Beeldhouwen is topsport Moet reizend Nederland ondergronds? De strijd tegen het verkeer Boetseerder van grote koppen reportage zaterdag7maart 1992 22 Bij Harry Mulisch stond hij in de badkamer. Lancelot Elisee Samson, beeldhouwer te Gelselaar onder Borculo, werkt het liefst bij de mensen thuis. „Ik ben in feite een spion. Ik moet het hebben van intieme dingen." Hij portretteerde Mulisch, Pavarotti, Jeroen Brouwers. Ad Ploeg, Guus Hermus, Erik Jurgens en Wim van Hanegem. In Hengelo wordt op 5 april de door hem vervaardigde portretkop van de vermoedelijk enige bekende oud-Hengeloèr ter wereld onthuld: de violist Herman Krebbers. „Een goede beeldhouwer is als een dekhengst die, een keer per dag, een merrie bespringt." Het straatje in Gelselaar. waar een sculptuur in de voortuin het huis van de beeldhouwer verraadt, is zo smal dat een auto er niet kan parkeren. Ook het rijtjeshuis lijkt te klein voor een man die luistert naar de namen Lancelot Eli see. „Mijn vader had een tik van koning Alles dat zich ervoor leent om ondergronds te worden gebouwd of aangelegd, zou zo gerealiseerd moeten worden. Dat zegt professor ir H. van Lohuizen van de Technische Universiteit (TU) Delft. Waar het gaat om tunnels voor auto's en treinen, kunnen die worden geboord op dertig meter diepte, of op conventionele wijze worden aangelegd vlak onder het maaiveld. Zo wordt.de in Nederland schaarse ruimte niet verder aangetast en het milieu minder zwaar belast. De Amsterdamse planoloog ir M. Bierman ziet in dit stadium niets in een dergelijke 'vlucht naar voren'. „Stel eerst eens orde op zaken door het openbaar vervoer te optimaliseren. Als je dan nog knelpunten signaleert, is het vroeg genoeg voor tunnels. Hoewel, kijk naar de staat van ons riool en het zal duidelijk zijn dat we nog veel moeten leren." Ir H. van Lohuizen. behalve hoogleraar tevens voorzitter van de Stichting Nova Terra (Nationaal Onderzoekscentrum Vernieuwd Aardgebruik), is een van de deelnemers van de studiegroep van Ver keer en Waterstaat die sinds eind februari de mogelijkheid van ondergronds reizen onderzoekt. „Technisch gezien zijn er geen grote moeilijkheden te verwachten, want vooral in Japan en Amerika, maar ook in Duitsland en bij voorbeeld Zweden, zijn al enorme ondergrondse projecten ge realiseerd", aldus Van Lohuizen. De hoge directe kosten van ondergronds bouwen (al gauw een verdubbeling ten op zichte van gebruikelijke bouwmanieren) mogen volgens Van Lohuizen nieuwe me thoden niet bij voorbaat kansloos maken. „Er zijn meer aspecten die moeten meewe gen. Zo is een ondergrondse infrastruc tuur vooral in de drukke Randstad op lan ge termijn beter. Ook het milieu is gebaat bij ondergronds bouwen, want lawaai overlast en horizonvervuiling blijven uit. Maar het belangrijkste aspect is mis schien wel dat de leefbaarheid van Neder land wordt vergroot, doordat niet nog meer ruimte in ons land wordt opgeslokt", zegt Van Lohuizen. Als voorbeeld noemt de hoogleraar de ver dere aantasting van Delft. „Nu al wordt de stad door midden gesneden door de zeer drukke treinverbinding Amsterdam-Den Haag-Rotterdam. Als daar in de toekomst de hoge-snelheidstrein (de TGV) nog bij komt, wordt de belasting alleen maar zwaarder. Dan kun je je afvragen of je niet ondergronds moet gaan. Natuurlijk, het kost een hoop geld, maar je bespaart even eens veel. Geen geluidschermen die ge bouwd moeten worden en geen dure via ducten. Geen aankoop van gronden, om leggingen van de bestaande infrastruc tuur tijdens de bouw en ga zo maar door. Nee. in Nederland zou de TGV direct on En het is nog slecht gebouwd ook, want we hebben ondanks al die gangen doorlo- pend te maken met opstoppingen." De schuld ligt, dat is bekend, bij de 'heili ge