Poortvliet's Goese
reis door de tijd
We zullen het eerst
de pusaka vragen
Restauratie
heilige
rijtuigen
op Java
De Tresoor
reportage zaterdag 17 augustus 1991 21
Blindelings kan ik m'n weg
vinden in de Goese
6mnenstad." Rien Poortvliet
zegt het zonder blikken of blozen.
Maar hij is nog nooit in het
Ganzestadje geweest. De
gevierde schilder en tekenaar
kent het enkel van oude
vergeelde prenten en
beschrijvingen. Die gaven hem
voldoende inspiratie voor een
nieuw boek: De Tresoor van
Jacob Jansz Poortvliet. Een reis
door de tijd met wellicht één van
zijn voorvaderen in het
middelpunt. In de Tresoor brengt
Poortvliet het Goes van de 16e
eeuw tot leven.
Rien Poortvliet: „Blindelings kan ik m'n weg vinden in de Goese binnenstad" foto Marco Borggreve)
Het Nationaal
Rijtuigmuseum in Leek
heeft vier ploegen
rijtuigrestaurateurs op Java
opgeleid en met hen vijf
topstukken van de Nederlandse
rijtuigbouw en een oud
Javaans rijtuig met een
Nederlands onderstel
gerestaureerd. Als twee
Javaanse restaurateurs nog een
aantal maanden meegedraaid
hebben in het Rijtuigmuseum,
moet men zich op Java kunnen
redden met het behoud en met
het restaureren van de
rijtuigen van de vorstenhoven.
Arie de Jager, restaurator van het Nationaal Rijtuigmuseum in Leek, werkt met gele lak een plekje bij op de
voetenplank voor de koetsier van de gouden koets in Solo.
Tekeningen van stadhuis,
Grote Markt. Turfkade.
Grote of Maria Magdalenakerk,
de gelijkenis klopt tot in de
kleinste details. Hier is een per
fectionist aan het werk is ge
weest. Was het niet eenvoudiger
geweest om zelf eens een kijkje
te nemen in Goes? „Nee", zegt
Poortvliet zelfverzekerd. „Ik zie
op tegen het reizen. Maar be
langrijker is dat ik m'n droom
beeld niet wilde verstoren. Ik
weet hoe hard de schennende
hand in vier eeuwen tijd kan toe
slaan. De eventuele teleurstel
ling over het huidige Goes was
misschien fnuikend geweest
voor mijn inspiratie."
Een half oog gericht op de kip
pen en geiten in de tuin doet de
59-jarige Poortvliet zijn relaas.
Gezeten in het sprookjesachtige
atelier van zijn met bos omring
de woning aan de rand van
Soest. Overal aan de muur, kris
kras door elkaar, hangen schil
derijen van zijn hand. Op de
rand van de werktafel een bak
met een levende muis. Schuin
boven Poortvliets hoofd een
grote opgezette elandskop. Het
gewei steekt dreigend naar vo
ren. „Reken maar datje schrikt
als die op je af komt", zegt de te
kenaar terwijl hij vakkundig
een vlieg doodmept. Slaperig
opent én van zijn honden de
ogen.
Poortvliet vertelt waaruit hij in
spiratie putte voor De Tresoor:
„Het draait allemaal om één en
kel zinnetje opgedoken uit een
oud document De mededeling
luidt: 'Op 24 december 1566
toont Jacob Jansz Poortvliet
voor schepen Jacob Matijsz in
de Oudestraat (te Goes) aan dat
de tresoor die bij z'n schoon
moeder in Kloetinge in de
schuur staat van hem is.' Die re
gels zijn het oudste aankno
pingspunt in de speurtocht naar
mijn voorgeslacht. Al bewijst
het niets. Het werd de kapstok
voor een nieuw boek over het le
ven van de gewone man in de
16e eeuw. Wat hij at, hoe hij zich
kleedde, hoe zijn huis eruit zag
en hoe hij woonde. Dat alles met
Goes ais decor."
Documentatiemateriaal kreeg
Poortvliet onder meer van me
dewerkers van het Goese ge
meente-archief. Die hoorden
dat de tekenaar wroette in zijn
familieverleden en stuurden
hem uit eigen beweging pape
rassen toe. Poortvliet maakte er
gretig gebruik van. „Ik heb de
heren nooit gezien maar ze zijn
een grote steun geweest. Alles
ging per post en telefoon. Ik had
hier een hele rits boeken staan.
En om in de juiste te sfeer te ko
men, draaide ik de voortdurend
bandjes met muziek uit de 16e
eeuw. Twee jaar ben ik ermee
bezig geweest."
