Ik kan nog heel wat klappen verduren
PZC
reportage
Joop de Boe
ZATERDAG 28 DECEMBER 1991 19
Hij heeft een grondige kennis van de regels en wenst die toe te passen.
Maar mr Johannes Adriaan de Boe uit Poortvliet - 'zeg maar Joop, dat
praat makkelijker' - heeft daar de wedstrijd niet mee kunnen winnen. Het
gaat in de politiek als in voetbal. Bekendheid met de regels en een goede
balbehandeling zijn nuttig, maar aan het scoren gaat meer vooraf: emotie,
inzicht. Tackles, het onderuithalen van de tegenstander op het moment dat
de scheidsrechter even is afgeleid. Het venijnig gebruik maken van de
ellebogen en het trekken aan shirtjes.
De Boe (50 jaar) heeft de afgelopen tien jaar binnen de CDA-fractie in de
provinciale staten van Zeeland het spel gespeeld. Als statenlid, als
voorzitter van de fractie en als gedeputeerde. Hij heeft ervaren dat men niet
alleen de tegenstander in de gaten moest houden, maar ook binnen de eigen
ploeg beducht moest zijn voor ongeoorloofde slidings. Eind 1991 kijkt hij
aan tegen een rode kaart van het landelijk partijbestuur.
Dat naar zijn oordeel een onjuiste slotsom heeft getrokken en waarvan valt
te betwijfelen of het over de vereiste arbitraire bevoegdheden beschikt.
Velen mogen menen dat hij zijn verlies nu maar moet nemen, voor Joop de
Boe is de wedstrijd nog niet uitgespeeld. Hij is nog niet van zins het veld te
verlaten.
Het zijn de dagen waarin de ene
afwijzing door de andere is
gevolgd. De algemene vergadering
van het Zeeuwse CDA heeft hem het
dringend advies gegeven zijn zetel in
de staten eraan te geven en enkele
dagen later heeft hem een brief
bereikt van het landelijk bestuur van
de partij. Het schrijven was dan wel
per abuis gericht aan mr J. H. de Boe
inplaats van aan mr J. A. de Boe en
het was weliswaar een afschrift
inplaats van het origineel maar dat
zijn van die kleinigheden waar men
zich niet te zeer aan moet storen. Hoe
dan ook, de boodschap was
ondubbelzinnig en luidde - vrij
vertaald: daar is het gat van de deur.
Niet direct een mededeling waar een
politicus, die een jaar geleden nog
deel uitmaakte van het dagelijks
bestuur van de provincie Zeeland
uitbundig van wordt, zou men
denken. Dat is De Boe dan ook niet
maar bij ontmoeting te zijnen huize
maakt hij evenmin een
terneergeslagen indruk. „Het is
wonderlijk", zegt hij, verwijzend
naar de fractievergadering van
enkele dagen daarvoor. „De
stemming was normaal. Niet
vijandig nee. We hebben gewoon met
elkaar gepraat."
De fractie, dat is de club waarover we
kort tevoren enigszins zijn bijgelicht
door een promiment CDA-man. Die had
het over de solidariteit van de bronsttijd.
Tien jaar lang is binnen de kudde van het
CDA in Zeeland geestdriftig strijd gele
verd om erachter te komen wie nu eigen
lijk de sterksten waren en wie dus als eer
sten verantwoordelijkheid zouden dragen
voor het voortbestaan van de soort. Nor
maal wordt dat na verloop van tijd wel
duidelijk, maar in dit geval duurde de
bronsttijd maar voort en leverde ernstige
uitputtingsverschijnselen op. Benevens
gehavende deelnemers en enige uitval.
Geen duidelijke winnaars. De Boe ver
keerde op verschillende plaatsen in de
kudde. Een aantal jaren vertoefde hij op
de flanken, de laatste jaren in het hart.
Thans zou hij de groep moeten verlaten.
