Brandstof
van de
akkers
Meer milieuvriendelijke boeren
week-in
31
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1990
De boer als
elektriciteitsproducent, een
trekker met koolzaadolie in de tank.
Een werkgroep van Zeeuwse boeren
wil onderzoeken op welke schaal in
Zeeland groene energie toepasbaar
is. Het grote voorbeeld: een
experiment in Zweden.
Andere benadering
Bijdrage
Onderzoek
Ben Jansen
Pionier
Uitdaging
Consumenten
Pien Wildeman
Het verbranden van loof op een akker in Zeeuwsch-Vlaanderen (foto Wim Riemens)
De tijd is rijp voor groene energie
Het was een documentaire van de
IKON die de Aardenburgse akker
bouwer Jan Dees in het voorjaar van 1988
deed opveren in zijn stoel. Onderwerp: een
experiment in Zweden met nieuwe tech
nologieën, bedoeld om tegen zo laag mo
gelijke kosten en met zo gering mogelijk
belasting van het milieu een zo hoog mo
gelijk rendement uit graan halen. Een on
derdeel ervan was de verbranding van het
stro dat na het maaidorsen overblijft in
een speciaal voor dat doel ontwikkelde
elektriciteitscentrale. En dat wekte het
enthousiasme van Dees.
Jarenlang hebben de akkerbouwers het
stro van hun tarwe- en gerstpercelen en
het hooi van hun velden graszaad aan vee
houders kunnen verkopen. Maar daar
kwam een eind aan door de maatregelen
om de produktie van melk te beperken.
De veehouders verkleinden noodgedwon
gen hun melkveestapel, hadden minder
grasland nodig en maakten er bouwland
van, waarop ze zelf ruwvoeder zoals snij-
maïs gingen telen. De akkerbouwers ble
ven daardoor met hun hooi en stro zitten.
Verbranden op het veld was vaak de enige
oplossing, met alle hinder, milieubezwa
ren en risico's van dien.
Dees (44): ,,Ik zag op de televisie dat ze
daar in Zweden het stro van graan ver
brandden om energie op te wekken. Het
leek nog rendabel te ziin ook. Toen dacht
ik meteen: zoiets moeten we hier ook eens
proberen." Hij trommelde enkele even
eens zeer geïnteresseerde collega's uit
West-Zeeuwsch-Vlaanderen op en zo ont
stond een werkgroep, die later ook steun
kreeg van de drie Zeeuwse landbouworga
nisaties, het Landbouw Economisch In
stituut, de Provinciale Zeeuwse Energie
Maatschappij, de Rabobank, de kamer
van koophandel, de Zeeuwse Milieu Fede
ratie en twee statenleden.
Was het vooral de winning van energie uit
stro die Dees' aandacht had getrokken tij
dens de televisie-uitzending, het Zweedse
experiment omvat veel meer. Een groep
wetenschappers rond de ondernemer In-
?emar Bjurenvall heeft zich verscheidene
jaren verdiept in allerlei aspecten van de
gangbare werkwijze in de akkerbouw, zo
als oogsttechniek, milieutechniek, chemi
sche en biochemische processen en ener
gietechniek. Het resultaat: een andere be
nadering van de landbouw.
De onderzoekers hebben vastgesteld dat
de uit de Verenigde Staten overgewaaide
maaidors-methode met behulp van com
bines in het Noordeuropese klimaat min
der goed voldoet dan in het land van oor
sprong. Er gaat niet alleen vrij veel graan
bij verloren, maar ook ander plantaardig
materiaal. Een andere conclusie was dat
toediening van stikstof, fosfor en kalium
onvoldoende is. Minstens twintig elemen
ten zijn nodig voor een gezonde voeding
van planten. En het onderzoek leidde ver
der tot de slotsom dat het aanbeveling
verdient te streven naar het gebruik van
meer plantaardige produkten bij energie
opwekking. Want dat leidt in tegenstel
ling tot de toepassing van fossiele brand
stoffen niet tot een verhoging van het ge
halte kooldioxyde in de atmosfeer. Plan
ten nemen immers kooldioxyde uit de
lucht op en bij de verbranding ervan komt
dezelfde hoeveelheid weer vrij.
Ook hebben Bjurenvall cs zich gebogen
over de produktie van melk en vlees.
Koeien zijn hoogst oneconomische die
ren. Slechts 20 procent van het voer dat ze
krijgen, zetten ze om in vlees en melk. De
rest dient uitsluitend voor de instandhou
ding van het beest zelf. Bjurenvalls onder
neming Biocomp heeft daarom een bioraf-
finaderij ontwikkeld, die als het ware de
interne gang van zaken in een koe na
bootst, maar met een veel hoger rende
ment. Met behulp van enzymen haalt zo'n
raffinaderij allerlei grondstoffen uit graan,
die dezelfde bestanddelen bevatten als
melk en vlees en andere voedingsstoffen
voor mens en dier.
