Zon of regen,
we zijn er
Gokken op de grens
Mijn stemgeluid
kent geen grenzen
reportage
Vlaams bos en Zeeuws water
NI
ZATERDAG 29 JUNI 1991
Het provinciaal domein Puyenbroeck bij het Oostvlaamse
Wachtebeke en recreatiecentrum De Braakman werden in de jaren
zestig op initiatief van de overheden uit de grond gestampt. Om
identieke redenen. De mensen een mogelijkheid bieden om, in een volop
in economische expansie verkerende samenleving, te recreëren.
Het Vlaamse domein en het Zeeuwse recreatiecentrum tonen qua opzet
en qua aanbod van recreatieve voorzieningen veel overeenkomsten. Als
het echter gaat om het uitbaten en de doelstellingen van de
exploitanten ligt er tussen de twee centra in de grensstreek een wereld
van verschil.
Jeugdig enthousiasme in domein Puyenbroeck bij Wachtebeke foto Cciviile Schelstraete)
De Gentenaar/Het Nieuwsblad en
de PZC brengen vandaag de zesde
reportage over het leven in het
grensgebied. Deze keer aandacht
voor recreatie en ontspanning.
Het provinciaal domein Puyen
broeck bij Wachtebeke vecht te
gen de bureaucratie en Vlamingen
voelen zich thuis aan de rand van
de Braakman. In Hulst vaart de
Casino-Club wel bij de Vlaamse
burger, die een gokje wil wagen.
Marktkramer en levensliedzanger
Eddy Wally mijmert over zijn suc
ces in Vlaanderen èn Nederland.
De volgende reportage-pagina
Zeeland-Vlaanderen verschijnt in
september.
Een doordeweekse dag in Wachtebeke.
Op de enorme parkeerplaats bij het
provinciaal domein Puyenbroeck braakt
een bus zijn lading jeugdig enthousiasme
uit. Met de tong tussen de tanden probe
ren de onderwijzers het uitgelaten kin
derklasje in rijen van twee te groeperen.
Dat lukt en even later hobbelen de kinde
ren in gesloten gelederen naar de kassa
van het park.
Puyenbroek. Ooit het bezit van de bis
schop van Gent, in de vorige eeuw van de
'maire' (burgemeester) van Mendonk en
sinds 1965 van de provincie Oost-Vlaande
ren. Een park met een totaal oppervlak
van 510 hectare. Een prachtig landschap
pelijk gebied met 'verzonken' weiden, bos
sen, vijvers, watergangen en populieren-
dreven. Maar ook met zwembaden, ten
nisvelden, een sporthal, een grote speel
tuin, een camping, roei-en visvijvers en
tentoonstellingruimten en veel meer.
De trots van het provinciebestuur van
Oost-Vlaanderen en tegelijkertijd het zor
genkindje. De afgelopen jaren kostte het
domein gemiddeld zo'n 7,5 miljoen gulden
per jaar (135 miljoen Belgische Francs).
Directeur H. Braeckman voelt er in eerste
instantie weinig voor om uit te wijden
over de exploitatie-tekorten. „Wij", zegt
hij wijzend naar het hoofd van de admini
stratie H. de Witte, „bepalen het beleid
niet voor dit park. Dat doet het provincie
bestuur. Wij dragen alleen zorg voor de
uitvoering. Dat we van de politiek afhan
kelijk zijn heeft voor-en nadelen." De
voordelen weet hij echter niet te noemen.
Een nadeel wel. „Het gebrek aan soepel
heid, flexibiliteit. Het vermogen om direct
op zaken en ontwikkelingen in te sprin
gen. Promotie verrichten vanuit een ad
ministratie, in casu de provincie, dat gaat
niet. Ons park wordt op zeer bescheiden
wijze verkocht. In folders, die we zelf ma
ken en verspreiden, in een aantal vakbla
den en met wat zelfklevers. Daar blijft het
bij. Maar ja, wij zijn een dienst, geen com
merciële instelling."
Genoeg
Uit de wind, in het zonnetje: Vlamingen op het recreatieterrein De Braakman (foto
Cctmile Schelstraete)
Als het aan de Oostvlaamse gedeputeerde
Etienne de Cuyper ligt zal dat op termijn
niet veranderen ook. Ook hij hoort de
steeds frequenter klinkende stemmen die
met het oog op het eeuwigdurende tekort
van Puyenbroeck roepen: „Het is genoeg
geweest."
