week-u it/in
Het gehucht (23)
Ontwerpen voor the American Dream
Raymond
Loewy in
het Stedelijk
ZATERDAG 29 DECEMBER 1990 2 6
Glorietijd
't Klapkot
Dat ding daar
Streamline
Signalement Paal
Gemeente: Hulst
Ligging: 2 km noordelijk van Graauw aan de oever van de Westerschelde
Aantal huizen: 65
Aantal inwoners: dertig (in het weekend zeventig)
Voorzieningen: 't Klapkot
Als een pok
op een
mosselschelp
Het weer is somber en de mensen ge
dragen zich ernaar. Het jaar is bijna
voorbij. Het ging weer snel. De gesprek
ken met de plaatselijke bewoners zijn
kort, ze hebben niet zoveel te zeggen. „Al
les is al een keer gezegd", denkt een be
jaarde man, die zijn naam niet kwijt wil.
Hij trotseert de koude wind, neemt voor
zichtig met de handen in de zakken de
trap die hem de dijk op leidt. Boven aan
gekomen staart hij recht voor zich uit. De
haven, met even verderop links de Wester
schelde en rechts het Verdronken Land
van Saeftinghe. Dit plaatje ziet hij dage
lijks, hij geniet ervan. Hij haalt adem door
zijn neus en hoest voluit.
Paal, buurtschap aan de oever van de
Westerschelde in Oost-Zeeuwsch-Vlaan-
deren, vissersplaats van weleer. Vergane
glorie. Tientallen (plezier)bootjes liggen
op het droge in het getijhaventje. In 1767
komt De Paal voor het eerst in de geschie
denisboeken. De naam is mogelijk afkom
stig van een nabijgelegen 'paalhooft'. Mo
gelijk ook hebben de toenmalige bewo
ners enkele palen geslagen aan de dam om
een kade te verkrijgen voor het laden en
lossen van goederen. Een kaart uit het ein
de van de achttiende eeuw vermeldt de
naam die dit vermoeden versterkt, De
Paaien.
Scheepvaart en visserij namen in de loop
der jaren flink toe. Toen in 1852 de
Graauwse .Kaai als haven werd opgehe
ven, werd De Paal gemeentehaven. Van
wege de enorme verzanding had men ech
ter vaak problemen met het op diepte
houden van de haven. De visserij-activi
teiten (met name mossels en garnalen)
werden uitgebreid met het laden van bie
ten, het lossen van vlas en het verladen
van kunstmest en steenkool.
Eind jaren dertig beleefde de haven zijn
gloriejaren. In die jaren was Paal nog een
dorp met 600 inwoners, 14 cafés en 8 win
kels. Na de Tweede Wereldoorlog vermin
derden de werkzaamheden zienderogen.
Vooral het wegtransport en de minder
gunstige ligging van Paal waren hier de
bet aan. Eind jaren zestig is de bedrijvig
heid rond de haven vrijwel geheel verdwe
nen. De kaai slibde bijna volledig dicht.
Mede in het kader van de dijkverzwaring
verdween de oude haven in 1978, het le
gendarische café 'In 't zicht der Schelde'
verdween uit het zicht der Schelde. De
modern gereconstrueerde dijk heeft de
vertrouwde kustlijn met zijn intieme ha
ventje ingrijpend gewijzigd. Een nieuwe
jachthaven werd aangelegd, dankzij de
vereende krachten in de Watersportver
eniging Saeftinghe. De haven zat weer als
een pok vastgeplakt op een mosselschelp,
in de oksel van de dijken van de Melo- en
Alsteinpolder. Maar Paal werd nooit meer
de oude.
De bejaarde man kijkt op zijn uurwerk en
verlaat schoorvoetend het hoogste punt
van de dijk. Het is bijna twee uur. Hij daalt
een paar treden af en komt bij een houten
huisje, 't Klapkot, staat erop te lezen. Het
is zijn tweede thuis. Hier verzamelen zich,
dagelijks rond de klok van twee, de oude
vissermannen die behoefte hebben aan
het maken van een praatje of een roddel.
Zo'n vier jaar geleden werd 't Klapkot ge
bouwd - als eerbetoon, om de oude schip-
permannen niet in de kou te laten staan -
door de Watersportvereniging die de
jachthaven beheert, die dus gans Paal be
heert.
