PZC
Puccini in New York
Theun
de Vries
Charlotte
Mutsaers
Brief aan een postzegel
De koning
der Belgen
BELGIQUE -BELGf
week-uit
letterkundige kroniek
23
ZATERDAG 27 OKTOBER 1990
Historisch
Genadeloos
In een nawoord bij zijn nieuwe roman
De Première schrijft Theun de Vries:
,De romanschrijver geniet het
voorrecht geen rekenschap te hoeven
afleggen voor de manier waarop hij
djn materiaal vergaart". Het is een zin
am lang over na te denken. Want het
voorrecht dat de auteur zou genieten is,
dunkt me, een recht dat hij zichzelf
^unt. Theun de Vries veroorlooft zich
tien dagen uit het leven van de
componist Giacomo Puccini te
fantaseren, met gebruikmaking van het
beschikbare historische materiaal, en
zo kon hij, schrijft hij, „de kunstenaar
als romanfiguur, dat wil zeggen als
gestalte van fictie en verbeelding",
laten leven.
New York, eind van het jaar
1910. Puccini, 51 jaar oud,
reist in luxe naar Amerika om er de
première bij te wonen van zijn ope
ra La Fanciulla del West. Dirigent
Toscanini, één van de hoofdrolspe
lers Caruso, schouwburg de 'Met',
artistiek en maatschappelijk is het
hoogste bereikt. Weelde, roem.
Hoewel Puccini aan suikerziekte
lijdt en zich moet ontzien (weinig
eten, drinken, roken) is hij nog een
bijzonder knappe man, en hij be
schouwt zijn lichaam en zijn fallus
met genoegen. Over zijn opera is
hij tevreden. Met voldoening ziet
hij hoe zijn zoon, uiterlijk even
mooi als hijzelf, geniet van het ver
blijf in New York, waar de jonge in
genieur zoveel nieuws ervaart, in
de techniek en in de omgang met
mensen.
Er zijn echter heel pijnlijke herin
neringen. In Italië is zijn vrouw
achtergebleven, hysterisch ja
loers, en zij heeft kort geleden de
dood veroorzaakt van een jong
meisje. Doria Manfredi. Volkomen
ten onrechte had zij Puccini en het
meisje beschuldigd, achtervolgd,
gekweld, en in wanhoop had Doria
zelfmoord gepleegd. Hoewel Puc
cini een ervaren rokkenjager was.
dit meisje had hij niet benaderd.
Zijn huwelijk en zijn verblijf in zijn
landhuis waren een hel geworden.
Theun de Vries 1907is een zéér er
varen romancier, en kunstenaars
romans heeft hij met veel gusto ge
schreven: Van Gogh, Guy de Mau
passant, Jeroen Bosch, om er enige
te noemen. Het zijn nooit verhalen
over eenzame genieën. De kunste
naars leven duidelijk in een histo
rische periode, en de auteur heeft
evenveel aandacht voor de omge
ving van de hoofdpersoon als voor
de hoofdpersoon zelf. Met royale
zwier worden landschappen, ste
den, dorpen beschreven, en me
nige bijfiguur krijgt de kans om
een hoofdstuk lang op de voor
grond te treden.
Zo ook in deze nieuwe uitvoerige
roman. New York, zo verschillend
van het oude Europa en er cultu
reel nog vrijwel afhankelijk van, al
dringt de gedachte op dat er een
eigen cultuur aan het ontstaan is.
De liefde voor auto's, door Puccini
en zijn zoon gedeeld, al trekken ze
zelf meestal in huurkoetsjes door
de stad. De opkomst van een
nieuw soort adel, de adel van de
schatrijken die zo'n instituut als
de 'Met' in stand houden en de
kunstenaars weliswaar eren maar
zoals men minderen eert. Theun de
Vries poogt het beeld op te roepen
van de stad in de onbarmhartige
winter, en het lukt hem, rustig,
eenvoudig, helder.
