PZC
Van de
haven
naar
Den Haag
D;
Zwaar weer voor
de christen-joden
w
week-in
Ni
31
Discriminatie
in Israel
I
I
"O
V-
ZATERDAG 27 OKTOBER 1990
Achterkamer
Bureaucratie
Rechts hoofd
Terugkeer
m
Pesterijen
Huisgod
Donkerste uur
WÊÊÊBË
I
mmmm
e verkiezingen van
september 1989 brachten
Paul Rosenmöller op het
fluweel van de Tweede
Kamerbankjes. De gevreesde
leider van havenstakingen en
cao-acties werd van de ene dag
op de andere een
Hoogedelgestrenge
Volksvertegenwoordiger. Zijn
barricade werd het
spreekgestoelte. Zijn taal die
van de geachte afgevaardigde
van Groen Links. Zijn wapen
de interruptiemicrofoon. Zijn
verpozing de wandelgang.
Maar wat werd er van Paul
Rosenmöller zelf? De ex-
student sociologie en zoon van
een V D-directeur uit
Heemstede geeft er in dit
interview openhartig antwoord
op. „Ik was in de haven altijd
met mensen bezig. Dat werkt in
de Kamer anders en dat mis ik.
Maar mijn idealen zijn niet
veranderd."
Paul Rosenmöller, van actie-voerder naar geachte afgevaardige (foto ANP)
Paul Rosenmöller
mist de mensen
Paul Rosenmöller, door een
Haagse waarnemer ooit peste
rig de Brullende Muis van het Bin
nenhof genoemd, windt er inder
daad geen doekjes om. Het politie
ke bedrijf aan de Hofvijver schetst
hij ons afwisselend als teleurstel
lend, een slechte zaak, ontluiste
rend, héél ernstig, ongeloofwaar
dig, hinderlijk, traag, ja zelfs uiter
mate verwerpelijk, maar ook leer
zaam.
Om zijn zorgelijke kwalificaties te
staven, verwijst hij om te beginnen
naar de politieke actualiteit.
„Ten eerste heb ik het debat over
het spanningsveld tussen milieu
en economie totaal gemist in de
Troonrede en in de Miljoenennota.
Hoe bereik je bij voorbeeld dat on
ze belangrijkste industrie, die van
de Rijnmond, functioneert zonder
dat meteen smogfase 1, 2 en 3 uit
breken als de zon iets feller schijnt
dan normaal? Dat is toch een
vraag die we ons moeten stellen. Ik
heb dat gedaan in mijn bijdrage
aan de Algemene Beschouwingen,
maar de discussie daarover wordt
naar mijn idee véél te weinig ge
voerd. De Golfcrisis overschaduwt
momenteel het hele milieupro
bleem! Hoogst merkwaardig vind
ik het dat de stijging van de benzi
neprijs een argument is om de ben
zineaccijns minder te verhogen.
Waar die 300 miljoen voor het
openbaar vervoer nu vandaan
moeten komen is volstrekt ondui
delijk. De benzineprijs is inmid
dels gedaald. Wat betekent dat
voor het kabinet? Is dat een reden
om de oorspronkelijke accijnsver
hoging door te laten gaan of niet?
Dat is toch een zwabberbeleid.
„Een tweede element van teleur
stelling betreft Wim Kok. In zijn
verhaal bij de Algemene Beschou
wingen ontbrak elk gevoel, hoe
klein ook, van ideologische bevlo
genheid. Dat vond ik pijnlijk en te
kenend voor het 'nieuwe' beleid
van dit kabinet. Bij Kok heeft de
aanval plaats gemaakt voor de
verdediging.
Uitspraken over de sterkste schou
ders die de zwaarste lasten moeten
dragen en over de herverdeling
van inkomen en werkgelegenheid
komen in zijn vocabulaire gewoon
niet meer voor. Die principiële en
sociaal-democratische ideeën zijn
verdrongen door verhalen over het
financieringstekort en andere
technische begrippen.
