Veelverzuimers, pas op! Kees de Baar leert alle kinderen lezen PZC Snel gaan voetballen schoolkrant Steeds meer drop-outs DINSDAG 29 JANUARI 1991 Spijbelen zonder straf aan je broek. Nauwelijks lukt het leerlingen nog door de mazen van het controlesysteem te glippen. Even een uurtje naar de platenwinkel of'Ko's patatkraam: terwijl de leerling zijn vorkje in een frietje mét prikt, stelt de mentor de ouders al op de hoogte van zijn ongeoorloofde afwezigheid. Met een uitgekiende registratie en controle hebben veel scholen het kleine verzuim succesvol aangepakt. Maar het probleem is de wereld niet uit. De zware gevallen, drop-outs, kinderen die leerplichtig zijn maar met geen stok naar school zijn te slaan, nemen alarmerend toe. Medio jaren tachtig regende het 1 noodkreten over het schoolverzuim. De Werkgroep Uitvoering Leerplicht (WIJL) hield op Walcheren een onderzoek naar illegale absentie. In de categorie 13- tot 17-jarigen noteerde de WIJL 53 'veelverzuimers', leerlingen die in vier weken minstens acht lesuren spijbelden. Een schokkend resultaat. In dikke rapporten vroegen beleidsmakers aandacht voor ontduiking van de leerplichtwet, niet in de schoolbanken zitten als je daar wel hoort te zijn. Brochures werden uitgegeven, studiedagen georganiseerd, de rijksoverheid bedacht leerplichtprojecten die ervoor moesten zorgen dat in de hele provincie alle betrokkenen de leerplichtwet op dezelfde wijze zouden uitvoeren. Onderwijsland ging het spijbelspook te lijf. Veel scholen hebben de afgelopen jaren zelfstandig de bestrijding van het schoolverzuim ter hand genomen. Preventie is daarbij het sleutelwoord. De Wellinge in Middelbürg bijvoorbeeld, een scholengemeenschap voor Ito, ito, lhno en ihno. ,,'t Gaat erom datje de vinger voortdurend aan de pols houdt. Elke docent brengt elk uur verslag uit van leerlingen die er niet zijn. De conciërge vergelijkt deze informatie met de lijst van zieke leerlingen. Zodra blijkt dat de lijsten op een bepaald punt niet sporen, geeft de conciërge dit door aan de coördinator, die zich bezighoudt met het schoolverzuim. Hij of zij schakelt de klasseleraar in, die snel contact opneemt met de ouders", legt adjunct-directeur A. J. Dijkwel uit. Uitroeptekens Natuurlijk kan vader vergeten zijn te melden dat Pietje die dag naar de tandarts moest. „Maar als er sprake is van spijbelen, willen we weten wat er aan de hand is. In lichte gevallen pakt de klasseleraar het probleem bij de kop, in de zware gevallen komt de coördinator in actie. Wij hebben er zes. Eén persoon kan onmogelijk 550 leerlingen in de gaten houden. Altijd worden de bevindingen teruggemeld. Als bij een leerling de hele week vijf vraagtekens staan, moeten dat op vrijdag vijf uitroeptekens zijn", zegt Dijkwel. Scholengemeenschap voor beroepsonderwijs Groot Stelle in Goes heeft een soortgelijke methode. Ook aanpassingen in het rooster helpen het verzuim terug te dringen. Aaneengesloten lessen en korte pauzes maken het nauwelijks meer aantrekkelijk de stad in te gaan. Wie zichzelf ziek meldt moet een goed acteur zijn, want de telefoniste is erin getraind in de stem de leerling of de ouder te herkennen. Blijft de leerling toch weg of licht hij voortijdig de hielen, dan loopt hij tegen een fikse straf op. Elke verzuimde les moet dubbel worden ingehaald. De verscherpte registratie en controle sorteert effect. Dijkwel zegt dat op de Wellinge het kleine verzuim geen tien procent meer is van wat het is geweest. Directeur H. van der Vinne van Groot Stelle meent dat spijbelen op zijn school nauwelijks een rol speelt. De controlesystemen blijken geen probaat middel voor de 'moeilijke' gevallen. Drop-outs heten ze; te jong om te werken en te oud om ze tegen hun wil onderwijs te laten volgen. Ondanks de inzet van schoolartsen en externe deskundigen lukt het de scholen kennelijk niet een bepaalde categorie leerlingen voor het regulier onderwijs te redden. In Zeeland groeit het aantal kinderen dat de school voortijdig de rug toekeert. Walcheren telde in 1987 honderd drop-outs, in 1989 124 en