Mancha Unieke beurs Paard en koets in Den Bosch Zichtbaar geurtje Spin Natuurlijke kringloop in water verstoord Concurrentie nekt Spaanse saffraanoogst Concurrentie Vier jaar dierenlantijnen I I I M I M I I" Wereldklasse die u toekomt Worm tiert in een wankel milieu mDoor Jurriaan Geldermans) Zoals mest langzaam naar diepere grondlagen sijpelt, dringt bij ons Nederlanders de overtuiging door dat we een tandje terug moeten om het mi lieu te sparen. Maar is een 'tand je' wel genoeg? Niet zonder meer, blijkt bij TNO Den Hel der, waar dagelijks wordt vast gesteld dat de natuurlijke kringloop in het water grondig is verstoord. Algenbloei, vis sterfte, kankerende paling en vallende zeesterren. De beken-» de symptomen van een ziek sys teem. Maar die verschijnselen komen in een ander daglicht te staan als het dichtdraaien van de vervui lingskraan niet genoeg blijkt, evenmin als het opruimen van de rommel. „Veldwerk en experimenteel on derzoek leren ons vooral dat een heel complex van factoren de Waterkwaliteit bepaalt. Anders gëzegd: je kunt proberen de al- génbloei tegen te gaan door de uitstoot van mest te verkleinen, maar het is niet gezegd dat de zaak daar beter van wordt. Ster ker dan waar ook geldt in de wa terhuishouding de regel 'eten en sggeten worden'. Het een grijpt ia het ander, want het is een laingloop. Is die eenmaal uit ba lais dan ben je er niet door één onderdeeltje van de kringloop te verbeteren", zegt bioloog drs. Martin Scholten, hoofd van het laboratorium voor toegepast marien onderzoek van TNO in ftn Helder. Zèe-onderzoek is het specialis me van het lab in Den Helder. Ét komt doordat al sinds de ja- rèn vijftig wordt gestudeerd op eftti-foulings, ofte wel middel tjes die de aangroei op scheeps rampen moeten tegengaan. Aan het eind van de jaren zestig kwam de klad in de scheepvaart- iifaustrie en diende TNO Den ladder de steven te wenden, achting milieu dat als maat schappelijk probleem toen juist voorzichtig de kop op stak. De kennis van de TNO-biologen kon worden gebruikt om onder- 2»ek te verrichten naar de kwali teit van - in het bijzonder - het zffiwater. S|holten: „We meten vooral 'in bit veld'. Dat wil zeggen dat we mmsters onderzoeken om te mn hoe ernstig de situatie is, dit we oplossingen zoeken en suggesties aandragen, op basis waarvan beleid kan worden uit gestippeld. In het verleden de ï- Drs. Martin Scholten (Foto Joop Boek den we vooral onderzoek naar olieverontreiniging en bestrij- dingsmethoden. Tegenwoordig is vooral onze ecologische risi co-beoordeling erg in zwang." Dit paradepaardje van TNO Den Helder, uniek in de wereld, leunt zwaar op de mogelijkhe den die de computer biedt. Grof weg komt het erop neer dat eerst alle kennis en feiten met betrek king tot de kwaliteit van zeewa ter worden verzameld. Deze 'kengetallen', welke dikwijls zijn verkregen door zowel veld- als experimenteel onderzoek, wor den niet zozeer door TNO-mi- lieutechnici aangedragen maar door TNO-biologen. „Graadmeter is niet wat volgens het boekje goed of slecht is voor een ecologisch systeem. Ons gaat het erom wat het milieu daadwerkelijk aan belasting kan hebben. De gevoeligheid van een eco-systeem hangt af van de gevoeligheid van de daar in levende dieren." Geen planten? „In het geval van zeewater nau welijks, want veel planten zijn er niet..." Niet alle zeewaterdieren worden voor dit 'gevoeligheidsonder- zoek' gebruikt. TNO Den Helder bekijkt vooral enkele kensoor- ten: als dié iets mankeren dan gaat het ook bij andere groepen mis. Op deze kensoorten worden bij voorbeeld pathologische me tingen verricht. Die moeten uit wijzen in hoeverre een dier bij een bepaalde graad van vervui ling lichamelijke afwijkingen te zien geeft. Maar fysiologische tests zijn er ook, waarbij het proefkonijn ge lijk een topsporter als het ware wordt doorgelicht. En dan is ex- het onderzoek dat beziet of de voortplanting van een kensoort succesvol is. Scholten: „Een lan- ge-termijnprobleem is het als dieren uiterlijk gezond schijnen, maar niet voor nakomelingen zorgen, doordat de bevruch