Vader Reve
en zijn zonen
Zijn geest
zit in een
flesje prik
Het gaat om de toon
Blaman dicht
zonder blaam
PZC
Het grote verlangen
van Marcel Möring
kunst cultuur
16
Christien Kok
Letterkundige
Almanak
VRIJDAG 1 MEI 1992
Marcel Möring (geb. 1957) vertelt in zijn roman Het grote
verlangen het verhaal van een wees die zijn weg in de
wereld probeert te vinden. Een wereld vol verval, geweld en
ongelijkheid. Zijn alternatief is vriendschap, mededogen en
liefde.
In 1990 maakte Marcel Möring
zijn debuut in de literatuur met
de roman Mendels erfenis. De
hoofdpersoon van dat werk. de 20-
jarige Mendel Adenauer, komt min
of meer alleen op de wereld te
staan. Zijn erfenis bestaat uit twin
tig eeuwen jodenhaat, het tragisch
lot van zijn familie. Hij kan die last
niet dragen, hij lijkt in zijn twijfels
en angsten weg te zinken. Möring
had veel succes met zijn eerste
boek. Met de tweede roman Het
grote verlangen verloopt het min
stens even voorspoedig. De kritiek
juicht, het publiek betoont zich
nieuwsgierig.
Dit nieuwe boek valt enigszins met
Mörings eersteling te vergelijken.
Ook Sam van Dijk. de hoofdper
soon in dit werk, heeft een strijd te
voeren. Hij dient 'het beest van de
herinnering' te weerstaan. Net als
Mendel staat hij er voor een be
langrijk deel alleen voor. Sams
probleem is overigens minder ge
compliceerd: geen traumatische
erfenis, doch een banaal verkeers
ongeval waardoor hij zijn ouders
verloor. Het is gebeurd toen hij
twaalf jaar oud was, in 1969 de
verhaalfiguur is even oud als de
schrijver. Behalve Sam bleven zijn
tweelingzuster Lisa en zijn broer
Raph achter. Ze worden van el
kaar gescheiden, groeiden in ver
schillende pleeggezinnen op. Pas
wanneer zij volwassen zijn gewor
den, zien ze elkaar terug. Zoals
Mendel zoekt naar de waarheid
over de joodse geschiedenis, zo
probeert Sam de werkelijkheid
van zijn eigen verleden te achter
halen.
De roman maakt niet altijd in
druk. Op een goed hoofdstuk kan
een aanstellerige vertoning vol
gen. Een meeslepende beschrij
ving kan uitmonden in een onbe
stemd betoog. Het grote verlangen
is een roman die ongetwijfeld van
een grote inzet getuigt en dat is al
heel wat. Maar wie er gevoelig voor
is, zal zich snel gaan ergeren aan
Mörings grote woorden. „Ik voelde
mij een televisie", laat hij zijn pro
tagonist op pagina 165 bedenken.
Vier bladzijden verder is hij er nog
slechter aan toe: „In mijn hoofd be-
teia. De ernstig aan geheugenver
lies lijdende Sam overweegt: „Dit
is Plato's grot. Ik kijk naar de scha
duwen die over de rotswand trek
ken. Voor iemand die heeft geleerd
niet op zijn geheugen te vertrou
wen, die zijn eigen verleden niet
kent en dus is aangewezen op de
verhalen die zijn zuster en zijn
broer vertellen, is dat een schok
kende ontdekking."
Sams geheugen begint pas vanaf
zijn twaalfde: „Daarvoor is alles
grijs en leeg." Aan het eind van het
letterkundige kroniek
l l l l M li l l l l l l l l llll
l l l l l l M
gon een dieselmotor te dreunen."
Elders vergelijkt Sam zijn geest
met „een flesje prik dat je opent.
Heel even wolkt het koolzuur bo
ven de hals, om daarna op te lossen
in de lucht. Vrij, vrij van de wereld,
van de mensen, van de geschiede
nis."