Toen ik hem vroeg: wat gaat u
straks doen om financiële tegen
vallers op te vangen, bent u dan be
reid de hoogste inkomens méér te
laten betalen en de dividenden
zwaarder te belasten om de laagst
betaalden te ontzien, zei hij: „Ja,
dat zijn wel héél rigoureuze maat
regelen die de heer Rosenmöller
nu voorstelt: op dit moment lijken
ze me niet aan de orde."
„Dan denk ik: waarin onderscheid
je je nu nog van je voorganger? Ik
geloof nog steeds dat hij zijn idea
len heeft, maar het valt me uiter
mate tegen dat iemand die naast
minister van financiën en vice-pre
mier ook nog politiek leider van de
PvdA is, de Algemene Beschou
wingen niet gebruikt om nog eens
even nadrukkelijk op te komen
voor wie hij vroeger ook altijd op
kwam. Dan doe je toch wel grote
concessies aan je eigen uitgangs
punten.
Ook binnen de Partij van de Ar
beid zal dat straks tot allerlei dis
cussies leiden. Dat geeft ons als
linkse oppositie natuurlijk moge
lijkheden, maar aan de andere
kant zijn wij ook weer niet gebaat
bij een slechte score van de PvdA
bij verkiezingen. Want het gaat
uiteindelijk om de macht èn om de
invloed van links Nederland op het
beleid en dan kijk ik toch even iets
verder dan het enge partijbelang,
zal ik maar zeggen."
Van de haven naar Den Haag, het
heeft zijn inzet niet aangetast.
Paul Rosenmöller is nog even be
zig en bewegelijk als voorheen, al
hoeft hij niet meer 's morgens om
half zeven pamfletten uit te delen
in morsige kantines en nachten
lang te onderhandelen. Gekken
werk noemen ze dat in de Kamer,
waar de vergaderingen pas om tien
uur beginnen en uiterlijk te 23 uur
eindigen.
„In die zin is mijn bestaan een stuk
regelmatiger geworden," stelt de
geachte afgevaardigde tevreden
vast, „maar de werkdruk vind ik
wel behoorlijk groot. Het totale po
litieke veld bestrijken met zes
mensen is een behoorlijke klus en
je wilt je natuurlijk goed voorberei
den. In elk debat staat toch een be
windspersoon tegenover je."
De landspolitiek is zijn leven ge
worden en de Tweede Kamer zijn
huis. Een huis met een ongewone
indeling, want het heeft er volgens
Rosenmöller „alle schijn van dat
de achterkamer de belangrijkste
kamer van het Binnenhof is."
„Je ziet namelijk steeds meer dat
de discussies niet meer plenair in
de Kamer worden gevoerd, maar
daarbuiten in onderonsjes tussen
de specialisten van de regerings
fracties en de bewindslieden. De
rest van de Kamer staat buiten
spel.
„Ik vind het uitermate jammer dat
je het politieke debat op die ma
nier degradeert tot iets waarvan je
moet zeggen: wat is hier nu nog de
werkelijke waarde van? Schijnver
toning gaat me te ver, maar het is
wel vaak mosterd na de maaltijd.
Een werkelijk democratisch be
sluitvormingsproces, waarin de
veelzijdigheid van argumenten
een rol kan spelen, is niet meer
aanwezig. Ik vind dit een ontluiste
rende ervaring. Als het een keer
normaal gaat, zoals tijdens de Al
gemene Beschouwingen toen
Thijs Wöltgens tegen de regering
inging en het namens de hele Ka
mer opnam voor de bejaarden met
een klein pensioen, voel je de span
ning in de zaal. Hé, hier gebeurt
iets! Zover is het al gekomen."
„Wat ik ook heel ernstig vind is het
gebrek aan snelheid waarmee de
dingen van de grond komen. Het is
een symptoom van een vastlopen
de bureaucratie. Dat geldt voor de
overheid, voor de jungle van advie
sorganen die we in Nederland heb
ben en voor het beruchte midden
veld met zijn koepels en kokers.