Maar zover wil Dees niet gaan. Zijn werk
groep beperkt zich tot onderzoek naar de
mogelijkheden om in Zuidwest-Neder
land energie te winnen uit bijprodukten
als hooi en stro. Maar het ligt ook voor de
hand te kijken naar verbranding of ver
gassing van speciaal geteelde gewassen,
zoals hout of het zogenaamde olifants
gras. Dat zou een welkome uitbreiding
van het bouwplan kunnen zijn. Dees: ,,Je
kunt ook denken aan verbranding van ge
wassen die de kwaliteitsnormen niet heb
ben gehaald. Nu is het soms nog zo dat
partijen met een matige kwaliteit worden
gemengd met partijen die wel dik in orde
zijn. Het resultaat is een produkt dat net
aan de minimum-eisen voldoet. Deze ma
nier van werken levert de boer wel centen
op, maar draagt niet bij aan het imago van
de Nederlandse landbouw." Gras uit de
bermen van autowegen, dat afhankelijk
van een verkeersintensiteit een forse dosis
zware metalen kan bevatten, leent zich
misschien als stookmateriaal voor een
groene energiecentrale.
De Zeeuwsch-Vlaamse akkerbouwer
haalt zijn schouders op over de bewering
dat verbranding van landbouwprodukten
onethisch zou zijn, zolang het wereld-
voedselvraagstuk nog niet is opgelost. ,,Is
het braak laten liggen van landbouw
grond in dat opzicht dan wel ethisch te
noemen? Ik vind van niet. Door land
bouwgewassen op een zodanige manier te
verbranden dat er een zo groot mogelijk
rendement aan energie uit krijgt, lever je
een bijdrage aan de verlichting van de mi
lieuproblematiek." Dees komt nu pas
goed op dreef. „Hoe minder olie we nodig
hebben voor onze energie- en grondstof-
fenvoorziening", zegt hij, „hoe beter het is.
Want let er maar eens op. Een groot deel
van de milieuproblemen van vandaag de
dag komt voort uit olie. PVC, dat bij ver
branding dioxine oplevert, is bijvoorbeeld
een produkt waarvan de grondstoffen uit
olie zijn gehaald. En over de politieke on
stabiliteit van olie hoef ik het nu, met die
crisis in het Midden-Oosten natuurlijk
niet te hebben."
Verbranding levert behalve kracht, die in
elektriciteit kan worden omgezet, vanzelf
sprekend ook warmte op. Daarom zit de
PZEM met een dubbele interesse in de
werkgroep. De elektriciteitsbedrijven be
stedén de laatste tijd, mede onder invloed
van het Nationaal Milieubeleidsplan, veel
aandacht aan de zogenaamde warmte
kracht koppeling. Bij een tamelijk groot
schalige centrale verbranding is het wel
licht mogelijk de warmte te gebruiken
voor de verwarming van kassencomple
xen. Bij een kleinschalige toepassing van
verbrandingsinstallaties, bijvoorbeeld op
een boerenbedrijf, zijn ook zinvolle be
stemmingen voor de restwarmte te beden
ken.
Behalve in groene energiecentrales ziet
Dees nog andere mogelijkheden om land
bouwprodukten voor energie te gebrui
ken. In het buitenland zijn al motoren ont
wikkeld die op plantaardige olie draaien.
Een ervan neemt zelfs genoegen met on
bewerkte koolzaadolie in plaats van de tot
nu toe gebruikelijke dieselolie. Dees: „Ik
zou best een trekker willen hebben met
zo'n motor. Dat lijkt me leuk. Vroeger
zaaide een boer altijd wat haver om zijn
paarden te kunnen voeren. Straks heeft
iedereen misschien een perceeltje kool
zaad als brandstof voor zijn trekker. Want
dat is het mooie: je kunt die olie op je eigen
bedrijf uit dat zaad persen. Daar heb je
geen ingewikkelde installatie voor no
dig."
Dees' werkgroep die zich de naam 'Ener
gie uit biomassa in Zeeland' heeft aange
meten. wil een haalbaarheidsonderzoek
laten uitvoeren naar de mogelijkheden
van bio-energie in Zuidwest-Nederland.