Hoewel, de fractie zelf is wat dat betreft
nog altijd niet tot een standpunt geko
men. We praten er urenlang over, probe
ren zijn antwoord te krijgen op de vraag
wat zich toch precies heeft afgespeeld en
hoe hij in zijn huidige positie is beland.
Het leidt bij herhaling tot dezelfde consta
tering: ..Ik begrijp het werkelijk niet."
Lampjes
Zijn vrouw Titia draagt koffie''en fris
drankjes aan en is gedurende vrijwel het
hele gesprek aanwezig. Tussendoor ko
men drie van de vier dochters een hand
geven. De Boe kijkt vergenoegd, meldt
dat zijn oudste dochter in Leiden stu
deert, wijst naar de kerstboom in een hoek
van de kamer en zegt: „Die lampjes zijn
seriegeschakeld. Als je politieke besluit
vorming ziet als een parallelle schakeling,
dan kun je één lampje losdraaien en de
rest blijft branden. Ik zie grote beleids
voornemens als een serieschakeling.
Draai je één lampje los. dan is het hele be
sluit weg. Daarom moetje als bestuurder
altijd zorgvuldig en diepgaand kijken
naar verbanden." Waarmee hij reageert
op de ten provinciehuize nogal eens geuite
klacht dat hij als gedeputeerde door amb
tenaren vervaardigde samenvattingen
achteloos terzijde schoof om zelf alle ach
terliggende stukken te bestuderen. Hij
zegt: „Ik heb altijd een zekere zorgvuldig
heid nagestreefd. Ik kan me niet bij voor
baat neerleggen bij zaken waarvan ik de
achtergronden niet ken. Dat heeft niets
met argwaan te maken. En het is zeker
geen diskwalificatie van ambtenaren als
ik beweer datje niet op ze mag leunen. Je
moet gewoon je eigen "verantwoordelijk
heid nemen. Trouwens, het is natuurlijk
niet zo dat ik alles nog eens ging doorne
men. Je weet dat dat fysiek onmogelijk
zou zijn."
Om de serieschakeling te kunnen door
zien begon Joop de Boe in 1974 aan een
rechtenstudie die hij vijfjaar later met het
doctoraal examen afsloot. Staats-en be
stuursrecht, economie en privaatrecht.
Op 37-jarige leeftijd kon dat jongetje uit
de polder bij Kattendijke mr voor zijn
naam zetten. ,,Ik wilde bestuurlijk werk
doen en ik deed die studie om mijn intel
lectueel vermogen te testen," verklaart
hij.
Dat jongetje uit de polder. „Kattendijke
(Post. Goes) heette het toen. Daar ben ik
geboren, als jongste van twee zoons van
een landarbeider. In materiële zin waren
we arm. 's Zondags kreeg je een reepje
kaas op brood datje, als je het in blokjes
sneed, bijna niet meer zag liggen. Wij aten
stroopvet op brood. Maar er was ook een
andere kant. We vormden een hecht gezin.
Het was goed als 's winters de kachel snor
de en je luisterde naar de Bonte Dinsdag-
avondtrein op de radio of naar Mastklim-
men. De Vara en de NCRV. dat klopt Kat
tendijke was één van de lichtere dorpen.
Men liet elkaar wat ruimte. De muziekver
eniging, daar zat iedereen in, kerkelijk of
niet kerkelijk. De omschakeling naar een
nieuwe tijd met andere sociale verhoudin
gen verliep er geleidelijk. Via de hervorm
de kerk, De boeren vertrokken uit de ker-
keraad en de arbeiders kwamen er in. Mijn
vader was één van hen."
Bronchitis
Het jongetje Joop de Boe was vaak ziek.
Astmatische bronchitis. „In de mooie zo- -
mer van 1947 was het erg. Ik heb een half
jaar in bed gelegen. Je kamertje wordt dan
wel heel klein. Vlak voor de school begon,
in april 1948 kwam ik er weer uit. Ik moest
opnieuw leren fietsen. Die manier van op-,
groeien blijft je wel bij. Je ging lopend
naar school, vier keer per dag anderhalve
kilometer. Ik mocht niet hardlopen, dan
raakte ik in ademnood. Als anderen dat
wel deden, was het niet altijd even makke
lijk; daar denk ik nog wel eens aan terug.