Het resultaat is wederom een
Het verhaal van de Nederland
se rijtuigen op Java begint in
1984, toen drs. H. B. Vos, conserva
tor van het Nationaal Rijtuigmu
seum zich door een vriend liet
overhalen met vakantie naai' Java
te gaan. Zijn voorwaarde was dat
hij daar dan zou kijken naar Neder
landse rijtuigen waarvan hij wist
dat er zes in de kratons, de Javaan-
se vorstenhoven, moesten staan.
Hij ontdekte dat er veel meer wa
ren, waaronder veel topstukken
van de Nederlandse rijtuigbouw.
Van sommige zijn in Nederland
geen vergelijkbare exemplaren
meer te vinden.
Veel van de rijtuigen zijn in oude
tijden door de VOC, de Verenigde
Oostindische Compagnie, aan Ja
vaanse vorsten geschonken. Soms
was zo'n koets bedoeld als troost,
als de VOC weer een vorstendom
had gesplitst, omdat meer vorsten
dommen minder macht voor de
vorsten betekende. Als cadeau
was een rijtuig erg geschikt: het
was kostbaar, het was mooi en
voor de Javanen was en is een
troon (pusaka) heilig en geldt een
rijtuig als een rijdende troon. Nog
steeds brengt men aan een aantal
van de rijtuigen offeranden.
Omdat het heilige voorwerpen
zijn, hebben vele generaties vor
sten hun koetsen met omzichtig
heid bejegend en daarom zijn er
nog zo veel.
Bakstenen
Herman Vos ontdekte dat de koet
sen die hij zag niet alleen heilig wa
ren, maar vaak ook bouwvallig. Op
een van de foto's die hij indertijd
maakte, staat onder de koets een
kom met een offerande en even
verder een stapel bakstenen, die
het heilige voorwerp voor inzak
ken moet behoeden. Javaanse vor
sten zijn arm sinds Indonesië onaf
hankelijk werd van Nederland en
de nieuwe regering zich hun land
toeeigende. Wel moeten ze hun
kraton, hun hof, in stand houden.
Daar horen hun 'geërfde' bedien
den bij. De wereldlijke macht ver
loren zij, maar hun godsdienstige
taak als middelaar tussen mensen
en goden, bleef.
De Javaanse vorsten hebben dus
geen geld voor dure restauraties
van hun rijtuigen.
Maar die rijtuigen vormen ook een
onderdeel van het Nederlandse
cultuurgoed. Herman Vos inventa
riseerde de koetsen in de kratons
en in 1986 verscheen zijn boek Kra-
tonkoetsen op Java. Dat boek was
het begin van een nog niet eerder
vertoond ontwikkelingsproject:
het behoud van dat Nederlandse
cultuurgoed door op Java groepjes
mensen op te leiden tot rijtuigres
taurateurs. De rijtuigen vormen,
vond de Indonesische regering,
een toeristische attractie van for
maat. Het opleiden van mensen op
Java was mogelijk, doordat het
Rijtuigmuseum in Leek een rijtui-
grestaurator van formaat heeft,
Arie de Jager, die ook nog goed
met mensen om kan gaan. Het be
stuur van het museum was bereid
hem twee keer een aantal maan
den aan Java af te staan.
De Nederlandse regering gaf geld.
Herman Vos bereidde de zaak voor
en daarna staken hij en Arie de Ja
ger in 1987 vijf weken vakantie in
een reis naar Java. Daar stelden ze
een lijst op van rijtuigen die het
hardst aan restauratie toe waren.
Ze maakten afspraken met de In
donesische regering, vonden hulp
voor hun plannen en kregen de in
stemming van de vorsten. Het
bleek alleen dat ook de rijtuigen,
heilige voorwerpen dus, toestem
ming moesten geven „We zullen
de pusaka moeten vragen of zij ver
plaatst en gerestaureerd wil wor
den," zei een vorst.
Nationale figuur
In 1988 begon het echt. Herman
Vos, Arië de Jager en zijn vrouw
reisden naar Java en merkten dat
het hoofd van de mensen in de kra
tons even niet stond naar het res
taureren van rijtuigen. De sultan
van Djokja, Hamengku Buwono
IX, was net in Amerika waar hij ge
opereerd zou worden, overleden.
De sultan was een belangrijke
godsdienstige, maar ook een be
langrijke nationale figuur. In 1945
koos hij al snel positie tegen de Ne
derlanders. Zijn hof werd een cen
trum van de opstand. Later werd
hij daarom gouverneur van Djok
ja. dat ook een grotere zelfstandig
heid kreeg dan de andere provin
cies.
