mens danst aapje mee In elke wel een David Teniers Het eeuwfeest van een museum M'- W mk w as kunst cultuur VRIJDAG 17 MEi 1991 Apenfeest, 1633, koperschilderij (détail) (links). De schilder met zijn gezin, paneel, (boven) (naar) David Teniers, zelfportret, (rechts) David Teniers de Jongere was een man van grote faam en welstand. De schilder en hoveling was bij zijn leven geëerd. Daarna minderde de belangstelling. Drie eeuwen fingen voorbij voordat hij zijn bepalende overzichtstentoonstelling kreeg. Nu treedt 'de grote zoon van Antwerpen' uit de schaduw van zijn vriend Rubens en de aangetrouwde familie Brueghel. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in zijn geboortestad sluit met dit prestige-object de viering van het eeuwfeest af. Het kreeg daarvoor de medewerking van eep reeks musea in de wereld. Zo konden honderdveertig schilderijen en tekeningen bijeengebracht worden. Een eenmalige belevenis. Teniers. De Gouden Eeuw in de Scheldestad. Antwerpen maakt zich breed om in 1995 glans te geven aan het predikaat Culturele hoofdstad van Europa. De stad krijgt een ander aanzien. Nieuwbouw, renovatie en restauratie maken de bedoelingen duidelijk. Daar hoort ook een duidelijke pro grammeringvan de activiteiten bij. De Scheldestad neemt alvast een ruime opmaat en viert dit jaar het eeuwfeest van het Konink lijk Museum voor Schone Kunsten. Belangrijkste manifestatie is de tentoonstelling van het werk van David Teniers de Jongere. De Antwerpenaar Teniers stierf driehonderd jaar geleden en liet een aanzienlijk oeuvre na. Zo'n eerste overzicht (na drie eeuwen!) brengt ongetwijfeld velen binnen het paleisachtige museum, dat geheel naar de inzichten en eisen van de tijd werd gebouwd. Het werd in 1890 met veel vertoon geopend. In de voorgeschiedenis speelt dezelfde Teniers een niet onbelangrijke rol. In 1663 kreeg hij na lang aandringen voor elkaar dat de Sinjorenstad een eigen officiële Academie kreeg. Deze Academie richtte een schilderscanier op waarin de verzameling van de gilde werd ondergebracht. Deze collectie vormt nu nog de kern van het museum. De architecten Winder en Van Dijck moet een kunsttempel voor ogen hebben gestaan. De schone kunsten vroegen in die tijd een eerbiedige benadering: een paleisachtig front met indrukwekkende zuilen en een ge beeldhouwde dakbekroning, hoge koele galerijen voor het heilige en een centrale zaal voor het allerheiligste deel van de verzame ling. Er is een opmerkelijke parallel met het bouw- en breekwerk van nu. De constructie van het museum paste in de nieuwe 'stadsuit leg' die eind vorige eeuw duidelijk maakte dat Antwerpen de eco nomische malaise te boven was en planmatig aan de toekomst werkte. Het museum deelde in die aanpak. Een dynamische verwerving, zowel aanvullend als vernieuwend, maakte ook dit gebouw spoe dig te klein. De groei van met name de moderne afdelingen eiste uitbreiding. In 1927 vielen de lichte binnenplaatsen ten offer aan de expansiedrift. Ze werden overdekt en ingedeeld bij het zalen complex. Dat heeft de ruimtenood slechts gedeeltelijk kunnen opvangen: het depot groeit. Verzameling Met het museum zijn een aantal namen onverbrekelijk verbon den, David Teniers in de eerste lijn. In 1794 voegt Napoleon zich in de rij. In negatieve zin. Hij laat drieënzestig werken, waaron der 30 maal Rubens en 9 maal Van Dyck, richting Parijs ontvoe ren. Ze komen na de val van de Bonapartes ongeschonden terug. Florent ridder van Ertborn schrijft in 1841 museumgeschiede nis door de schenking van honderdeénenveertig topstukken, waaronder Vlaamse Primitieven, Jan van Eyek Maagd van de bron en Heilige Barbara), Rogier van der Weyden (Portret van Philippe de Croy en De zeven sacramenten), Hans Mem ling (Por tret van Giovanni de Candida en Christus met de musicerende engelen Voorts in deze Ertborn-verzameling werken van Met- sys. David, Fouquet, Cranach, Patinir, David, De Messina, Marti ni. In deze eeuw komt de naam naar voren van museumdirecteur dr Arthur Comette, jurist, musicus en schrijver. Hij bouwde de col lecties uit. De laatste decennia trok het museum de aandacht door grote tentoonstellingen als die van het werk van Pieter Pauwel Rubens en James Ensor. De Antwerpenaar Rubens is. vanzelfsprekend in samenhang met stadgenoten als de Teniers- en Brueghelfamilies, Van