tingskans te klein is. Of de klein tjes komen er en de opgroeikans blijkt te gering..." Volgens Scholten moeten we niet de fout maken al te directe verbanden te leggen tussen bij voorbeeld de achteruitgang of opkomst van een diersoort en het milieu. Doordat elk dier deel uitmaakt van de levens kringloop in de zee, ontstaat een onderlinge afhankelijkheid die de cyclus zeer complex maakt. „Heeft de ene soort het zwaar te verduren dan kan de 'concurren tie' daarvan profijt trekken", al dus de Helderse onderzoeker. „We treffen tegenwoordig min der zeesterren aan in de Noord zee dan pakweg twintig, dertig jaar geleden. En toch is het moeilijk daar wetenschappelij ke uitspraken aan te verbinden. Immers, je weet niet zeker of ze vroeger wel goed hebben geke ken. Watje wel kunt constateren is dat er veel meer wormen zijn. Daaruit leid je dan af dat er in derdaad minder zeesterren zijn. Want die twee zijn eikaars con currenten." Beide leven in dezelfde Noord zee, maar de een heeft het zwaar en de ander gedijt prima. Hoe kan dat? „De zeester leeft gewoonlijk lang en heeft alle tijd om ver ontreiniging in zijn lichaam op te bouwen. Met als resultaat dat hij zich slecht voortplant en uit eindelijk aan de vervuiling sterft. De worm heeft een kort leven, plant zich snel voort en heeft nauwelijks last van de verpeste leefomgeving. Sterker nog, doordat de concurrentie het laat afweten, bloeit de worm op." Juist vanwege de enorme staat van dienst op het gebied van zout-wateronderzoek heeft TNO Den Helder enige jaren terug de overstap gemaakt naar zoet wa ter. Een uitbreiding van de acti viteiten die vooral uit onder- zoeksoogpunt erg interessant is. Want de totale levensgemeen schap in zoet water reageert veel sneller, doordat het om een rela tief klein, geïsoleerd leefklimaat gaat. Dat gaat zelfs op voor het IJsselmeer, het grootste van de Nederlandse zoet-waterbek- kens. Vandaar dat Scholten c.s. bij Andijk onderzoek doen naar de waterkwaliteit. De resultaten daarvan kunnen worden ge bruikt bij het zoeken naar oplos singen voor de algenplagen die de afgelopen zomers keer op keer de kop opstaken. Het TNO-onderzoek wordt ver richt in enorme zakken van twaalfhonderd liter die zijn vol gepompt met water uit het rela tief schone Markermeer. In die zakken zit een complete leefge meenschap, waarin alleen de vissen ontbreken. Nu wordt de ene zak niet belast, de andere met een stof zus en weer een an dere met een stof zo. „Daarmee proberen we een vinger te krij gen achter het complexe sys teem van de algenplaag", legt Scholten uit. Volgens de bioloog onstaat het groene drab niet door één oor zaak, maar wel door drie, die ook nog eens worden gekenmerkt door onderlinge beïnvloeding. Zo vormen de uit mest vi'ijko- mende nitraten en fosfaten een ideale voedingsbodem voor al gen, terwijl de watervlo, die al gen eet, door diezelfde mest moeite krijgt met de voortplan ting. Ten tweede is het IJssel meer sterk verbrasemd en de brasem is een natuurlijke vijand van de watervlo. En ten derde zijn er minder grote waterplan ten, doordat de algenlaag weinig licht doorlaat en de waterbodem vervuild is. De natuurlijke vijand van de brasem, de snoek, heeft het hier door moeilijk, want die rooft op het gezicht en verbergt zich graag tussen planten. De jonge snoek kan zich bovendien niet verschuilen voor oudere exem plaren en wordt verschalkt. Deze ontwikkeling betekent niet direct dat er minder 'leven' in het IJsselmeer zit; alleen de samenstelling wijzigt. Scholten wijst in dit verband op 'de wet van het behoud van materiaal'. Maar tegelijk noemt hij het een drogredenering dat het leven zelfs rijker zou worden. „Neem nog even die ene zeester. Die heeft plaats gemaakt voor mis schien wel veertig soorten zee wormen. Of een mossel die het veld ruimt voor duizend Wads lakjes... Collega-biologen wijzen wel op die ontwikkeling en stel len vast dat de Noordzeepopula- tie dus vooruitgaat, zowel qua aantallen als in diversiteit. Maar ze zeggen er niet bij dat het gaat om een teruggang naar primitie vere levensvormen." J (Van