Daar kan super-oma niet tegenop In de kerk is alles over thee te vinden Breifabriek Tricot Luxe Museum PZC ZATERDAG 28 DECEMBER 1991 vrije tijd De lange muur van het kantoor is voor een groot deel behangen met posters, foto's en knipsels in de meest uiteenlopende bonte kleuren en motieven. De vergadertafel wordt omringd door een reeks kledingrekken, waaraan vele duizenden gebreide lappen hangen. Een verlichte internationale klok geeft nauwlettend het tijdstip aan waarmee de wereldwijd verspreide handelspartners van de Aardenburgse breifabriek Tricot Luxe te maken hebben. De telefoon rinkelt bijna onophoudelijk in het bedrijfspand aan de Eedeweg. De directeuren J. Paridaen en H. Tas hebben dan ook niet te klagen. Per jaar produceert de rondbreifabriek zo'n miljoen meter stof. „Dat is ongeveer een loper van Aardenburg tot aan de Zwiterse grens", lacht Tas trots. De computer-gestuurde breimolens kunnen ieder gewenst motief maken. Hij heeft alle reden om fier te zijn. Ruim elf jaar geleden stond het be drijf, het toenmalige Trieo Noble (opge richt in 1964), er aanmerkelijk minder flo rissant voor. De markt voor gebreide kle dingstukken was ingezakt, klanten liepen weg en het bedrijf werd in juli 1980 failliet verklaard. De 36 werknemers kwamen op straat te staan. Met uitzondering van twee mensen althans: Paridaen en Tas. Zij wilden het bedrijf koste wat het kost redden. „Wij zagen het gewoon nog zitten", vertelt Paridaen alsof het de gewoonste zaak van de wereld was om een gestrand bedrijf nieuw leven in te blazen. Een grote geld schieter (tot op de dag van vandaag willen de Tricot Luxe-directeuren de naam van hun redder, 'een klant', niet prijsgeven) was bereid de fabriek en de inboedel op te kopen en de bedrijfsvoering onder een nieuw management voort te zetten. Met één belangrijke wijziging, beklem toont Paridaen „Wij hebben minder per soneel en richten ons uitsluitend op de heersende modetrends. Alles is nu veel ef fectiever dan in de oude situatie. Met de achttien mensen die bij ons werken heb ben we een grotere produktie dan Trico Noble destijds met 36 man. We hebben zo'n honderdvijftig vaste afnemers over de hele wereld, van België, Duitsland en Frankrijk tot Hongkong. Trico Noble had er hooguit zes serieuze relaties. Zeventig procent van onze produktie is voor de ex port. Gelukkig maar, want alleen van de markt in Nederland zouden we niet kun nen leven." De veertien 'breicarrousels' in de fabrieks hal draaien luid spinnend hun rondje. Uit de kroon van garens op de apparaten wordt in een razend tempo een mooie lap stof in elkaar gezet, variërend van een een voudig streepje of ruitje, tot een complete kudde schapen. Veel personeel is er niet te zien op de werkvloer. De elektronische jacquard-machines (uniek in Nederland, onderstrepen Paridaen en Tas) werken nagenoeg volledig computer gestuurd. De breimolen hoeft enkel geprogrammeerd te worden met het gewenste motief en als een soort suikerspin braakt het gevaarte de bestelde stof uit. Daar kan geen super oma tegenop. Alles Tas: „Alles wat ons wordt opgedragen door de confectie- en groothandel (waar de Aardenburgse stof uiteindelijk wordt verknipt tot kledingstukken), breien we. Om helemaal bij de pinken te blijven, lo pen we zoveel mógelijk beurzen af in de bekende modecentra. We werken speci fiek modegericht. Deze maand hebben we bijvoorbeeld al de eerste gesprekken ge voerd met klanten over de produktie van de wintercollectie voor volgend jaar. We zitten letterlijk kort op de markt. Binnen drie weken kunnen we (in principe) aan de nieuwste mode-vraag voldoen. Dat is ook onze kracht. Voor klanten is het namelijk gevaarlijk acht weken vooruit een grote bestelling te doen. Voordat het produkt kan worden geleverd, is het misschien al weer uit de mode." Hoewel de breimolens van Tricot Luxe met name worden afgestemd op de laatste ontwerpen van de bekende mode-ontwer pers (maar dan in een voor iedereen be taalbare versie), doen Tas en Paridaen ook goede zaken met 'mindr modegevoeli- ge' landen als Hongkong. Een confectie- handelaar in de Britse kroonkolonie neemt al jaren achtereen zo'n 25.000 meter angora af van het Aardenburgse bedrijf. En tot vier jaar geleden hadden ook de Russen nog goed geld over voor een tri cot-artikel uit de oude