De schilder verft het tafelkleed wmtsiTt&mgt PZC Rekeningen van Luc Tack Skiën reportage 21 ZATERDAG 28 DECEMBER 1991 Ook een Rijksarchief vaart wel bij toevalstreffers. Zomaar een meneer uit Zeeuwsch-Vlaanderen, die in de studiezaal van het archief in Middelburg iets meer over zijn voorouders te weten wil zien te komen. Gesprekje met een van de dienstdoende archiefambtenaren. Blijkt de man uit Zeeuwsch-Vlaanderen een complete boekhouding van een eeuwenoud schildersbedrijf in huis te hebben. Liefhebberij, noemt hij die zorg voor het verleden. In Middelburg gaat de vlag uit. Luc Tack, gehuld in een ouderwetse verfschort, in zijn schildersmuseum in Cadzand. fotografie Camile Schelstraete In zijn verfwinkel annex schil dersmuseum in de Prinsestraat in Cadzand bladert Luc Tack te vreden door zijn debiteurenboe- ken. Hij heeft de bladzijden inmid dels gecopieerd. Binnenkort ver huist zijn boekerij naar het Rijks archief in Middelburg. De instel ling die zorg draagt voor het be houd van het Zeeuwse papieren verleden legt daarmee beslag op het eerste complete schildersar chief in de provincie. Een unicum voor Zeeland, misschien zelfs voor Nederland. Voor zover bekend zijn er tot nu toe geen bedrijfsarchie ven van schilders in zo'n goede staat in de kluizen van een Rijksar chief terecht gekomen. Het archief van Lucas Tack begint op 20 september 1797. Weduwe Jannis Batiste Becu in Groede heeft de achterkant van haar ta felkleed grauw laten verven voor de som van 3,5 cent. Voor het schil deren van de muren en de bedstee in het kernhuis staat 1 liter olijf- en 5/8 liter groene olijfverf op. Ook is er 3/8 liter gekookte olijfverf ver werkt. En de schilder heeft 1 ruit van 4 stuivers en 2 ruiten van 3 stuivers geleverd. Als werktijd staat 3 schoft genoteerd, wat neer komt op 3/4 werkdag. Het hele kar wei inclusief de materialen kostte de weduwe 1 Pond en 1/2 Grote Vlaams, omgerekend iets meer dan 6 gulden. Luc Tack (63) heeft inmiddels erva ring opgedaan in het lezen van het oude handschrift. De schilder, die afgelopen maand de leiding van zijn bedrijf overdroeg aan Piet van Hoorn, heeft al jarenlang een meer dan gemiddelde interesse voor de geschiedenis van zijn onderne ming. Het omrekenen van ponden en schellingen kost hem geen moeite. En de zwierige hanepoten van zijn voorvaderen hebben voor hem weinig geheimen meer. Die interesse heeft hem er toe ge bracht zelf in de gemeente- en pro vinciale archieven te gaan spitten. Met succes. Zo weet hij het begin van het schildersbedrijf Tack pre cies 250 jaar geleden te situeren. In Groede om precies te zijn, waar in 1741 in het belastingoverzicht van molenaars en middenstanders voor het eerst melding wordt ge maakt van Lucas de Meester, die voor 5 schelling werd aangeslagen. De Meester stond te boek als 'ver- wer en glazemaker', en heeft er waarschijnlijk ook loodgieters- werk bij gedaan. Het jaar daarop duikt hij op in de gemeentelijke re keningen, omdat hij ramen maak te voor het officierskamertje van Groede. Een vage omschrijving, maar meer dan voldoende om aan het Schildersbedrijf een eerbied waardige ouderdom toe te kennen. Bedrijfsnaam De bedrijfsnaam De Meester ver anderde in Tack, omdat Janna de Meester, de dochter van Lucas, op 12 mei 1766 met Isaac Tack trouw de. Die Isaac nam in zijn trouwjaar het bedrijf over van zijn schoonva der. Sindsdien ging de schilderson derneming steeds over van vader op zoon. met 'tussenregeringen' van vrouwelijke bewindvoerders. Na Isaac volgde in 1798 de eerste Lucas Tack. in 1847 weduwe J Tack-Frelier. 1854 weer een Isaac Tack, 1862 weduwe C.M. Tack- Coene. 