Er gaat nogal wat plezier aan je voorbij."
Zijn ziekte leidde tot een andere vervolg
opleiding na de lagere school dan in de so
ciale klasse waartoe hij behoorde gebrui
kelijk was. Het werd de mulo in Goes.
Over zijn jeugd: „Spelen, daar kwam niet
zoveel van. Je had de Vereniging Eigen Erf
die bevorderde dat landarbeiders een
stukje eigen grond hadden. Dat beteken
de dat je-werkte, 's Avonds bonen pluk
ken. na school. Je had altijd wat te doen.
In de vakanties werkte je ook. Ik ken de
Yerseke Moer bij avond met een trekker
en twee voer bietenloof. Ik vond dat mooi.
Het spelelement kende je ook wel. dat was
er tussen de bedrijven door."
Na de mulo ging hij naar de rijkskweek
school in Middelburg. „Een bewuste keus.
Ik wilde bij het onderwijs: omgaan met
kinderen en ze wat leren. Je kunt wat doen
voor anderen. Op Kattendijke begreep
niet iedereen wat ik deed. Er waren er nog
al wat die dachten dat ik voor dominee
studeerde. Met een vader in de kerkeraad.
Ook in mijn kweekschooltijd was er het
werk. 's Morgens om drie uur op om
bloemkool van het land te halen. Met m'n
vader en m'n broer. Als we een bakfiets vol
hadden, gingen er twee eten. De derde
moest op de bakfiets blijven zitten, anders
kiepte die. Ik ging er dan mee naar Kapel-
Ie, naar de veiling en vandaar naar
school."
In 1964 kwam hij van de kweekschool. Op
'een donderdag. De maandag daarop
stond hij voor de eerste drie klassen van
de openbare lagere school in Kats. „Open
baar onderwijs ja. Dat is niet vreemd met
mijn achtergrond. Mijn geloof houdt in
dat God een plan met mensen heeft en dat
je daar naar moet luisteren. Volgens de la-
ger-onderwijswet werd je geacht kinderen
op te voeden tot alle christelijke en maat
schappelijke deugden. Je was vanuit een
bepaalde geloofsovertuiging bezig met je
werk. Ik heb later toen ik in Poortvliet
kwam het kerstevangelie door de leerlin
gen laten omzetten in kindertaal. Mijn
dochters komen er nog mee van school:
'Kom. we gaan de kamelen halen'. Wat
mooi was in Kats: in de achtertuin van de
school werd de Zeelandbrug gebouwd. We
hebben hem wat nagebouwd: in wc-rollen,
in lucifers. Je kon die brug op allerlei ma
nieren gebruiken. Ik gebruikte de maten
voor het rekenen. De pijlers hadden drie
poten - dat kon je gebruiken bij het leren
van de tafel van drie."
De Zeelandbrug maakte de Zeeuwse we
reld groter. En intussen had Joop de Boe
in Goes de televisietoren zien groeien,
symbool voor de kijkkast die de hele we
reld in de huiskamers zou brengen. „Twee
dagen voor John Kennedy werd ver
moord. kregen wij televisie. Je nam daar
opeens heel direct kennis van. Dat ge
beurde bij mij in een leeftijdsfase waarin je
de wereld dimensionaler gaat bezien. Het
was boeiend."
In 1966 begon De Boe actief deel te nemen
aan de politiek. „Daar heeft Hans van
Mierlo misschien wel aan meegewerkt.
D66 vestigde de aandacht op de politiek.
Ik werd lid van de Christelijk Historische
Unie. Als je wat wilt veranderen, moet je
meedoen, niet. aan de kant blijven staan.