koe'. Met 128 auto's per vierkante kilo meter, heeft Nederland de grootste auto dichtheid van de wereld. Volgens Bier man is die dichtslibbing te wijten aan 'de vrijheid die de auto ons beloofde'. „Niet langer was de reiziger afhankelijk van ver trektijden, van opstapplaatsen, van uit- stappunten. Maar inmiddels is die vrij heid een mythe. Want we staan met z'n al len in de file en verliezen kostbare tijd. En in- en uitstappen waar je wilt geldt al evenmin, want parkeren voor de deur is er niet meer bij." Haarvaten Ondanks de gigantische druk op 's lands wegennet, is het volgens Bierman nog te vroeg om aan ondergrondse verkeersstro men te werken. „Dat is een vlucht naar vo ren. Het is prima om de oplossingen van Van Lohuizen in je gereedschapskist te hebben, maar voor je gaat sleutelen moet je eerst weten wat precies het probleem van de mobiliteit is. Als je de verkeersstro men analyseert, blijkt dat tunnels niets oplossen. Het probleem schuilt namelijk niet in de aderen en slagaderen, maar in de haarvaten van het systeem. En de fijn mazigheid daarvan kun je met geen dui zend tunnels bereiken", aldus Bierman. Wel haalbaar is een dergelijke spreiding door het openbaar vervoer drastisch uit te breiden. Met een vervijfvoudiging van treinen, trams en bussen, kan het comple te wagenpark van de weg af. Maar zoveel meer treinen en trams zullen toch een enorme groei van het railnet vereisen? „Jawel, maar bij die uitbreiding mogen we niet uitgaan van 'meer van hetzelfde'. Geen vier sporen waar er nu twee liggen, geen acht in plaats van vier. Nee, we moe ten denken aan lichte, flexibele spoorlij nen, die gemakkelijk verplaatst kunnen worden. Want ook de treinen zullen licht zijn van gewicht. Mammoetafmetingen zijn tenslotte niet nodig als het vervoer be ter wordt gespreid. Niet meer met hon derdduizenden naar een centraal station toe, maar hier een plukje en daar een pluk je afzetten, dat is efficiënt." Om de spreiding van het openbaar ver voer te verbeteren, dienen er meer sta tions te komen, zal het sporennet veel fijn maziger moeten zijn. „Ik zie meer in trei nen die reizigers tot in hun kantoor bren gen, dan in ondergrondse treinen. Im mers. met ondergronds vervoer kun je weliswaar recht onder een stad door, maar vergeet niet dat je eerst naar beneden en aan het eind weer naar boven toe moet. Projecteer je een dergelijke beweging in een plat vlak, dan heb je nog geen rechte lijn. Nee, dan liever met licht materieel dwars door gebouwen heen, zoals ze in Ja pan al veel doen." Station Maar met een aanpassing van de ver keersstromen alleen is men er in de ogen van Bierman niet. Niet voor niets plano loog zijnd ziet de Amsterdammer veel in het ineenschuiven van wonen, werken en infrastructuur. „Wil je uitgaan rondom het Leidseplein, dan zul je daar met de trein naartoe moeten kunnen. Dat bete kent dat er een station dient te verrijzen. Wat is nu mooier dan de functie van de omgeving rondom dat station aan te pas sen. Dat wil zeggen dat er restaurants en bars komen, maar ook kapperszaken en modewinkels. Verder zul je er huizen moe ten bouwen voor de mensen die in de hore ca werken en voor jonge alleenstaanden, die immers graag uitgaan. Op die manier neem je al een belangrijk deel van het transport weg, omdat de mensen in de buurt van hun werk wonen." Bierman besluit: „Voer je een dergelijke afstemming consequent door, dan zul je zien dat veel heen-en-weer-gereis simpel weg 'verdampt'. Blijf je uiteindelijk nog met knelpunten zitten, dan is het vroeg genoeg om de gereedschapskist open te trekken." Jurriaan Geldermans Beeldhouwer Lancelot Elisee Samson: Waarom geen ruiterstandbeeld van prins Willem-Alexandcr? foto Carlo ter Ellen Arthur. Lancelot was die jongen