PZC
Jules
de Corte
ZATERDAG 29 DECEMBER 1990 43
Angst
Humor
Onkunde
Verdienen
Mutaties
N' iet afgestopt door ziekte en
operaties herschiep hij in de
afgelopen twee jaren zijn 25 beste
liedjes op een schilderij van een cd,
getiteld 'Ingelijst'. Een middagje
filosoferen bij Jules de Corte.
We gaan kapot
aan competitie
Ik vind het niet zo'n leuke tijd, eerlijk
j gezegd. De tijdgeest heeft iets van al
maar mensen uitspelen en ze steeds
verkr terugwerpen op zichzelf. En ja, dan
gaan diezelfde mensen ook nog denken
dat ze dat echt willen. De Heilige Privacy.
Die is natuurlijk wel van belang, maar
zonder elkaar kunnen we niet. En dat be
doel ik niet alleen in praktische zin - dus
van: de melkboer heeft de bakker nodig -
maar gewoon, zonder bevestiging kan een
mens niet. Ik denk dat dat een van de re
denen is waarom zo veel personen scheef
groeien."
„Ik denk dat dat voor een heel groot deel
komt, doordat mensen niet helemaal vei
lig opgroeien. Om het nou maar eens dui
delijk te zeggen: als je als jongetje je eerste
zaadlozing krijgt, daar kun je toch niet bij
iemand mee terecht? Je kunt toch niet
zeggen: wat me nou toch is gebeurd..!
Kijk, omdat men het allemaal gedeva
lueerd heeft, allemaal ontdaan van het ta
boe, dat betekent nog niet dat het echt be
spreekbaar is. Ja, er wordt over gepraat
van: Leuk, gezellig! En dat is het ook,
maar ik bedoel heel iets anders."
„Als je bevestigd wordt door je omgeving,
als er dus ja tegen je gezegd wordt, dan
ben je veilig. Dan kun je erover praten zon
der datje valt. En dat is over het algemeen
niet zo. En omdat kinderen al niet meer
bevestigd worden, krijgen ze bepaalde
ideeën waardoor ze - wat dan heet - indi
vidualistisch worden. Mensen denken
écht dat een grote auto belangrijker is dan
een kleine. En dat is een misverstand. En
zo zijn er een heleboel misverstanden. Je
kunt ook zeggen: als ik de trein in moet en
er staat iemand in de weg, dan zet ik 'm
opzij en stap ik in. Maar als je inziet dat die
ander ook de trein in moet, dan zeg je:
gaat uw gang meneer, en dan stapje daar
na in en dan kun je d'r allemaal in."
„Dat is bevestiging. En dat is een behoef
te. Minder onverschilligheid leidt tot min
der competitie. En dus tot minder stress.
Mensen hebben toch behoefte aan warm
te. Maar ze zijn bang. Ik denk dat onver
schillig doen te maken heeft met bang
voor elkaar zijn. Dat doen honden ook. Als
ze mekaar niet aanvliegen doen ze soms
net alsof de andere er niet is. Dat zie je ook
zo prachtig in de dierentuin. Dat vind ik zó
fascinerend. Dan sta je met z'n vijfentwin
tigen bij de wolven en die doen net alsof je
er niet bent. Die komen helemaal niet kwi
spelstaartend of grommend naar je toe.
Nee, die zijn bang en doen dus net alsof je
d'r niet bent."
„Dat verschijnsel is niet uit de lucht ko
men vallen. In 1947 bestond het ook al. Ik
herinner me dat ik in Den Haag bij iemand
moest zijn, en ik wist niet meer precies het
huisnummer. Was het nou 10 of 12, of
zoiets? Dus ik belde aan bij nummer 10.
Nee, dan bent u niet goed. Maar waar is
het dan wél precies? vroeg ik. Ja
uuuhhhhhhh... ik gelóóf dat ie hiernaast
woont. En dat was zo. Dus dat had je toen
ook al. Maar naarmate de grootschalig
heid toenam en de lijnen langer werden...
de overbevolking, de overbe-auto-ing, is
het alleen maar erger geworden."