Blijkbaar denkt de schrijver dat
zulk loos gepraat interessant
klinkt. Iets dergelijks geldt voor
zijn filosofische aanhalingen. Het
lijkt heel voornaam om je op Plato
en Wittgenstein te kunnen beroe
pen. Maar het blijft bij gewichtig
doenerij, van echt begrip is geen
sprake. Zo ontgaat mij de nood
zaak van de verwijzing naar een
beroemde gelijkenis uit de Poli-
boek komt aan het licht waarom
hij zijn geheugen kwijt is geraakt.
„Jij zat in de auto", zo maakt Lisa
hem duidelijk. Zij bewaart heel
veel herinneringen aan hun jeugd
en haalt die gretig op. Of haar ver
halen betrouwbaar zijn, blijft on
duidelijk. Waarschijnlijk geeft ze
een al te idyllisch beeld. Van „pap
pa, mamma, God, het geheim van
de liefde" is alleen de herinnering
gebleven, vindt ze. Om daaraan
toe te voegen: „en de herinnering is
niet genoeg, de herinnering is een
groot verlangen."
Desondanks is Sam van haar ge
heugen afhankelijk om zijn plaats
in de wereld te vinden. Niet alleen
mist hij zijn geheugen, hij is aan
vankelijk helemaal een onbepaal
de figuur. Hij moet zijn eigen per
soonlijkheid kunstmatig opbou
wen, gevoelens aanleren. Allerlei
dingen die voor de meeste mensen
vanzelfsprekend zijn. verlopen in
zijn geval uiterst moeizaam. De an
dere kant hiervan is dat hij zich be
wust is van problemen waar ande
ren nauwelijks besef van hebben.
„Liefde is een wilskracht", kan hij
bijvoorbeeld beweren.
Waarom vindt Het grote verlangen
ondanks dit vaag geredeneer zo
veel lezers? Ik vermoed omdat de
auteur een fijn gevoel heeft voor de
tijdgeest. Zijn verhaal speelt tegen
een decor dat ons vertrouwd voor
komt. Een decor van onbehagen,
in verval geraakte stadswijken,
vervuilde straten, zwervers, so
ciale ongelijkheid, „geparkeerde
auto's met plasjes glas naast de
portieren met ingeslagen ruiten
een meisje in minirok dat een
injectiespuit in haar met nylon be
dekte been duwde."
Die herkenning werkt in Mörings
voordeel. Wat de belangstelling
verder aan zal wakkeren is dat hij
naast al die ondergangsvisioenen
goed nieuws heeft. Sams zoek
tocht door het leven brengt hem op
gedachten waar velen zich door
aangesproken zullen voelen. Die
waarheden worden met veel ironie
gebracht een kameraad be
weert: „Ik neem moeder Theresa
mee uit drinken."
Filosoof
Maar intussen heeft Sam het toch
maar gezegd: „Het leven is geen
kamer die je binnenloopt en even
Christien Kok (1949) begint haar
nieuwe roman. De Metgezel, met
deze zin: „Een wens wordt uit het niets
geboren en neemt plotseling kolossale
vormen aan." Het lijkt een zin met
algemene strekking en je onderzoekt of
je zelf, of de mensen die je goed kent uit
het niets kolossaal wordende wensen
in zich voelen opkomen. Nee. Je leest
verder en merkt dat je de zo pertinente
uitspraak niet aan eigen bevindingen
hoeft te toetsen. Het romanpersonage
Philip is de enige die zulk soort
sensaties overkomt. Hij gaat ver. Een
zomer lang had hij verlangd een olifant
door de straten te zien kuieren en
verbeeldde zich dat zijn medemensen
door dezelfde wens bezeten waren. Hun
gedrag wees er volgens hem op.
