Kussen
op je
praatzieke
oogjes
Een straf voor succes
PZC
Janus Secundus
Misverstanden
van betekenis
iip
Het geld
en de
letteren
kunst cultuur
letterkundige kroniek
vertaald
1
VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1991
J.P. Guépin schreef een indrukwekkend ogend boek De
kunst van Janus Secundus. De kunst die Janus Secundus
(1511-1536) zijn lezers bij wilde brengen is de kunst van het
kussen. Zijn kusgedichten, de Basia, behoren tot de meest
invloedrijke poëzie ooit door een Nederlander geschreven.
De renaissancedichter Janus
Secundus schreef zijn verzen
in het Latijn. De Neolatijnse litera
tuur bloeide in zijn dagen, ieder be
schaafd man beheerste de taal van
de Romeinen. Destijds was het
schrijven in het Latijn een garantie
voor brede, internationale ver
spreiding. Tegenwoordig is in het.
Latijn geschreven te hebben, een
garantie voor vrijwel volstrekte
vergetelheid. De literatoren had
den verwacht dat het heel anders
zou lopen dan het gelopen is. De
volkstalen zouden sterven en het
universele Latijn voortleven, ver
onderstelde men. De grote Engelse
dichter Milton schaamde zich er
voor 'iets in het Brits (te) knarsen'.
Hij voorzag zo 'onbekend in de toe
komst en totaal onberoemd in
het buitenland' te zijn.
J. P. Guépin noemt in zijn omvang
rijke werk De kunst van Janus Se
cundus. De 'Kussen' en andere ge
dichten de jong gestorven Neola
tijnse schrijver uitdagend 'onze be
roemdste dichter'. Onjuist natuur
lijk als men in ogenschouw neemt
hoe onbekend Janus Secundus is
bij het Nederlandse publiek. Niet
helemaal ongerechtvaardigd wan
neer men onderkent dat specialis
ten uit de hele wereld zich met hem
bezighouden. In het buitenland is
Janus Secundus meer een begrip
geweest dan Vondel of Hooft, Ach
terberg of Leopold. Mogelijk zal
Guépins boek het aanzien van de
dichter ook in ons taalgebied doen
stijgen. Het is toe te juichen dat er
na bijna negentig jaar eindelijk
weer eens een vertaling van zijn be-
langrijkse verzen beschikbaar
komt. Guépin deed namelijk niet
alleen studie, hij maakte ook fraaie
bewerkingen.
De vertaler is niet altijd precies,
maar betoont zich bondig en vorm
vast. Vooral is te waarderen dat hij
de lichte, speelse toon van Secun
dus' Basia. de kusgedichten. recht
heeft weten te doen. De dichter zelf
vond zijn verzen, waarin de kus in
alle mogelijke variaties en einde
loos veel aspecten beschreven
wordt, heel netjes. Maar omdat hij
'casta basia' (kuise kussen) be
zong, dreven sommigen die meer
opwinding hadden verwacht de
spot met hem. Hij verweerde zich
in een gedicht: 'Parcite. turpicu-
lae, mentula nulla mihi est', door
Guépin vertaald met: 'Spaar je de
moeite, viezerikken. ik heb er geen
lui in.' Secundus verklaart vervol
gens tot welke lezersgroep hij zich
dan wel richt in de Basia:
En ik zing niet voorjidlie, en ik kus
niet voorjidlie:
laat dit lezen de onervaren verloof
de van een tedere jongen,
of haar tedere vriend, die nog niet
rijp is voor de wapenen
die de gulle Venus op allerlei ma
nieren op hem beproeft.
In de bundel zelf stelde hij 'me
vrouwen en kuise kleine meisjes' in
vergelijkbare bewoordingen ge
rust. 'Nulla hie carmina mentula-
ta', heet het. Guépin maakte daar
van: 'Hierin deze gedichten is geen
lui te vinden'. Niet de meest ade
quate weergave dunkt me. De
woordenboeken mogen voor 'men
tula' braaf 'mannelijk lid' geven.
Adams noemt het woord in zijn
The Latin sexual vocabulary vol
komen juist 'the basic obscenity
for the male organ'. Het hier door
Secundus gebruikte 'mentulata' is
evenwel een verkleinwoord. 'Lui' is
daarom te kras. 'piemeltje' vol
staat.
