Tito's federatie gaat ten onder PZC Joegoslavië reportage 18 Het gaat met de psychiatrie de verkeerde kant op A. P. Amir ZATERDAG 27 JULI 1991 Josip Broz, beter bekend als Tito, had het niet gewaardeerd. Bij zijn geboortehuis wappert niet langer de Joegoslavische vlag. Uitgerekend dat rood-wit- blauwe dundoek, gesierd met het Kroatische wapen, siert zijn tuin in Kumrovec, een dorp op de grens van Kroatië en Slovenië. Het dorp is uitgestorven. De massa's toeristen - buitenlandse, maar vooral Joegoslavische - die tot voor één, twee jaar Kumrovec bezochten, blijven weg. Gras groeit op de parkeerplaatsen. Nog steeds toont het dorp zich, idyllisch, een goed onderhouden openluchtmuseumpje. Maar hier en daar bladdert de verf. Het geboortehuis van Tito in Kumrovec met de Kroatische vlag onder de kastanjeboom (foto Louis Burgers) Tito was een goed leider. Hij heeft Joegoslavië opge bouwd", zegt de waard van het plaatselijke café. „Maar de mensen om hem heen, de Serviërs, de Ma- cedoniërs, de Albanezen en ook de Kroaten, bedrogen hem. Zij streef den alleen hun eigen belang na. Na zijn dood was het afgelopen". Ruim tien jaar na Tito's dood (4 mei 1980) lijkt de splijting van Joe goslavië een feit. Slovenië en Kroa tië noemen zich onafhankelijk en treden ook zo op. Servië en Monte negro willen de federatie zo nodig met wapengeweld bijeen houden, terwijl Bosnië/Hercegovina en Ma cedonië streven naar een beper king van de macht van Belgrado. De crisis in Joegoslavië, die de af gelopen weken beelden van dood en bloed over de wereld stuurde, komt voort uit deze tegenstellin gen. Na 45 jaar van afgedwongen eenheidsdenken, ontlaadden de opgekropte spanningen zich in een orgie van zinloos geweld. Het wan trouwen tussen de republieken en de etnische conflicten veroorzaak ten de splijting van het land. Het koninkrijk van Serviërs, Kroa ten en Slovenen ontstond haast bij toeval aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Kroatië en Slove nië, arme Joegoslavische resten van het Habsburgse rijk, zochten noodgedwongen aansluiting bij hun zelfstandige 'broedervolk' Servië. Zelfstandig doorgaan kon niet. Na de volgende oorlog herstelde Tito, de partizanenleider, dit kunstmatige geheel. Maar, zo zeg gen westerse diplomaten, met Ti to's dood verdween het samenbin dende element. Het roulerend pre sidentschap, dat hem opvolgde, wist nooit Tito's gezag te verwer ven. „Vaak weten de mensen niet eens wie er dit jaar president is". Tolerantie stond nooit bovenaan het lijstje van Joegoslavische ka raktertrekken, ook niet tijdens Ti to's leven. Hij koos liever voor uit gebreide monologen over eenheid en broederschap. En voor het le ger, want als enige federale instel ling functioneerde dat als werke lijk samenbindende element. Het volksleger werkt als een smelt kroes. Tijdens hun diensttijd mer ken de recruten voor het eerst dat zij en 'die anderen' één staat vor men. Ook dat is nu voorbij. Al tijdens Ti to's leven was Servië, toch al de grootste republiek, oververtegen woordigd in de hogere rangen van het leger. Tito, zoon van een Kroa tische vader en een Sloveense moeder, zag dat niet als een pro bleem. Zijn gezag overwon de etni sche tegenstellingen. Helemaal gerust was hij er toch niet op. Hij probeerde het ontstaan van een Groot Servisch Rijk te voorkomen. Vandaar dat Servië, als 'handenbindertjes', twee auto nome provincies (Vojvodina en Kosovo) kreeg toebedeeld. Groei Tito had verder het geluk dat Joe goslavië tot 1980 vrijwel voortdu rend een redelijke economische groei doormaakte. Zakte