Pas na de begrafenis konden de rij
tuigdeskundigen aan het werk.
Gelukkig had de sultan van Djokja
voor zijn overlijden in een brief aan
Vos toestemming voor restaura
ties gegeven. Hij had alleen een
uitzondering gemaakt voor de
Kanjeng Nyai Jimat - doorluchtige
eerbiedwaardige vrouw - die te hei
lig was. Het is een staatsierijtuig
mét een vergulde „kast", gemaakt
tussen 1740 en 1750.
Arie de Jager werkte in 1988 in de
kratons van Djokjakarta en Solo.
Dit jaar vlogen het echtpaar de Ja
ger en Herman Vos op 16 januari,
„de dag dat de Golfoorlog begon",
opnieuw naar Java. Ze begonnen
in de kraton van Cirebon. Ze ble
ken daar zeer welkom. Arie de Ja
ger: „Het klikte. De mensen waren
al uitgezocht, door de sultan zelf en
daardoor was de sfeer meteen
goed."
Twee weken deed conservator Vos
mee aan het restauratiewerk. Hij
denkt er grijnzend aan terug. „Ze
waren stomverbaasd dat die me
neer die dikke boeken schreef, de
handen uit de mouwen stak en op
de grond ging zitten om aan een
wagen te knoeien. Het was heel
leuk, omdat ik nooit het werken
daar en het werken met die men
sen ervaren had."
Die wagen waar hij aan 'knoeide',
was de Kreta Singa Barong of Sin-
ga Naga Lirhan, in het Nederlands
Leeuwewagen of Leeuw-Draak-
Olifant. Het onderstel is Neder
lands en stamt uit de eerste helft
van de 18de eeuw. Het bovenstuk,
de kast, van de staatsiewagen is
Javaans en er staat een jaartal op
dat overeenkomt met 1649 in onze
jaartelling. De kast is een houten
fabeldier, dat de kenmerken heeft
van een leeuw, een draak en een
olifant en die symboliseren het
boeddhisme, de islam en het hin
doeïsme. Er is in deze staatsie
koets maar plaats voor één per
soon. Volgens de gegevens was dat
vaak een prinsje dat op een leeftijd
van zes tot acht jaar naar de mos
kee werd gereden om besneden te
worden. De staatsiekoets was al
leen voor de heenweg. Het prinsje
ging naar huis terug op een bran-
cardje. zij het op een fraai bran-
cardje met vleugels en de kop van-
de fabelvogel Garuda.
Op het eerste gezicht hoefde er aan
dit glorieuze rijtuig niet veel te ge
beuren. Drie eeuwen stof moest er
af. De dubbele drietand die het fa
beldier met de slurf vasthoudt,
„hing op half zeven". Er moesten
wat stukken van wielen worden
vervangen. En de riemen voor. Het
wil wel eens tegenvallen. In Indo
nesië leven termieten en die „halen
al het hout er uit. Ze laten een mil
limeter staan en daar zit dan de lak
op. Als je er op tikt, zit er niets in."
„De sultan kwam daar ook gere
geld zelf kijken en die moest dan
meedelibereren over 'dat mag wel
en dan mag niet'. Dan moesten wij
soms praten als Brugman als we
onze zin wilden hebben. 'Hij moet
oud blijven en hij is heilig,' zei hij
dan," vertelt Herman Vos. „Ik had
het idee," zegt Arie de Jager, „dat
hij ergens bang was voor die
koets
Ontwikkelingshulp is ontwikke
lingssamenwerking geworden.
Ook doordat het ministerie de
counterpart dagelijks ter beschik
king stelde," zegt Herman Vos.
Een counterpart is iemand die
door zijn regering is aangesteld om
met de leiding van een project mee
te lopen. Hij houdt zijn ogen en zijn
oren wijd open en „het was de man
tegen wie ik aanpraatte," legt Arie
de Jager uit.
De counterpart ging dus ook mee
naar de kraton in Solo. waar de
gouden koets werd gerestaureerd.
Het is de eerste gouden koets die
Nederland bouwde. Sunan Paku-
buwono VII van Solo bestelde hem
in 1857 bij rijtuigbouwer Hermans
in Den Haag. Twee jaar later ging
de Kyai Garuda Kencana, Gouden
Zonnevogel, naar Java. De op
drachtgever was toen overleden en
zijn opvolger stierf spoedig daar
na. Het verhaal in de kraton is: Pa-
kubuwono VII heeft het rijtuig be
steld, Pakubuwono VIII heeft het
betaald en Pakubuwono IX heeft
er in gereden.