Het zijn allemaal nuttige instellin
gen, maar hun functioneren zou
een stuk dynamischer en slagvaar
diger moeten zijn en niet zo traag
en star waardoor een aantal poli
tiek belangrijke kwesties op de
lange baan wordt geschoven. Dat
hindert mij persoonlijk nogal, ver
moedelijk omdat ik het liefst zo
snel mogelijk zoveel mogelijk re
sultaat wil boeken. Dat is nu een
maal mijn activistische instel
ling."
Rosenmöller is er nog niet. Er zijn
meer zaken die hem dwars zitten.
„Nou kijk, met betrekking tot de al
eerder genoemde besluitvorming
is nog een bedenkelijke ontwikke
ling gaande, namelijk dat steeds
meer bevoegdheden vanuit Den
Haag worden overgeheveld naar
Brussel in het kader van de Euro
pese eenwording zonder dat men
zich naar mijn idee voldoende rea
liseert hoe de democratische con
trole aldaar wordt gewaarborgd.
Ik maak me daar grote zorgen
over.
„Bovendien gaat een ander deel
van de besluitvorming naar de ge
meenten met het oog op de sociale
vernieuwing. Dat kan op zich goed
zijn, maar dat maakt wel datje in
Den Haag het zicht kwijt raakt.
Natuurlijk bepaal je uiteindelijk
nog het budget, maar ik ben be
nieuwd wat over drie jaar de in
houd van de verkiezingsprogram
ma's zal zijn als wij tal van belang
rijke bevoegdheden hebben over
gedaan aan andere niveaus. Voor
mij hoeft die hele Europese libera
lisering van 1992 niet als er geen
democratische controle van de
grond te krijgen is. Achter de eufo
rie rond de Europese markt mogen
wat mij betreft in toenemende ma
te vraagtekens worden geplaatst.
J e moet er wel degelijk voor zorgen
dat je over een paar jaar in Den
Haag niet alleen maar over de
kleur van het toiletpapier spreekt.
Open overhemd, spijkerbroek en
aan zijn voeten een veredeld soort
soldatenkistjes. Het is ook zijn te-
nu als Kamerlid; de uitmonstering
van een dertiger met een links hart
en het rechtse, Heemsteedse hoofd
van een directeurszoon.
Hetzelfde Groen Linkse hart waar
Hans van den Broek, minister van
Buitenlandse Zaken, onlangs met
kracht op ging staan. „Ja, hij be
stond het om ons op een uitermate
arrogante en verwerpelijke manier
te bejegenen. Onze fractie heeft al
tijd betoogd dat in de Golfcrisis de
economische boycot en het diplo
matieke overleg volop de kans die
nen te krijgen en niet direct ge
paard moeten gaan met de aanwe
zigheid van militair materieel. In
die zin zijn we ook tegen het sturen
van die Nederlandse fregatten. Nu,
daar wordt in de Kamer regelma
tig over gesproken. Toen er weer
eens een serieus debat over die af
faire was, zei Van den Broek tegen
Andrée van Es, die vragen had ge
steld: „Daar hoef ik met uw fractie
niet over te praten; jullie zijn töch
tegen!"
„Hij zei het iets netter, maar net zo
onbeschaamd. Dan denk ik: besef
je wel dat een kleine twintig per
cent van alle Nederlanders tegen
het zenden van die schepen is? Het
gaat hier nota bene om de vraag of
Nederland onverhoopt betrokken
wordt bij een oorlog en op welke
manier! Ik moet er eerlijk bij zeg
gen dat deze actie van Van den
Broek meer uitzondering dan regel
is."
-- Voelt hij zich 7iooit moedeloos?
Een roepende in de parlementaire
woestijn?
„Nee, ik voel me niet moedeloos.
Wél is het zo, dat je met dit werk
geen produkt aflevert. Het is een
doorlopende discussie, die natuur
lijk altijd wel ergens in resulteert -
soms tastbaar, soms niet - maar
waarvan je niet ziet wat er in het
land mee gebeurt. Dat vind ik jam
mer, maar ik leer er veel van. Het
staat natuurlijk in schril contrast
met het werk dat ik vorig jaar nog
deed. Daar was ik volop bezig met
een produkt. Met mensen. Dat mis
ik wel een beetje, maar mijn idea
len zijn niet veranderd. Dat zijn ge
woon progressieve, linkse idealen.