In de kus-gedichten wordt dikwijls
Neaera genoemd, een van de door
Janus Secundus aanbeden vrou
wen. Een andere, die op zijn vere
ring rekenen mocht, was de Me-
chelse prostituée Julia. Ze speelt
een rol in zijn dichtwerk. Guépin
presenteert naast de kusgedichten
onder meer ook een elegie uit het
boek Jidia. Secundus vereeuwigde
haai" ook op een penning, voorzien
van het opschrift 'Julia gegraveerd
door de hand van de dichter haar
met recht en reden stelt 'om spel,
ontspanning, jok en luim:' Het
wekt daarom verbazing tot hoe
veel commentaar deze op het eer
ste gezicht weinig gecompliceerde
gedichten aanleiding geven. Gué
pin maakte van De kunst van Ja
nus Secundus een erudiete verto
ning, een demonstratieterrein van
zijn belezenheid. Het boek is een
inleiding tot de poëzie van Janus
Secundus, meteen ook wordt een
cultuurhistorische schets geboden
en vergelijkende literatuurweten
schap gedoceerd.
Zo is er een afdeling met 'Omrin
gende gedichten' waarin men in
origineel en in vertaling kennis
TTT
minnaar'. Een afbeelding van deze
penning vindt men in Guépins
boek, merkwaardigerwijs ontbre
ken portretten van de dichter of
schoon die wel degelijk bestaan.
Secundus werd geboren in Den
Haag. Ook twee van zijn broers
waren actief als dichter. Een van
die broers bezorgde in 1541 de eer
ste editie van Janus' werk. Na een
rechtenstudie vertrok deze in 1533
naai- Spanje, Hij werkte in de hof
houding van de aartsbisschop van
Toledo. Na enige jaren keerde hij
ziek terug, hij overleed te Saint-
Amand. Zijn werk kan geheel als
jeugdpoëzie worden beschouwd,
het gaat in de Basia zoals Guépin
kan maken met poezie van Plato,
Catullus. Martialis, diverse Neola
tijnse dichters. Louise Labé. Mal-
larmé. Er is een literatuurlijst, een
index, een notenapparaat. P.
Tuynman werd gevraagd zijn visie
te geven op 'de handschriften en
overige bronnen voor de teksten
van Secundus'. Hij toont aan dat
de uitgave van 1541 heel betrouw
baar is en heeft daar zeventig blad
zijden voor nodig.
Guépin zelf weet. zich evenmin te
beperken als het op toelichten
aankomt. Hij schrijft eenentwintig
hoofdstukken vol over het leven
van de auteur, over het metrum,
over platoonse liefde, over ware
Zelfs in Frankrijk wordt slechts
0,96% van liet overheidsbudget
besteed aan cultuur. In Nederland is
dat aandeel nog niet eens een halve
procent. Van dat geringe bedrag gaat
maar een schamele som naar de
literatuur. In 1990 kon door het Fonds
voor de Letteren aan Nederlandse
auteurs en vertalers J' 5.144.064,-
worden toegekend. Niemand zal
betwisten dat dit een belachelijk klein
bedrag is. Bijvoorbeeld in vergelijking
met wat er aan muziek en ballet
besteed wordt, helemaal in
vergelijking met de uitgaven voor
straaljagers, waterwegen en
leraarssalarissen. Waar echter wèl over
te twisten valt is de manier waarop het
Fonds voor de Letteren de vijf miljoen
verdeelt.
Wie geen ingewijde is. zal zich
hogelijk verbazen over alles
wat hij in het onlangs verschenen
Verslag over 1990 te lezen krijgt.
Het beleid lijkt haast terug te bren
gen tot een regel dat zwakke talen
ten in stand worden gehouden en
groten talenten ontmoedigd wor
den. Ieder jaar ontstaat er in de li
teraire wereld grote opschudding
wanneer de nominaties voor de
AKO-prijs bekend worden ge
maakt.. De hoofdprijzen van het
Fonds voor de Letteren worden
evenwel in alle stilte toegekend.
Waarom eigenlijk? De werkwijze
van het Fonds is voor fundamente
le kritiek vatbaar. Aan het hoofd
van de instelling staat bijvoor
beeld een op ondemocratische wij
ze samengesteld bestuur Zitting
hebben uitsluitend afgevaardig
den van de Vereniging van Letter
kundigen - die relatief weinig let
terkundigen van naam onder haar
leden telt - en van de Raad voor de
A.F.Th, van der Heijden (links) en Jeroen Brouwers, auteurs die in de top van het Fondsklassement te vinden
zijn.
Kunst. Een constructie die tot lo
gisch gevolg heeft dat het beleid
van de Fonds zeer statisch is.
