Oosterse
schoonheid
op papier
en zijde
v;*"r JF>'
JÊ J„. Jj 11
De opstandige
clown van de
kraakbeweging
Chinese schilderkunst
1-3^ ut.
-^4'
WÏVK^ v. "1 *MÊ?
1 vfVt
De affaire
Hans Kok
kunst cultuur
VRIJDAG 19 APRIL 1991
1
JsÉ'i.
.ïk
4US8
De Chinese schilderkunst is in Nederland volstrekt
onbekend. Niet alleen het grote publiek, maar ook
kunsthistorici en sinologen kennen zelfs de namen van de
allergrootste kunstenaars niet. Daarin speelt mee dat
sprekers van westerse talen zonder kwade opzet altijd al een
slecht ontwikkeld geheugen hebben voor namen uit het
Chinese taalgebied. Op een expositie in de afdeling
Aziatische Kunst van het Rijksmuseum kunnen we nu voor
het eerst met eigen ogen zien dat de Chinese schilderkunst al
eeuwenlang op een zeer hoog niveau staat.
VN)/
r
Lan Tao, Landschap met architectuur, inkt en lichte kleuren op papier, ca. 1700
Klaas Ruitenbeek vertelt in de catalogus
dat de belangrijke positie van de schil
derkunst in de aan China, Korea en Japan
gewijde zalen tot nu toe volstrekt niet tot
haai' recht kwam. Hij illustreert dat met cij
fermateriaal. Het grootste op het ogenblik
beschikbare kunstenaarswoordenboek
geeft voor de periode van 200 na Chr. tot 1900
korte biografieën van maar liefst 30.000 Chi
nese kunstenaars en kalligrafen. Hun 'kriti
sche kunsthistorische bestudering' staat
nog in de kinderschoenen, maar deze grotè
aantallen maken meteen duidelijk hoe be
langrijk de schilderkunst in het culturele le
ven was.
Het Rijksmuseum verwierf tussen 1930 en
1955 een aantal Chinese schilderingen, maar
vervolgens werden er tot 1987 geen aanko
pen meer gedaan. Een van de verklaringen
daarvoor is volgens Ruitenbeek dat de Chi
nese schilderkunst in de Europese kunst
handel nauwelijks een rol speelt. Wie iets
dergelijks wil kopen, moet naar New York en
Hong Kong en dat is niet bepaald naast de
deur. In de tweede plaats is het een gebied
vol voetangels en klemmen, met een hoog
percentage moeilijk te onderkennen verval
singen. En tenslotte speelt volgens Ruiten
beek mee dat de Nederlandse verzamelaar
kennelijk liever iets tastbaars in handen
houdt: „Een porseleinen kom, die klinkt als
je ertegen tikt, of een stevig beeld."
Bij de opbouw van een museumcollectie is
het echter nooit te laat om de draad op te
vatten. Het groeiende besef van spijt dat het
Rijksmuseum zo weinig kon tonen, leidde
sinds 1987 al to t een paar bescheiden aanko
pen. Vorig jaar werd echter een grote sprong
voorwaarts gemaakt: het Rijksmuseum
kocht in één keer een vrij omvangrijke groep
schilderingen uit de collectie van G. J. Disse-
velt. Het betreft veertien verticale rolschil-
deringen, drie horizontale rolschilderingen,
drie albums met elk twaalf bladen en vier
losse alblumbladen, gemaakt vanaf de zes
tiende tot en met het eerste kwart van deze
eeuw. Dissevelt kocht dit werk in de jaren
vijftig tijdens een verblijf in Peking. Ruiten
beek vermeldt tevreden dat het Rijkmu
seum nu voor het eerst de belangrijkst
kunstvorm van China „op althans enigszins
adequate wijze" aan het publiek kan kan la
ten zien.
Hofschilderkunst
De verzamelaar heeft de afdeling Aziatische
Kunst inmiddels ook zeven grote, anonieme
albumbladen uit de achttiende eeuw ge
schonken. De bladen zijn voorbeelden van
een zeldzame provinciale variant van de do
cumentaire hofschilderkunst. De primitief
geschilderde maar charmante voorstellin
gen tonen wondere werken van Mazu, de go
din van de zeevaart. Op een daarvan be
werkstelligt zij de verdrijving van de Hollan
ders van Taiwan door Koxinga in 1662.