Daar sta ik voor en daar wil ik me
volop voor inzetten. Kijk, ik heb in
de haven een aantal dingen ge
daan, ik doe nu in de Kamer een
aantal dingen."
- Hoe lang nog?
„Dat weet ik niet. Geen idee."
- Het is niet uitgesloten dat Paul
Rosenmöller van tijd tot tijd opge
lucht Den Haag verlaat om zich
per trein naar Rotterdam te spoe
den. Of wijkt hij soms stiekem uit
naar Amsterdam waar hij vier
jaar sociologie studeerde en Mo-
kum beminde?
„Wat ik nu ga zeggen zeg ik niet uit
opportunisme, dat moet je maar
van me aannemen, maar mijn hart
heeft zich van Amsterdam naar
Rotterdam verschoven. Toen ik
pas in de haven werkte, voelde ik
me nog echt Amsterdammer. Ik
sprak over Ajax als de jongens het
over Feyenoord en Sparta hadden.
Dat doe ik trouwens nog! Wat ik in
Amsterdam waardeerde was de
openheid; het is veel meer een we
reldstad dan Rotterdam. Er is ook
een enorm verschil tussen de ha
venbaronnen van Amsterdam en
die van Rotterdam. Hier zijn ze
stijver, zakelijker, koeler. Daar
kwam ik ze in de café's tegen.
„Maar gaandeweg heb ik steeds
meer binding met Rotterdam ge
kregen. Rotterdammers zijn be
trouwbare mensen. Rechttoe
rechtaan. Recht voor zijn raap.
Grote muil, klein hart. Ik ben de
laatste jaren ook de aantrekkelijk
heid van de stad gaan zien met
haar cultuur, haar uitstraling, en
ik moet zeggen dat ik me hier op
dit moment gewoon zeer thuis-
voel."
- Je ziel ligt in Amsterdam, je hart
in Rotterdam.
„Dat is een vrije vertaling die dit
dilemma in ieder geval in redelijke
mate oplost."
Hans Hoffmann
Klaus Moshe Pülz maakt een vaag
gebaar. De voorzitter van de
Messiaanse Getuigenisgemeensehap. in
Israël kan geen correcte opgave doen
van het aantal Messiaanse
(christelijke) joden in zijn land. Want:
„Israël kent alleen joden en niet-joden.
Christen-joden bestaan niet voor de
wet". Pülz schat dat het aantal rond de
drieduizend ligt. „U moet begrijpen dat
er in Israël moed voor nodig is om als
belijder van Jesjoea ha-Masjiach (Jezus
de Messias) naar buiten te treden".
Klaus Pülz is niet bang van Is
raëlische repressie, want hij
staat te boek als één van de meest
uitgesproken Messias-belijdende
joden in Israël. Onlangs woonde
hij in Nederland als gastspreker
een conferentie bij over het Mid
den-Oostenconflict, terwijl hij de
gelegenheid te baat nam om in ver
schillende kerken te spreken over
de zware druk waaronder chris
ten-joden in Israël staan.
De spreekbuis van de christen-jo
den was hier op uitnodiging van de
stichting Israël en de Bijbel uit Ou
dewater, een van de christelijke or
ganisaties die de verbondenheid
met de nazaten van Abraham wil
len benadrukken. Terwijl de her
vormden en gereformeerden doen
de zijn de jodenzending uit hu-n
kerkordes te schrappen, heeft de
stichting juist de evangelieverkon
diging aan het joodse volk als
hoofddoel.
Het is merkwaardig, zo vindt men
in Oudewater, dat veel christenen
wel naar Israël afreizen om de his
torische plaatsen op te zoeken,
maar de ongeveer dertig gemeen
ten van hun joodse geloofsgenoten
vergeten. Die blinde vlek van de
westerse christenen doet pijn, ver
zekert Pülz. Juist van de kerken
zou je een steun in de rug mogen
verwachten als het erom gaat de
joden de boodschap van Jesjoea
bekend te maken.