Daarenboven is nog altijd niet
voorzien in een volwaardige be
roepsprocedure. evenmin bevor
derlijk om de geesten wakker te
houden. Wie eenmaal in de gunst
van het Fonds gekomen is. zit op
rozen. En helaas geldt ook het om
gekeerde
Verbijsterend
Het Fonds kent verschillende vor
men van subsidie, in het jaarver
slag wordt een volledig overzicht
gegeven. Maar het verbijsterende
is dat op al die lange lijsten door
gaans de beste schrijvers ontbre
ken. de boeken die er werkelijk toe
doen zelden voorkomen. Voor de
grootste scheiding zorgt vermoe
delijk de bizarre regeling dat men
voor de meeste subsidies niet in
aanmerking komt als men meer
dan 52.000.- per jaar verdient.
Een straf voor succes. Het moet
toch de bedoeling wezen dat de vijf
miljoen worden aangewend om de
literatuur te stimuleren en niet een
soort sociale uitkering zijn. Bij het
Fonds wil men daar - die geest
ademt heel het Verslag - liever
niet aan herinnerd worden.
Het minste geld ging in 1990 op aan
reisbeurzen. Zo mocht Aldert Wal
recht naar Marokko Leuk voor
hem. maar is de Nederlandse lite
ratuur er heus mee gediend? Een
veel zinvoller regeling lijkt het zo
genoemde 'aanvullende honora
rium'. Wie een boek gepubliceerd
heeft kan een extra vergoeding
krijgen, warempel zonder dat reke
ning gehouden wordt met wat de
schrijver verder aan zijn literaire
arbeid verdiende. Jammer genoeg
valt er schaal noch maat in de toe
gekende bedragen te ontdekken.
Volgens het Fonds schreef Pierre
H. Dubois het beste proza, een deel
van zijn Memoranda was goed
voor 8.000,-. Het verder niemand
opgevallen boek van Tomas Lies-
ke Een hoofd in de toendra leverde
6.400,- op. Het handvol povere
versjes dat Anneke Brassinga bij
eenbracht in Landgoed werd met
hetzelfde bedrag beloond.
De echte winsten worden evenwel
behaald door de vertalers. Wie zelf
een boek schreef, kreeg gemiddeld
4.359.- uitgekeerd, wie een boek
vertaalde kreeg 6.699.-. De aan
vullende honoraria voor oorspron
kelijk werk kostten in totaal
602.850.-, terwijl aan aanvullende
honoraria voor vertalingen in to
taal 1.223.563.- werd gespen
deerd Schokkende verschillen.
Bovendien werden als regel voor
Portret van Janus Secundus door
P. Roderinont, werkzaam tussen
1640 en 1660.
autonomie, over het genre van de
Basia waarvan hij weer eens de
'ontspannen status' signaleert.
Was er in zijn studie ook maar iets
van ontspannenheid te bemerken!
Guépins schriftuur lijkt meer be
doeld om goedgelovigen te impo
neren dan om belangstellenden te
informeren. De kennis is er mis
schien wel, het inzicht lijkt echter
te ontbreken. De lezer wordt daar
door eerder een schoolse dan een
literaire sfeer binnengevoerd. De
stijl is die van de scriptie. "Voor ik
nu verder kan gaan moet ik iets
zeggen over' (321). 'Ik onderscheid
drie soorten: a, b, c.' (343) 'Ik zal
een paar punten aanstippen.' (477)
Zo gaat het voortdurend toe in dit
boek.
Men dreigt zo te vergeten waar het
werkelijk om gaat. Niet om de Gro
te Geleerde Guépin, doch om de
charmante verzen van Secundus.
Verzen die eigenlijk geen verkla
ring behoeven over: Honderd kus
sen in honderdvoud,/honderd kus-
sen in duizendvoud.1 duizend kus
sen in duizendvoud/zoveel duizen
den duizendvoud,!als telt druppels
de grote zeejals er sterren zijn in 't
heelal,top je purperen wangetjes,!
op je zwellende lipjes enlop je
praatzieke oogjes.
Hans Warren
J. P. Guépin: De kunst van Janus Se
cundus. De 'Kussen' en andere gedich
ten. Met een bijdrage van P. Tuynman -
GIGpag.lJ 79,50 - Bert Bakker, Amster
dam.
Christien Kok publiceerde een
mooie verhalenbundel: Hersenpan.
Bij de lectuur van haar vorige boek, uit
1989, Oude Maskers, had ik me niet
goed raad geweten. Waar ging die
roman over? Een van de hoofdpersonen
was een oudeheer die vroeger bij wijze
van liefhebberij maskers had gemaakt.