Het is een prachtige koets die in
grote lijnen nog origineel is, maar
een ingrijpende restauratie nodig
had. Dat kwam voor een deel,
doordat Pakubuwono IX toch wel
graag zijn eigen monogrammen
overal op wou. Op de ruitjes van de
lantaarns bij voorbeeld. Het inzet
ten van ruitjes met zijn mono
grammen was niet feilloos gedaan
en om dat te verbergen heeft men
indertijd royaal gebruik gemaakt
van politoer Dat is er afgehaald en
er kwamen prachtige lantaarns te
voorschijn.
Aan de Zonnevogel viel nog veel
meer te doen, Zo zit er een prachti
ge hemel in de koets, maar de zijde
was 'gaar', half vergaan. De stof
werd op een drager gelijmd, maar
dat was niet voldoende, want door
het klimaat in Indonesié laat die
lijm los. Dat betekende dat de he
mel met vele, vele kleine steekjes
op de drager moest worden vastge
maakt. Een Javaanse dame heeft
drie maanden lang het borduur
werk op de hemel en de stof van de
bok vastgemaakt en hersteld.
Bruidspaar
Thuis in Leek, vertellend en foto's
doornemend, zeggen ze allebei een
gevoel van voldoening te hebben.
„We hebben duidelijk iets be
reikt." Er zijn twee rijtuigen in een
van de paleizen gerestaureerd
door eigen mensen en in 1989 is een
prins in Solo getrouwd, waarbij het
bruidspaar weer in een rijtuig reed
en dat was sinds 1945 niet meer ge
beurd. Ook dat is het resultaat van
de restauraties: de vorsten gaan de
rijtuigen weer gebruiken.
De Indonesische regering zag het,
als gezegd, na de eerste werkronde
al duidelijk zitten en nu zorgt ze er
voor dat een heel oude (hoe oud
zou Vos niet durven zeggen) koets
op Java. die niet meer bij een kra
ton hoort, maar in een gebouw in
Cirebon staat en als zeer heilig
wordt beschouwd, wordt gerestau
reerd, of nagebouwd. Het is de Ki
Gede Pakalongan, Grote Leraar
(of heer) van Pakalongan, volgens
de overlevering een vroegere reis
wagen van de sultans. De wagen
heeft acht wielen en moet indertijd
door karbouwen getrokken zijn.
Behalve het onderstel en de wielen
bestaat de Ki Gede Pakalongan
uit losse stukken. „Als ze die be
schouwen als onderdelen van een
puzzle, kunnen ze de wagen waar
schijnlijk heel goed reconstrueren.
Laten ze hem maar nabouwen, dan
kan de oude wagen gewoon heilig
staan te zijn", zegt Herman Vos.
Het zit er niet in dat de rijtuigen
van Java ooit op een tentoonstel
ling in Nederland te zien zullen
zijn. Het klimaat in Nederland is zo
anders dan dat op Java, dat het
rampzalig zou kunnen zijn voor de
oude karretjes. Als het goed gaat
komen er wel modelletjes van de
gerestaureerde wagens.
Als de plannen doorgaan, dat wil
zeggen als de subsidie komt, zullen
de heren Sadirin en Soekiman nog
een poos in het Nederlandse Rij-
tuigmuseum komen. Soekiman is
een van de restaurateurs uit Solo.
drs. Sadirin is hoofd van een afde
ling van het Indonesische ministe
rie van Cultuur. Hij was de coun
terpart van Arie de Jager.
In december gaat Herman Vos
naar Indonesië, met vakantie en
ook om even te kijken hoe de res
tauraties in Cirebon en Solo ge
worden zijn En om de mensen
daar weer even op te peppen,
mocht dat nodig zijn.
Herma Kamphuis
Poortvliet komt met een ware
stortvloed aan voorbeelden.
Een deel ervan is in zijn boek
verwerkt. „Juweeltjes zitten er
tussen. Wat te denken van het
woord 'vervelen'. Het betekent
twee konijnen die paren, ze ma
ken zich tot veel. Iemand die 'in
zijn nopjes' is, heeft het zondag
se pak aan met de knoopjes
(nopjes) dicht. En 'tekort schie
ten' wil zeggen dat de schutter
te weinig kruit in z'n geweer
heeft geladen. De kogel komt
niet ver genoeg. Of het woord
'arreslee'. Dat was eerst narres-
lee. Zo werd het genoemd omdat
zo'n slee allemaal belletjes
had."
Poortvliet gaat zo nog even
door. „Ach het is zo jammer dat
die taal almaar verarmt", ver
zucht hij. „Maar ja. het is nu een
maal een wat lompe tijd. Je bent
jong en je wilt wat, daar gaat het
tegenwoordig om."