in 1990 135. In Zeeuwsch- Vlaanderen valt de toename bij de volledig leerplichtigen op; de afgelopen vier jaar van vijf naar achttien (in 1990). De cijfers zijn voor Walcheren niet helemaal schoon, omdat hiervan jongeren van zestien jaar en ouder deel uitmaken. Ze zijn niet meer leerplichtig en hoeven zich nergens te melden. Maar provinciaal leernlichtconsulente E. Bustraan vangt ook in het veld signalen op dat het aantal brekebeentjes in de leeftijd van dertien tot zestien jaar toeneemt. Het is gissen naar de oorzaak. Criminaliteit De minst problematische categorie vormen leerlingen uit landbouw- en visserijkringen. Rond hun zestiende kiezen ze vaak voor ongeschoold werk in de mosselen of op het land. Zorgwekkend is de groep die met psycho-sociale problemen kampt. „Het zijn dikwijls kinderen uit gebroken gezinnen. Thuis is de financiële situatie slecht, evenals de woonomstandigheden. De kinderen hebben vaak moeite met gezag en ze hebben zelf identiteitsproblemen", weet Bustraan. Zelfmoordpogingen komen af en toe voor. onder havo-klanten meer dan gemiddeld. Ook worstelen sommige drop-outs met hun seksuele geaardheid en alcohol en drugs. „Je ziet in deze categorie steeds meer een samenhang met criminaliteit." De zware gevallen waarmee scholen niets meer kunnen beginnen, worden in de schoot van de gemeentelijke leerplichtambtenaar geworpen. Dat is wettelijk verplicht. Overigens dienen scholen alle verzuim op het gemeentehuis te melden, maai- in de praktijk gebéurt dat niet. De ambtenaar schakelt veelal in overleg met de ouder(s) externe deskundigen in zoals het Riagg, een beroepskeuzeadviseur of zelfs de Raad van de Kinderbescherming. Een laatste handvat vormen de opvangprojecten in Vlissingen (20 tot 25 leerlingen) en Terneuzen (30 tot 35 leerlingen). Herniotiveren Consulente Bustraan; „Het doel is de drop-outs via scholing en intensieve begeleiding te herniotiveren voor het onderwijs of te porren voor een baan. Een deel wil totaal niets. Er zijn vijftienjarigen op wie je geen enkele invloed meer hebt. Op zich zijn de resultaten van de opvangprojecten niet slecht. Eenderde gaat weer het onderwijs in, eenderde vindt werk en de rest doet niets, verhuist of wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek." Volgens de consulente is op de Bevelanden een opvangproject voor de Oosterschelde-regio nodig. Alleen al in de tweede helft van 1990 staakten dertien scholieren hun opleiding. Een onrustbarende ontwikkeling, want lange tijd schommelde het aantal drop-outs in dat gebied rond vijf. Sinds 1987 draait in Zeeland een experimenteel leerplichtproject, dat beoogt samenwerking tussen scholen, ouders, gemeenten en deskundigen te bevorderen en de uitvoering van de leerplichtwet te stroomlijnen. De praktijk wijst uit dat de vele betrokkenen dikwijls langs elkaar heen werker en dat ieder de leerplichtwet naar eigen goeddunken volgt. In augustus loopt het project af. Bustraan vindt dat veel te vroeg. „Als het coördinatiepunt verdwijnt valt het met moeite opgebouwde netwerk in duigen, tenzij er op bestuurlijk niveau samenwerking komt. Gemeenten zouden met elkaar een preventiel leerplichtbeleid kunnen ontwikkelen. Er bestaat immers een directe relatie tussen verzuim en jeugdhulpverlening, ai'beids voorziening, welzijnswerk en criminaliteitsbestrijding. Dit is precies waar politici het nu over hebben: sociale vernieuwing." Frank Balkenende Onderwijs op maat Leren lezen is in de ontwikke ling van een kind een enorme sprong naar een grotere vrijheid. Net als voor een peuter die zijn eerste stappen heeft gezet, gaat voor het kind dat heeft leren lezen de wereld een stukje verder open. Tijd en ruimte blijken plotseling geen belemmeringen meer. Wie kan lezen, reist in enkele seconden van Alaska naar Australië en net zo makkelijk door heden, verle den en toekomst. Rond zijn zeven de levensjaar kan ieder mens het fortuin vergaren, dat levenslang- ter exploitatie gereed blijft lig gen. Toch ervaart niet iedereen de lees kunst als rijkdom. Er zijn genoeg mensen die nooit een