die wat weg, dan wist de regering in Bel grado al improviserend de proble men snel te overwinnen. Een aantal crises wist Belgrado op die manier te overwinnen, zegt de vice-president van de Kroatische Kamer van Koophandel, Vjekos- lav Tomasic. De eerste naoorlogse crisis, die van 1960, overwon Joe goslavië door de grenzen te ope nen. Een miljoen gastarbeiders vertrok naar West-Europa, en vooral naar de Bondsrepubliek. Belangrijk was ook dat vanuit het buitenland harde deviezen naar Joegoslavië toevloeiden. Kort voor 1970 maakte het toeris me een einde aan een nieuwe crisis. Vooral Istrie en de Dalmatische kust, maar ook de grote steden, profiteerden van de toestromende buitenlandse gasten. Op de derde crisis, die van de olieschok van 1973, vond Joegoslavië een haast traditioneel antwoord: er werd geld, veel geld, in het buitenland geleend. Tomasic: „Ik dacht in die tijd dat ik niets van economie begrepen had. Ik zag niemand werken en toch had iedereen geld genoeg. De Joegoslaven leefden heel goed". Die welvaart duurde de laatste tien jaar van Tito's leven voort. In 1980 was de koek op. Op dat mo ment overleed ook Tito en groei den de verdeeldheid en de etnische spanningen: Kosovo, Slovenië en Kroatië volgden elkaar in snel tempo op. Zelfbestuur was de wens en nog later eisten Slovenië en Kroatië volledige onafhankelijk heid. Dat moment vórmt eigenlijk het einde van de Joegoslavische fede ratie. Een poging van het leger om Slovenië met de wapens in het ga reel te dwingen, mislukt - zoals overigens te voorzien was. De Joegoslavische politiek van 1991 kent eigenlijk drie hoofdrol spelers: de regeringen in Ljublja na, Zagreb en Belgrado. Presiden ten en regeringsleiders dansen rond elkaar en met elkaar. Zij kie zen medestanders en vormen coa lities. Door hun ingewikkelde spel, typerend voor de veelvolkeren staat Joegoslavië, breken zij Tito's staat af. Zij zoeken iets nieuws, maar weten (nog) niet wat dat zal zijn. De Sloveense regering in Ljublja na heeft het daarbij het gemakke lijkst. Het lijkt alsof niets de onaf hankelijkheid meer in de weg staat na de gewonnen slag tegen het le ger. Maar er zijn ook intensieve economische, financiële en, niet te vergeten, menselijke banden met de rest van Joegoslavië. Die ma ken een volledig uittreden onwaar schijnlijk. Kroatië is een veel ingewikkelder geval. Deze republiek telt zo'n 600.000 Serviërs die - met steun van Servië - streven naar afschei ding van Kroatië. Talloze gewa pende conflicten, waarbij vaak GRIEKENLAND tientallen doden vallen, maken die afscheiding urgent, zo lijkt het. Tegelijkertijd weet de Kroatische regering in Zagreb dat toegeven aan de Servische eisen gelijk staat aan een amputatie van de staat. Van Kroatië, dat toch al lijkt op een op zijn kant liggende letter 'U', blijft in dat geval niets meer over. Zagreb kan niet toegeven, en wil dat ook niet. Zagrebs nationalisme verwijst naar een rijk en belangrijk verle den, toen de staat een heilige rol speelde als eerste verdedigingsli- nie van Europa in de strijd tegen de Turk. De huidige strijd tegen de Serviër ziet Zagreb als een herha ling hiervan. Kroatië schroomt niet om door middel van provocaties de crisis te internationaliseren. Daar ligt de redding, denkt Zagreb. De geruch tenmachine speelt daarbij een be langrijke rol, zoals de beschuldi gingen (keer op keer herhaald) dat het leger op het punt staat aan te vallen. Vanzelfsprekend komen de waarschuwingen nooit uit. In hun strijd gebruiken Kroatië en Servië propaganda, een gekleurde weergave van feiten en