onze correspondent Ruud de Wit) 1 |Tet stadje Consuegra, ruim Xl 100 kilometer ten zuiden van de Spaanse hoofdstad Ma- dfid, lijkt van een afstand weg- geplukt uit de beroemde ridder- rgman van Cervantes, 'Don Qui- cBotte'. Op de heuvel boven het stadje staat een uit de twaalfde eluw daterend Romaans kas teel, met daarnaast een zestal —witte windmolens, die in de vjjoege ochtendzon een vage ge- lakenis vertonen met de reuzen, ■i'Wr i tegen Don Quichotte zijn waanzinnige en vergeefse strijd l»erde. jjCtmsuegra ligt dan ook in de jaidstreek La Mancha, waar J>n Quichotte en zijn knecht -Bncho Panza in de late middel- «uwen rondzwierven. Het is een fflachtig, vaak dor en heuvel achtig landschap, afgewisseld mtwijnvelden en olijfgaarden; hifi en daar ook de beroemde Istilliaanse schapen- en gei tenkuddes en om de zoveel kilo meter de resten van een kasteel of oud klooster. Maar Consuegra is vooral be kend om zijn 'Rosa del azafran'. Elk jaar, in de laatste twee we ken van oktober en de eerste week van november, staat het schilderachtige stadje geheel in het teken van de saffraan. Zodra het licht wordt, soms met de nachtvorst nog over de velden, haasten honderden mannen, vrouwen en kinderen zich naar de kleine veldjes rond Consue gra om daar de die nacht uitgelo pen crocusjes te plukken. Met zakken tegelijk worden deze violet-paarse bloemetjes vervol gens naar de huiskamers ge bracht, waar vlijtige vrouwen handen tot 20 uur achter elkaar de drie roodachtige saffraan- stampers uit de bloemhartjes trekken. Dit is een saai, eentonig en uitputtend werk, waarvan het resultaat maar langzaam zichtbaar wordt. Want om 1 kilo l"r een kil» saffraan moeten 140.000 bloemetjes van hun stampers Irden ontdaan (foto GPD) gedroogde saffraan te krijgen, moeten er minstens 140.000 bloemen geplukt en van hun stampers ontdaan worden. Het is ook ondankbaar werk. Want door de harde concurren tie uit andere landen zoals Iran. India, maar ook Italië, Grieken land en Noord-Afrika, is de prijs de afgelopen jaren flink gedaald. Voor een 'libra' saffraan (460 gram) krijgen de families op dit moment niet meer dan 1500 gul den uitbetaald door de opkopers uit de hoofdstad Madrid. Als men weet dat de saffraan- fami lies hooguit 2 a 3 kilo van hun kleine veldjes kunnen halen kan men zich voorstellen, dat 'het goud van La Mancha', zoals saf fraan genoemd wordt, voor de inwoners van Consuegra al lang geen vetpot meer is. De crocussen groeien maar op een beperkt aantal plaatsen in Spanje, rond Consuegra dus, maar ook bij Teruel, Murcia en Valencia. Dit heeft te maken met de samenstelling van de aarde. Het bizondere aan de cro cus is, dat zij drie roodachtige stampers heeft -de zogenaamde saffraan- en om deze stampers gaat het. Want door de eeuwen heen is de saffraan een gelief koosd ingrediënt geweest bij be paalde gerechten en werd het ge bruikt als een bestanddeel voor medicijnen of als kleurstof. Het bekendst is saffraan van de gele kleur, die het aan het Spaanse gerecht paella geeft, hoewel veel koks tegenwoordig geen saf fraan meer. maar een kleurmid- del gebruiken, omdat het te duur is. De geschiedenis van de saffraan gaat terug naar de oude Grieken en Romeinen, maar ook de ara bieren kenden het. Het waren de 'moren' die der 'crocus sativus' in Spanje introduceerden. Het woord saffraan komt naar alle waarschijnlijkheid ook van het arabische 'za'faran', wat 'geel' betekent, maar sommige etymo logen vermoeden dat er het Griekse woord 'safora' aan ten grondslag ligt, wat zoveel wil zeggen als 'een product om van te leven'. Iedereen, die wel eens saffraan in een winkel heeft gekocht, weet dat het duur is. Dat komt, omdat het nogal wat arbeid mee ge moeid is om de saffraan te oog sten, terwijl de opbrengst per hectare gering is. Ook kan er niet elk jaar geoogst worden. Het hele proces bestaat uit een cyclus van vier jaar. Het eerste jaar, nadat de bollen geplant zijn, de 'rosilla', levert weinig bloemen op. In het tweede en De windmolens waar Don Quichote tegen zou hebben gevochten (foto GPD) derde jaar daarentegen