Dyck en Jordaens. van grote betekenis voor het museum. Dat geldt in later tijd evenzeer voor het werk van Leys, De Brae- keleer, Ensor. Wouters. Opsomer, Van den Berghe, Brusselmans, Permeke, Delvaux en Magritte. David Teniers de Jongere heeft het tientallen jaren uitsluitend met enige naamsbekendheid moeten doen. Zijn werken waren op ruime schaal verspreid, zijn plaatsje in de geschiedenis stond vast. Hij was voor sommigen een schilder van het tweede plan, voor velen was het derde meer van toepassing. Daar bleef het bij. De kunsthistorie, die graag hoogtepunten benoemt, bekommerde zich nauwelijks om Teniers. Een tentoonstelling waarop het overzicht én het historisch perspectief zouden gelden, bleef uit. De laatste tijd is daar verandering in gekomen. Een hoog gekwalificeerd experte als Margret Klinge heeft nu haar stempel kunnen drukken op een tentoonstelling die de (bijna) volledi ge Teniers in het licht zet. Nieuw licht. Het Koninklijk Museum voor Schone Kun sten in Antwerpen verzorgt het. Aanzien David Teniers (1610-1690) heeft nimmer de schaduwzijde gezocht. Zijn bewogen bestaan werd voor een belangrijk deel ge kenmerkt door de zucht naar vertoon. Naast zijn erkenning als schilder, en die was er, reikte hij ook naar een in zijn ogen hoger maatschappelijk aanzien. Hij be woog zich graag in hofkringen, werd ka merheer van de aartshertog, diens hof schilder en directeur van de verzamelin gen. Hij kocht een kasteel met tuinen en een gracht. Daarbij hoorde, vond Teniers, toch tenminste en adelbrief die hem zou machtigen zijn uit obscure bron opgediep te blazoen aan de poort te spijkeren. Was hij een markies, een burggraaf, een baron of een gewone ridder? Met zo'n vraag kon hij de dromen van zijn dagen vullen. Zijn activiteiten gingen verder. Teniers zette zich in voor de stichting -onder hoge goedkeuring- van een Academie in Ant werpen. Hij won dat pleidooi. Het zegt iets over zijn aanzien onder de kunstbroeders, een gezelschap waar jalouzie gemeenlijk een voorname rol speelt. De schilder Teniers verzamelde roem. Hij won de vriendschap van een erkende meester als Pieter Pauwel Rubens, kende diens volgelingen en huwde Anna Brueg hel, de dochter van Jan de oudere. Fluwe len Brueghel genaamd. Beschermers Het ontbrak David Teniers, de tweede in de reeks van drie (zijn vader en zoon droe gen dezelfde naam) kundige schilders, niet aan wierook. Hij had machtige op drachtgevers: prins Willem II van Oranje, koning Philips IV van Spanje, Jacobus II van Engeland, koningin Christina van Zweden, bisschoppen en kardinalen. Aartshertog Leopold-Willem. belast met het bestuur over de zuidelijke Nederlan den, benoemde hem tot zijn hofschilder en later tot ayuda da camera, een kamerheer van het soort dat zich niet bezig houdt met de sokophouders van de majesteit. De nieuwe landvoogd, Don Juan van Oos tenrijk, volgde dat voorbeeld. De heren hadden het overigens bar moei lijk met de schilder die hen bestookte met smartelijlke verzoeken om uno titulo de noble. Teniers hakte de Spaanse knoop dan zelf maar door en liet zijn wapen schild, een beer met drie eikels proviand, aanbrengen op zijn torenvanen, boven de deur, op zijn wandelstok en aan weerskan ten van zijn koets. De stadhouder had wei nig moeite met het bevel al dat fraais dek kend over te laten schilderen. De burger man Teniers werd zijn plaats gewezen... Een huwelijk, vlak na de dood van Anna, met de magistraatsdochter Isabelle de Fren hielp niet. Ook een beroep op de vriendschap van de nieuwe bewindvoer der markies De Caracena haalde niets uit: Teniers was hofschilder af. De bestellin gen bleven evenwel komen en ook het ini tiatief voor de Antwerpse Academie werd gehonoreerd. Al in zijn tijd wordt David Teniers om schreven als een meesterschilder op een plaats na meester Rubens, na Anthonie van Dyck en Jacob Jordaens. Een kleine meester dus. Men ziet de aanvankelijke verwantschap met het werk van Adriaen Brouwer, de ontwikkeling van een meer persoonlijke stijl en de terugval als de gel delijke middelen hem een eigen 'stal' van gezellen toestaan. Dat samenwerken, in het verband van ateliers öf van de mees ters onderling, staat niet op zichzelf. Het is een tijdlang mode. Zeer bekend zijn de verbanden die Rubens aanging. In de Ma donna in een bloemenkrans (Alte