De eerste zin over een wens uit
het niets van de roman De
Metgezel geeft aan hoe het in de
geest van de hoofdpersoon Philip
toegaat, althans in de zomer van
de zachtzinnige waan over olifan
ten. Blijft hij verderop in het boek
geldig? Ja. Philip is een man, van
zesendertig, die aan de ene kant,
de kant van het verleden, met ze
kerheid blijft verwachten dat een
definitief verloren geliefde bij hem
terugkeert, aan de andere kant, die
van het heden, zomaar- iets onder
neemt. Zo belde hij (blz. 40) aan bij
de ontwerper Kambool en vroeg
hem of deze niet een secretaris en
manager nodig had. Hij kreeg een
profijtelijke betrekking. Arme
Kambool! Uit het verhaal blijkt
dat Philip de kunstenaar naar een
faillissement drijft. Die Philip is
trouw, spontaan, naïef en alles wat
hij doet mislukt, vooral in liefde en
Christien Kok: Intelligent, geestig en afstandelijk...
foto Willem Diep-
vriendschap. Hij wordt door de
schrijfster met sympathie en ironie
geschetst.
Elise was erg gesteld op Philip, gaf
haar mooie huis voor hem op, trok
in zijn tweekamerwoning en ver
liet hem na enige jaren. Maaike
kwam in zijn leven, de vrouw van
Karei, die haar bedroog met Nan
nie. Met Maaike liep het mis toen
zij haar geboortehuis wilde kopen
en daar met hem wilde gaan leven.
Zijn armzalige woninkje wenste hij
niet te verlaten.
Roerende dingen doet Philip. Hij
gaat steeds weer praten met een
oude vriend. Peter, die door zijn
vrouw verlaten is, een zwaai- zui
pende, egocentrische dikzak. Hij
gaat op bezoek bij Nannie die hij
nauwelijks kent en die erg ziek is.
Hij weet niet dat Peter en Karei
rancuneuze verzinsels over hem
vertellen en dat Karei bij zijn ge
wezen vrouw Maaike, Philips ge
liefde, gruwelijk over hem roddelt.
Hij weet niets, hij wantrouwt nie
mand, en eerlijk is hij ook niet
want hij schrijft de verloren Elise
iedere week een gevoelige brief,
zonder over zijn gevoelens iets aan
Maaike te laten weten.
Veel humor
Een wereld van bedrog, huichela
rij, tenslotte geweld. Beschreven
met veel humor, nogal hard, al
spreekt Christien Kok met de tong
in de wang, schijnbaar ironisch. Er
is weinig twijfel over haar persona
ges. Die zware, pompeuze Karei is
een ellendeling en niets dan een el
lendeling. Die zogenaamde vriend
Peter is een ellendeling. Beiden
zijn overigens hulpverleners voor
weggelopen kinderen, en Christien
Kok laat merken dat zij in die
Gelukkig is Aarts' Letterkundige
Almanak weer helemaal terug.
Nog niet zo lang geleden verscheen de
gecombineerde Almanak voor het
Betje Wolff—jaar 1988 en het Aagje
Deken—jaar 1991, waarmee het hiaat
tussen 1987 en 1992 werd gevuld. En
reeds thans gaan we verder, ligt de
opvolger klaar, namelijk Aarts'
Letterkundige Almanak voor het
Gerard Vanter—jaar 1992.
Hooft—jaar, Elsschot—jaar,
Slauerhoff, Multatuli, zelfs
Hein Boekenjaar, akkoord, maar-
wie mag Gerard Vanter wel wezen
zal haast iedereen denken. Op het
omslag prijkt een foto van een wat
al te blij uit de ogen kijkende jonge
vader met een zeer wulpse mond,
geflankeerd door twee uitermate
brave zoontjes. De oudste, een jaar
of zes, staart droevig in de verte en
legt zijn rechterhandje op vaders
schouder, de jongste, drie of vier,
heeft nog een bolle kindertoet en
zit op vaders rechterknie.