De expositie toont behalve deze schenking-
een selectie uit de aankoop, die is onder te
verdelen in vier categorieën. De eerste groep
bestaat uit voorstellingen van bloemen en
vogels. Het zijn twee hangrollen van, de vrou
welijke kunstenaars Ma Shouzhen (1548-
1604) en Yun Bing (eind zeventiende eeuw).
Vooral de hangrol van Yun Bing is een
prachtexemplaar. De rol is ooit in tweeën ge
sneden, maar wordt gerestaureerd. Op een
gouden ondergrond schilderde de kunstena
res een levendige voorstelling van een kat,
vlinders en prachtig bloeiende rode, roze en
i
fF"
MS»)
Yuan Jiang, Landschap met architectuur, inkt en kleuren op zijde, 1721
Rivierlandschap
witte papavers. Het Chinese woord voor kat
(mao) betekent tegelijkertijd 80 jaar, dat
voor vlinder (diej betekent 70 jaar. Daarmee
wordt duidelijk dat deze hangrol als geluk
wens was bedoeld: „Moge u 70 of 80 jaar wor
den."
De tweede groep werken is afkomstig van de
zeventiende-eeuwse landschapsschilders
die bekend staan als de 'geleerde dilettan
ten'. Zij verdienden hun brood in intellec
tuele beroepen en beoefenden de schilder
kunst als liefhebberij. Zo was Che Yizai een
bekende arts in het Shanghai van het einde
van de zeventiende eeuw. Hij hangt op de
tentoonstelling met een wat desolaat over
komend landschap. Naast de voorstelling
kalligrafeerde Zhang Yuan een gedicht dat
fraai aansluit bij de sfeer van de voorstel
ling: „Wie zou ik kennen op mijn reis. het
hertejong in 't bos daarginds?" De meeste
schilderingen werden 'automatisch' van een
dergelijke gekalligrafeerde tekst voorzien.
De derde groep aanwinsten is afkomstig van
de zogenoemde orthodoxe schilders. Hun
schilderingen kunnen niet los worden gezien
van de eeuwen daarvoor: zij probeerden uit
verschillende stijlen uit het verleden een ei
gen stijl te destilleren. Het mooiste voor
beeld is afkomstig van Guan Xining. werk
zaam in de tweede helft van de achttiende
eeuw. Hij maakte een illustratie bij de 'Bal
lade van de luit', een beroemd gedicht van
Bai Juyi (772-846). Daarin betreurt een niet
meer zo jonge courtisane haar treurige lot:
zij is nu saai getrouwd met een koopman. Op
de schildering vertrekt zij per boot naar de
overkant, de' maan zet het tafereel in een me
lancholiek stemmend licht.
De vierde groep bestaat uit de beroepsschil
ders. Zij werkten voor opdrachtgevers die in
de eerste plaats een mooie versiering voor de
kamers -van hun grote huizen wilden. Yuan
Yao maakte bij voorbeeld in 1751 een forse
hangrol met de voorstelling van een weids
rivierlandschap met een drukke haven op de
voorgrond.
De vingerschildering van een tijger van Gao
Q.ipei hoort tenslotte thuis in de groep van
de individualisten. Haast, alle werkelijk gro
te schilders van de laatste vierhonderd jaar
behoren tot deze groep. Gao Qipei (1660-
1734) heeft van de tijger een zeer levensecht
beest gemaakt. Je ziet hem zijn spieren
spannen voor een sprong.
De met inkt en verf op papier of zijde aange
brachte voorstellingen verkeren meestal in
goede staat. Veel hangrollen zijn echter in
gekort waardoor de harmonie tussen de
schildering en de omlijsting verloren is ge
gaan. Na de expositie verhuizen de schilde
ringen daarom naar het restauratie-atelier
'voor een opknapbeurt, waarbij zij onder
meer opnieüw worden ingelijst. Het Rijks
museum is echter niet van plan het werk ver
volgens in de depots weg te stoppen: het pu
bliek kan de kennismaking vernieuwen als
het bij toerbeurt in kleine groepjes opnieuw
wordt getoond. Permanent kan niet, omdat
ook Chinese schilderingen gevoelig zijn voor
licht.