Het is heel aangenaam en heel wei
nig opwindend om de roman te le
zen. De auteur kenschetst zijn per
sonage bij de eerste kennismaking
en laat het erbij. Toscanini, de Na
poleon onder de dirigenten, veran
dert in geen enkel gezelschap, een
tengere tiran. Caruso is het hele
boek door aan het kettingroken,
eten, drinken. De muziekuitgever
Ricordi is grof, of hij nuchter dan
wel dronken is. Tonio Puccini is
steeds in het beste humeur van de
wereld, nieuwsgierig, elegant en
ironisch tegen zijn vader.
Puccini zelf? Hij tobt, over zijn ge
zondheid (vooral na een bordeelbe
zoek), zijn werk, zijn huwelijk. Hij
is 'hij' in de roman, maar soms laat
de auteur hem als 'ik' in lange te
rugblikken peinzen. Een nogal
conventioneel arrangement. Want
de ongelukkige geschiedenis van
het arme meisje Doria ontwikkelt
zich, zo wil de auteur ons wijsma
ken, keurig chronologisch in het
brein van de doezelende Puccini,
met een dramatische schok aan
het slot van het boek. Wij lezers
wisten niet dat Doria als virgo in-
tacta gestorven was. Puccini wist
het allang. En toch vernemen wij
het pas op het moment dat de au
teur geschikt voor ons acht, om re
denen van een ietwat ouderwetse
vertelkunst.
Vele bladzijden over een maaltijd,
met precieze beschrijving van de
gerechten en een conversatie van
kunstenaarsanekdotes. Een lang
verhaal over een tocht per huur
koets door de stad, een bezoek aan
de morgue (denk aan de arme Do
ria), een maaltijd met de Duitse
koetsier. Je leest zoals je kijkt naar
een pseudo-documentaire film, en
verheugt je telkens wanneer De
Vries persoonlijker wordt, Puccini
bekritiseert door hem zichzelf te
laten bekritiseren, en vooral: laat
zien hoe het creatieve proces door
een toevallige indruk op gang
wordt gebracht.
Is Puccini 'als romanfiguur, als ge
stalte van fictie en verbeelding'
echt tot leven gekomen? Het
vreemde is dat de opera die zo glo
rieus in première ging, op 10 de
cember 1910, Het meisje uit het
gouden westenvergeten is, van
het repertoire verdwenen. Na het
lezen van de roman, waarin het
scenario uitvoerig wordt naver
teld, zou je graag de opera zien en
horen. En net zoals tijdens de pre
mière met levende paarden op het
toneel. Puccini was een theater
man, zoals hij volgens Theun de
Vries zelf besefte. Misschien is hij
dat in deze roman iets te weinig.
Alfred Kossmann
Theun de Vries, De première. Uitgave:
Querido!Amsterdam. Prijs: 39,90.
Ondergaan in
kersebloed
Een paar jaar lang mocht Char
lotte Mutsaers rekenen op de
gunst van de literaire smaakma
kers. Ze had veel mee, won bijna
ieders sympathie met haar leuke
en originele schriftuur. Eens ver
klaarde ze meer van 'de hersens
van de zijweggetjes' dan van 'het
stel hersens van de snelweg' te
houden. Zo'n grillige werkwijze als
zij erop nahield kon echter alleen
bij een volledig onbevangen geest
gedijen. Goede bedoelingen kun
nen kwalijke gevolgen hebben: ze
bleek de weelde van de lof niet te
kunnen dragen. Pretenties kwa
men in de plaats van spontaniteit.
Meer en meer klonk in haar werk
iets door van: lezer beseft u toch
hoe apart deze schrijfster is.
Dat tekende zich voor het eerst af
in De markiezin, verschenen in
1988. Bovendien werd dit boek in
zet van een onverkwikkelijke affai
re waarover het vaderlandse co-
lumnistendom nog steeds niet uit
geschreven is. Ontdekt werd dat
Mutsaers haar sprankelende vond
sten voornamelijk had overgeno
men van de destijds met haar be
vriende Fritzi Harmsen van Beek.