Zo'n onderzoek kost ongeveer 190.000 gul
den. De PZEM, de Zeeuwse landbouwor
ganisaties, het provinciaal bestuur en de
Rabo-bank zijn bereid samen ongeveer
tweederde van de kosten te betalen. Voor
het resterende deel is een subsidieaan
vraag ingediend bij het ministerie van
landbouw, natuurbehoud en visserij. Tot
teleurstelling van Dees is de aanvraag om
formele redenen afgewezen. Het ministe
rie volgt de Zeeuwse initiatieven welis
waar met belangstelling, maar vond dat
het project niet voldoet aan de voorwaar
den die de stimuleringsregeling milieu
vriendelijke agrificatie stelt. Te weinig in
noverend, te veel inventariserend en te
weinig praktijk-experimenten, luidde het
oordeel. Het is nu de bedoeling dat de aan
vraag wordt aangepast, zodat het haal
baarheidsonderzoek in het kader van ini
tiatieven om te komen tot herstructure
ring in de landbouw kan worden gesubsi
dieerd.
En mocht ook dat niet tot het gewenste
resultaat leiden, dan hebben Dees en de
zijnen nog een ijzer in het vuur. Op het ver
zoek van het ministerie van economische
zaken bestudeert het Nederlands onder
zoeksinstituut voor energie management
(Novem) is samenwerking met de Techni
sche Universiteit Twenthe de mogelijkhe
den om energie-opwekking door verbran
ding of vergassing van landbouwproduk
ten op landelijke schaal toe te passen.
Dees en een medewerker van de PZEM zit
ten in de begeleidingsgroep voor deze stu
die. Ze hebben de toezegging gekregen
dat Zeeland de voorkeur geniet voor een
proef, vooropgesteld dat kosten en de
technische mogelijkheden niet ongunsti
ger afsteken bij die in andere delen van
het land.
De Aardenburgse akkerbouwer denkt nog
steeds met veel plezier terug aan de avond
waarop de documentaire over het Zweed
se experiment werd uitgezonden. „Het
was een openbaring voor me. Ik kreeg het
gevoel dat eindelijk werd geprobeerd de
impasse in de landbouw te doorbreken.
Energie uit graan. Natuurlijk! Maar je
moet er maar opkomen en er een goede
uitwerking aan geven." Lange tijd heeft
volgens Dees de opvatting geheersd dat
Nederland te klein is voor dit soort initia
tieven. „Onzin!", meent hij. „In Nederland
bestaat veel kennis op het gebied van ver
brandingstechnologie en Wageningen zit
vol knappe koppen die alles van land
bouw weten. Die kennis moetje bundelen
en nieuwe technologieën ontwikkelen.
Daar kun je de internationale markt mee
op. Voor zoiets ben je toch nooit te klein..."
Dees realiseert zich dat dergelijke ver
nieuwende initiatieven een lange tijd no
dig hebben om tot resultaten te leiden. En
hij is zich ook bewust van het gevaar dat
het enthousiasme daardoor wegsijpelt.
„Toch moeten we doorgaan", klinkt hij
vastberaden. „De tijd is er rijp voor. Na
tuurlijk zijn de belangen voor de land
bouw groot. Andere gewassen, andere ver
werkingsmethoden, daar zit de akker
bouw om te springen. Maar de hele maat
schappij heeft er baat bij. En niet alleen
door de opwekking van schone energie.
Maar iedereen heeft een deel van zijn be
lastingcenten in de akkerbouw zitten. Het
zou toch een gigantische kapitaalsvernie
tiging zijn als die verloren zou gaan."
Steeds meer boeren zweren chemische
bestrijdingsmiddelen en kunstmest af.
Alleen al dit jaar is het aantal milieu
vriendelijke agrariërs met ruim 25 procent
toegenomen. Van de 130.000 Nederlandse
landbouwbedrijven werken nu ruim
driehonderd zo milieuvriendelijk als mogelijk.
En ook het aantal bedrijven dat na
tuurlijke en milieu-vriendelijke con
sumptieartikelen maakt, stijgt snel. Bin
nen vijfjaar hebben al 240 ondernemingen
die onder meer ecologische macaroni,
muesli, brood, koekjes, vruchtesap, zui-
velprodukten en vleeswaren produceren
zich bij de Stichting Ekomerk Controle
(SEC) aangemeld.
„Al deze milieu-vriendelijk geproduceer
de produkten worden na controle door de
SEC voorzien van een Ekomerk. In veel
bakkerijen ligt tegenwoordig bij voor
beeld Veldbrood. Dit brood is gemaakt
van milieu-vriendelijke granen en voor
zien van ons keurmerk. Dit vignet garan
deert de consument dat hij een milieu
vriendelijk en natuurlijk produkt koopt",
vertelt J. J. Holthuis, directeur van de
SEC.
SEC verschaft naast de 240 produktiebe-
drijven ook nog eens tweehonderd boeren
na uitgebreide controle op verzoek voor
bepaalde of alle produkten het Ekomerk.
„Alle boeren- en produktiebedrijven die
gebruik maken van het Ekomerk zijn door
de SEC geregistreerd en worden regelma
tig - minstens twee maal per jaar - gecon
troleerd. De SEC wordt op haar beurt
weer gecontroleerd door de Stichting
Keur Alternatief voorgebrachte Land
bouwprodukten, de SKAL, waarin het mi
nisterie van landbouw en visserij en mi
lieu- en consumentenorganisaties zijn
vertegenwoordigd", legt Holthuis uit.