kan er nagenoeg twee weken lang elke ochtend geoogst worden. Het vierde en laatste jaar is weer minder productief. Daarna wor den de bollen naar boven ge haald, schoongemaakt, ge splitst en geselecteerd en vervol gens ergens anders in de grond gestopt. Het veldje, de zoge naamde 'celamine', kan dan een aantai jaren achter elkaar niet meer voor de saffraan-oogst wor den gebruikt. Een van de oudste inwoners van Consuegra, is Asuncion Rodri guez Escribana. Al jaren maakt zij de afspraken met andere fa milies over de verkoop van hun saffraan. Nu verzucht ze, dat de prijzen aanzienlijk beneden die van de afgelopen jaren zullen lig gen. „Vorig jaar kregen we nog 40.000 peseta's (750 gulden) per pond. Maar nu heb ik bedragen gehoord van de helft. De tijden dat het oogsten van saffraan ver geleken werd met het winnen van goud, liggen al heel lang achter ons". Ze wijst op haar schamele wo ninkje en de tafel, waarop een berg bloemen ligt te wachten om van hun rode stampers ontdaan te worden: „Wij hebben het echt niet breed. Ik ben zelfs arm, om dat ik vanwege mijn ouderdom geen eigen veldje meer kan on derhouden. Als je ziet hoeveel werk het kost om een onsje saf fraan te oogsten, dan vraagje je af, waarom we dit eigenlijk nog doen. Voor de meesten hier in Consuegra is dit ook slechts een bijverdienste. Om met de op brengst een nieuwe ijskast of een televisie aan te schaffen". Ramon Fernandez, werkzaam in het gemeentehuis van Consue gra, bevestigt de negatieve ten dens in de saffraan-bussiness. „Jarenlang is het goed gegaan, maar de concurrentie is te groot geworden. Ik durf met mijn hand op mijn hart te verzekeren, dat de beste saffraan in de wereld uit deze streek komt. Maar dat is blijkbaar niet voldoende om een goede prijs te maken. Vorig jaar is er hier voor 400 libra aan saf fraan binnengehaald. Te weinig om de veel grotere hoeveelheden uit andere landen uit de markt te prijzen, ook al is de kwaliteit minder". Vandaar dat de inwoners van Consuegra de teelt van saffraan steeds meer gaan zien als iets ex tra, naast het werken in de wijn en olijfgaarden, het hoeden van schapen, en het werken in de grote stad Madrid. Maar dat be let het stadje niet om elk jaar op de laatste zondag van oktober het feest van 'la Rosa del Azaf ran' te vieren, waarop de beste 'saffraanplukster' wordt geko zen en een plaatselijke schone tot 'Dulcinea' wordt gekroond. Het zal niemand verbazen, dat op deze Castilliaanse fiesta een Don Quichotte en Sancha Panza evenmin ontbreken. Want het mag dan minder goed gaan met de saffraan van La Mancha, hun gevoel voor historie en traditie zijn de 'Consuegras' beslist niet verloren. De Siamese Phaeton en de Esterhazy-wagen: bij het horen van die woor den gaat het hart van de paardenliefhebber sneller kloppen. Het zijn enkele van de antieke rijtuigen, die te zien zijn op de Nationale Paardesport- en Rijtuigen- beurs 'Paard en Koets'. Deze beurs wordt zaterdag en zondag voor de negende keer georganiseerd in de Brabanthallen in 's Herto genbosch. 'Paard en Koets' is het groot ste paardesport- en rijtui genevenement in ons land. Er komen deelnemers uit Duitsland, Engeland en Bel gië, en er zijn Nederlandse vertegenwoordigingen van Amerikaanse en Deense rij tuigen en ruitersport-artike len. Wat heeft 'Paard en Koets' de paardesportliefhebber te bieden? Kort gezegd: alles wat maar met de trouwe viervoeters te maken heeft. Professionals en amateurs kunnen op de beurs kijken naar nieuwe aanwinsten op het gebied van rijtuigen en paardesportartikelen, pro beren een antieke koets te bemachtigen op een van de veilingen, of zich oriënteren op het gebied van dierge neesmiddelen, transport, hindernismateriaal, lectuur en geschenkartikelen. Met het oog op de vele bui tenlandse bezoekers, met name uit Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Bel gië, is het veilingsysteem dit jaar veranderd. Er zijn in to taal vijf veilingen waarop steeds alle rijtuigen (antiek, wedstrijd en recreatie), rij tuigonderdelen, tuigen, con courswagens en ruitersport artikelen aan bod komen. In