De schrijfster van de minst grijp
bare gedichten die de Nederlandse
letterkunde kent, ook juichend
onthaald door de kenners, en nu al
vele jaren zwijgend. Mutsaers
bleek het werk van haar vriendin
wel erg goed gelezen te hebben en
ontleende veel stof aan lange tele
foongesprekken die ze met haar
voerde. Dit alles zonder de bron te
vermelden. Charlotte Mutsaers is
boos, niet op zichzelf, maar merk
waardigerwijs op degenen die deze
praktijk signaleerden.
In haai' onlangs verschenen bun
del Kersebloed geeft ze voortdu
rend uiting aan haar woede, niet
door rechtstreeks uit te halen doch
door een serie venijnige opmerkin
gen. Mutsaers reageert zo verbit
terd, dat het wel lijkt of de inne
mende uitstraling van vroeger niet
meer dan een bedrieglijk masker is
geweest. Haar verdediging' bestaat
slechts uit sneren of onzinnige uit
roepen. Als het onderwerp pla
giaat ter sprake komt, moppert ze
verongelijkt: 'van wie is eigenlijk
de werkelijkheid)?' Mutsaers is
van de weeromstuit erg met zich
zelf ingenomen geraakt. Moet ze
een voorbeeld van subtiel schrij
ven geven, dan bestaat ze het te
verwijzen naar haar eigen Markie
zin. Het hoogste wat naar haar zeg
gen een schrijver bereiken kan is
'met zijn boek een ander brein op
zich verliefd te maken'. Ook dit
verraadt slechts eigendunk. Want
wat heeft Hugo Brandt Corstius
eens over een werk van haar ge
meld? „Ik heb Hazepeper gelezen
en nu ben ik verliefd op Charlotte
Mutsaers".
Wraakgevoelens hebben de schrijf
ster ertoe gebracht de literatuur in
'goeden' en 'slechten' te verdelen.
Vanzelfsprekend staat Brandt
Corstius volgens haar aan de goe
de kant. Literatuur is in haar visie
een voortdurende oorlog tussen de
weerbarstige 'Lichten' en de popu
laire 'Zwaren'. De Zwaren zouden
niet deugen, het gaat om schrijvers
die 'zware zaken loodzwaar vorm
geven'. als voorbeeld van zo'n zwa
re auteur wordt Carmiggelt opge
voerd, waarmee direct duidelijk is
dat Mutsaers' categorieën zeer
zonderling in elkaar zitten. Begrijp
ik het goed dan wil de grote meer
derheid van de schrijvers tot elke
prijs aardig gevonden worden, te
gen hen zet zij zich af. Teveel ge
voeligheid, teveel binnenkant, dat
verwijt ze hen. Geen moment kan
haar poging tot plaatsbepaling,
deze literaire geloofsbelijdenis ern
stig worden genomen. De betogen
missen elke samenhang en staan
haaks op wat zij in het verleden
heeft beoogd.
De verward gebrachte boodschap
van Mutsaers komt slechts hier op
neer: ik ben een groot auteur. Dat
is gemakkelijk gezegd, maar ze
maakt het nergens waar. Niet in
die beginselverklaringen, niet in
de saaie artikelen over schrijvers.
Alleen enkele van de eerste stuk
ken uit Kersebloed - waarin ze on
der meer haar fascinatie voor 'de
stukjes, de beetjes' enzovoorts be
lijdt - zijn het lezen waard. Heel
soms gaat van haar proza nog de
zelfde vertedering uit als in het ver
leden. Juist op zulke momenten
betreurt men haar teloorgang.
Hans Warren
Charlotte Mutsaers: Kersebloed - 184
pag./f 39,50 - Meulenhoff, Amsterdam.
In Kersebloed bundelde
Charlotte Mutsaers (geb.