Fran^oise Ledeboer
Tentoonstelling: Chinese schilderkunst, te zien tot
en met 30 juni, Aziatische afdeling Rijksmuseum,
ingang Hobbemastraat, Dinsdag tot en met zater
dag van 10.00 tot 17.00 uur. zondag van 13.00 tot
17.00 uur, maandag gesloten.
De film begint adembenemend:
burgemeester Ed van Thijn met
holle, van emotie gefixeerde ogen,
gevangen in zijn werkkamer tussen
heraldische wandversiering en de
camera. Uit een casetterecorder op het
bureau stijgt een lied, van Joop Visser:
Heb je wel gehoord, Ze hebben Kok
vermoord, onder leiding van Van
Thijn....
Wat vindt hij daar nou van, vraagt de
interviewster. „Dat gaat mij door merg
en been, Het is een verschrikkelijk
verwijt", zegt Van Thijn, „Maar het
staat haaks op de conclusies uit vier
onderzoeksrapporten." Het is de
indringende binnenkomer van In naam
der wet van Barbara den Uyl, een
filmische reconstructie van de
gebeurtenissen rond de dood van de
kraker Hans Kok. „Iedere
overeenkomst met personen uit de
werkelijkheid is niet toevallig", luidt
de ironische tekst in de aanloop naar
de film.
Kok werd op 24 oktober 1985 bij
rellen in de Amsterdamse
Staatsliedenbuurt opgepakt en de
volgende ochtend dood in zijn poli
tiecel gevonden. Hij werd 's
avonds, in het donker, begraven
uit angst voor rellen. Het was op
het hoogtepunt van de strijd tus
sen Van Thijn en krakers om 'de te
rugverovering' van het gezag in de
Staatsliedenbuurt.
Kok was een opstandige jongen
die zich kleedde in t-shirt met ha
kenkruis en het opschrift Destroy,
een drugsgebruiker die „op zijn
zachtst gezegd niet erg voorzichtig
was met zijn leven", vertelt een
oud-lid van de punkband Lol en de
Ellendelingen waarin Kok speel
de. Tijdens de rellen bekogelde hij
de politie met dakpannen. Hans
Kok was geen lieverdje en Den Uyl
heeft van haar hoofdpersoon geen
held gemaakt. „Hij gedroeg zich
als een aso", zegt een van zijn vroe
gere makkers in de film. „Maar
toch hadden we een warm plekkie
voor 'm. Als hij eens iets flikte, ja,
dat was Hansie en dan was het
oké."„Hij was niet agressief', zegt
een ander. „Hij was aardig, lief en
komisch. Meer een clown. Zo
noemden we hem ook. Clown."
Dat Hans Kok zichzelf een paar
uur later welbewust een overdosis
methadon heeft toegediend gelo
ven zijn vrienden niet. „Dan was
hij wel van het dak gesprongen, op
een ME-er of zo." Of het aan die
steenkoude cel lag waarin hij de
nacht zonder matras of deken
moest doorbrengen? Voor scena
rioschrijfster en regisseuze Barba
ra den Uyl staat vast dat, wat ook
de klinische doodsoorzaak ge
weest mag zijn, Hans Kok is over
leden door toedoen van een vijan
dig en wreed justitieel systeem.
Door falende menselijkheid. Die
boodschap brengt Den Uyl, doch
ter van oud-premier Joop den Uyl,
overtuigend. Het laat geen twijfel
dat ze geen boodschap heeft aan
de puur formele conclusies van het
justitiëel onderzoek dat justitie en
politie van directe schuld heeft
vrijgepleit. Ze kende Hans Kok
persoonlijk, woonde in de Staats
liedenbuurt samen met de advo
caat Henk Kersting die optrad na
mens Koks nabestaanden, en ze
windt er geen doekjes om dat ze de
film uit 'betrokkenheid' heeft ge
maakt.