vorige jaren kwamen de ver schillende soorten rijtuigen op aparte veilingen onder de hamer. Op 'Paard en Koets' worden ook nieuwe artikelen, ver want aan paard en wagen, geïntroduceerd. Bijvoor beeld: een modern rijtuig dat geschikt is voor rolstoel gebruikers. Gedurende bei de dagen vinden regelmatig shows en demonstraties van diverse paarde- en ponyras sen plaats in een speciaal hiervoor aangelegde piste. Zo zijn er Fjorden te bewon deren en de Halflingers pre senteren zich zowel aange spannen als onder het zadel. De Merens geven een show met een zesspan en een pas- de-deux van een dekhengst en fokmerrie. Speciaal voor de jeugd geeft 'de Rode Rid der' zaterdagmiddag een spectaculaire show 'wild west riding'. Het is slechts een fractie van wat er op de beui's allemaal te zien en te beleven is. Ook aan de inwendige mens is ge dacht: de traditiegetrouw aanwezige kleinste poffer tjeskraam van ons land staat daar borg voor! Nationale Paardesport- en Rijtuigenbeurs 'Paard en Koets', op zaterdag en zon dag in de Brabanthallen in 's Hertogenbosch. Openings tijden: zaterdag van 10.00 tot 22.00 uur en zondag van 10.00 tot 18.00 uur. De veilin gen beginnen op zaterdag om 13.00, 16.00 en 20.00 uur en op zondag om 12.00 en 15.00 uur. Het is bekend, dat geurmer- ken voor veel dieren een aanwijzing zijn om anderen te laten weten, dat zij er geweest zijn. Het is dan ook niet verwon- delijk dat dieren veel beter kun nen ruiken dan schepselen, die in mindere mate op de neus zijn aangewezen. Geuren hebben het bezwaar dat zij vluchtig zijn en daardoor snel vervliegen. Daarom deponeren dieren ook vaak bij hun geur- merk iets substantiëlers, in de vorm van uitwerpselen. In hete en droge gebieden als woestijen vervliegt het geur- merk natuurlijk bijzonder snel. Het was dan ook voor een weten schapper van de Universiteit in San Diego een raadsel hoe de woestijn-iguana's na geruime tijd zulke geurkenmerken nog wist te vinden. Het is na uitge breid onderzoek gebleken, zo schrijft het blad New Scientist, dat het geurmerk ook een ultra violette straling afgeeft, die voor het menselijk oog onzichtbaar is, maar voor de andere iguana's duidelijk oplicht. Daai-mee is de woestijn-iguana tot nu toe het enige bekende reptiel, dat in staat is ultra violet licht te on derscheiden. Wanneer werd in de evolu tiegeschiedenis een spin nu eigenlijk een spin? Dat wil zeggen, wanneer waren de pri mitieve spinnen eindelijk in staat een web te fabriceren. Hoewel men in wetenschappe lijke kringen al sterk is in het schatten van de ouderdom, heeft nu de paleontoloog Paul Selden in een dikke kalklaag in Noord-Oost Spanje fossiele spinnen ontdekt, die een nauw keuriger berekening toestaan. Hoewel er 300 miljoen jaar gele den al spinnen waren, die over een spinorgaan beschikten, zijn de door Selden ontdekte fossie len tevens in het bezit van spe ciale klauwtjes, die de dieren in staat stelden een web te weven. Deze fossielen zijn 138 miljoen jaar oud, meldt het blad Nature, zodat nu gezocht moet worden naar nog oudere resten van spinnen. Geologen halen hun neus op voor een fossiele spin van maar 138 miljoen jaar oud. Het oudste plantefossiel dat tot nu toe ge vonden werd, was maar liefst 550 miljoen jaar oud. Gelukkig is er door een Australische geologe het fossiel van zeewier gevon den, dat niet minder dan 1,1 mil jard jaar oud is. Samen met de wetenschap, dat ééncellige bac teriën 3,5 miljard jaar geleden op aarde verschenen en de eerste algencellen van 2 miljard jaar geleden dateren, is de vonst van dit oude zeewier bijzonder be langrijk voor de geschiedenis van het ontstaan van leven op onze aarde. (Advertentie) Eigentijds of klassiek. Speels of strak. ALNO zorgt voor perfektie in kwaliteit en betrouwbare service. Biedt de sfeer die u past. Van een klasse die u herkent aan de details. nmo Haal gratis het dikke ALNO KeukenKijkBoek bij: Terneuzen: Bouwvoorl. de Hoop tel. 80315. Goes: A. de Jager Tolhoek tel. 21250. Middelburg: A. dejage tel. 36254. :r Tolhoek

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 11