1942) een aantal essays. Het
boek is vooral de literaire
geloofsbelijdenis geworden van
een schrijfster die zich in het
nauw voelt gedreven.
Charlotte Mutsaers (foto Gerrit Serné)
die het koningspaar te pas en te onpas uit
draagt en de bedenkelijke sprookjes die
de koningin publiceert roepen eveneens
niet malse kritiek op. Anderen gingen on
derzoeken: hoe erfelijk belast zijn deze
mensen mogelijk, en zo herschrijft Jan
van de Berghe in 'De saga van de Coburgs'
van Leopold I tot Filip' de geschiedenis
van het Belgisch koningshuis voor de
schoolgaande jeugd. Filip, het zij er voor
de Nederlandse lezer bij gezegd, is de
thans dertigjarige neef van de kinderloze
koning Boudewijn, en zijn mogelijke op
volger op de troon. Het stuk van Van den
Berghe is vermakelijk èn onthullend: een
stoet van zonderlinge, kleurrijke lieden
passeert de revue.
Onder de zeer uiteenlopende bijdragen in
dit boek valt verder sterk op 'De rode zo
mer van 1950' door Johan Anthierens, met
een uitvoerig ooggetuigeverslag van een
drama dat zich op 30 juli 1950 in het mijn
werkersplaatsje Grace-Berleur afspeelde
en dat aan vier mannen het leven kostte.
Aanleiding was de koningskwestie rond
om Leopold II.
Hans van den Bergh en Gilbert Daeninck
schreven kritische stukken respectieve
lijk over de huizen van Oranje en Brittan-
je: 'Dan moetje de zussen zien..'
Het wreedst in het boek zijn misschien de
illustraties: de spotprenten, de genadelo
ze stripverhalen en de met zorg uitgeko
zen absurde foto's in het 'Prentenkabi
net'. Daar zijn er bij, als 'Wie is van klei?'
en 'Muziek voor miljoenen' (pp. 155-156)
die zo ongelooflijk komisch zijn datje het
uitproest.
Maar er is ook een werkelijk aandoenlijke
foto, en die staat op de binnenflap van de
omslag. Hij dateert uit de vroege jaren
dertig. Een jongetje met een heel verdrie
tig gezicht en een veel te grote pet op en te
grote witte handschoenen aan. Zijn kou
sen zakken af boven zijn schoenen met
drukknoopjes. Zijn troost is een versleten
teddybeertje dat hij onder zijn linkerarm
knelt. Achter hem zijn moeder, die ook al
niet gelukkig kijkt. Het leven van vorsten,
- het leven van mensen. Wees niet te hard
voor ze.
Hans Warren
Johan Anthierens en Hofhouding: Brief aan een
postzegel. Uitgeverij Kritak, Diestsestraat 249,
3000 Leuven, België. 176 pag. groot formaat,
geïll. 32,50.
Boudewijn van Saksen-Coburg, de vijfde
Belgische koning werd 7 september
jongstleden zestig jaar, is binnenkort dertig
jaar getrouwd en zal in juli van 1991 veertig
jaar staatshoofd zijn. Veel redenen dus voor
festiviteiten. Een merkwaardige bijdrage aan
de herdenkingen is Brief aan een postzegel, een
'Kritisch Koningsboek', geschreven door
Johan Anthierens en zijn Hofhouding. Ze
mogen zich op de omslag 'toegewijde
monarchisten' noemen, u zij gewaarschuwd:
wie werkelijk meent dat volksstammen heden
ten dage nog braaf en slaafs achter een koning
of koningin, al dan niet 'bij de gratie Gods',
aan moeten draven late dit boek ongelezen en
onbekeken. Hij zal zich enkel ergeren. Wie
daarentegen graag een vrolijke en gezonde
tegenstem beluistert leze: hij zal zich
vermaken.