Hij stelt echter in de meerjarenplanning-
voor het park dat 'het soort recreatie als in
Puyenbroeck een overheidstaak is, die
per definitie niet lucratief kan zijn'.
„Als men dit soort gezinsrecreatie uitslui
tend economisch zou bekijken, dan gaat
men aan het sociaal-maatschappelijk
doel voorbij. De behoefte dat mensen en
gezinnen uit hun steenwoestenij, uit soms
ellendige woonomgevingen naar een re
creatiepark als Puyenbroeck komen mag
niet, worden afgeremd, maar moet inte
gendeel worden aangemoedigd en bevor
derd", meent De Cuyper.
„Toch", weet de directeur, „wordt er in
Gent gesproken over privatiseren. Alleen
draait de discussie om het feit aan wie het
park moet worden overgedaan. Aan een
katholieke, socialistische of groene ver
eniging zonder winstoogmerk (stichting).
Een dergelijke discussie kan jarenlang
voortduren."
Los van de financiële perikelen blijft het
domein mensen trekken. „De camping
(283 staanplaatsen) is het hele jaar vol.
Acht procent van de vaste plaatsen wordt
bezet door Nederlanders. Voor de sportac-
comodaties en de speeltuin geldt hetzelf
de verhaal. Van over de Westerschelde
trekken we weinig volk. Of dat anders zal
worden met een betere promotie of in Eu-
regio-verband, dat betwijfel ik", voert
Braeckman aan.
Braakman
Vijfendertig kilometer noordelijk voert
het echtpaar Verpalen- Vande Bosch
sinds 1984 de scepter in het recreatiecen
trum De Braakman. Beheerder Cees Ver
palen weet nog goed wat voor terrein toen
van het recreatieschap De Braakman (de
gemeenten Terneuzen en Sas van Gent)
werd overgenomen. „Een verwaarloosde
camping en zwembad, een centrum dat
jaarlijks kampte met een tekort van een
half miljoen gulden. Iets wat we vrij snel
wisten te veranderen."
Hoewel het centrum nu commercieel ge
rund wordt is er niets wezenlijks aan het
karakter van De Braakman veranderd.
Florent 'Bieken' en Mgrie-Louise Fierens
uit het Oostvlaamse Kieldrecht beamen
dit. „Wij komen hier al 17 jaar. Regen of
wind, wij zijn er. Alleen op donderdagen,
dan moeten we even naar Kieldrecht naar
de dokter, maar 's anderdaags zijn we
weer terug", zegt Marie-Louise.
Al tién jaar huist het echtpaar in een cara
van met voortent op hetzelfde stekje op de
hoek van het 'Gentse straatje', dat, U
raadt het al. ingenomen wordt door gezin
nen uit. de Arteveldestad. Sinds Florent,
die vroeger voor een baggerfirma werkte,
arbeidsongeschikt werd verklaard, wonen
ze de helft van het jaar op De Braakman.
„We komen naar hier om ons te ontspan
nen," legt Marie-Louise uit, „We kennen
de mensen hier al jaren en komen met al
len goed overeen. Nee, we hebben hier
geen problemen. We vinden het gezellig,
anders zouden we nooit zo lang blijven.
Als we nu zouden moeten stoppen met
kamperen, dat zou ik erg spijtig vinden.
Maar ergens op een andere camping gaan
staan. Nee, dat niet."
„Ontspanning", vult Florent aan, „dat is
voor mij een keer vissen vanaf de kant. dat
doe ik geweldig graag. Tevoren heb ik 17
jaar met een bootje gevaren, maar ja. dat
gaat nu niet meer sedert mijn ongeval."
Bloembakskes
Het samenleven met de Nederlanders - in
wat de leden van de familie Van de Bosch
het dorp De Braakman noemen, omdat er
in het hoogseizoen 7000 mensen op 82 hec
tare leven - schept volgens de Vlaamse
gasten geen problemen. De tijd dat de kin
deren in grensdorpen elkaar uitscholden
voor 'vuile Hollanders' en 'slechte Belgen'
is voorgoed voorbij. Grote verschillen in
leefstijl zien de twee niet meteen. Of toch.
Een Vlaming wil zijn caravan wat barok
ker inrichten, bloemetjesmotieven bin
nen en bloembakskes buiten. „Wat daar
houden we van. Hollanders houden meer
van snijbloemen. Wij ook van vaste plan
ten. Begonia's enzo. Vroeger zag de Vla
ming geen bloemen. Ah, ja, alleen een
chrysant het kerkhof, maar daar had hij
weinig meer aan", grapt Florent.