„Vroeger zeiden ze: de humor ligt op
straat. Maar dat is natuurlijk al heel lang
geleden. Het enige dat op straat ligt is
hondepoep. Straten zijn riolen geworden,
waardoor de mensen van A naar B spoe
len. Bij voorkeur in de auto. Ook zoiets.
Vroeger kon je voor de winter een jas ko
pen, dat heette een overjas. Zo'n dikke
wollen jas. Maar een jas zoals ik die wil
hebben, zo een om mee buiten te lopen,
die is niet meer te koop. Mensen hebben
nu een jas om mee in de auto te zitten, zo'n
hardloop-jack."
„De vervreemding. Ik heb ooit een ver
haaltje geschreven over een man die tegen
de stroom in liep. Met Pasen ging hij bij de
kerk staan, omhelsde iedereen, sloeg ie
dereen op de billen en riep: Jezus leeft! Hij
is waarlijk opgestaan! En toen stond er de
volgende dag in de krant: 'Godsdienstge-
stoorde valt kerkgangers lastig. Na een
paar weken hebben ze hem er wel weer bo
venop, dan is ie weer net zo gelovig als jul
lie. Voor alle zekerheid..."
„Het geloof is een polis. Men wil er niet aan
dat het leven eindig is, nog afgezien van
het feit dat ik óók niet weet of er een ver
volg op is - ik denk eerlijk gezegd van niet.
Dus dan zeg ik: het leven is dit leven. Ja,
zeggen ze dan, maar dat is te weinig. Nou,
zeg ik, dan moetje er wat van maken."
„Het geloof is een polis. Hierna komt de
hemel, de genade. Goede werken zijn je
premie. Ik heb wel 'ns tegen de dominee
gezegd: mijn hond kan mij niet beledigen.
De afstand tussen mijn hond en mij is aan
merkelijk kleiner dan die tussen mij en
het opperwezen, wat dat dan ook zijn mag,
als het bestaat. Hoe kan een mens dan
God beledigen? Da's toch dwaas! Dat kan
toch niet! De mens kan hoogstens de aar
de verpesten, en dat doet ie dan ook. En
ach, daar kan hij ook weer niks aan doen.
Kijk, hier brandt de kachel, het is lekker
warm. Als we nou die kachel wijd open zet
ten, dan wordt het warmer en warmer, en
op den duur ondraaglijk. Aanvankelijk
was die warmte weldadig, en zo gaat het
met een heleboel dingen. Die slaan door.
De techniek, de technologie. Alle dingen
verkeren in hun tegendeel. De morgen
wordt middag, de middag wordt avond, en
dan sterft de dag. Neem nou de televisie -
en dan laat ik even in het midden of dat
nou echt zo nodig was, of dat nou echt zo
leuk is. Het nieuwe maakte het leuk, maar
of het nou een verrijking is... Maar goed,
dus eerst vonden de mensen het leuk. Ze
zeiden: jaha, televisie, jazeker! En nu ken
ik nog maar weinig mensen die handenw
rijvend zeggen: haaa, ik heb vanavond de
tv weer aan. In de meeste gevallen geldt,
denk ik: anders hebben ze helemaal niks.
Vliegtuigen, dito. Eerst ging je met een
snelheid van 300 kilometer door de lucht,
en nu slaat dat door. Het wordt te gek, het
wordt steeds erger."
„Politici maken ondertussen de indruk
van verregaande onkunde. Hoe word je
politicus, is dat alleen maar ijdelheid, wat
is dat? Is er ook niet een gevoel van: wij
willen iets doen voor het land. voor de we
reld. Dat zou het toch moeten zijn. Na
tuurlijk, iedereen mag over politiek pra
ten. Maar als je politiek gaat bedrijven,
dan moet dat ergens op gericht zijn. Dan
moet je ideeën hebben: dit zou moeten en
dat zou niet moeten."