1891 de tweede Lucas Tack, 1909 weduwe D.M. Tack-de Hondt, 1925 Dirk Rietveld Tack en in 1958 dê derde Lucas, of Luc, dezelfde die deze maand de zorg voor zijn be drijf heeft overgedragen aan Piet van Hoorn. De naam van de onder neming blijft ondanks die wisse ling van de wacht onveranderd Tack's Schildersbedrijf. De trouwakte van Janna de Mees ter en Lucas Tack heeft een promi nente plaats gekregen in het schil dersmuseum van de jongste Lucas Tack. De wortels worden gekoes- .terd in Cadzand. In het privé-mu- seum, dat op aanvraag bezichtigd kan worden, schetst Tack in grote lijnen de ontwikkeling van het schildersbedrijf. De ondernemer, die nu alle tijd krijgt om zich met nieuw elan in het verleden te stor ten, heeft de afgelopen jaren geen kans voorbij laten gaan om zijn verzameling aan te vullen. Uit het eigen bedrijf en uit de werkplaat sen van collega-schilders plukte hij die voorwerpen en materialen, die in hun eenvoud de lof zingen van het oude ambacht. Voor een rondleiding langs de uit gestalde attributen maakt Tack graag tijd vrij. „Kijk", wijst hij op een houten verfpot, „zo'n 250 jaar geleden werden de potten van hou tafval van de kuipers gemaakt. De naden, dat kun je zien, werden ge dicht met stopverf. Omdat het dik wijls voorkwam dat de schilders te weinig geld hadden om de kuiper te betalen, werd het potje een kla ploper genoemd." Naast de houten potten staan in het museum ste nen en ijzeren exemplaren. De in groenteblikjes verpakte verf is een fenomeen van de laatste dertig jaar. Lucas Tack heeft ook ijzeren verf- vaten van de schroothoop kunnen redden. In die vaten werd lijnolie, de basis voor grondverf, en stando lie met kleurstoffen gemengd. Alle museumstukken dragen het keur merk van de schilder, opgedroog de verfklodders getuigen van een intensief gebruik. „Voor mij moet het duidelijk zijn dat de voorwer pen ook echt gebruikt zijn. Ik heb hier een mechanisch aangedreven verfmolen staan, die ooit werd ge bruikt voor het malen van mee krap. Helaas is het apparaat hele maal schoon gemaakt, daarmee is de ziel uit de molen verdwenen." Mode Hulde aan het oude ambacht, hoe zeer de schilders in vroeger tijden ook moesten sappelen. Behan- grandjes, bedoeld als versiering langs de plafondranden, tampon- neerkwasten om zinkwitverf op het plafond aan te brengen, kam men voor het trekken van eiken en teakhouten patronen, talrijke sjablonen en rozetten van geperst papier vertellen het verhaal van de veranderde mode. Marmeren wrijf stenen met zware 'lopers' om lijno lie en poeder te mengen en glas- restelen - houten draagconstruc ties die op de rug konden worden bevestigd - laten zien dat het schil dersvak meer dan gemiddelde spierkracht vereiste. Een enkele keer sloeg Lucas Tack op zijn speurtocht naar verouder de materialen een grote slag. De pigmentkast en werktafel, die hij in originele staat over kon nemen van zijn collega Th. van de Boom in IJzendijke, betekenden een be langrijke uitbreiding van de collec tie. Zo heeft ook de inventaris van de werkplaats van schilder David Duininck uit Groede een veilig on derkomen in het Cadzandse mu seum gekregen. De verfbussen, krijtwitton en ammoniakflessen staan erbij alsof ze gisteren uit de schuur van de schilder zijn ge Schildersattributen op de krijtwitton: Alsof ze liggen te wachten op de schilder die even op karwei is. haald, die elk moment van zijn kar wei kan terugkomen. De aange koekte verf op de poten van de werkbank verraden de ambachts man die snel ergens zijn kwast uit moest smeren. Uit de krijtwitton haalt Tack drie stukjes hout, die uit de Hervormde Kerk in Groede afkomstig zijn. De oude