veelal re gelrechte leugens. De Servische re gering schroomt bijvoorbeeld niet de EG te betichten van oneerlijk heid. Er was immers afgesproken dat de buurlanden Griekenland en Italië geen waarnemers leveren. Nee, zegt de EG: Servië vroeg daar om, maar dat is afgewezen. De EG kan daar niet aan beginnen. Een dergelijke afspraak komt daarom ook niet voor in de overeenkomst van Brioni. Maar de Serviërs gelo ven het verhaal van hun regering. Van zijn kant deinst de Kroatische leider, president Franjo Tudjman, er niet voor terug openlijk te pra ten over tegenstellingen tussen minister Van den Broek (Buiten landse Zaken) en het hoofd van de waarnemers, ambassadeur Van der Valk. Veel Kroaten geloven dat bericht, ook al is het verhaal vol strekt uit de lucht gegrepen. In het wespennest dat Joegoslavië heet, vinden dergelijke berichten een vruchtbare voedingsbodem. Dat neemt niet weg dat momen teel de Servische krachten lang zaam de overhand krijgen. Slove nië gaat zijn eigen weg, zodat Kroatië het nu alleen tegen Servië moet opnemen. Zagreb hoeft niet meer te rekenen op steun van Slo venië of van die groepen die stre ven naar het behoud van de federa tie. Eigen schuld Tudjman en de zijnen hebben dat voor een groot deel aan zichzelf te danken. Zij wilden hun zelfstan digheid verwerven in de schaduw van Slovenië, maai' rekenden bui ten de militaire en politieke leiders in Belgrado. Nu springen in hun ei gen republiek de vonken er vanaf. De etnische conflicten in Oost- Kroatië en Krajina (ten zuiden van Zagreb) kunnen nog lang door gaan, tot de partijen - mogelijk - plotseling besluiten dat het ge noeg is. Net als na de Eerste We reldoorlog kunnen de Joegoslaven dan al improviserend vaststellen dat de onderlinge broederschap toch belangrijker is dan een onge remd nationalisme. Zeker is dat het toekomstige Joe goslavië niet zal lijken op de staat die Josip Broz, genaamd Tito, vorm gaf. Hij lijkt dat zelf ook te beseffen. Zijn standbeeld, in de tuin van zijn geboortehuis, staat erbij als een Napoleon: peinzend, licht gebogen hoofd, handen op de rug; een vader des vaderlands waardig. Maar Napoleon won bijna alle veldslagen, tot hij uiteindelijk de oorlog verloor. Tito mag Joegosla vië gemaakt hebben, zijn federatie staat voor de ondergang. De laat ste strijd zal Tito's staat niet over leven. De winst is het idee dat ik wat voor mensen heb kunnen doen. En ook dat mijn eigen kreukels misschien wat zijn gladgestreken. Ik geloof niet dat ik in de psychiatrie wat veranderd heb. Evenmin is er veel terecht gekomen van de idealen waarmee we het Psychiatrisch Ziekenhuis Zeeland begonnen, hoewel ik hoop dat er wat van is blijven hangen". A. P. Amir, die tien jaar geleden de eerste psychatrisch directeur werd in het gloednieuwe PZZ in Kloetinge, maakt de balans op van zijn Zeeuwse loopbaan. Per 1 oktober gaat hij weg. Nou ja, weg, hij treedt ver vroegd uit maar blijft nog met zijn vak en in het ziekenhuis bezig. „Ik heb toestemming van de direc tie om een computerprogramma te ontwikkelen waarin de hele sante- kraam van de psychiatrie syste matisch toegankelijk wordt. Zoiets is er al voor de diagnosti sche kant, maar voor de behande ling nog niet. Iedereen is ervan overtuigd dat zo'n systeem voor de psychiatrie niet mogelijk is en ik heb zelf ook geen idee of het wel kan. Het is in ieder geval te probe ren. Ik heb uitgerekend datje er in tien manjaren achter kunt komen. Inmiddels is een werkgroep opge richt en we zijn al aan de slag". Een dergelijk project is precies iets voor Amir: in een ongeordende