boek lezen, zelden een krant of tijdschrift in zien en die lezen alleen bekijken als een noodzakelijk kwaad, net geschikt om je weg in de wereld te vinden. Voor meer dan tien pro cent van de basisschool-leerlingen was lezen een probleem, zo hebben de cijfers in de afgelopen decennia uitgewezen. Dyslexie werd een prominent leerprobleem waarmee veel kinderen heetten te kampen. „Gèen leerprobleem maar een on derwijsprobleem", zegt Kees de Baar van het Regionaal Paedago- gisch Centrum Zeeland (RPCZ). „Dat kinderen niet behoorlijk kun nen meekomen in het traditionele leesonderwijs is niet te wijten aan de leerlingen zelf maar aan de ma nier waarop hen de stof wordt aan geboden." De cijfers hebben De Baar inmiddels gelijk gegeven. De leesmethode die het RPCZ ont wikkelde, in de praktijk getoetst op 65 basisscholen en twintig scho len voor speciaal onderwijs in heel Nederland, levert aanzienlijk min der afhakers op dan de traditionele methode. Het RPCZ ging al in 1978 aan de slag met de probleemlezers. Uit gangspunt was de taalontwikke ling van kinderen en niet, zoals vroeger, de leesmethode. Kees de Baar; „Juist op het moment dat we van kinderen een vliegensvlug leerproces verwachten, bij de over gang van groep 2 naai- groep 3, kun je ongelooflijk grote verschillen in taalontwikkeling waarnemen. We weten bijvoorbeeld dat jongetjes in het begin gemiddeld een half jaar achterlopen op meisjes waar het de taalontwikkeling betreft. Neem je nu een jongetje dat in sep tember zes wordt en een meisje dat in november jarig is, dan zie je al een verschil in taalontwikkeling van bijna anderhalfjaar. Toch krij gen die twee kinderen op hetzelfde moment dezelfde leesstof aange boden. Je loopt kans dat het meis je zich gaat zitten vervelen en dat het jongetje zijn wanhopige pogin gen om het bij te kunnen houden al voor Kerstmis staakt." Met het meisje komt het meestal wel goed maar het jongetje loopt al vroeg in zjn schoolloopbaan een onderwijsfrustratie op die hem zijn hele verdere leven parten kan spe len. Niet voor niets is het gros van de leerlingen die vanwege leespro blemen naar het speciaal onder wijs overstappen van het manne lijk geslacht. Weliswaar zijn er tal van speciale hulpprogramma's waarmee achterstanden kunnen worden bijgespijkerd; het is heel moeilijk om een kind dat zelf con clusies heeft getrokken omtrent zijn capaciteiten van het tegendeel te overtuigen. Het mes dat het RPCZ, inmiddels in samenwerking met uitgeverij Meulenhof-Educatief, aanbiedt, heet Leeslijn en snijdt van twee kanten: differentiatie en zorgver breding. Meteen bij de overgang van groep 2 naar groep 3 kan de leerkracht het niveau in lees-taal- ontwikkeling bepalen. De kinde ren hebben dan in de kleuterklas sen al kennisgemaakt met het ver band tussen gesproken en geschre ven taal. Sommigen kunnen al woordjes maken en anderen ken nen nauwelijks een paar letters. De leerkracht kan de leerlingen ruw weg indelen in drie groepen: in structie-afhankelijke kinderen, ondersteuningsbehoeftige en -on afhankelijke kinderen. De laatste groep kan zonder al te veel aan dacht van de leerkracht spelender wijs de snelle leesontwikkeling doormaken. Het gebruikte ontwik kelingsmateriaal komt ook bij de tweede groep op tafel maar dan in een ander stadium. De leerkracht kan de tijd gebruiken om de twee de groep te ondersteunen en be hoorlijk wat aandacht te schenken aan de kinderen die dat het hardst nodig hebben: de instructie-afhan- kelijken. Niet apart Het is niet ondenkbaar dat kinde ren er met Leeslijn ook niet komen. Daarom is voor hen De Leesweg ontwikkeld, een methode waarbij de stappen kleiner zijn over een veel breder pad. De toetsingsmo menten liggen dichter opeen, zo dat de leerling vaak bij zichzelf vorderingen kan constateren. Het materiaal: boekjes, spelletjes, stempels, kwartetten, heeft dezelf de vormkenmerken als Leeslijn en voortdurend komen dezelfde ver trouwde hoofdpersonen terug. „De spullen die bij de ene groep als spelmateriaal dienen, kunnen er gens anders als oefenmateriaal worden