die op zoek ging naar de Graal. Elisee betekent gelukzalige. Achteraf ben ik niet onge lukkig met die namen. Ik beschouw ze als een opdracht. Ik ben altijd op zoek naar het geluk." Zijn leven ging niet altijd over rozen. De kunst bracht hem in de jaren zestig prak tisch aan de rand van de afgrond. Wilde jaren waren dat. Vers van de academie had Lancelot Samson het gevoel voor de mislukking geboren te zijn. „Experiment was de lijfspreuk toen. Mijn omgeving, met jongens als Louis Andriessen en Pe ter Schat, was er vol van. Wat hield dat in, experiment? Datje lsd snoof, op vrou wen joeg. Het ultieme experiment be stond erin dat ik onder het toeziend oog van Andriessen en zijn vrouw mijn pols met een kapotte fles probeerde door te snijden, Dat was een keerpunt. Er is een knop omgegaan toen. Ik heb mezelf uit de ellende overeind getrokken en ben met die portretkoppen begonnen. Dat is mijn redding geweest, weet ik nu." Het rode, postmoderne brilmontuur, de gefatsoeneerde baard en het gezin met kinderen illustreren dat de wilde jaren voorbij zijn. „Ik ben een stuk rustiger ge worden. Ik houd van mijn werk, voel me er goed bij. Ik heb het donkerbruine idee dat ik pas begonnen ben. Dat ik nog gro te dingen kan verrichten." Lancelot Samson is ambitieus. Wijst op zijn hoofd waar de zwarte haren al aardig grijs be ginnen te worden. „Daarbinnen heb ik een grote doos met beelden. Weet je wat ik bijvoorbeeld zou willen maken? Een ruiterstandbeeld van prins Willem-Ale- xander. In marmer, levensgroot, op een plein. Ik zou het kunnen. Ik heb de men sen en het materiaal ervoor. Binnen een halfjaar is het klaar." Van zijn werk kan hij tegenwoordig goed bestaan. Werk dat voor tachtig procent bestaat uit het maken van portretkop pen. Koppen in brons of marmer, van meer of minder bekende Nederlanders. Mulisch deed hij in opdracht van het Let terkundig Museum, Jeroen Brouwers, wiens kop prijkt op de achterzijde van zijn nieuwste essaybundel Het Vliegen- boek, als een vorm van vriendendienst. „Ik kom het liefst bij de mensen in huis. Daar draai ik niet omheen. Op kantoor of het werk mag ook, maar het liefste toch thuis. Dan zie je de mensen in hun eigen omgeving. Dat is veel intiemer. Vaak voelen ze zich dan ook gemakkelijker. Kinderen bijvoorbeeld moetje in de kin derkamer doen: daar zijn ze zichzelf. Ik let op de kleinste dingen. De zeep en het scheerapparaat van Mulisch als ik in de pauze mijn handen sta te wassen in Har ry's badkamer. Maar ook hoe hij me ont vangt, wat hij zegt, waarover hij wil pra ten. Dat alles speelt mee in het uiteinde lijke resultaat dat, ik wil dat met nadruk stellen, het werk is van twee mensen. Vandaar dat ik mijn model ook vraag het beeld mede te signeren." Hij kreeg de belangstelling mee van zijn vader, kunstenaar in Den Haag. Op het gymnasium voelde hij zich een vreemde. „Ik wilde wat anders. Op een dag, toen er sneeuw was gevallen, maakte ik een sneeuwpop voor de kinderen van de buurt. Kijk, zei mijn vader, daar heb je een nieuwe beeldhouwer." Het vak leer de hij in het atelier van Albert Termote, waai- hij als jongen van vijftien in de leer kwam. „Allemaal heel traditioneel. Ik mocht er drie maanden van negen uur 's morgens tot zes uur in de avond werken aan een arm. Aan één arm: stel je voor. Wat je daarvan leert is concentratie en besef van de diepte van het vak. Ik ben een produkt van de traditie, geen maak sel van de academie, al heb ik die daarna nog wel doorlopen." Grijs veld Zijn koppen wijzen terug naar het verle den. Naar het vijftiende-eeuwse Italië, voor hem - zoals voor zoveel beeldhou wers - een blijvende bron van inspiratie. „Ik ben geen vernieuwer, althans niet in mijn portretkunst. In mijn andere sculp turen ben ik dat