brij duiken om er iets aardigs uit op te vissen. Nadrukkelijk niet om orde te scheppen want hij heeft niet zo veel op met structuren. „Van natu re hou ik wel van chaos. Als je er gens iets moois aan wilt treffen, moetje daar zoeken. Dat heeft me ook in de psychiatrie aangespro ken. Die hangt, in tegenstelling tot veel andere takken van de genees kunst, niet aan elkaar van wetma tigheden.". In zijn werk, ook als directeur, heeft Amir zich die gedachte tot fi losofie gemaakt. Voordat hij in Zeeland het PZZ een gezicht kwam geven, werkte hij tien jaar als psychiater in een inrichting en tien jaar bij de GGD in Utrecht, waai' toen nog geen Regionale In stelling voor de Geestelijke Ge zondheid (RIAGG) functioneerde. „Daar heb ik gezien hoe het niet moet, dus het opzetten van een nieuwe voorziening in Zeeland was een uitdaging. Ik geloof nog steeds dat regels er zijn om je eraan op te trekken, niet om je eraan op te hangen. Die regels moeten dus sterk zijn, een paar stevige touwen en niet een ragfijn netwerk waar je alleen maar in verstrikt raakt." Open Het PZZ, vertelt Amir, moest een platte organisatie worden, zonder hiërarchische structuren. Inspire rend en open. Dat laatste vooral: open voor de patiënten, open voor de samenleving en totaal anders dan de gestichten in de bossen die tot dan toe huisvesting en verple ging boden aan psychiatrische pa tiënten. „In het begin ging dat fantastisch. We hadden zestien patiënten en ie dereen was zielsgelukkig. Maar het aantal ging zich in snel tempo ver dubbelen en overal in de organisa tie kwamen er lagen tussen. Nu staat er een stafreglement op sta pel. Kennelijk hebben sommige mensen daar behoefte aan, maar' ik ben blij dat ik het niet hoef mee te maken". Zijn aversie tegen systemen deed Amir in de loop van zijn leven op. Als zoon van een Indische zenuw arts en een Friese moeder in het Nederlands-Indië van voor en tij dens de Tweede Wereldoorlog, zag hij de ene na de andere organisa tiestructuur in elkaar vallen. „Als ik persoonlijk verkreukeld ben ge raakt, is het daar gebeurd. Tijdens de oorlog, toen iedereen die ook maar min of meer van Nederlandse afkomst was, in het kamp werd ge stopt, bleven wij in ons huis achter. Mijn vader kon niet worden ge mist. Voor de zwarte mensen wa ren we te blank en voor de blanken waren we trouwens altijd te zwart geweest. Ik weet wel wat discrimi natie is. Wat psychiatrische pa tiënten meemaken, kan ik mee voelen. Het is afschuwelijk". Eenmaal in Nederland was de jon ge Amir vastbesloten het werk van zijn vader in Indonesië voort te zet ten: zenuwarts worden en terug. „Maar ik kwam een Utrechts meis je tegen en die wilde niet. Later, toen ze wel mee op vakantie wilde, durfde ik zelf niet meer. Ik was bang dat mijn jeugdherinneringen zouden worden aangetast." Boeken Er is een goede kans dat Amir, on danks zijn vervroegde uittreden, helemaal geen tijd heeft voor lange reizen naar de Oost. Om te begin nen liggen die tien manjaren van het computerprogramma nog he lemaal voor hem en bovendien zit ten er verschillende opzetjes voor boeken in zijn tekstverwerker. „Ik heb in mijn loopbaan zoveel gewel dig interessante mensen in mijn spreekkamer gehad, zoveel casuïs tiek in mijn hoofd, het is zonde om daar niets mee te doen". Het materiaal zit echter nog in het hoofd en nog niet in de tekstver werker. „De vorm moet ik nog vin den". Amir staat bekend als een beeldend verteller die zijn vak zelfs voor de grootste leek toegankelijk kan maken, dus dat kan het pro bleem niet zijn. „Maar als ik een boek