De taal vormt evenmin een hindernis. Al
wil de Zeeuwse slager nog wel eens opkij
ken als een Vlaming die ham wil kopen
'hepse' bestelt.
Het gezin Hennen uit Gent koos zeer re
cent voor een vaste stek in De Braakman.
Vroeger trokken ze bij voorkeur rond in
een kampeerwagen. „Maar ja, het reizen
ging er een beetje uit en toen hebben we
maar besloten om deze twaalf meter lange
stacaravan te kopen", zegt vader Hennen.
Zijn zoon en hij zijn fervente windsurfers
en de aanwezigheid van veel open water
gaf de doorslag om in De Braakman neer
te strijken. Vooraf keken ze ook nog rond
op andere plaatsen in België, maar de af
stand tot flinke waterplassen bleek te
groot.
De Vlaamse gasten blijken vooral voor het
water en de rust te komen. Daar verruilt
meneer Luickx zijn woning in Blanken-
berge aan Zee in het seizoen alleen al om
voor de caravan. „In Blankenberge loopt
men mekaar 's zomers voor de voeten. We
zijn hier zoveel mogelijk. Ook vroeger,
toen ik nog werkte was dat het geval, in
die jaren spaarde ik al mijn verlofdagen en
overuren op voor juli en augustus. Kon ik
hier op mijn gemak zitten."
Dankzij die Vlaamse rustzoeker draait het
commercieel recreatiecentrum De Braak
man goed. De familie Van de Bosch denkt
aan uitbreiden in de richting van Bier
vliet. Als de provincie een beetje mee wil
denken zal dat volgens de Braakman-ex
ploitant wel lukken ook. Directeur
Braeckman van Puyenbroeck peinst al ja
ren over een uitbreiding van de camping
van het domein, alleen wil het provincie
bestuur van Oost-Vlaanderen daarover
niet eens denken.
Conny van Gremberghe
De modale meneer uit Antwerpen zegt
het zacht tegen de rest van zijn gezel
schap: „Da's zeker nen drugbaron." Met
in hun ogen een mengeling van bewonde
ring en afgunst kijken veel kleine spelers
rond de Golden Ten-tafel in de Casino-
Club in Hulst gespannen toe hoe een ten
gere, besnorde oosterling bij elke beurt de
maximale 2.400 gulden (45.000 fr) inzet en'
op een half uurtje tijd een tienvoudige
winst binnenrijft. Dat soort zaken voedt
de mythe van het casino als een plaats
waar op een avond miljonairs gemaakt en
geruïneerd worden. Maar wie wat langer
rondkijkt merkt dat de zware gokkers dun
gezaaid zijn en dat de meeste bezoekers
van het casino het spel opvatten als een
amusement waarvoor zij wekelijks hoog
stens een paar duizend frank veil hebben.
Als wij vrijdagavond rond negenen aanko
men bij de Casino-Club, even buiten
Hulst, op enkele kilometers van de grens
met België, is het parkeerterrein al volzet.
De avond en de nacht zijn nochtans nog
lang want de speelzaal sluit pas om vijf of
zes uur 's ochtends, naargelang er volk is.
De nummerplaten op de wagens zijn op
een zeldzame uitzondering na Belgisch.
Meer dan 90 procent van het kliënteel
komt van over de grens, vooral uit de Ant
werpse metropool en de streek rond Sint-
Niklaas, minder uit het Gentse.
De Casino-Club stapt men niet binnen als
het eerste het beste café. De goktempel is
ondergebracht in een ruim wit pand dat
baadt in hel licht. Bewakingscamera's
houden de blinde gevels in de gaten. Op
ons aanbellen zoemt een elektrisch slot
open en stappen wij in een veiligheidssas,
waar een man achter een loket het lid
maatschap controleert. Wie komt spelen
moet immers lid zijn. De lidkaart is gratis
maar men moet wel een legitimatiebewijs
voorleggen. Na controle stappen wij door
een wapendetector en klikt een tweede
elektrische deur open die toegang geeft
tot het heilige der heiligen. Enkele meters
voor ons uit. twee treden naar beneden,
ligt de speelzaal.
Maar links wacht ons eerst nog een stem
mige bar met cocktailpianist, gedempt
licht en fauteuils waar zaakvoerder God
fried De Rauw, een Belg, tekst en uitleg
geeft over het fenomeen grenscasino. De
Rauw zit al 11 jaar in het vak, in België en
Nederland, en strijdt al evenveel jaren om
spelgelegenheden als de zijne uit de illega
le sfeer te halen. Want in beide landen ver
biedt de wetgever principiëel het kansspel
maar duldt hij toch een beperkt aantal ca
sino's.