wel. Daar werk ik ab stract, zoek ik naai- nieuwe vormen. Voor mijzelf bestaat er ook geen kloof tussen die twee. Ze gaan uitstekend samen. Er zijn tegenwoordig twee groepen kunste naars die elkaar verketteren. De ene is van mening dat kunst alleen maar ver nieuwend kan zijn, de ander denkt juist het tegendeel. Tussen die twee ligt een groot grijs veld. Daarin is het voor mij goed toeven." Herman Krebbers maakte hij. zes jaar geleden alweer, op 'eigen initiatief. Lan celot Samson kende hem van vroeger. Z'n vader en de violist waren boezem vrienden. „Ik beschouwde hem als een familielid. We kwamen veel bij hem thuis. Mijn broer was zijn eerste leerling, we gingen vaak naar de repetities van het Residentieorkest waarin hij toen speelde. Als hij voor zijn huis aan de Ca- rel Reinierszkade een luchtje stond te scheppen kwam ik erlangs met mijn va der op de fiets. Dan praatten ze over beel den die Krebbers had gekocht en waar over hij dan het oordeel van mijn vader wilde. En daar stond ik dan als jochie bij." De kop, die op 5 april tijdens een feeste lijk concert wordt onthuld, komt in de Hengelose Schouwburg te staan. „Ik heb hem gemaakt tijdens een les in het Am sterdamse Conservatorium. Daar is Krebbers het meeste zichzelf. Heerlijk werken was dat, met die vioolmuziek om je heen. Drie ochtenden ben ik er ge weest. Dat is de tijd die ik meestal nodig heb voor het boetseren. Vroeger wilde ik het allemaal te gehaast doen, nu ben ik veel rustiger geworden." „Wel houdt zo'n opdracht me geweldig bezig. Ik moet in topvorm zijn om het te kunnen. Als ik bijvoorbeeld om tien uur naar Krebbers moet dan sta ik 's nachts om drie uur op en zit ik om zeven uur in Amsterdam, waar ik vervolgens de tijd probeer te doden. Tijdens het werk praat ik niet. Dat leidt alleen maar af. Eten gaat ook niet. Het is in feite een vorm van topsport. Je onderhoudt met je model een liefdesrelatie. Een beeldhouwer moet zijn als een dekhengst, die zich op laadt voor die ene merrie." „Als ik aan een kop zoals die van Kreb bers begin, doe ik dat carte blanche. Ik ben niet iemand die werkt vanuit een duidelijk vooropgesteld idee. Ik vind dat de dood in de pot. Als ik ergens niet tegen kan dan is het wel tegen kunstwerken waarvan vanaf het begin al vaststond hoe het zou worden. Ik begin vanuit het niets, dan is er ruimte voor inspiratie. Die komt tijdens het werk. Weet je wat voor mij inspiratie is? Dat je een model waar je eigenlijk geen kant mee op kunt, waar je tegen op ziet als een berg, toch op een bevredigende manier in vormen kunt vatten." Een society-beeldhouwer vindt hij zich zelf niet, al maakte hij voor Harry Mens de kop van Pavarotti en haalde hij daar mee de voorpagina van een landelijk ochtendblad. „Society-jongen, ik wou dat het waar was. Datje wel eens beken de Nederlanders portretteert is echter wat anders. Het is je brood, laten we wel wezen." Dromen over grote opdrachten doet hij nog steeds. Zoals over dat ruiterstand beeld van Willem-Alexander. „Borculo heeft ooit eens een buste van koningin Beatrix geweigerd. Dat zit me nog steeds dwars. Zo'n standbeeld van haai- zoon: zou dat niet geweldig zijn? Marcus Aure- lius op z'n Hollands, maar dan in mar mer. Ik zie dat helemaal zitten." „Je kunt erom lachen, maar ik heb de tijd mee. De mensen komen terug van het moderne, het mechanische, het geestdo dende en onpersoonlijke van nieuwe woonwijken en supermarkten. Er is weer behoefte aan het individuele, persoonlij ke kunst waarin mensen zichzelf kunnen herkennen en waarop ze hun dromen kunnen projecteren. Kunst, goede kunst, moet in die behoefte voorzien." Herman Haverkate dergronds moeten gaan, omdat de leef baarheid er veel te veel door wordt aange tast." Vluchtgangen Volgens Van