Ik dacht na over vraagstukken als
rechtvaardige verdeling, je had de indus
trialisatie, de ontwikkelingen in de land
bouw. Er werd in mijn jeugd veel over de
oorlog gesproken. Dat had mijn belang
stelling voor vraagstukken van oorlog en
vrede gewekt. Ik wilde me oriënteren. Je
moet aan politiek doen. De politiek wil be
zig zijn voor de samenleving. Ik zie het
niet als een bezigheid die gericht is op het
verkrijgen van macht. Als je het,zó ziet. ga
je eraan voorbij dat je je wilt inzetten. Het
gezag moet overwinnen, niet de macht.
Het is net als op school. Steeds straffen
uitdelen vanuit een machtspositie, daar
bereik je geen respect mee."
In 1969 wordt De Boe 'het jonge hoofd ener
school' te Poortvliet. Hij cloet er zijn werk
met vreugde, maar na een jaar of vijf wil
hij toch zien of hij in staat is een studie
rechten te doen om in het middelbaar en
later het hoger economisch en admini
stratief onderwijs te raken. Van de 326 stu
denten die in 1974 hun studie begonnen
bij de Rotterdamse kring van repetitoren
sluit hij zijn studie in 1979 als vijfde af.
„Daar ben ik best trots op. Ik ben ook
maar gewoon een mens." Intussen gaat hij
nadrukkelijker een rol spelen in de provin
ciale politiek. Eind jaren zeventig is hij
voorzitter van de CHU in Zeeland. In 1981
treedt hij toe als lid van de CDA-staten-
fractie. Huib Eversdijk, al enige tijd lid
van de Tweede Kamer, vertrekt. „Het was
een rottig moment om er in te komen",
herinnert De Boe zich. Eversdijk en Don
waren de toonaangevende figuren in de
staten. Dat lieten ze goed merken. Waar
sterken aan het woord zijn, moeten de an
deren zwijgen. Balkenende werd fractie
leider zonder tevoren de kans te hebben
gehad zich te profileren. Dat maakte het
moeilijk."
Builen
Dat kan men wel stellen. In het rapport
van de commissie 'Zeeland' dat in oktober
van dit jaar in de openbaarheid komt,
wordt het beeld geschetst van een Zeeuws
CDA onder de builen en de schrammen.
De commissie, die onder leiding van oud
minister C. P. van Dijk van binnenlandse
zaken het deksel eens van de beerput
heeft getild, rapporteert dat binnen de
statenfractie sprake is van zeker tien jaar
durende tegenstellingen en spanningen,
die een bedreiging vormen voor de positie
en bestuurskracht van het CDA in de pro
vincie. Er wordt melding gemaakt van
diepe frustraties, die gefnuikte aspiraties
veroorzaken.
„Neem plaats in de fractie van het CDA en
u bevindt zich tussen een mand met slan
gen ter linker- en een wespennest ter rech
terzijde. Het is dus gebeten of gestoken
worden", zo is de toestand eens treffend
omschreven door Evert Nieuwkerk. pro
miment christen-democraat en plaatsge
foto Lex de Meester
noot van De Boe. Het heeft De Boe er niet
toe gebracht het politieke handwerk te
ruilen voor milder stemmende bezighe
den. In 1987 wordt hij fractieleider. Hij
voelt geen lust het rapport van de com
missie Van Dijk punt voor punt van com
mentaar te voorzien, maar geeft toe dat
het „wel een moeilijke periode" was. „Het
was niet eenvoudig als eenheid te blijven
functioneren. Ik heb wat nieuwigheden
geïntroduceerd. We zijn van bedrijfsbe
zoeken verslagen gaan maken en gaan
zien hoe we daar beleidsmatig iets mee
konden doen. Ik heb speciale dagen op
touw gezet, onder andere over welzijn en
milieu. Op die manier heb ik geprobeerd
het statenwerk te verdiepen en te voorko
men dat men alleen maar naar elkaar
bleef kijken, Ik kijk ondanks de moeilijk
heden met plezier op het voorzitterschap
terug."