Twee eeuwen geleden leken de Fransen
een paar problemen radicaal te heb
ben opgelost. God kreeg je niet te pakken,
maar je kon hem afschaffen. De koning
werd wel lijfelijk onthoofd. Toen die duis
tere driften waren botgevierd, kon de Re
de aan het woord komen, althans: dat
werd verwacht. Maar de mens is een won
derlijk wezen. Je kunt hem zijn behoefte
aan een god of goden niet ontnemen, en hij
heeft blijkbaar nog dierlijks genoeg in zich
om groepsgewijs een leider te verlangen.
In de kortste tijd was alles weer bij het ou
de, de koning heette nu zelfs keizer. En el
ders bleef alles zoals het was, koningen
alom, in die tijd. En dat waren al lang niet
meer de sterkste, verstandigste, machtig
ste krijgers van het hele volk ('le premier
roi fut un soldat heureux') maar niet zel
den gedegenereerde individuen wiens of
wier beklagenswaardige lot het was een
rol te spelen waar ze óók niet om gevraagd
hadden. Er kwamen zelfs nog nieuwe ko
ningshuizen bij, zoals in Nederland en Bel
gië, en die slepen hun bestaan voort tot de
dag van vandaag. Hoewel de monarchie,
ook de constitutionele, niet meer lijkt te
passen in het democratisch bestel, en hoe
wel de huidige vorsten vrijwel geen macht
meer kunnen uitoefenen (al doen ze dat
Johan Anthierens (foto Joost Cornil)
achter de schermen af en toe allemaal wel
degelijk) bestaat er nog steeds een groot
aantal mensen dat liever een koning ziet
dan een president. Men laat dan dus het
gevoel van het verstand overheersen,
want echt te verdedigen valt die voorkeur
niet. Vooral de erfelijkheid van het ko
ningschap is een zwak punt: een goede
vorst kan een reeks slechte opvolgers krij
gen. Dat gevaar is bij een voor een korte
tijd gekozen president veel geringer.
Een van de kwalijkste gevolgen van een
monarchie is dat alle mensen, behalve na
tuurlijk die ene geprivilegieerde familie
onderdanen zijn en automatisch het ge
vaar lopen onderdanig, kruiperig te wor
den. Wij in Nederland hebben het momen
teel goed getroffen, vrijwel ieder is het er
over eens dat koningin Beatrix haar werk
goed en met inzet verricht. Zij bezit ook de
wijsheid publikaties en tekeningen die on
der het begrip majesteisschennis kunnen
vallen - zoals onder andere het studenten
blad Propria Cures die regelmatig af
drukt - te negeren. Het is te hopen dat ook
koning Boudewijn en koningin Fabiola
dezelfde instelling zullen hebben, want
menige bijdrage in Brief aan een postzegel
is bijzonder snijdend en kwetsend. Men
zal zich herinneren dat in april van dit jaar
een conflict ontstond doordat koning
Boudewijn weigerde een door het parle
ment goedgekeurde wet betreffende het
legaliseren van abortus te tekenen. Er is
toen zo'n knullige oplossing gevonden om
kool en geit te sparen (de koning werd
voor 36 uur niet goed bij zijn positieven
verklaard, anderen tekenden, toen was hij
beter en mocht zijn kroon weer op) dat let
terlijk iedereen zijn gezicht verloor.
Dat is menigeen dermate in het verkeerde
keelgat geschoten dat de bitterste gal
werd opgehoest. Wanneer dat gebeurt
door schrijvers met een vlijmscherpe pen
als Tom Lanoye en Herman Brusselmans,
dan komt er iets ongenadigs te voorschijn.
Ieder kende de privé-omstandigheden
van het koninklijk paar, maar nu de ko
ning die zelf op verkeerde wijze had inge
zet, kon men niet verwachten dat men in
de felle reacties dat privé-leven zou spa
ren. Dat daarbij de grenzen van de fijnge
voeligheid overschreden werden spreekt
ook vanzelf. De nadrukkelijke vroomheid
Theun de Vries foto GPD)