Lohuizen is het boren van tunnels in Nederland geen probleem, on danks de relatief zachte structuur van de bodem. „De diepte zal tussen de twintig en dertig meter zijn, met op bepaalde af standen gaten naar boven toe. Deze zijn tijdens de bouw nodig om de vrijkomende aarde weg te halen en kunnen later dienen voor de verversing van de lucht in de tun nels, alsmede als vluchtgangen. Stations zullen voorlopig bovengronds worden aangelegd, omdat daarvoor nog geen on dergrondse bouwmethoden zijn uitgepro beerd." Dat houdt niet in dat het al ingeburgerde afzinken van tunnelsegmenten komt te vervallen. Van Lohuizen: „Daar waar je goedkoop een sleuf kunt graven om een tunnel neer te leggen en de sleuf weer dicht te gooien, moet je dat zeker niet la ten. Op veel plekken echter, zoals in ste den of bij drukke verkeersaders, is dat niet mogelijk of te duur en kun je beter boren. Overigens geldt wel dat het relatief goed koper is om drie kilometer te boren dan een paar honderd meter." Utrecht heeft met de aanleg van de nieu we openbaar-vervoerverbinding reeds ge staan voor de keuze van onder- of boven gronds. De sneltram-kwestie liep hoog ge noeg op om twee D66-wethouders te laten 'sneuvelen' en uiteindelijk koos Utrecht voor een bovengrondse verbinding. „Daarbij hebben ze zich laten leiden door korte-termijn argumenten als geldgebrek, hoe legitiem op zich ook", zegt Van Lohui zen. Dat is volgens de hoogleraar op de lange termijn fout, omdat 'de binnenstad toch weer wordt aangetast'. Zorgvuldiger In de ogen van de professor moet 'de BV Nederland de moed hebben te onderken nen dat we zorgvuldiger moeten omgaan met de ruimte die we hebben'. „Dat is niet alleen een zaak van het ministerie van ver keer en waterstaat, maar ook van VROM. Immers, minister Alders gaat over ruimte lijk ordening en over milieu, en is dus net zo goed gebaat bij nieuwe ontwikkelin gen." Rest de vraag of het letterlijk en figuurlijk inslaan van nieuwe wegen wel de uit komst is. Of, zoals de Stichting Natuur en Milieu het uitdrukt: „De mobiliteit kan niet oneindig toenemen. Want dan heb je een stel tunnels geboord en dan is het nog niet voldoende." Dat betekent niet dat Natuur en Milieu afwijzend staat tegen over de studie door Verkeer en Water staat. Een woordvoerster: „Positieve as pecten zien we op het gebied van geluids beperking en een mindere aantasting van natuur en landschap. Minpunten zouden energieaspecten kunnen zijn. En waar we hoe dan ook voor moeten waken is dat dit het zoveelste prestigeproject wordt." Fundamenteler kritiek komt van de zijde van ir Marten Bierman, hoofd van de sec tor Planologie en Sociale Geografie van de Siswo (Stichting Interuniversitair In stituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek). „Als ingenieur ben ik uiter aard erg geïnteresseerd in technische ver nieuwing. Maar wat je niet mag doen is vanuit een technische oplossing naai- een probleem redeneren. Dat is net als bij de aanleg van een polder: ligt het nieuwe land er eenmaal, dan is er altijd wel een bestemming voor te vinden." Slecht gebouw Bierman, onder meer vermaard door zijn revolutionaire toekomstscenario voor het openbaar vervoer - en dan met name het treinverkeer - in Nederland, hekelt de be staande infrastructuur en is wars van een verdere uitbreiding ervan. „Als je een wo ning koopt waarvan eenderde van de ruimte bestaat uit verbindingsgangen, vind je dat - terecht - belachelijk. Toch zit het huis dat Nederland heet zo in elkaar. Nederland heeft behoefte aan een fijnmazig spoorlijnennet met lichte treinen, zo als hier de magneettrein van AEG. foto GPD Moet de hoge snelheidstrein ondergronds? foto Thom van Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1992 | | pagina 22