ambachte lijke schilders hadden hun be roepstrots en lieten hun naam er gens op de kerkbanken achter, na dat ze het interieur van het Gods huis een grondige verfbeurt had den gegeven. Jacob Tacq vermeld de in 1848 ook de 1148 gulden, die hij voor zijn werk mocht innen. Dirk Rietveld Tack liet 1 maart 1930 zijn signatuur achter en Luc Tack deed hetzelfde op 21 maart 1952. Tack's Schildersbedrijf was eeu wenlang gevestigd in de Groese Molenstraat, het straatje dat aan gelegd lijkt om een mooi uitzicht op de kerktoren te bieden. Luc Tack kwam in 1943 in de zaak. Hoewel hij zijn meestersdiploma behaalde noemt hij zichzelf geen groot vakman. Dat hij als links handige per se rechts moest leren werken - volgens zijn vader mocht een schilder simpelweg niet links handig zijn, want zo kon je niet bij de klanten aankomen - kan daar mee te maken hebben. „Ik was meer een bedrijfsleider dan een schilder", vertelt Tack In 1958 nam hij de onderneming over. en een jaar later verhuisde hij naar Cadzand. „Omdat ik niets liever wilde dan dicht bij de zee wonen. Wat niet wegneemt dat ik na zo veel jaren nog steeds een Groenaar ben," Sinds 1969 moet Tack het vooral hebben van opdrachten van particulieren en enkele stichtin gen. Grote nieuwbouwprojecten liet hij aan zich voorbij gaan. „De zaak draait prima. We hebben nu acht schilders in dienst. Ja, ik sta er ook wel eens van te kijken als iemand voor 11.000 gulden exclu sief btw de boel binnen en buiten laat opschilderen. Daarbij moetje wel bedenken, dat de mensen vroe ger relatief nog meer voor schilder werk uitgaven." En dat is niet het enige verschil met vorige eeuwen. Uit de debiteu- renboeken van Tack blijkt dat par ticulieren lange tijd zelf nooit een kwast ter hand namen Voor elk wissewasje werd de ambachtsman ingeroepen, of het nu om het ver ven van een tuinhekje ging of om de binnenkant van de bedstee. „Vroeger hadden de mensen geen tijd. er werd van 's morgens vroeg tot 's avonds laat gewerkt. Pas in deze eeuw kreeg men vrije tijd, ik herinner me dat net voor de Twee de Wereldoorlog drogisterijen verf gingen verkopen aan de doe-het- zelvers. Dat was voor het schilders bedrijf een grote verandering." In het bedrijfsarchief, dat tot de dag van vandaag doorloopt en in totaal 20 banden beslaat, is de neerslag te vinden van die maat schappelijke ontwikkeling. Rond 1800 laat Marinus Mazure een 'blekken emmer' groen verven en heeft hij de schilder nodig om zijn 'gerrydam' - theestoof - te 'verlak ken en verschilderen'. De am bachtsman kon in die jaren geld verdienen aan het solderen en ver ven van een urinoir, in de rekening treffend als pisbak omschreven. Het standsverschil liet zich in de tijd van de eerst Tacks nog danig gelden. Alledaagse dorpelingen werden zonder verdere plichtple gingen met hun voornaam in het kasboek opgenomen. Ging het echter om vermogenden uit Mid delburg, die in de omgeving van Groede bezittingen hadden, dan kon er plotseling sprake zijn van 'Den Wel Edelen Strengen Heer Mr Jacob Snoeck Hurgronje, lid van den Raad van de Prefecture van het Departement der Monde van de Schelde'. De aanhef nam meer regels in beslag dan de rekening zelf. In het debiteurenboek. waarin de werkzaamheden en verdiensten vanaf 1922 tot 1958 staan opgete kend, valt in de na-oorlogse jaren een simpeler registratie waar te ne men. Steeds meer rekeningen heb ben betrekking op de levering van verf of glas, zonder dat de schilder zelf in actie moet komen. Het archief van Tack's Schilders bedrijf is voor het Rijksarchief in Middelburg een belangrijke aan winst. Het verleden laat zich nu eenmaal alleen reconstrueren, als