schrijf over psychiatrie dan moet de lezer het idee krijgen dat het hem ook kan overkomen. Want dat is het wezen van de zaak: de omstandigheden kunnen zodanig bij elkaar komen dat volstrekt ab surd gedrag het enige logische wordt. Als ik de mensen dat niet kan laten voelen, kan ik het schrij ven beter laten". Dat er in de psychiatrie weinig is veranderd, is iets wat Amir be treurt. „Natuurlijk zijn er wel revo luties geweest in de behandeling. Van die openheid in het begin is best een heleboel blijven hangen. Maar er zijn nog evenveel drop outs als vroeger, mensen voor wie geen adequate hulp beschikbaar is. Nog steeds worden mensen vastgebonden, opgesloten, dood geknuppeld. Ik ben ervan over tuigd dat dat niet kan en dat het ook niet hoeft als je er voldoende insteekt". Verkeerde kant Met de psychiatrie gaat het, vol gens Amir, de verkeerde kant uit. „Vergelijk het maar met een benzi nemotor. Hoe meer benzine je erin stopt, hoe harder je gaat. Maai' op een bepaald moment moetje naar verhouding vreselijk veel meer brandstof geven om een klein beetje harder te gaan. Zo is het ook in mijn vak. Je steekt tijd en aan dacht. in mensen en hoe meer je er in steekt, hoe meer kans er is dat ze de problemen de baas worden. Aan de rand zitten echter mensen die heel veel nodig hebben om een klein beetje op te knappen. Dat ge beurt niet en dus vallen ze over die rand. Ik vind dat zoiets niet kan. Voor die patiënten moet je doen wat in je vermogen ligt". Volgens Amir ligt er veel meer in het vermogen van de samenleving dan op dit moment geboden wordt. „Je zou een systeem kun nen bedenken waarin zulke pa tiënten dag en nacht begeleid wor den. Die begeleiders hoeven geen psychiaters te zijn, maar mensen die ervoor voelen met zulke patiën ten om te gaan. Die moeten na tuurlijk betaald worden en bege leid. Er moet een goede supervisie zijn en dat kost veel geld. Voor mij kan dat absoluut geen reden zijn om het dan maar niet te doen." Zo grijpen zijn ideeën en zijn toe komstplannen wonderwel in el kaar. Het computerprogramma zou een fantastisch hulpmiddel kunnen zijn om de psychiatrie,op nieuw in te richten met een plaats voor 'leken'. Het boek kan het we zen van het vak toegankelijk ma ken voor een breed publiek, maar Amir maakt zich geen illusies. Zo'n programma is, als het lukt, in de huidige aanpak ook te gebruiken en het boek kun je zien als een soort PR voor de psychiatrische patiënt. Want PR, zo heeft Amir ervaren, is enorm belangrijk. „Overal, ook in een psychiatrisch ziekenhuis. De eerste vijf jaar, toen de samenle ving nog moest wennen aan een open inrichting, heb ik brandstich ters en kinderlokkers zo min moge lijk opgenomen. We konden hen doorverwijzen naar andere inrich tingen. Pas toen het ziekenhuis he lemaal geaccepteerd was, konden we veilig iedereen toelaten die hulp nodig had. Dat heeft er toe bijgedragen dat het PZZ nog steeds een open karakter heeft". Dat ideaal is in ieder geval over eind gebleven. Amir hoopt dat zijn opvolger, J. J. L. Broeken, de open heid hoog in het vaandel blijft voe ren. „Maar dat zal wel, want hier werken voornamelijk mensen die daar heilig in geloven." Mieke van der Jagt De straten van Dubrovnik zijn vrijwel verlaten: de toeristen blijven weg wegens de crisis (foto Louis Bxirgers) Louis Burgers A. P. Amir: „Nog steeds worden mensen vastgebonden, opgesloten, doodgeknuppeld. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet kan en dat het ook niet hoeft..." ifoto Wim Riemens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1991 | | pagina 18