Er zou geen Gerard Vanter—jaar
1992 geweest zijn zonder die twee
jochies. Dat zijn namelijk Karei
van het Reve (geb. 1921) eri Gerard
(van het) Reve, geb. 1923. De foto
dateert uit 1927. De vader is Ge
rard J. M. van het Reve, meestal
schrijvend onder het pseudoniem
Gerard Vanter. Hij gebruikte ook
vele andere schuilnamen. Zijn kin
derboeken tekende hij meestal
met Gei'ard Revers. Gerard Vanter
maakte verder vertalingen en hij
publiceerde autobiografische, ge
schiedkundige en journalistieke
werken. Het bekendste werd mis
schien Mijn rode jaren: Herinne
ringen van een ex—bolsjewiek, dat
in 1982 herdrukt werd met een
voorwoord 'De oude Vanter', ge
schreven door zijn zoon Karei van
het Reve.
later weer verlaat en in de tijd dat
je in die kamer bent moet je je
maar zoveel mogelijk volproppen
en de zintuigen zo goed mogelijk
bevredigen." De filosoof waar hij
zich het meest bij thuisvoelt is Em
manuel Levinas, die zoveel heeft
geschreven over het gelaat van de
Ander die een beroep op ons doet,
de Ander die ons leven inhoud
geeft. Sam ontdekt in de loop van
het boek de ander èn zichzelf in al
lerlei hoedanigheden. Hij ervaart
de waarde van genegenheid voor
zijn broer en zus, van vriendschap,
van respect, van compassie, van
liefde, van erotiek.
Het grote verlangen mag niet het
literaire meesterwerk zijn dat som
migen erin willen zien, het is even
min het ethische traktaat waar
men het voor zou kunnen verslij
ten. Het proza van Möring kan ir
riteren, maar zeker ook fascineren.
Het sterkste deel van het boek is
het verhaal over de avontuurlijke
zwerftocht van Sam en Raph. Een
tijdlang werken de gebroeders dan
in een aardappelmeelfabrièkje.
Éénmaal per week komt de rode
Chewy van het hoertje Rika langs.
Alle personeelsleden krijgen dan
een beurt: „Zij deed het voor groot
verbruikerstarief." Je krijgt het
idee dat deze schrijver liefst een
profetisch denker zou willen zijn,
ik denk evenwel dat hij vooral ta
lenten heeft als onderhoudend ver
teller.
Hans Warren
Marcel Möring: Het grote verlangen
236 pag.lf 34,50 Imet een onwaar
schijnlijk slordige verantwoording)
Meulenhoff, Amsterdam.
dienstverlening weinig fiducie
heeft. Over Elise vernemen we
nauwelijks iets. Over Maaike
wordt ons geen oordeel aangebo
den; zij is zo volkomen banaal dat
je haar al vergeten bent terwijl zij
op de bladzijden nog aanwezig is.
Een zwakke, fabulerende man in
een domme, lelijke wereld. Hij
wordt aan het eind van het boek
boos, stompt Peter, gooit Karei
van de trap, met wie weet fatale af
loop voor de schoft. Er gebeurt
heel wat, maar de gebeurtenissen
lijken er weinig toe te doen. Het
gaat om Christien Koks toon van
vertellen, om haar formuleringen,
om de scènetjes die het verhaal
nauwelijks verder brengen.
Dit is typisch voor de schrijfster.
Ze heeft het over de verlaten dron
kaard: „Het zou misschien gemak
kelijker zijn als Peter zijn ongelijk
niet op zo'n traditionele manier
uitdroeg. Zijn woordenvloed was
eenvoudig samen te vatten in de
opmerking dat zoiets toch niet zo
maai- kon." Ik vraag me overigens
af of er in plaats van 'ongelijk' niet
'ongeluk' had moeten staan.
Omslachtig, trefzeker, nooit di
rect. Alleen de scène waarin het ge
boortehuis van Maaike wordt be
keken door enige kooplustige
echtparen is snel en leuk verteld.