In december 1989 verschijnt De Boe in het
college van gedeputeerde staten. Hij volgt
drs R.C.E. Barbé op, die burgemeester
van Terneuzen wordt. De CDA-fractie
heeft De Boe aangewezen met acht tegen
zeven stemmen. Economische zaken zal
hem als beleidsterrein toevallen. Dat ziet
er niet opgewekt uit. Met de steun van de
kleinst mogelijke meerderheid komt hij
op een post, die tot- dan toe met flair door
Barbé werd bemand. De post ook die fel
wordt begeerd door gedeputeerde J. B.
VentevogeL Geconfronteerd met de vraag
of hij er niet verstandiger aan had gedaan
af te zien van het lidmaatschap van gede
puteerde staten of in ieder geval van de
portefeuille economische zaken, reageert
hij formeel. „Er moest over de opvolging
van Barbé een besluit vallen. Dat kwam
er. met acht tegen zeven stemmen. Vol
gens afspraak zou ik vervolgens de steun
van de fractie krijgen. Ik neem mensen se
rieus en ik ben dus van die steun uitge
gaan. Dat ik economische zaken zou gaan
doen. berustte op een besluit van de frac
tie. Het kan wel moeilijk zijn iemand op te
volgen die door de wol geverfd is, maar
daar moetje niet voor terugdeinzen. Dat-
zal misschien een stuk naïviteit zijn. Maar
er was na een lange discussie besloten dat
er geen portefeuillewisseling zou zijn Bo
vendien ging ik ervan uit dat ik in het col
lege geen tussenfiguur zou zijn en dat ik
tijd zou krijgen er iets van te maken."
Die tijd kreeg hij niet. In november van
het vorig jaar trof een ambtenaar De Boe
nogal bedrukt kijkend in zijn kamer op
het provinciehuis. „Je ziet hier een ex-ge
deputeerde". verklaarde De Boe voorspel
lend- Een aantal afdelingen van het CDA
had zijn tweede plaats op de lijst voor de
verkiezingen van maart omgezet in een
negende. Het Zeeuwse CDA-partijbestuur
zag toe en stak geen hand uit. Op de sug
gestie dat men op provinciaal bestuurlijk
niveau zal hebben gedacht dat de zaag het
werk maar moest doen, zegt De Boe, de
handen geheven: „Dat kan ik me niet
voorstellen, dat mensen zo in elkaar zit
ten. We hebben er hier thuis natuurlijk
lang over gepraat, maar het blijft onbe
grijpelijk. Ik begrijp het werkelijk niet."
De Boe gaat de verkiezingen tegemoet
zonder veel perspectief. Binnen het colle
ge van gedeputeerde staten „liep het con
tactueel met Ventevogel niet zo makke
lijk", naar hij onderkoeld meedeelt. Zijn
populariteit in het hele gezelschap daalt
aanzienlijk als hij begin maart 1990 af
stand neemt van de belastingaffaire met
de motivatie dat inkomstenbelasting een
privézaak is en dat nooit rechtsgeldige be
sluiten zijn genomen over betalingen door
het provinciebestuur aan de fiscus. „Ik
heb de indruk dat ze mijn opstelling in die
zaak niet op prijs gesteld hebben", zegt
hij. niet zonder gevoel voor understate
ment.
Signaal
In maart van dit jaar wordt het hem te bar.
Het Zeeuwse CDA-bestuur meent dat De
Boe niet moet terugkeren in het dagelijks
bestuur van de provincie en het wordt
daarin gesteund door de statenfractie. De
vierentwintighonderd voorkeurstemmen
die op hem zijn uitgebracht doen de ba
lans niet in zijn voordeel omslaan. De Boe
stapt ogenblikkelijk op, enkele weken
voor het nieuwe college zal aantreden.
„Het was meer een signaal dan dat het
functioneel was", zegt hij achteraf. „Ik
had niet meer het vertrouwen en dus vond
ik dat ik weg moest gaan."
Rest zijn lidmaatschap van de staten. Te
rug naar af dus, met dien verstande dat De
Boe thans geenszins in de luwte verkeert.