Pinako- thek, München) zien we een schoolvoor beeld van een coproduktie met Fluwelen Brueghel. De vlezige engeltjes zijn voor re kening van Pieter Pauwel, de prachtige bloemen bekennen het penseel van Jan de Oudere. Teniers laat het handwerk over aan min dere schilders. De gevolgen zijn duidelijk. De tentoonstelling maakt ook duidelijk waarom David Teniers zo lang in de scha duw is gebleven. Rubens presenteerde een voor die tijd ongekende vorm van mo numentaliteit. Zijn leerlingen trachten de hoofse cultuur te vervolmaken. In de Bruegheldynastie gingen perfectie en verfijning het boertige element verdrin gen. Brouwer werd de meester van de di recte expressie. Hij ving het leven van alle dag scherp en snel in stemming én uitvoe ring. David Teniers verenigt, op kleine afstand, 'slechts' een aantal van deze elementen in zijn werk. Benadering Is dit oeuvre daarom ook van een lagere rang? De museale consensus gaat/ging daar vooralsnog van uit. Teniers hoorde enkele eeuwen bij de collecties, maar nooit op zichzelf, nooit als bepalende een ling. altijd in de samenhang van Het Ze- ventiende-eeuwse Genrestuk. Het is daarom niet zonder betekenis dat de vijftig!medewerkende musea nu een andere opvatting zien. Het is ook veelzeg gend dat het initiatief in de Hermitage van Leningrad ontstond, het museum dat zoveel Vlaamse en Nederlandse topstuk ken binnen zijn muren heeft. De (vooralsnog exclusief Antwerpse) be nadering van Klinger toont de nadere kwaliteiten van Teniers. Vooral de kleine schilderijen en de tekeningen tonen aan dat we met een schilder van betekenis te doen hebben, treffender soms dan de naar het pompeuze neigende Rubens, treffen der zeker dan de overdaad van Jordaens. De kwaliteit en de directheid van Brouwer vinden we nergens terug. De grote land schappen hebben het vermoeide van een uitgerekt adagio en kunnen slechts in de détails boeien. Het is opvallend dat in de wat grotere schikkingen de mensfiguren geen 'ogende' posities krijgen; ze staren langs elkaar heen, de oneindige verte in (zie Soldaten plunderen een dorp, cat. 60 B). Thema's Thematisch blijft Teniers binnen de ver wachtingen die het beeld van zijn eeuw schept. Genre: kroegtaferelen, eters, kaartspelers, zuipschuiten, apen in men- senrol, rokers, dansers vooral, landschap pen, krulbollers, huisjes in de sneeuw. Maar ook: portetten ten halven lijve, de kleurige temptaties van de zeer heilige Antonius, de boetvaardige lichtekooi, de wisseling der seizoenen in de vier jaarge tijden, de dromende herder, de tekenen van hebzucht en geweld, het feestmaal van de Verloren Zoon. In het kleine uitzonderlijk helder geschil derde paneel Vanitas (cat,-. 4) penseelt Te niers de geest van de tijd. Zijn opvatting van de aardse Kermis der IJdelheden houdt een gevoelige sneer in naar de naja gers van fortuin. Teniers kent de proble matiek. Zijn schilderswinkel voorziet in toespelingen op schoonheid, rijkdom, kennis en de misverstanden omtrent het liefdesbegrip. Liefde verblint zegt het vaantje. Een nog jonge vrouw, het toon beeld van verwelkte schoonheid, staart wezenloos tussen een ware rimram aan voorwerpen die naar de geneugten des le vens verwijzen. Maar, goud noch paarlen dienen haar. De aap heeft het scherpste gezicht. Op het schilderijtje aan de wand kakt de boer voort. De jongetjes blazen zeepbellen. IJdelheid? Het antwoord ligt, uit bijbelse inspiratie, besloten in het woord Dit lijf wat ist, als stanck en mist?. Dat is de Teniers van de binnenkamer: een zedenschets achter gesloten deuren. Daarbuiten loeit, met zang en dans, het ware leven aan. In elke mens danst wel een aapje mee... De Zeventiende Eeuw ten top? Het zijn de themata en motieven die dankbaar opge nomen worden in de achttiende eeuw als er weer ruimte ontstaat voor een positieve visie op de natuur en het landelijk bedrijf. Teniers blijkt een boeiend vertolker van dat gevoel: een jubileumtentoonstelling waard. Andreas Oosthoek Teniers, Koninklijk Museum voor Schone Kun sten, Antwerpen. Tot 1 september, dagelijks -be halve maandag- van 10 tot 17 uur, woensdagen van 10 tot 22 uur. Toegang Bfrs 200. cataloog Bfrs 980. Bij uitgeverij Hadewijch (Antwerpen/Baami verschijnt de geromantiseerde biografie De Ver loren Zoon door Chris Meerbeke.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1991 | | pagina 17