Heel veel in het boek is herinnering
van de personages, bespiegeling,
associatie. Intelligent, geestig en
afstandelijk. Zo afstandelijk datje
je soms afvraagt waarom Christien
Kok die mensen in het leven heeft
gezet.
Alfred Kossmann
Christien Kok, De Metgezel. Uitg.: Que-
rido. Amsterdam. Prijs: f29,90.
Van ter leefde van 1892 1975 en hij
zou waarschijnlijk nu al volstrekt
vergeten zijn wanneer zijn beide
zoons niet zo beroemd waren ge
worden. 'Het schrijven hebben ze
van mij', beweerde hij in een inver-
view ter gelegenheid van zijn tach
tigste verjaardag, en 'zonder mij
zou Karei geen slavist geworden
zijn'. Wanneer je alles gelezen hebt,
vraag je je af of zonder hem Gerard
junior teruggekeerd zou zijn tot
het Roomse geloof dat de grootva
derlijke familie ooit, in Twente,
omhelsde. In dit opzicht is de bij
drage van René van Stipriaan: 'De
roomse jaren. Vanter en de troost
der verdrukten' heel interessant.
Belangwekkend is uiteraard ook
in hoeverre Vader Van Egters uit
De Avonden samen valt met Vader
Van het Reve. Een tiental artikel
tjes in deze Almanak brengt ons
nader op de hoogte van leven en
werken van Gerard Van ter. Daarin
worden ook menigmaal verbanden
gelegd met het werk van de zonen:
Er zijn twee bijdragen van zoon
Karei, maar Gerard Reve heeft
blijkbaar verstek laten gaan. Ka-
rel tekent zijn vader kritisch maai-
met sympathie: 'er zat bij mijn va
der eigenlijk geen kwaad', is zijn
slotconclusie.
De Almanak bevat verder de ge
bruikelijke nuttige rubrieken en
overzichten. De trend om zeer pit
tige necrologieën in de trant van
Propria Cures te schrijven wordt
voortgezet, in het bijzonder door
Vic van de Reijt en Bob Polak.
De laatste wijdt aan Renate Ru
binstein slechts twee regels: 'Zij
ligt begraven op Zorgvlied, graf
nummer N- II 267—C 14. Ik ken
werkelijk geen plek waarop je lek
kerder kunt dansen.'
Hans Warren
Aarts' Letterkundige Almanak voor het
Gerard Vanter-jaar 1992, 168 pag
19,92; C. J. Aarts, Postbus 11671,1001
GR Amsterdam
Cornelis B. Vaandrager
wijdde de volgende dich
tregels aan Anna Blaman:
Z,e was altijd ontzettend harte
lijk.lik vond haar ontzettend
lelijk en ontzettend aardig./
Maar laten we eerlijk zijn:/
schrijven kon ze niet.
Lang niet iedereen zal zijn me
ning over haar literatuur delen.
Maar het valt niet te ontken
nen dat de faam van de Rotter
damse schrijfster - die in 1960
op 55-jarige leeftijd overleed -
enigszins aan het tanen is. Bij
uitgeverij Meulenhoff blijft
men zich echter inspannen
voor haar werk. Dezer dagen
verscheen een herdruk van De
verhalen en werden voor het
eerst De gedichten uitgegeven.
Ook bewonderaars van haar
werk haasten zich altijd te ver
klaren dat Blamans poëzie wei-
Anna Blaman.
nig om het lijf zou hebben. „Het
proza van Blaman is poëti
scher en beeldender dan haar
gedichten waren", tekent Leo
Ross aan in het Kritisch Litera
tuur Lexicon. „Anna Blaman
was geen groot dichter", meldt
zelfs Aad Meinderts die De ge
dichten bezorgde. In zijn na
woord beweert hij verder dat
haar verzen eerder interessant
dan geslaagd zouden zijn.