er uit alle lagen van de samenle ving bouwsteentjes bewaard blij ven. De meer dan twee eeuwen ou de bedrijfsadministratie van Luc Tack brengt een verdere kleurver- fïjning aan in het beeld van het Zeeuwse verleden. Wat kan een schilder meer wensen? Jan van Damme 7\T a de oorlog moest er in 1V Berlijn puin geruimd worden en de grote vraag was natuurlijk: waar laten we het allemaal. In het westelijk deel van de stad belandde 25 miljoen kubie ke meter in een van de grote bossen buiten het centrum. Daar ontstond de 117 meter hoge Duivelsberg. Een ech te berg is het natuurlijk niet. maar een hoogtever schil van ruim 100 meter en een verval van 22 procent zijn voldoende o?n te skiën, dacht menig Berlijner. En zo geschiedde. Als er sneeuw ligt in de stad. trekken de ski-liefhebbers naar de Duivelsberg en sla- lommen de korte helling af. Als de sneeuiv een langer le ven beschoren is. worden er ski-cursussen gegeven. Vo rig jaar vonden zelfs de Ber- lijnse ski-kampioenschap pen op de Duivelsberg plaats. Maar' ben je naar anderhalve minuut bene den. dan begint de ellende pas. De ski's moeten af. de tanden dienen samengebe- ten te worden ivant de berg laat zich alleen te voet be dwingen. Eji ivie heeft er vandaag de dag nog een moeizame voetmars van ze ker tien minuten voor over om 90 tellen later weer be neden te zijn? Hubertus Midler, voorzitter van de Berlijnse ski-club kent de oplossing: er moet een lift komen. In de jaren zestig was er een. maar die moest weg van de Amerika nen, omdat hij hun radar zou storen. Aangezien de politieke situatie drastisch is veranderd en de Ameri kanen zullen vertrekken, zou die barrière dus uit de weg zijn geruimd. Midler droomt al van radio-mel dingen in de trant van: „Een mededeling voor de wintersporters: Op de Dui velsberg in Berlijn is de sneeuwsituatie uitstekend. Alle liften zijn in bedrijf, de loipes uitgezet. Skiers wor den verzocht hun auto thuis te laten en van het open baar vervoer gebruik te maken." Maar Mullers mooie droom is voor de natuurbescher mers een nachtmerrie. Zij maken zich nu al grote zor gen over de langlaufers, die bij een beetje sneeuw op en rond de Duivelsberg actief zijn. Alpine-sport en dan nog zes tot acht weken per jaar als Midler niet alleen zijn skilift mag bouwen, maar ook nog met een sneeuwkanon voor kunst sneeuw mag zorgen Nee. dank u, zegt miliebe- schermster Marie-Louise Buchner. Ook. de plantsoe nendienst staat niet te jui chen. Hoewel de materiële schade al lang verholpen is, zijn ze daar de geestelijke klap van 1986 nog steeds niet te boven. Toen vond er als reclamestunt voor de stad op de Duivelsberg een wedstrijd om de ivereldcup slalom plaats. Het publiek ivas laaiend erdhousiast maar de natuurbescher mers keken met bloedend hart toe. Dat riooit meer, ivas hun slotsom. Voor ski-fan Hubertus Mul ler mag het allemaal best een beetje kleinschaliger, als er maar een lift komt. En het venvijt dat het milieu schade wordt berokkend, brengt hem niet van zijn lange latten. Midler heeft een tegenargument. In Ber lijn zijn, zegt hij, ontzettend veel wintersportliefheb bers. Als die er allemaal op trekken om buiten de stad hun hobby te bedrijven, be tekent dat veel autoverkeer en dus veel idtlaatgassen. En dat is toch ook niet be paald milieu-vriendelijk. Daarin heeft de voorzitter van de skiclub ook weer ge lijk. En dus blijft hij strijden voor zijn lift. Maar er zullen nog heel wat zweetdruppel tjes worden vergoten bij het beklimmen van de Duivels berg, voordat de lift er is en Berlijn er een attractie bij heeft.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1991 | | pagina 21