Een andere hoofdpersoon was een
jonge verpleegkundige die enkel van
peuters en bejaarden hield. Bizarre
mensen, omringd door minder bizan-e
mensen, erg alledaags zelfs, en er werd
alledaags over verteld.
Verhalenbundel
Christien Kok
Toen ik de verhalen had gelezen
meende ik te begrijpen waar
om de roman naar mijn smaak was
mislukt. De praatvaar Daan Mast.
met zijn op het eerste gezicht on
schuldige hobby, had heel goed
hoofdpersoon kunnen zijn in een
kort verhaal. Zoals de verleegkun-
dige met haar curieuze liefdes.
Wanneer de schrijfster zich op hen
had geconcentreerd, waren ons
Henk, Mathilde, Frederik onthou
den. Niet echt een verlies. Wie weet
schrijft Christien Kok nog eens een
voortreffelijke roman. Mij dunkt
dat haar talent zich voorlopig be
ter manifesteert in het verhaal.
Er staan er negen in de bundel, met
vrouwen en mannen, jonge en ou
de, in de hoofdrol. Ze zijn door de
auteur in kritieke situaties ge
bracht, soms tragisch, soms ko
misch, en ze leven daar duidelijk.
Misverstanden zijn van betekenis.
Zo in het eerste verhaal van negen
bladzijden, 'De commissie', waarin
de 'ik' op verzoek van een vriendin
een gesprek voert. De 'ik' blijkt
zich vergist te hebben in de vrien
din en in de mannen met wie zij
spreekt, en het geschiedenisje
wordt strak, ernstig verteld,
hoogst vermakelijk en pijnlijk.
bijzondere vertaalprojecten kleine
bedragen toegekend. Grote som
men gingen naar doorsneewerk.
Gerrit Komrij zag om iets te noe
men zijn versie van Shakespeares
De hoopman van Venetië slechts
met 1.458.- beloond, daarentegen
kreeg Guido Golüke voor het ver
talen van Ken Keseys Geen rivier
te hoog ƒ22.113,-, de vertaalsters
van Eco's Slinger van Foucaxdt
werden met ƒ20.250,- verblijd.
Daarbij moet bedacht worden dat
juist dit soort werk door de uitge
verijen al meer dan voortreffelijk
gehonoreerd wordt.
De vertalers doen het ook lang niet
slecht bij de .'werkbeurzen'. Weer
worden duizenden en duizenden
guldens besteed aan uitgaven die
het ook zonder steun van het
Fonds zouden kunnen stellen. De
lijst van de werkbeurzen voor
scheppende schrijvers zorgt nog
voor de meeste verwondering.
Waarvan moet dit in hemelsnaam
een afspiegeling voorstellen? De
meeste auteurs konden 9.600,- te
gemoet zien. Aan de top van het
Fonds-klassement - en dat levert
je ieder jaar 38.400,- op - staan
onder meer H. C. ten Berge, Jeroen
Brouwers. Jacques Hamelink. A.
F. Th. van der Heijden en Bert
Schierbeek. Een wonderbaarlijke
selectie, maar de meeste verwon
dering wekt nog de aanwezigheid
van Brouwers en Van der Heijden,
die dus blijkbaar dit bedrag inbe
grepen geen 52.000 verdienen.
Zijn al die verhalen over de enorme
oplagen van hun boeken uit de
lucht gegrepen? Of hebben ze een
slimme manier gevonden om het
grote onrecht in het beleid van het
Fonds te omzeilen? Die moeten ze
dan ook eens doorvertellen aan
Reve, Wolkers, Muliseh. Hermans.
Komrij. Kousbroek en al die ande
ren die zowel goed schrijven als
een breed publiek bereiken. Voor
het Fonds voor de Letteren, zo
blijkt uit alles, een verboden com
binatie.
H. W.
Stichting Fonds voor de Letteren - ver
slag over 1990
De titel van het achtste verhaal
'Bevreemding', en misschien is!
vreemding een groot thema in
werk van Christien Kok. Haarp
sonages gaan bij elkaar inwon
en verlaten elkaar zonder te weti
waarom ze het ene en het ande
doen. bevreemd over hun eigen
drag en over het gedrag van
partner. Er worden geen verklan
gen gezocht, de feiten spreken vo
zichzelf en zeggen dus niets,
charme van dit vertellen is
raadselachtigheid, al heeft ied
verhaal een keurige opbouw en ei
duidelijke pointe.