De commissie Van Dijk verwijt hem star
heid en onverzoenlijkheid en oordeelt dat
er weinig in zijn vooropleiding en ervaring
was om hem destijds als bij uitstek ge
schikt te kwalificeren voor 'de zware post
die hij kennelijk ambieerde'. Het landelijk
dagelijks bestuur van het CDA verzoekt
hem de staten te verlaten. Zijn antwoord:
„Ik denk dat ik nog heel wat klappen kan
verduren. Ik zie niet waarom ik moet ver
dwijnen. In de brief staat ook niet dat ik
weg moet. Ze doen een dringend beroep.
Ik zie ook niet waarom ik moet zwijgen.
De vraag naar opleiding, die stel je niet.
Die is aan de huidige CDA-leden in het
college van gs ook niet gesteld. Als ik
daarover een opmerking maak, dan mag
dat blijkbaar niet."
Hij laat in het midden of hij een civiele
procedure tegen de commissie Van Dijk
overweegt. Zegt: „Wat de commissie heeft
gesteld, is beledigend. Het brengt mij in
diskrediet. Het openbaar belang is niet ge
diend met. die beweringen."
Zondebok
En over zijn starheid en onverzoenlijk
heid: „Laat men dat bewijzen. Ik zou niet
bereid zijn de verschillen van mening bij
te leggen. Een niet onaanzienlijk deel van
het CDA in Zeeland wilde een commissie
van goede diensten om na te gaan of de
standpunten tot elkaar gebracht zouden
kunnen worden. Ik was daar graag toe be
reid maar ik krijg de kans niet. Het rap
port van de commisie Van Dijk is verengd
tot het probleem Joop de Boe. Ik ben niet
een rondschrijdende manipulator. Ik wil
zoeken naar een mogelijkheid tot verzoe
ning; met behoud van eigenwaarde. Poli
tiek is een zaak van mensen en ik ben een
mens dus wat. dat betreft ben ik wel ge
schikt. Maar ik ben niet bereid akkoord te
gaan met de oplossing: 'Kies een zonde
bok, stuur die de woestijn in en ga voort in
vreugde'. Daar pas ik voor. De gezindheid
van Christus kan toch niet betekenen dat
je iemand kunt excommuniceren! Een
royement Dat gebeurt niet. Dat wil men
niet. Daar moet men trouwens ook een fei
telijke reden voor hebben. Ik onderschrijf
de doelstellingen van het CDA. Ik blijf lid
van het CDA."
Hij ziet niet om in wrevel, heeft geen hekel
aan mensen gekregen, zegt hij met grote
stelligheid. En hij vertelt hoe de laatste
fractievergadering onder leiding van Ven
tevogel eindigde. „Ik heb hem een hand
gegeven en gezegd 'Het ga je goed Jaap' en
hij zei 'Dank je wel Joop'. Dat duidt toch
niet op vijandschap."
Er heerst geen wrok ten huize van mr Jo
hannes Adriaan de Boe te Poortvliet.
„Hier zit geen treurwilg." Sinds augustus
geeft hij weer les aan de Hogeschool Zee
land in Vlissingen en hij doet dat met ple
zier, zegt hij. „Er ontstaat steeds nieuwe
jurisprudentie. In januari 1992 hebben we
een nieuw burgerlijk wetboek. Dat moetje
bijhouden. Het is boeiend, je moet zorgen
datje scherp blijft."
„Er is zoveel te genieten. Mijn gezin, orgel
les met twee van mijn dochters, ik voetbal
ook nogja."
„Mensen denken misschien: 'die heeft een
plaat voor z'n kop'. Dan vergissen ze zich.
Ik wil me blijven inzetten. Niet om te win
nen. Als je alleen maar wilt winnen, zie je
alleen de racebaan en niet de mensen aan
de kant. Als je coüte que coüte je al dan
niet herlevende ambities najaagt dan
wordt je perspectief dat je vervelend
wordt voor je omgeving. Het levert niets
anders op dan tijdnood en ruimtegebrek."
„Nee. dit vreet niet aan me."
A.J. Snel