„Zo'n Van den Broek... Als het geen mens
was zou ik 'm een schop geven. Maar ja. hij
kan er misschien ook niets aan doen. En
zo'n Braks, ook alweer zoiets. Maar Van
den Broek vind ik ongeveer... Kijk, zo'n
Hirsch Ballin, die weet van z'n vak nog een
heleboel. Ik kan me zo iemand heel moei
lijk als kind voorstellen, maar het is een
zeer kundig jurist; of het een goed minis
ter is, dat weet ik niet. Maar Van den
Broek... de onbenulligheid. Wat zei die
nou weer onlangs... Ja, dat het heel posi
tief was dat er mensen waren vrijgeko
men. Als je nou niks weet te zeggen, zeg
dan: Fijn dat die mensen vrij zijn. Klaar."
„En zo heb je er nog een paar. Zo'n Alders.
Als mensen zo prachtig worden geïmi
teerd, dan is er iets mis mee, hoor. Het
doet me een beetje denken aan blaaskake
rij. Maar ja, ik wil die mensen ook weer
niet de grond in boren. Want als ze geen
minister meer zijn, dan zijn ze gewoon
weer aardig. Het kan best zijn dat Van den
Broek een heel aardige buurman is. Ik
denk dat die mensen op een plaats zijn ge
dropt waar ze helemaal niet horen. En dat
ze dat zelf niet weten. Of dat ze denken:
nou, da's toch wel leuk een tijdje, want ik
ben voor m'n leven binnen."
„Of ik me van zo'n Alders een voorstelling
kan maken? Jazeker, dat wil zeggen: het
wezen van zo'n Alders. Dan denk ik: hoe
kan zo iemand minister worden. Ik vind
trouwens toch dat het in de politiek lijkt -
laat ik nou voorzichtig zijn - alsof de on
kunde koning is. Die dwaze capriolen van
mevrouw Maij. Zo'n spitsvignet, dat is
toch zo onrechtvaardig! Alsof mensen
voor de lol in de spits gaan zitten! En alsof
mensen keuzen hebben! Je moet toch! Als
ik om elf uur 's morgens in Hilversum
moet zijn, dan moet ik toch! Dan zeg ik
toch niet: ik ga de avond tevoren? Als je
het spitsprobleem wilt oplossen moet je
gewoon 7,5 miljoen Nederlanders wegstu
ren. Als je dat doet, dan zeg ik: ja, dat is de
enige manier waarop je het rustiger kunt
maken. Net zo goed als het onzin is om vier
bomen te sparen. Daar gaat het helemaal
niet om. Het gaat om het totaal dat anders
moet. Er moet veel minder geproduceerd
worden, er moeten geen tienduizend soor
ten auto's zijn, geen 30.000 soorten medi
cijnen. Misschien zijn er paar verschillen
de pijnstillers nodig, de ene is immers be
ter voor Piet en de andere voor Klaas, na
tuurlijk. Maar veel dingen van hetzelfde,
da's onzin. Dat leidt tot verspilling."
„Waarom doen mensen dat? Om geld te
verdienen. En dan zeggen ze: ja, maar dat
doe jij ook. Tuurlijk werk ik niet voor niks,
maar dat zou nooit het doel mogen zijn. Ik
weet ook wel dat je geld moet verdienen.
Zo hebben we het gemaakt. Dat is ook de
reden waarom mensen in Brazilië arm
zijn. Die hebben geen geld. Hadden ze dat
geld niet nodig, dan waren ze ook niet
arm. Mijn dochter was jarenlang bij
standsmoeder, tegenwoordig werkt ze.
Die zegt: het gaat allemaal best, totdat je
vloerbedekking versleten is en je wasma
chine het niet meer doet. En dan roepen
de mensen: laat ze dan maar met de hand
wassen. Dan zeg ik: doe jij dat dan? Nee.
Nou, met welk recht zou je het dan een an
der opleggen? Als je in een land leeft waar
iedereen een wasmachine heeft, waarom
zou je dat dan sommige mensen misgun
nen? Bijna iedereen heeft cv. Nou, dan
moetje het niet zo gaan regelen dat ze 'm
maar op nul moeten zetten, omdat ze het
niet meer kunnen betalen. Dus die armoe
de is hier misschien wel dwingender dan
daar, wil ik er maar mee zeggen."