Beunhazen
De Rauw doet alles om zich, naar de over
heid en het publiek toe, te profileren als
een eerbaar zakenman die zijn geld ver
dient met een fatsoenlijke activiteit. Ille
gale casino's genieten immers een twijfel
achtige faam. De associatie met zware
jongens, schietpartijen, witwassen van
zwart geld en andere criminele feiten was
nooit ver. Die louche reputatie wijt De
Rauw aan „de beunhazen die niet weten
wat casino houden is". Hij speelt het zo
wettelijk mogelijk. Wat inhoudt dat hij be
schikt over een gemeentelijke exploitatie
Golden Ten in Kapellebrug: een beschaafd gokje voor de modale man en vrouw (foto
Camile Schelstraete
Mijn stem kent geen grenzen, zij
klinkt overal
Waar ik ook ben op de wereld
Ik zing voor de mensen, maar steeds en
vooral
breng ik mijn lied uit het hart
Die liedjestekst vat goed samen dat er
voor mij als artiest geen grenzen be
staan. Het komende jaar zal ik te gast zijn
in een grote Nederlandse show naar aan
leiding van Europa '92, samen met al de
grote stars van Nederland. Holland wil
„the voice of Europe" zien.
Mijn oudste herinnering aan Nederland is
de fabriek in Sas Van Gent. Ik ging op
mijn veertiende werken in een weverij. Ik
kon heel goed opschieten met mijh Neder
landse kollega's bij wie ik zeer geliefd was.
In de fabriek stond ik 's middags te zingen
en gitaar te spelen terwijl iedereen zijn bo-
terhammekes zat te eten.
Ik was toen nog een plaatselijke artiest en
moest veel optreden tijdens de week, ook
in Nederland, veel trouwfeesten. Tot 's
morgens vroeg. Ik stapte vaak van de ene
in de andere broek. Moe was ik niet maar
om wakker te blijven moest,ik mijn hoofd
af en toe eens onder de kraan houden. Ik
stak ook al eens een verkeerde spoel, dat
moest dan allemaal uitgekamd worden,
en dan hielpen de Nederlandse meisjes
mij.
In de tijd van de fabriek nam ik ook al eens
een handtas mee over de grens. Er was
toen nog strenge douane maar ik mag zeg
gen dat ik daar geluk in had. Een schoon
portefeuilleke met Eddy Wally erop. in
schoon leer, daar waren alle meisjes gek
op.
Ik vind het fijn een goeie Nederlandse uit
spraak te hebben. Johnny Hoes, die mij
ontdekte en bij wie ik al 25 jaar platen op
neem. heeft daar in het begin dag en nacht
aan gewerkt. Ik heb daar water en bloed
voor gezweet.
Als marktkramer ben ik ook een folklore-
figuur geworden. Elke dag sta ik met hon
derden mensen rond mij. De mensen ko
men met hun fototoestel, met hun video
camera. Zij willen Eddy Wally zien. Ook
de Nederlanders. „Wij vinden dit hartstik
ke fijn. Och, hebt u een fotootje voor mij?
Nou jongen, ik heb nog een sticker van U.
Wat mij ook opvalt, overal waar ik in het
buitenland optreed, in Amerika en de
Sovjet-Unie, kennen ze allemaal het Hol
landse liedje „Tulpen uit Amsterdam" en
dat breng ik altijd in mijn repertoire.
Ten slotte wil ik alle Nederlandse mensen
bedanken voor de duizenden mooie brie
ven, telefoontjes en cadeaus die ik in al die
jaren kreeg.
Eddy Wally
vergunning. Zijn 20 personeelsleden zijn
in orde met de sociale zekerheid en zijn
vennootschap betaalt omzet- en winstbe
lasting aan de fiscus.
Naai- de klant toe presenteert hij zijn zaak
als een stijlvol etablissement waar het
aangenaam toeven is en waar men veilig
en in vertrouwen een gokje kan wagen.
Mét goed opgeleide en correcte spelbe-
dienden bijvoorbeeld. Of de zekerheid dat
een eventuele grote winst zonder proble
men uitgekeerd wordt. Al moet men zich
daarbij niet te veel illusies maken. De uit
eindelijke winnaar is de bank van het casi
no die alleen louter theoretisch al een
voorsprong heeft van bijna 8 procent.
