge smeed zijn zwarte hart/ met koude vlam.' Een mooi verhaal wil dat Pindarus die in 518 voor Chr. werd geboren, op 80-jarige leeftijd met zijn hoofd op de knieën van Theoxenos ge storven zou zijn. De anekdote in spireerde August von Platen tot een sonnet, waarin hij de Griekse dichter 'de grote onbereikbare' noemt. Zulke aanduidingen ko men vaker voor. Voltaire had het over 'Des vers que personne n'en- tend, Et qu'il faut toujours qu'on admire' (verzen die niemand kan begrijpen, maar die door ieder be wonderd moeten worden). Natuurlijk hebben ook anderen hun krachten gewaagd aan het vertalen van Pindarus. Ik noem de Vlaamse classici J. Sissau en A. Welkenhuysen. De Nederlander B.A. van Groningen publiceerde in zijn ouderdom zelfs een nauwelijks vindbaar boek Tien oden van Pin darus. Maar Radt heeft voor de Ne derlandse lezer Pindarus pas écht min of meer toegankelijk gemaakt. We mogen hem dankbaar zijn voor deze bundel, waarin men naast en kele fragmenten de derde Olympi sche ode, de eerste Pythische ode, de eerste, de negende en de tiende Nemeische ode vindt. Van Pinda rus' werk bleven vooral zulke feest zangen op overwinnaars in sport wedstrijden bewaard. Gelegen heidspoëzie dus, maar dan van het indrukwekkendste soort. Een dichter om je door te laten betove ren. H.W. Pindarus: Oden Uitgelezen, vertaald en toegelicht door S. L. Radt - tweetalig 166 pag.l f 29,50 - Obolos-reeks - Styx Publications, Postbus 1344, 9701 BH Groningen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1992 | | pagina 16