gebruikt. Je voorkomt op die manier dat sommige, minder sterke, leerlingen apart moeten worden gezet met apart lesmate riaal." De Baar heeft inmiddels met genoegen kunnen vaststellen dat scholen voor speciaal onder wijs en scholen met veel of louter anderstalige leerlingen, graag met De Leesweg werken. „Het grote voordeel is dat De Lees- School en sport Jan Poortvliet Elke avond sloeg voetballer Jan Poortvliet in de Franse stad Nimes het woordenboek open om zijn inzicht in de Franse taal te verg roten. Dat was zeven jaar geleden toen hij de overstap van PSV uit Eindho ven naar Nimes maakte. Op school had hij nooit onderricht in Frans genoten. Gedurende zijn schooltijd als leerling van de LTS speelde er maar een ding door zijn hoofd, zo snel mogelijk thuis zijn om te voetballen. Soms spijt het de 35-jarige in Arnemuiden geboren voetballer wel dat hij school nooit serieus heeft genomen. Als 16-jarige voetballer kreeg hij een contract van PSV. Op voetballen had hij zijn zinnen gezet. „Dat was mijn leven." Sinds zes jaar worden jeugdspelers van PSV op en top begeleid. Poortvliet is te vroeg geboren om van de faciliteiten van het Eindho- vense internaat gebruik te maken. „Iedere jeugdvoetballer krijgt niet alleen een topsportscholing maar ook zal hij een opleiding moe ten volgen. Ik heb in mijn vijfjaar durende PS V-tijd alleen een trai nerscursus gevolgd en mijn massagediploma gehaald." Met een beetje zelfstudie, maar vooral door veel te praten met zijn buitenlandse teamgenoten, ging het spreken in het Frans Poortvliet snel goed af. „Ik bezit een grote woordenkennis, maar ik worstel met de zinsbouw. Mijn vrouw, die atheneum heeft gedaan, heeft die pro blemen niet. Voor mijn twee kinderen, van acht en tien jaar, is het niet verkeerd geweest dat ze tweetalig zijn opgevoed. Maar ze heb ben veel moeite gehad elke keer te wennen in een nieuwe stad." Poortvliet verhuisde na een 3-jarige verblijf in Nimes naar Antwer pen. „Elke keer sleepte ik mijn gezin mee. Ik moest zo nodig." Na Antwerpen vertrok familie Poortvliet naar Cannes om na een jaar weer terug te keren naar Aalst (B). Bij die club heeft Poortvliet, voor dat hij dit seizoen overstapte naar Vlissingen, trainerservaring op gedaan. „Ik wil het hoogste trainersdiploma eens halen", zegt Poort vliet, die het WK'78 in Argentinië het hoogtepunt van zijn carrière noemt. „Daar ben ik ook wijzer van geworden." weg en Leeslijn binnen het regulie re basisonderwijs in één groep naast elkaar kunnen bestaan. De zorgverbreding krijgt daarmee vorm. De tijd van de Juf of de Mees ter kan doelmatig worden besteed aan de begeleiding van kinderen die dat nodig hebben. Het leeson- derwijs-op'-maat voorkomt dat zwakke lezers het slachtoffer wor den van een klassikale aanpak die zich op het gemiddelde richt". De doorbraak van de methode te kent zich inmiddels meer en meer af. Voor het RPCZ is dat gunstig want uiteindelijk kan de dienst de investeringen van tien jaar onder zoek terugverdienen. „De Zeeuwse scholen, die per slot van rekening de kosten van het onderzoek heb ben opgebracht, krijgen Leeslijn en Leesweg goedkoper", vertelt De Baai-, in wie meteen de betrokken onderwijzer bovenkomt. „De aan schaf is voor een gewone school nogal begrotelijk. In het overleg met de uitgever moeten we steeds het midden zien te vinden tussen aantrekkelijkheid, duurzaamheid en prijs. Een school moet echt aan een nieuwe methode toe zijn om deze aan te schaffen. Daar staat te genover dat kinderen in één groep haast nooit allemaal met hetzelfde materiaal bezig zijn. Een school hoeft van veel onderdelen maar een enkel exemplaar aan te schaf fen." Of Lot, Jin en Bor uit de Leeslijn en Jos en Dik uit De Leesweg net zo bekend zullen worden als Hooge- veens Aap, Noot en Mies uit de zo genaamde normaalwoordenme- thode is voor De Baar geen rele vante vraag. Hem is het te doen om de lees-taal zwakke kinderen, die het uitgangspunt waren voor het onderzoek en wier aantal lijkt te kunnen dalen. Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1991 | | pagina 23