De bejaarde man doet de deur van het slot
met zijn eigen sleutel, iedereen die het
honk wel eens bezoekt en 65 jaar of ouder
is, heeft een eigen sleutel....
De man zet zich op een bankje en tuurt
zonder iets te zeggen minutenlang voor
zich uit. Zijn kameraden druppelen één
voor één binnen. De begroetingen zijn
kort en lijken nors. De wimpels van de
schepen staan strak in de wind. Het weer
vormt ook vandaag een belangrijk thema.
„Waai- is 'den ouwen Boeij'?" klinkt het.
Niemand geeft antwoord, niemand weet
het. „Als die er om twee uur niet is dan
komt-ie niet meer." Even later strompelt
'den jongen Boeij' binnen. „Ha. Den ou
wen Boeij komt niet meer, hij moest weg",
zegt hij spontaan. De mannen zijn teleur
gesteld.
Zo nu en dan wordt een lange stilte door
broken met: 'ja ja, het is wat' of 'er valt
nat'. Vragen worden beantwoord met een
kort ja of nee of wat gebrom. Dan plotse
ling begint het gesprek te lopen over 'dat
ding daar'. De ogen worden, zoals iedere
dag, gericht op de 19.500 kilo staal links:
de loods op de zeewering, 'dat stomme
ding' dat het landschappelijk uitzicht be
derft en het historisch karakter van het
Verdronken Land van Saeftinghe onher
stelbaar en onverantwoord aantast.
Het merendeel van de inwoners van het
Scheldedorpje was tegen de bouw van de
loods, 720 vierkante meter in oppervlakte
en 9 meter hoog. Maar het bestuur van de
watersportvereniging was overtuigd van
de noodzaak van de bouw. De loods, waar
van momenteel alleen nog maar het ge
raamte rechtop staat - door de open stuk
ken is de Schelde nog net te zien - zal
voornamelijk gebruikt worden als berging
voor de eigendommen van de vereniging,
als winterstalling en werkplaats voor
schepen. Ook milieu-aspecten spelen een
rol bij de bouw. De schepen van de leden
van de vereniging mogen namelijk niet
meer op bankstellingen of hellingen wor
den schoongemaakt, geteerd of geschil
derd.
Het dak van de loods steekt zo'n vijf meter
boven de dijk uit en dat hindert de bevol
king. Ook 't Klapkot staat er nu wat verlo
ren bij. Dorpsbewoners droegen alterna
tieven aan voor de bouw van de loods on
deraan de dijk of in het dorp. „Klinkklare
onzin", zegt Saeftinghe-voorzitter Wim
Blommaert. „Aan de schepen wordt bij
nacht en ontij gewerkt. Dat kan niet in het
dorp, er zou geen rust meer zijn. Zo'n loods
is nu eenmaal een aan de haven gebonden
zaak." Blommaert beseft dat de vereni
ging een zware stempel drukt op het dage
lijkse leven in Paal. „Maar als wij er niet
geweest waren, dan was Paal nu zo dood
als een pier", verzekert hij.
Paal draait op de 250 leden tellende club.
Bijna de helft van de leden komt uit Bel
gië. Weekenders worden ze genoemd in
Paal. Ze vormen de helft van de Paalse be
volking, maar zijn alleen in de weekenden
en in de zomervakantie in het gehucht te
vinden.
Jaarlijks organiseert de vereniging vele
evenementen, waaronder vaartochten,
viswedstrijden, Saeftinghefeesten (voor
heen in een tent, in de toekomst in de
loods), zeilwedstrijden en de aankomst
van Sinterklaas per stoomboot, waarbij in
Paal de ouderen in plaats van de jeugd -
want die is er niet - in het zonnetje worden
gezet. Dit jaar kregen de oudjes een ban-
ketstaaf van de Sint.
Pierre van Damme
foto Wim Riemens
Fier staan ze, hun neuzen iets omhoog, in de
nieuwbouw van het Amsterdamse
Stedelijk Museum: drie heuse Studebakers,
waarvan er maar liefst twee met een
Nederlands nummerbord. Een juweeltje is
vooral de Champion: soepel van lijn, een tot in
de zijkanten doorlopende achterruit, goed in
de crème en mintgroene lak en een weelderige,
roodleren bekleding. Dé auto voor een
stiekeme, backseat-vrijpartij, zoals je ze wel
ziet in zwoele Hollywood-films uit de jaren
vijftig.