collectie van de Zeeuws-Vlaamse breifabriek. „Dat raak ten we hier aan de straatstenen niet kwijt, maar in Rusland hielden we er twee orders van een paar miljoen gulden aan over", zegt Paridaen. Daar bleef het evenwel bij wat de Mosko- vieten betrof. Paridaen: „Ze hadden geen geld meer voor een nieuw contract en dan houdt alles op. Je kunt moeilijk een con tainer kaviaar ruilen tegen een container stof." Deze tegenslag was voor de Aardenbur gers allerminst een reden om te wanho pen. De vraag naar gebreide kleding zit de laatste jaren onmiskenbaar in de lift. „Het lijkt wel of de mensen op dit moment niets anders willen", is de ervaring van de Tri cot-Luxe directie. „Zeker 95 procent van het gangbare modebeeld wordt beheerst door breistoffen." Paridaen en Tas zitten nu zelfs zo ruim in het vel dat de relatieve terugloop van de foto Lex de Meester produktie in de zomermaanden geen en kel probleem oplevert. „Europa kent ge lukkig geen echte lange bloedhete zo mers", voegt Tas er snel aan toe. „En op een zwoele zomeravond is een warme trui toch lekker behaaglijk." Maar niets is zeker, zo beseffen ook beide directeuren. Paridaen: „Nu is het allemaal brei, brei, brei. Wat de modewereld ons over twee jaar biedt, weet niemand. Mis schien is het dan wel weer weef, weef, weef en stort onze markt in. Wat de toekomst brengt, moet je in deze branche gewoon afwachten." Pardidaen geeft toe dat dit een wankele basis is voor een bedrijfsvoe ring, maar zo zegt hij. als ondernemer moet je risico's durven te nemen, „Het breien zit ons nu eenmaal in de vingers. Van weven weten we geen snars." Marcel Modde Twee leraressen in de beeldende vakken, Machteld Remerie (26) en Brenda Ensing' (25) uit Groningen, slaagden er maar niet in vast werk te vinden. Het bleef bij een paar invaluurtjes hier en daar en die manier van werken gaf geen bevrediging. En toen was daar plotseling die advertentie van de Stichting Tromm (Toeristische en Recreatieve Ontwikkelingsmaatschappij Marengebied), waarin in wedstrijdvorm werd gevraagd om een recreatieve bestemming van het kerkje van het Groningse Houwerzijl. De winnaar zou de kerk tegen betaling van het symbolische bedrag van slechts 1 gulden kunnen kopen. Remerie en Ensing besloten hun idee - een theemuseum - in te zenden. In to taal kreeg Tromm zeventig reacties, waar van er uiteindelijk twintig overbleven. Maar de leraressen uit stad Groningen wonnen. Nu zijn ze al ruim anderhalfjaar bezig met hun museum De Theefabriek, annex theeschenkerij, waaraan ook nog een theewinkeltje is toegevoegd met 175 soorten thee in het assortiment, alsmede een groot aantal bijartikelen. Beide ondernemende vrouwen, die inmid dels in Houwerzijl zijn gaan wonen, zeg gen dat het winnen van de Tromm-wed- strijd veel publiciteit heeft opgeleverd. Wie iets nieuws begint, zal doorgaans zelf aan de bel moeten trekken om de benodig de aandacht van de media te trekken. „Maar bij ons was het andersom", zegt En sing. „Rondom die ene gulden is zo veel poeha geweest, dat de mensen naar ons toe kwamen met de vraag wanneer we zouden beginnen. Ze zaten gewoon te wachten op het resultaat." Ambassades Toch moest er heel wat gebeuren, voordat het museum zijn deuren kon openen. Bei de vrouwen hebben talrijke ambassades, internationale handelscentra en theepak kers aangeschreven om op hun voorne men te attenderen en medewerking te vra gen. Dat ging niet van een leien dakje. Re merie: „We kregen aanvankelijk niet veel gehoor. Men kende ons immers helemaal niet. Douwe Egberts was de eerste, toen volgde de rest. Ook hebben we heel veel medewerking gekregen van de Turkse ambassade. Dat lag wel voor de hand, want Turkse thee is hier nog niet zo be kend." Haar collega: „En tijdens de ope ning hebben we ontzettend veel gekre gen". Voorts kon het duo terugvallen op enkele subsidies en verleende de bank haar medewerking. Het resultaat mag worden gezien. In de Hoofdstraat van Houwerzijl wordt de aan dacht direct al getrokken door de kerkto ren, waaraan een enorm thee-'zalye' bun gelt: De Theefabriek. Daarnaast is de Theewinkel gelegen. Een gezellig, ouder wets winkeltje, waar naast 175 soorten thee in zakjes, flesjes, potjes, houten doos jes ook attributen als thee-eieren en -le pels, zeefjes, klontjes en wat niet al ver krijgbaar