Vreemd dat iemand die zich zo
weinig enthousiast toont over
deze gedichten zich töch geroe
pen voelt om ze uit te geven.
Dit gebrek aan interesse weer
spiegelt zich misschien in de
kwaliteit van de editie. Er is
nogal onzorgvuldig te werk ge
gaan bij de bezorging. Mein
derts heeft zo slecht opgelet
dat één gedicht ('Wel droom ik
steeds van je gezicht') twee
keer in de bundel is komen te
staan. Eén van haar mooiste
gedichten 'Monoloog in de
nacht' is ernstig gemutileerd:
twee strofen met in totaal zes
tien regels zijn spoorloos ver
dwenen. Mogelijk heeft dit
laatste te maken met Mein
derts ongelukkige besluit bij
gepubliceerde gedichten de
oude tijdschriftversies aan te
houden. Blaman liet tussen
1939 en 1948 twintig gedichten
afdrukken. Van de circa hon
derveertig ongepubliceerde
verzen werden er in dit boek
vijfenvijftig geplaatst. Waarom
er ons vijfentachtig onthouden
blijven, wordt helaas niet ver
meld. Bij de niet door de dich
teres gepubliceerde poëzie
werd wel van de laatstbekende
versies uitgegaan.
Harde toon
Verdient Blaman de blaam die
over haar dichtwerk wordt uit
gestort? Naar mijn oordeel
niet. Voor De gedichten wil ik
heel wat oeuvres van figuren
die als grote dichters te boek
staan inruilen. Natuurlijk treft
de harde toon en de openhar
tigheid van deze gedichten.
Maar ook op zichzelf - door hun
taal en inhoud - hebben ze de
tijd uitstekend doorstaan. Men
leest verzen als 'Blauw Paleis',
'Winter', 'Ik droomde dat ik
met haar in een duinpan lag',
'Voor A.' en vele andere beslist
niet als literair-historische
merkwaardigheden
Haar poëzie staat deels in de
traditie van Forum, heel duide
lijk blijkt dat bijvoorbeeld in
'Stadsrand' waarin het gaat
over erotiek zonder gevoel:
„Tussen huizenaanbouiv en di
rectieketen/hebben wij wat
'liefde' heet getart/(...)/Hoe heet
je? Dat vergaten we te vragen/
Er bleef alleen een greep en een
bevrediging"Maar ze schreef
ook gedichten - te noemen valt
onder meer 'Droomspel', 'Duis
ternis', 'De spin' - die vooruit
lopen op de experimentele poë
zie. Vrijwel alle homoseksuele
dichters kozen destijds in hun
poëzie voor verhulling. Anna
Blaman doet niet aan die be
hoedzame aanpak mee. Die
vrijmoedigheid over de lesbi
sche liefde hoe bijzonder ook, is
beslist niet de enige verdienste
van een vers als 'Zij kwam, ver
schrikt, uitdagend onver
wacht'. Ik weet niet of ze harte
lijk en aardig was. Maar dat ze
kon schrijven, staat voor mij
vast.
H.W.
Anna Blaman: De gedichten - sa
menstelling en nawoord Aad Mein
derts - 96 pag./f 29,50 - Meulenhoff,
Amsterdam.
Zij kwam, verschrikt, uitdagend onverwacht
en wankelde mijn armen in en zag mij aan
ik zag haar ogen vochtig, donker en verleidend aan
in een vermoeid gezicht - zij bleef de ganse nacht
en stamelde mij toe dat zij een offer bracht
aan mijn verlangen - en brak in tranen uit
en lachte schamper, roekeloos en luid -
het was een vreemde trieste nacht
V/ij lagen samen - O mijn geliefde, zei ik zacht
en was zo leeg en moe alsof ik sterven zou
ik huilde aan de borst van een beschonken vrouiv
en in de schoot van een absurde liefdesnacht
Het proza van Marcel Moring kan irriteren, maar zeker ook fascineren.
foto Harry Uock