„Heel tekenend voor de opkomst van eco
logische landbouw is dat een boer zeven
jaar geleden nog door zijn kennissen, fa
milie en collega's voor gek werd verklaard
wanneer hij wilde overstappen op ecologi
sche landbouw. Nu krijgt hij, zo vertelde
een boer me laatst, een schouderklopje
van iedereen uit zijn omgeving. Ze zien
hem als pionier. En de boer die zeven jaar
geleden al overstapte, krijgt nu regelma
A**?- jk
SKAL-produkten in een winkel voor natuurvoedingsmiddelen.
tig een compliment over zijn vooruitzien
de blik", aldus Holthuis.
Het belangrijkste kenmerk van ecologi
sche landbouw is dat een boer gebruik
maakt van de natuurlijke rijkdommen
zonder deze te verbruiken. Holthuis: „Dit
houdt automatisch in dat hij geen chemi
sche bestrijdingsmiddelen of kunstmest
gebruikt, omdat deze middelen de grond
langzaam maar zeker aantasten. Nu al
zijn er stukken grond waar je in Nederland
niets meer op kunt verbouwen omdat ze te
veel giftige stoffen bevatten."
Voor een boer betekent de overschakeling
op ecologische landbouw een enorme uit
daging. „Het komt echt op de deskundig
heid van de boer of tuinder aan, wil de om
schakeling een succes worden. En ik merk
dat ze dat leuk vinden", zegt Holthuis.
Boeren die omschakelen naar ecologische
landbouw kunnen altijd met vragen bij
SEC terecht. „Het enige wat wij niet kun
nen, is afzet garanderen. Daar moeten de
boeren zelf voor zorgen. Ze moeten weer
meer ondernemer worden. Maar de afzet
van deze milieuvriendelijk geteelde pro
dukten levert tot nu toe weinig problemen
op. De vraag naar deze produkten stijgt
snel", aldus de SEC-directeur.
Hij is ervan overtuigd dat boeren en tuin
ders zich wel bewust zijn dat ze soms zeer
milieu-onvriendelijk werken. „Zij zoeken
zelf steeds vaker naar mogelijkheden om
minder milieubelastend te werken. Maar
er blijven bepaalde bedrijven per definitie
milieu-onvriendelijk zijn zoals de inten
sieve veehouderij of intensieve pluimvee.
Deze bedrijven kunnen alleen milieu
vriendelijk werken wanneer ze veel meer
grond aanschaffen."
„Ja, je zou je natuurlijk een intensieve
veehouderij kunnen voorstellen waar al
les binnen gebeurd. Alle dieren binnen, de
amoniak-lucht filteren, de mest keurig af
voeren... Maar wij zijn van mening dat een
landbouwbedrijf geen industrie is. Een
koe hoort buiten. Dus ondanks dat een in
tensieve veehouderij in principe op deze
manier een heel milieuvriendelijk bedrijf
kan worden, zullen wij dit nooit ecolo
gisch verantwoord vinden", aldus Holt
huis.
Hij geeft toe dat eigenaren van deze be
drijven vaak voor deze bedrijfsvorm heb
ben gekozen op aanraden van de over
heid. En het is voor deze boeren heel moei
lijk, zo niet financieel onmogelijk om snel
milieuvriendelijk te gaan werken. Voor
akker- en tuinbouwbedrijven is de stap
naar milieu-vriendelijk werken eenvoudi
ger.
Niet alleen het groeiende aantal land
bouw- en produktiebedrijven dat de SEC
om een keurmerk vraagt, is tekenend voor
de opkomst van de alternatieve land
bouw. Ook de groei van de SEC zelf laat
dat duidelijk zien. „We begonnen in 1985
met twee part-timers en nu zitten er veer
tien mensen in vaste dienst", zegt Holt
huis.
En de directeur verwacht dat deze snelle
groei ook de komende jaren doorzet. De
enige rem op de groei is en blijft het gege
ven dat produkten die milieu-vriendelij
ker zijn geteeld, duurder zijn dan de gang
bare. „In het algemeen gaat het dan om
prijsverschillen van vijftien tot twintig
procent. En in het fruit, een kwetsbaarder
produkt, zitten uitschieters van vijftig
procent. Het is natuurlijk wel zo dat hoe
meer boeren overgaan op ecologische
landbouw, hoe goedkoper de produkten.
En de groeiende vraag van consumenten
naar milieu-vriendelijke produkten kan
voor sommige boeren net het laatste zetje
zijn om over te stappen op andere produk-
tiemethoden", aldus Holthuis.