Reden voor de opstelling van de drie
auto's - voor een museum van mo
derne kunst toch zeker niet alledaags - is
de tentoonstelling 'Loewy universal des
ign'. Raymond Loewy drukte zijn stempel
op half Amerika en hield met zijn studio's
in Londen en Parijs ook in Europa een de
vinger aan de pols. Hij tekende voor de
Studebaker-ontwerp en en voor nog heel
veel meer: het Coca Cola-flesje, de logo's
van Shell, BP en Exxon, Greyhound-bus-
sen, de huisstijlen voor de Spar en Coöp-
supermarktketens, verpakkingen voor
ondermeer Knorr, Heinz en Lucky Strike
sigaretten, Le Creuset-pannen, Elna-naai-
machines, interieurs, keukens, Rosen-
thal-aardewerk, locomotieven, spaces-
huttles voor NASA, bolbuikige koelkas
ten, enzovoort...
Genoeg voor een lange reeks 'Aha-erleb-
nissen'. En voor gemengde gevoelens van
vertedering en meewarigheid over al die
ontwerpen voor The American Dream, in
een tijd waarin verval en vervuiling nog
ver weg leken en men onvoorwaardelijk
geloofde in de vooruitgang, de machine en
de massaconsumptie.
Loewy's handelsmerk was de streamline.
Die geeft zijn ontwerpen een sensuele,
soms haast erotische uitstraling. Loewy
paste een gestroomlijnde, aërodynami
sche vormgeving niet alleen toe bij zijn
Raymond Loewy, puntenslijper foto GPD)
ontwerpen voor auto's, bussen en locomo
tieven, maar ook bij produkten waar het
suggereren van snelheid en dynamiek
heel wat minder voor de hand ligt. Bij ra
dio's bijvoorbeeld, stofzuigers, strijkijzers
en Coca Cola-dispensers. En wat te den
ken van die prachtige, verchroomde pun
tenslijper, die op het eerste gezicht doet
denken aan een of ander futuristisch
vliegtuigonderdeel.
Typisch the fifties, denk je. Mis, Loewy
ontwierp het kleinood in 1933!
Anders dan je zou vermoeden, was Ray
mond Loewy geen geboren en getogen
Amerikaan. Zijn wieg stond in de Ardè-
che. Ondanks die Franse afkomst viel
hem in Europa vooral scepsis ten deel.
Men hield hier niet van zijn wulpse vor
men, vond ze te vulgair, te zeer een knieval
voor de burgerlijke smaak.
Dat voor Loewy het ontwerpen niet alleen
een artistieke uitdaging was, maar ook
big business, maakte hem ook enigszins
Raymond Loewy in 1938 bij zijn locomotief van de Penssylvania Railroad Company (foto GPD)
verdacht. Bovendien was Loewy een sty
list in hart en nieren en alleen al het woord
styling deed menig 'beschaafd' Europe
aan gruwen van afschuw. Het enkel en al
leen opfrissen van de uiterlijke vorm van
een produkt paste in de op consumptie ge
richte Amerikaanse samenleving. In het
veel dogmatischer en intellectualistiseher
Europa golden andere normen. Vorm,
functie en techniek dienden er een\onver-
brekelijke eenheid te vormen.
Vanuit zo'n puristische visie begrijp je na
tuurlijk geen jota van de vrijmoedige
werkwijze van Raymond Loewy, die een
fraaie belijning hoger aansloeg dan eer
lijkheid ten aanzien van de constructie en
weinig boodschap had aan het dogma dat
de vorm de constructie van een produkt
niet mag verhullen.
Natuurlijk heeft het eerherstel van Ray
mond Loewy alles te maken met de likke
baardende nostalgie die de afgelopen
paar jaar de winkeltjes met bric-a-brac uit
de jaren vijftig als paddestoelen uit d<
grond heeft doen schieten. Maar er ii
meer. Nu mooi om 't mooi niet langer ta
boe is en het hedonisme hoogtij viert, i:
Loewy voor sommige ontwerpers eer
good old granddaddy van wie nog hee
wat valt te leren.
Herma Hekkemi
Tot 11 februari in het Stedelijk Muséum in Am
sterdam. Catalogus: 69,50