Het huwelijk van een oude vrou
met een veel jongere homoseks
eel, zinloos. De man pleegt
moord en wordt begraven. Ov
die begrafenis gaat 'Klaagzang'
iedereen is iedereen volkornt
vreemd. Een man op leeftijd,
zich verantwoordelijk voelt v
de dood van zijn demente moedi
sterft in een bos aan een hartaa
val. Zijn gedrag in het bos woi
verkeerd geïnterpreteerd. Dat
het verhaal 'Een ochtend vol o
schuld'. Een oude. vrijwel blin
vrouw woont alleen in een hi
waarvan zij sommige kamers
vijandig beschouwt, in herim
ring aan haai" gehate man. Het v(
haal 'In Afwachting'.
Mooie verhalen. Het mooiste vi
de bundel vond ik 'Een zeer kindi
lijke wens'. Een sollicitant 0«
naar een schoolgebouw, verdwa;sc
er terwijl de staf op hem zit:
wachten. Het zou onaardig voort
lezer zijn als ik het uitstekend j
bouwde verhaal navertelde. Die!
zer zal, hoop ik, met smaak gen!
ten van deze geschiedenis
voorbeeldige lamlendigheid.
Alfred Kossmat
Christien Kok, Hersenpan. Uitg.: Que
do. Amsterdam. Prijs: f 26.90.
d<
Armistead Maupin: Zeker van
jou (Veen Uitgevers, ƒ34,90,
vertaling Jan Fastenau). Ro
man over het moderne leven in
de stad. Maupin beschrijft de
tijdgeest in vlijmscherpe dialo
gen. Het boek wordt wel verge
leken met The Serial. Ver
wacht wordt dat ook de andere
vijf romans van Maupin, die
zich afspelen in San Francisco,
in vertaling verschijnen bij Uit
geverij Contact.
Nina Berberova: Cursivering
van mij (Uitgeverij De Arbei
derspers Amsterdam, 85,-.
vertaald en van een register
voorzien door Marja Wiebes en
Margriet Berg). In deze auto
biografie geeft Berberova een
beeld van de Russische litera
tuur in ballingschap. De
schrijfster woonde van 1925 tot
1950 in Parijs, daarna vertrok
ze naar Amerika.
Marguerite Yourcenar, Als
pelgrim en als vreemdeling
(Uitgeverij Atheneum, Polak
en Van Gennep, vertaling Ju
dith Moesman en Paul Beers,
geb, 55.-, ingenaaid ƒ29,50).
Essays over personages uit de
Griekse Oudheid, over haar fa
voriete schilders Poussin,
Rembrandt en Ruysdael en
over collega-auteurs, onder wie
Virginia Woolf en Henry Ja
mes.
Giuseppe Lo Presti: De jager
met de belletjes (Veen Uitge
vers. vertaling Jan van der
Haar. 22,90). Debuut van een
voormalig misdadiger, die tij
dens een jarenlange gevange
nisstraf de pen opnam. Hij be
schrijft een dertigjarige man,
die in opstand komt tegen de
verstikkende liefde van zijn
moeder en het burgerlijk con
formisme.
Paul Theroux: Het drijvende
koninkrijk (Uitgeverij De Ar
beiderspers, vertaling Tinke
Davids, f34,90). Reisschrijver
Theroux trok drie maanden
langs de kust van Engeland,
Schotland, Ulster en het eiland
Wight. Een groot deel van zijn
tocht legde hij te voet af, zodat
de verblindende witheid van de
krijtrotsen en de kustvillaatjes
met hun tuttige interieurs hem
niet onberoerd laten.
Georges Perec: Een kunstka
binet (Uitgeverij De Arbeider
spers, vertaald door studénten
Frans in Leiden onder leiding
van Leo van Maris, ƒ24,90). In
Pittsburgh. Pennsylvania,
wordt in 1913 de legendarische
verzameling van de bierbrou
wer Hermann Rafke tentoon
gesteld. Hoogtepunt daarin is
een schilderij van Heinrich
Kürz, Een Kunstkabinet,
waarop tal van schilderijen uit
de verzameling-Raffke met de
bezitter daarvan zijn afge
beeld. Het klassieke spel van
beeld in beeld in beeld.
Michael Ignatieff: Asja (Veen
Uitgevers, vertaling uit het En
gels door Niek en Theo Hen
driks, f 39.90). Ignatieff, presen
tator en samensteller van de
BBC Late Show, schrijft over
de Russische melancholie. De
geschiedenis van deze eeuw
wordt verteld aan de hand van
de levens van Asja. Sergej en
hun zoon Niki.
lo HN/VES