Want de bank betaalt slechts 24 maal de
inzet terug als men op het juiste cijfer gokt
terwijl er 26 mogelijkheden zijn. Volgens
De Rauw beseffen de meeste klanten dat.
„Neem het van mij aan, de meeste mensen
spelen voor het plezier en beseffen dat zij
op lange termijn verliezen."
De nette, zakelijke aanpak werpt blijk
baar vruchten af. Het casinq draait nu al 4
jaar zonder incidenten. Op weekdagen
telt men naar eigen zeggen 60 tot 100 be
zoekers. Tijdens het weekend loopt dat
aantal op van 150 tot 230, Met een adres
senbestand van 8.000 namen is er momeh-
teel zelfs een ledenstop. Al dat volk zou
maandelijks goed zijn voor een omzet van
2 tot 300.000 gulden. De Rauw schrijft dat
succes toe aan de lagere drempel dan in
een klassiek casino, en de grotere amuse
mentsfactor „Klassieke roulette kan men
alleen passief ondergaan, bij Golden Ten
neemt men deel aan het spel."
Teleurstelling
Hoog tijd om het spelvertier van dichter
bij te bekijken in de eigenlijke speelzaal.
Wie de elitaire en chique sfeer dacht op te
snuiven van het klassieke mondaine casi
no wacht een teleurstelling. De ruime
rechthoekige ruimte biedt eerder de
volkse aanblik van een. Engelse bingohal.
Men ziet hier geen stijve dames en en he
ren in formele avondkleding maar onge
dwongen mensen in doordeweekse outfit.
„Nee, een das of klassiek pak is niet ver
eist", licht de uitbater toe, „wij vragen en
kel dat onze klanten verzorgd gekleed
zijn, en dat zij zich beleefd en beschaafd
gedragen. Wie zich niet kan gedragen en
last verkoopt wordt vriendelijk de deur
gewezen." Het publiek in de goed gevulde
zaal, waar frisdrank, koffie en koud buffet
gratis zijn, is erg gemengd. Jong en oud
door elkaar, vaak mannen, alleen of in
groep, maar ook veel paren. Veel autoch
tone Belgen maar ook flink wat van bui
tenlandse origine Na middernacht dui
ken opvallend veel Chinezen op. uit de res
taurants in het Antwerpse wordt er ge
zegd. Extravagante persoonlijkheden zijn
niet zo meteen te bespeuren. Jan Modaal
voert hier de boventoon.
Waar het letterlijk en figuurlijk om draait
zijn de drie Golden Ten-tafels. De spelers,
want er zijn ook kijkers, zitten op een
soort barkrukjes aan de twee of drie spel-
vlakken, met centraal de „ketel", een licht
afhellende cirkelvormige metalen kuip
met in het midden 26 vakjes. De spelbe-
diende lanceert via een piastic goot een
balletje tegen de schuin opstaande rand
van de ketel en vervolgens rolt de bal
traag in een lange spiraal naar een van de
vakjes in het centrum. Onderweg snijdt
het balletje twee cirkelvormige lijnen. De
onderste is de zogenaamde „limietlijn".
Net voor die lijn overschreden wordt
weerklinkt het bekende „rien ne va plus"
en mogen de spelers niet meer inzetten.
Zij die Golden Ten geen kans- maar een
behendigheidsspel noemen beweren dat
men door het volgen van de koers van de
bal kan uitrekenen waar hij zal terechtko
men.
Maar zo te zien betrouwen de meeste spe
lers toch meer op louter geluk dan op wis
kunde. Het gros van de gokkers doet het
kalmpjes aan, met inzetten van enkele
honderden franken. Een echtpaar uit Si-
naai vertelt dat het sedert een jaar zowat
elke week komt spelen. Heel bescheiden,
elk telkens 1.000 fr. Sedert Nieuwjaar hou
den zij winst en verlies bij. Tot enkele we
ken geleden was de balans in hun voor
deel. Maar winnen is niet het belangrijk
ste. „Wij komen in de eerste plaats om ons
te amuseren, om het spel zelf en de sfeer
die erbij hoort. Het is hier gezellig, en de
drank en het eten zijn gratis. Vroeger za
ten wij in een dansclub, of gingen wij naar
het voetbal, en dat kostte ons evenveel of
méér."
Het is inmiddels na enen geworden, het
gokvirus heeft ons nog altijd niet te pak
ken en wij houden het voor bekeken. Net
als de Zeeuwen die opvallend afwezig blij
ven uit deze merkwaardige amusements
gelegenheid binnen hun territorium.
Eric De Keyzer