Poortvliet en behulpzame histo
rici hebben zich de hersens ge-
peinigd over die Tresoor van Ja
cob Jansz Poortvliet. Wat was
het en waarom moest-ie verbor
gen worden? „Mogelijk ging het
om een schat", geeft de teke
naar aan. „Dat is immers de be
tekenis van het Engelse treasu
re. Maar waarschijnlijker is dat
tresoor 'kast' betekent. Blijft de
vraag waarom Jacob Jansz dat
meubelstuk moest verstoppen.
Welnu 1566 is het hongerjaar, en
het jaar van rampen als de beel
denstorm. Veel mensen die
hoorden van het naderend on
heil verstopten hun spulletjes.
Misschien dat Jacob Jansz
daarom besloot de kast in de
schuur van z'n schoonmoeder te
zetten."
Poortvliets historische belang
stelling is gegroeid met het
klimmen der jaren. „Als kind in
teresseerde het mij geen bal",
zegt hij kordaat. „Feitjes als
Unie van Utrecht, Unie van
Atrecht, zoiets spreekt toch niet
tot de verbeelding? Het ging
nooit over mensen van vlees en
bloed." Poortvliet wil dat zijn
werk mensen wel direct aan
spreekt. „Het beeld is daarbij
heel belangrijk. Het spreek
woord 'een plaatje zegt meer
dan duizend woorden', is uit
mijn hart gegrepen. Hoe goed
iets ook in woorden wordt ver
teld. een tekening verheldert
oneindig veel meer."
Die filosofie slaat blijkbaar aan
bij het grote publiek want
Poortvliets commerciële suc
cessen tot nu toe liegen er niet
om. Boeken als Leven en Werk
van de Kaboxiter en de Oproep
der Kabouters gingen in 17 ta
len over de toonbank. Andere
bestsellers zijn bijvoorbeeld Te
Hooi en te Gras en Het briesend
Paard. Van zijn oeuvre zijn mil
joenen exemplaren verkocht.
Van Amerika tot in Japan.
Poortvliets nieuwsgierigheid
naar het eigen voorgeslacht
kwam al tot uiting in zijn vorige
werk Langs het tuinpad van
mijn Vaderen. „Zelfben ik gebo
ren in Schiedam", vertelt hij.
„Mijn directe voorgeslacht
woonde op Goeree-Overflakkee.
Daarvoor zaten de Poortvliets
in Colijnsplaat. Maar nog verder
terug wordt het vaag. Ooit moet
de familie zijn verhuisd van het
Thoolse dorpje Poortvliet naai
de Bevelanden. Maar het blijft
gissen. De speurtocht stokt in
1610. Daarvoor heb ik alleen die
mededeling van niets over de
tresoor van Jacob Jansz in
1566."
Denkt hij dat De Tresoor net
zo'n verkoopsucces zal zijn als
de vorige boeken? Poortvliet
laat dat in het midden. „Ik
maak geen boeken puur voor
het profijtelijke. Mijn uitgever
heeft natuurlijk veel liever dat
ik een boek maak over 'hoe ver
zorg ik mijn huisdier'. Maar dat
doe ik niet. Dit werk heeft mijn
hart. En alleen die vonk slaat
over op het publiek."
Nu De Tresoor af is kan Rien
Poortvliet met een gerust hart
naar Goes gaan. Voor zijn inspi
ratie hoeft hij niet meer te vre
zen. En Poortvliet gaat ook naar
Goes. Dat gebeurt ter gelegen
heid van de presentatie van De
Tresoor op woensdag 4 septem
ber. Toch heeft hij het nog niet
zo op die kennismaking met het
ganzestadje. „Gelukkig ben ik
die dag temidden van vrien
den", zegt hij. „Het zou me lelijk
kunnen raken als ik in mijn een
tje op een regenachtige avond
erachter moest komen wat de
tijd heeft gedaan met die
plaats."
Marten de Jongh
De Kyai Garuda Kencana, de Gouden Zonnevogel, is de eerste gouden koets die in Nederland werd gebouwd
foto'sNationaal Rijtuigmuseum in Leek)
boek vol fraaie platen en bege
leidende teksten in zijn hand
schrift. De Tresoor is ook een
verkenning van de taal in die
tijd. „Bij het uitpluizen van ou
de teksten kom je veel grappige
dingen tegen. Veel uitdrukkin
gen gebruiken we zonder de
draagkracht ervan te kennen.
Weet je dat de oorspronkelijke
betekenis vaak heel verrassend
is?"