zijn. Die winkel moet worden ge zien als het toetje: immers een bezoek aan het museum en een (thee)drankje in het Theehuis zal ongetwijfeld naar meer sma ken. Omdat Remerie en Ensing van a tot z bij hun produkt betrokken zijn - zij hadden de leiding bij de inrichting van de onder neming, maar stelden ook de 'menukaart' samen en redigeerden het reclamemate riaal - is het een baan, die twaalf maanden per jaar volop werk biedt. Ook als het mu seum gedurende de wintermaanden gro tendeels is gesloten. De partners van de museumdirecteuren bieden waai- nodig de helpende hand en bovendien springen zonodig twee oproepkrachten in. De permanente tentoonstelling is heel educatief opgebouwd. Dat is gezien de op leiding van beide eigenaressen ook lo gisch. Beiden zeggen in hun nieuwe baan heel veel profijt van hun opleiding te heb ben, vooral tijdens de ontvangst van groe pen. Weliswaar is 'lesgeven' in thee en aanverwante artikelen iets heel anders dan doceren in een klaslokaal, maar er zijn wel degelijk overeenkomsten. Het opmerkelijke is, dat bezoekers niet zo zeer vragen hebben over de tentoonstel ling, maar wel zeer benieuwd zijn naar 'hoe het zo gekomen is'. Wie het museum induikt, wordt dadelijk geconfronteerd met een 'supermarkt'. In de schappen staan tal van soorten thee uitgestald. Zo immers ziet de klant thee: in een pakje, voorzien van een fleurige opdruk. Maar voordat het zover is, moet er heel wat ge beuren. Dus neemt De Theefabriek de be zoekers mee naar de theeplantage om te laten zien wat er allemaal moet worden verricht, voordat men thuis het hete water op de thee kan gieten. Er is een simpele diaserie met gesproken woord, die het produktieproces uitlegt, er is veel fotomateriaal en daarnaast zijn er zeer veel authentieke attributen, zoals de bekende theemanden en -kisten en 'hoop jes' thee in verschillende stadia van het proces. Wat fermenteren, verflenzen, kneuzen, scheuren en rollen is, wordt heel duidelijk uitgelegd. Theepotten Machteld Remerie (links) en Brenda Ensing in de theeschenkerij van De Theefabriek. fotoSiep van Lingen Maar er is meer. Zo kan men met eigen ogen zien, dat de bekende vliesdunne theezakjes-in-een-doosje niet in elkaar worden genaaid, maar worden gevouwen, dat thee vroeger in puntzakjes werd afge wogen en verpakt, dat er in 1930 al een elektrisch theezetapparaat (met klok) op de markt was, dat ook heel vroeger al met theeserviesjes werd gespeeld en dat de theepottenrage niet gezien kan worden als een trendy ontwikkeling. Ook vroeger waren er al heel gekke exemplaren. Tal van snuisterijen en reclamemateriaal zijn in de vitrines te ontdekken. Alles is heel overzichtelijk tentoongesteld. Zelfs een (oorspronkelijk privé)verzameling thee blikjes ontbreekt niet. In de theeschenkerij moet men niet zo maar 'een kop thee' bestellen. Er is een overzichtelijke en tegelijkertijd zeer boeiende theekaart samengesteld. Zo kan men kiezen uit 28 theesoorten, 7 theeme langes, 65 gearomatiseerde theeën, 12 exotisch gearomatiseerde theeëen, 26 'kruidentheeën', 9 theespecialiteiten - waaronder de oosterse begroetingsthee (thee met honing, anijs, kaneel en turks fruit) en Oostfriese thee (mit sahne und kluntje), 11 ijstheeën, 6 thee met eierdooi ers, waaronder de kolonelsthee (thee met melk, kaneel, nootmuskaat, kardemon, honing en eierdooier), 8 maal thee met een tic, waaronder Parijse thee (met sinaasap pelsap, cognac en rietsuiker) en exotische thee (groene thee met vruchtenlikeur en gehakte munt), twee soorten (seizoenge bonden) theebowl en twee variaties thee- punch. Terras Heel aardig is de 'oosterse hoek', bedoeld voor de echte theeceremonie. Maar wan neer die niet plaatsvindt, wordt hij be stormd door de jeugd. Want gezellig zit tend op je knieën theedrinken in zo'n apart hoekje is natuurlijk veel leuker dan bij je vader en moeder aan tafel zitten. In de zomermaanden is het in Houwerzijl heel goed toeven, dan wordt er een terras ingericht aan de rand van de kruidentuin voor de winkel. Remerie en Ensing stellen hun museum van 1 april tot 1 november dagelijks open. In het winterseizoen is De Theefabriek al leen in de weekeinden te bezoeken. Groe pen moeten hun komst van tevoren aan kondigen. Jeanette Stuurop

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1991 | | pagina 25