Behalve burgemeester Van Thijn
(„Het eerste rapport van de Rijks
recherche was een flodder waar
voor ik mij schaamde") spelen in
de 'nagespeelde documentaire' fa
milieleden en vrienden van Hans
Kok hun eigen rol. Ook de toenma
lige minister van Justitie Korthals
Altes is door Den Uyl verleid tot
een optreden. Daar zal hij spijt van
hebben. De scène waarin de ont
wijkend antwoordende oud-minis
ter duidelijk maakt dat hij niet lan
ger wil worden gefilmd is integraal
opgenomen. „Iemand had toch
wat kunnen doen: het was toch
duidelijk dat hij er slap. bleek en
ziek uitzag", had Den Uyl hem
voorgehouden. Aan het eind van
de film komt Korthals nog een
keer terug om „opnieuw mijn me
deleven met de nagebleven betrek
kingen" van Kok uit te spreken.
Geen erg overtuigende performan
ce.
Controle
Wat zich precies allemaal heeft af
gespeeld in het cellenblok van het
politiebureau is nooit helemaal
duidelijk geworden. In haar film
toont Den Uyl dat er vooral veel
niet is gebeurd. Regelmatige con
trole door een arts bleef achterwe
ge, Kok kreeg geen deken en geen
matras. Of hij nu wel of geen ont
bijt kreeg in de vroege morgen van
25 oktober is niet opgehelderd.
Feit is dat hij pas tegen de middag
werd aangetroffen. Dood, liggend
op zijn betonnen brits. Een combi
natie van te veel alcohol, metha
don en librium, luidde de eerste
verklaring. Onderzoek door de
rijksrecherche wees later uit dat
onderkoeling eveneens een be
langrijke rol moet hebben ge
speeld. In de cel van Hans Kok was
het veel kouder dan in de andere.
De kritiek op de politie is hard. Va
der Kok krijgt pas na tussenkomst
'van Van Thijn persoonlijk toe
stemming om het lichaam van zijn
zoon in het mortuarium te zien.
Het bezoek wordt door Den Uyl
vanaf de vloer, kil belicht, in beeld
gebracht. De kijkers zien alleen de
voeten van de dode onder het witte
laken.
Den Uyl heeft de overhaast gere
gelde begrafenis van Kok in scène
gezet. Een triest groepje mensen
draagt een kist door een
herfstkleurig, schemerig bos. Kok
werd na zonsondergang begraven,
een dag voor de geplande datum
om de verwachte krakersrellen te
voorkomen.„Ik ben me van geen
kwaad bewust", besluit de acteur
die de hulpofficier van justitie
speelt in de film. „Als ik morgen
weer zo'n piepeltje voor me heb
doe ik het precies zo."
Twijfel
In de film wordt op zijn minst twij
fel gezaaid over de formele eind
conclusies van het justitiëel onder
zoek. Zoals de arts die terugkomt
op "zijn uitspraak dat Kok er wel
degelijk „slapjes" had uitgezien.
„Die jongen was er heel slecht aan
toe, dat kon iedereen wel zien",
zeggen bewaarders, die alledrie na
de affaire hun baan bij de politie
hebben verloren. En dan die poli
tiefoto, gemaakt vlak voordat Kok
zijn cel inging: een verslapt gezicht
met gesloten ogen. Daarbij is het
beslist geen voorwaarde dezelfde
sympathie voor Kok te voelen als
Den Uyl of zijn vrienden. De film In
naam der wet is geen roeperige,
saaie aanklacht. Integendeel. De
vraag 'wie is schuld aan de dood
van Hans Kok?' is in de film een
oersterke retorische staaldraad.
De bijzondere spanning van het
begin wordt met gemak de volle
lengte van een uur vastgehouden.
Het is jammer dat co-producent de
Nos In naam der ivel pas volgend
voorjaar uitzendt. Tot die tijd moe
ten geïnteresseerden naar de thea
ters Desmet in Amsterdam, 't
Hoogt in Utrecht of Mariënburg in
Nijmegen, waar de film op vrijdag 2
mei in première gaat.
Fred van Essen
Beeld uit In naam der wet: Kok kwam suf over, maakte een belabberde
indruk... (foto GPD