„Competitie is een van de vreselijke din
gen van deze tijd. Competitie is heel erg.
Waarom zou ik toch de beste wuien zijn?
Wat stelt dat voor? Omdat mensen niet
door elkaar omhelsd worden, daardoor
ontstaat die competitie. Er moet toch iets
anders zijn waardoor je belangrijk wordt
ten opzichte van anderen. Je hoort ook
vaak bekende Nederlanders op de tv roe
pen dat ze het leuk vinden bekend te zijn.
Die liegen. Onzin, het is helemaal niet
leuk bekend te zijn. Het zou leuk zijn ge
liefd te zijn. De koeien van Jaap Hoogen-
doorn - onze buurman - die zijn hier ook
bekend."
„Bekende Nederlanders, daar wordt ook
van alles mee gedaan, hè. Die actie van
Amnesty International. Een gemartelde
Johnny Kraaykamp. Ik vind dat... Als ze
een gemartelde man zien in Marokko dan
denken ze: ach ja... Maar een gemartelde
Nederlander! Ik word daar géén lid van. Ik
kan me voorstellen dat het doel goed is,
maar het middel niet. IJdelheid... het is al
lemaal terug te voeren tot het niet in ge
meenschap leven."
„Ik geloof niet dat de mens van nature
slecht is. Slecht bestaat niet, en goed be
staat slechts in z'n toepassing. Goed en
kwaad bestaan niet als zelfstandigheden.
Dat is ook altijd wéér de fout die de gods
diensten maken. Want hoe je het ook
wendt of keert: ze hebben toch een Meneer
gecreëerd."
„De Duivel, de Zonde, de Dood... dat heb
ben de godsdiensten er van gemaakt. De
Dood bestaat niet, alleen doodgaan be
staat. En zo bestaan ook Goed en Kwaad
niet op zichzelf. De mens is een hoeveel
heid mogelijkheden, en die kun je ten goe
de of ten kwade aanwenden."
„Ik weet wel dat godsdienst en religie
twee verschillende dingen zijn. Religie is
een houding ten opzichte van dingen,
mensen, platen, dieren. En die houding
kan ik proberen zo goed mogelijk te ont
wikkelen en te beleven. Verder kan ik niet
gaan. Er zijn dingen die je niet kunt en niet
hoeft te doorgronden. Wat is de zin van het
leven? Die moet je zelf maken. Waarom
zijn we hier? Ik denk niet dat daar een
menselijke reden voor is. Een verklaring
daarvoor kan niet en hoeft dus ook niet."
„Onder de daken van de mensen bloeien
de bloemen, heb ik 'ns geschreven. Wat ik
daarmee bedoel? In huizen kun je nog wel
eens warm zitten. En dat bedoel ik niet al
leen vanwege die cv. maar gewoon: in
warm gezelschap. Maar er zijn er ook die
alleen formalistisch bij elkaar gaan zitten.
Die hebben vriendjes, heet dat. Vriendjes,
met wie je iets doet in plaats van datje iets
met ze bent. Want daar gaat het om. Als er
hier nou iemand zou binnenkomen die zou
zeggen 'Ik twijfel', dan zou ik zeggen: ik
ook, laten we stil zijn, en dan hebben we
het misschien heel gezellig samen. Tuur
lijk, er is niets waarvan ik zeker ben, be
halve dan de eindigheid van alle dingen."
„Alles is toch eindig. Zou het zo zijn dat
alles alles is... Zou het zo zijn dat een
sprietje gras alles vertegenwoordigt wat
in het hele universum zit... Dat zie je toch
met dat DNA-gedoe. Ze kunnen van alles
maken. Dat wijst er op, denk ik, dat kwan
titeit alleen maar voor ons bestaat. Als er
geen eindigheid was, dan was er mis
schien ook geen kwantiteit. Dan was een
pond suiker evenveel als een gram. Elke
molecuul vertegenwoordigt alles, bedoel
ik te zeggen."
„Wij zijn met elkaar allemaal ik. Iedereen
is even ik als ik. En dat kun je mensen niet
aan hun verstand brengen. Dan zeggen ze:
ja, maar jij bent toch iemand anders?