De Messiaanse Getuigenisge
meenschap werd precies tien jaar
geleden opgericht. In de beginsel
verklaring zetten Pülz en de zijnen
uiteen dat zij geloven dat het ont
staan van de staat Israël niet toe
vallig is. Het is 'de goddelijke be
stemming van de joden om een
zendingsvolk voor alle volken van
de aardbol' te worden. Het doel
van de getuigenisgemeenschap is
dan ook de joden de ogen te ope
nen voor deze 'univerele bijbelse
roeping'.
Niet meer dan enige tientallen me
destanders hebben deze beginsel
verklaring ondertekend, maar
Pülz haast zich daarbij te zeggen
dat zijn vereniging met ongeveer
1500 mensen in contact staat. Niet
veel, beaamt hij, maar de Heilige
Schrift leert op vele plaatsen dat
God in crisissituaties via een
handjevol mensen redding wist te
brengen.
„Jesjoea zelf had ook niet meer
dan twaalf leerlingen en één daar
van was zelfs een verrader. Toch is
zo de wereld veranderd".
Op Pülz borst zit een klein maar
opvallend speldje: een joodse Da-
vidster met daarin een kruis, het
christelijke symbool bij uitstek.
Voor de religieuze joden in Israël
(nagenoeg allen orthodox) is deze
combinatie nagenoeg gelijk aan
een vloek; een jood die Jezus heeft
aanvaard is geen jood. En deze op
stelling heeft consequenties, daar
in de Israëlische samenleving de
fractie van de religieuze joden een
rol van betekenis speelt.
Als gevolg van verschillende poli
tieke tegemoetkomingen, hebben
rabbijnen op allerlei terreinen di
recte invloed. Wie bijvoorbeeld in
Israël wettig gehuwd wil zijn, moet
voor de rabbijn verschijnen. En
dank zij hun inbreng is in de Israë
lische samenleving het jood-zijn
direct gekoppeld aan een gods
dienstige overtuiging, ook al zul
len vele Israëlische staatsburgers
zichzelf liever atheïst noemen.
Hoe moeilijk de positie van de
Messiaanse joden daardoor is,
werd eind vorig jaar duidelijk toen
het hooggerechtshof in Jeruzalem
uitsprak dat joden die Jezus als
Messias erkennen, onder de Wet op
de terugkeer niet als jood gelden.
Deze wet uit 1950 geeft iedere jood
die naar Israël emigreert het recht
op het staatsburgerschap. Wie pre
cies jood is, staat niet in de wet.
Door hun geloofsovertuiging val
len christen-joden nu buiten de
boot; zij moeten een verzoek tot
naturalisatie indienen...
De zendingsdrang van christenen,
en zeker van christen-joden, is de
ultra-orthodoxen een doorn in het
oog. Daar evangelisatie in Israël
niet per wet verboden is, doet men
er via de organisatie Yad L'Achim
alles aan om de jodenzending aan
banden te leggen. Pülz weet daar
alles van; zelf is hij publiekelijk
voor een 'Führer van een nazi-
groep' uitgemaakt. En in het blad
van Yad L'Achim werd zijn visite
kaartje afgedrukt, „zodat ik als het
ware vogelvrij was verklaard".
Ook werd Pülz in de schoenen ge
schoven dat hij had geprobeerd
mensen via gratis kleding te win
nen voor het christendom. Mensen
via geld of goed overhalen van
godsdienst te veranderen, is name
lijk per wet verboden. De straf: vijf
jaar gevangenisstraf en 50.000
pond.
Pülz: „Er zijn bijvoorbeeld missie
genootschappen uit het buiten
land die jongeren een ticket aan
bieden en een studie. Het gevolg is
dat ze vaak niet terugkeren. Van
ons hoeft men dat niet te vrezen;
wij willen juist een bijdrage leve
ren aan recht en vrede in Eretz Is
raël.