Maar daar gaat het niet om. Ik ben een an
dere uiting van ik. Maar jij bent net zo
goed ik als ik. Dat is ook de dwingende re
den waarom we elkaar moeten erkennen
en herkennen. Daar gaat het om. Wie je
ontmoet, die moetje zo veel mogelijk ont
moeten. Niet iedereen even innig, dat wa
re al te dol. Maar wel naar elkaar toeteren.
Uit noodzaak. Want dat zou je ook doen,
als je elkaar in de woestijn zou tegenko
men. Je ziet het ook op vakantie in het
buitenland: Oh, Hollanders, ha jongens!"
„Ik weet zeker dat iedereen ik is. En om
dat iedereen ik is, moet ik mijn naaste lief
hebben als mijzelf. Dat klinkt heel ouder
wets, maar het is zo. De gelijkwaardigheid
van alle wezens, daar gaat het om. Welke
verschillen er ook zijn, ze zijn allemaal ik.
Meer zijn dan de ander is een misverstand.
Dat conflict zal overigens nooit ophou
den, want er zijn en blijven altijd mensen
die niet wéten waar 't over gaat. Er zijn
maar een paar dingen nodig voor een
mens om gelukkig te leven: liefde en ge
zondheid. En gezondheid kun je zelfs nog
missen. Liefde wordt zo gauw eng gevon
den. Goed dan: gewoon de bereidheid to
nen om elkaar te erkennen."
„Een hoop dingen zijn mutaties. Gierig
heid is een doorslaan van zuinigheid. Mis
schien dat componeren wel een derivaat is
van agressie, noem maar wat. Ik denk wel
eens: waar staat componeren voor? Waar
staat dichten voor? Wat is dat, wat men
sen iets doet opschrijven? Dat is roepen
tegen de wind.
„Ik begrijp een heleboel niet, maar hoe
komt het dat mensen van elkaar en van
het leven meer verwachten dan erin zit?
Hoe komt het dat mensen zeggen: je kunt
beter met je hond te maken hebben, want
die valt nooit tegen. Dat komt, omdat je
het gedrag van je hond altijd naar jezelf
toe interpreteert. Als je 'm roept en hij
komt niet, dan zegje niet: hij is te beroerd
om te komen. Maar als ik morgen iemand
afsnauw, dan zullen de mensen niet zeg
gen: Maar gisteravond was ie vriendelijk.
En dat ie nu iemand afsnauwt, dat komt,
omdat ie zich vanmorgen in z'n vinger
heeft gesneden, te laat voor de bus, in de
kou gestaan. Het was 'n keer te veel en
toen snauwde hij."
„Mensen hebben statische gedachten om
trent elkaar. Iemand is dit of dat. Altijd
moet het verwachtingspatroon kloppen
met wat we beleven. We denken altijd dat
iemand op z'n hoogstaandst moet zijn, wil
het een goed mens genoemd worden.
Maar misschien doen mensen soms wel
schurkachtige dingen waarmee ze iets
heel anders bedoelen. Dat het verwijzin
gen zijn. Misverstanden kunnen ontstaan
met de snelheid van ik weet niet wat. En al
watje dan zegt maakt dat misverstand al
leen maar groter."
Geeft nu luidkeels een staaltje acteren
weg:
„En je zei..."
„Ja joh, maar dat bedoelde ik helemaal
niet."
„Ja maar... Oh nee? Zo, nou, da's hele
maal mooi..."
„Nee joh, helemaal niet..."
„Ik vind dat vreemd, da's iets wat me te
genwoordig vaak bezighoudt, dat wij el-
kaars doen en laten interpreteren, dat we
daar een eigen betekenis aan geven, zon
der te vragen of dat de betekenis wel is.
Dat zouden we misschien niet moeten
doen. Dat moeten we misschien open la
ten."
Willem Schrama
Jules de Corte (66): „De gelijkwaardigheid van
alle wezens, daar gaat het om. Meer zijn dan de
ander is een misverstand."