In het najaar van 1984 werd vanuit
ultra-orthodoxe kring gedreigd
dat het ontmoetingscentrum van
de vereniging in Aschdod zou wor
den opgeblazen. „Het viel gelukkig
mee, er werd alleen maar brand ge
sticht", zegt Pülz cynisch. Sinds
dien mocht de Getuigenisgemeen
schap voor openbare bijeenkom
sten geen gebruik maken van een
zaal, tenzij Pülz vooraf op papier
beloofde de verantwoordelijkheid
te willen dragen voor de gevolgen
van eventuele geweldadigheden.
Een hotel, dat vorig jaar onderdak
bood aan een samenkomst van de
Getuigenisgemeenschap, kreeg te
horen dat zijn vergunning voor de
bereiding van fcosjer-voedsel zou
kwijtraken, wanneer de organisa
tie nogmaals zou worden toegela
ten. In 1985 had Pülz de Israëlische
president Herzog reeds gevraagd
publiekelijk dergelijke praktijken
te veroordelen. Herzog heeft dat
via de televisie ook gedaan, maar
„de orthodoxe joden houden zich
nog steeds niet aan de democrati
sche spelregels".
Pülz gelooft dat de orthodoxe jo
den in toenemende mate krediet
verliezen in de Israëlische samen
leving. „Ze onttrekken zich overal
aan en laten zich door de belas
tingbetaler onderhouden, terwijl
ze vaak grote gezinnen hebben".
Bepaalde groepen religieuzen er
kennen de staat Israël zelfs niet
eens. Pülz weet melding te maken
van enige ultra-orthodoxen, die bij
het graf van Khomeini hebben ge
beden om de vernietiging van de
staat Israël.
Van het isolationisme van de rel-
gieuze joden moet Pülz niets heb
ben. „Voor veel joden is God een
nationale huisgod geworden, vaak
ook alleen als onderdeel van de
historie. Zij hebben God opgeslo
ten in het allerheiligste van de
tempel. Maar Hij heeft gezegd: Ik
wil onder u wonen, present zijn".
Zijn overtuiging is dat er voor het
joodse volk een essentiële rol is
weggelegd in de geschiedenis van
de mensheid. Pülz behoort bij de
chiliastische christenen, die in het
bijbelboek Openbaringen lezen
dat er een 'duizendjarig vrederijk'
zal komen, waarin de voortekenen
van het uiteindelijke eeuwig rijk
van God zichtbaar zullen worden.
Voordat het echter zo ver is, zo
leest Pülz in de bijbel, zal er eerst
nog „zeer turbulente periode" aan
breken. Jezus heeft deze eindtijd al
voorspeld, zet hij uiteen. „Er zal
een tijd komen van afval en pseu-
do-religie. Velen zullen de goede
leer niet meer kunnen verdragen".
Wie zijn ogen open heeft, kan nu
volop de kentekenen van dit don
kerste uur om zich heen zien,
meent hij.
Uiteindelijk, aldus Pülz, zullen alle
joden tot de erkenning komen dat
Jesjoea de Messias is op wie zij zo
lang hebben gewacht. Voor dit mo
ment heeft de kleine groep van
christen-joden in Israël de taak om
die Messiaanse toekomst te voor
zeggen. Pülz weet dat deze bood
schap bepaald niet populair is
(,dat is ook voorzegd'), terwijl de
naam van Jezus voor veel van zijn
volksgenoten besmet is door de
wijze waarop zijn volgelingen de
eeuwen door het antisemitisme
hebben aangemoedigd.
Pülz knikt, maar: „Ik word liever
door mijn volk als een voetveeg be
handeld, dan dat ik de waarheid
geweld aan doe. Ik wil aan het
joodse volk vragen stellen, zodat
het zich gaat afvragen wat het van
anderen onderscheidt. God heeft
indertijd tegen Abraham gezegd:
ik zal van jouw volk een priester
volk maken. Een volk voor alle vol
ken. Alleen als het huis Israël zich
tot Jesjoea keert, vindt het die be
stemming weer".
Wim Schrijver
aw,-.
:v V
I
V-
lüllil:;
11811118
mm iiêmsmm
Klaus Moshe Pulz: „Ik wordt liever door mijn volk als een voetveeg behandeld dan dat ik de waarheid geweld
aan doe" (foto Ben de Bruyn)