PZC De geit, hobbydier met toekomst week-in 32 ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1990 Fokprogramma's Grijnzen Maatschap Bewerkelijk Minder produktie Erkenning sbw Het is keihard werken, maar ook ontzettend leuk. Afgezien daarvan zien sommigen er een oplossing voor de overproduktie en het mestprobleem in. Drie boeren vertellen waarom zij kozen voor het, wellicht, grappigste landbouwhuisdier: de geit. Een geit heeft iets vertederends. Het is vrijwel het enige landbouwhuisdier dat enthousiast en uit eigener beweging op je afkomt, zonder een bokkige houding aan te nemen. Men noemt haar wel de koe der armen, een weinig vleiende benaming die nog dateert uit de tijd dat kinderrijke gezinnen zich voedden met de melk van het ietwat hoekige dier met zijn wijsneu- zenblik. Toen echter de leefomstandighe den verbeterden en men gemakkelijker aan 'gewone' melk kon komen, verander de de geit van melkleverancier in hobby- dier. Bij een aantal boeren liep de hobby uit de hand, waardoor meer melk werd geprodu ceerd, die vervolgens werd verkaasd en aan liefhebbers verkocht. Zo groeide tien jaar geleden langzaam de groep bedrijven waar geiten, meestal tussen vijftig en hon derdvijftig dieren, zorgden voor een be langrijke aanvulling op het inkomen. De laatste jaren werd de geitenhouderij steeds professioneler. De geitenhouders verenigden zich, zorgden met elkaar voor coöperatieve melkafzet en begonnen ge gevens uit te wisselen over het fokken en verbeteren van de rassen en het efficiënter maken van het bedrijf. Hoewel de geitenhouderij nog steeds een kleine bedrijfstak is met een paar honderd grotere, serieuze bedrijven, wordt in ons land toch zo'n zestien miljoen liter melk geproduceerd. Hoeveel kaas daarvan wordt gemaakt is niet precies bekend. Sommige geitenhouders melken de geiten en maken er kaas van, anderen leveren de melk aan een fabriek of een collega, die er kaas van maakt. Enkelen maken kazen en verkopen die weer aan grotere kaasprodu centen. Een gedeelte van de Nederlandse melk wordt geëxporteerd naar het buiten land, waar men er ook weer kaas van maakt. Nederlandse geitekazen worden geëxoporteert, zelfs naar de Verenigde Staten. De populariteit van Nederlandse geite kaas stijgt de laatste jaren, maar een vet pot is het nog niet. „Klopt", beaamt Tony Verkade, „ik kan er een heel enthousiast verhaal over op hangen, want het is erg leuk, maar ik wil niet de indruk wekken dat het allemaal ro- zegeur en maneschijn is. Er zit een stijgen de lijn in, maar we moeten een aantal za ken nog beter gaan doen en een voorbeeld nemen aan de grote melkveehouderij. Daarin heeft men heel goed uitgekiende fokprogramma's, die geheel zijn gericht op de melkgift. Daar moeten wij ook naar toe. We moeten zorgen dat we goede bok ken vinden, die nakomelingen leveren waarbij de melkgift erfelijk al op een hoog plan zit". Tony Verkade heeft samen met zijn vrouw een geitenbedrijf in Stolwijk. In 1984 nam hij het bedrijf met achttien koeien over. Met de invoering van de superheffing ver kocht hij zijn koeien en het melkquotum en vervolgens ging hij zich volledig aan de geitenhouderij wijden. In de mooie oude weiden achter zijn bedrijf grazen momen teel ruim driehonderd, overwegend witte dieren. Mogelijk worden dat er binnen kort vijfhonderd. „Niet dat ik dat zo graag wil", verduide lijkt hij, „maar die grootte heb ik nodig om met mijn bedrijf behoorlijk te kunnen draaien. Ik moet er tevens een nieuwe, grotere stal voor bouwen. Het is een keu ze: of groot worden in melk of wat kleiner blijven, de melk verkazen en zelf verko pen. Met zelf kaasmaken ben ik dus ge stopt. Ik verkoop de melk aan een ander, die er kaas van maakt. Er komt ook een nieuwe melkstal, met mooi strak tegel werk. Deze heb ik nog zelf gebouwd, met houten tafels, waarop de dieren worden gemolken. Ik melk hier twaalf geiten tege lijk. De meeste dingen in de stal heb ik zelf moeten maken of bedenken. Eigenlijk is er nog niet zo ontzettend veel bekend over het houden van geiten op grote schaal, dus je moet alles zo'n beetje zelf probe ren". Tony Verkade heeft er geen spijt van dat hij ooit met geiten begon. „Ach", verzucht hij, „er zijn best wel eens momenten ge weest dat we dachten: kunnen we er zo nog wel mee doorgaan? Wil je snel rijk worden, dan moet ik het iedereen afraden. Maar hou je van hard en veel werken met heel fijne, leuke dieren, dan is het het over wegen waard". Even later rijden we met Verkade's auto door de diepe sporen in het land naar de weide waar de geiten staan. Nog vóór we bij het hek arriveren, komen de driehon derd dieren al in beweging. Als Tony Ver kade uitstapt en over de afrastering klimt, lijken ze te grijnzen. Een groep verdringt zich nieuwsgierig rond de boer. Ze zien er stuk voor stuk fantastisch uit. Dat ziet Hf ~4 De koe der armen wordt eindelijk voor vol aan gezien (foto Camile Schelstraete) De koe der armen telt mee Geitehouder Jan Wanders: „Tien jaar geleden verklaarde iedereen me voor gek. Nu lach ik ze uit." (foto GPD) Boerin Maria Wanders maakt geitekaas. lekker en gezond, maar onbekend en daarom onbemind bij de consument (foto GPD) niet alleen de leek, maar is ook de waarne ming van S. de Jong Szn„ een groot des kundige in ons land op het gebied van de geitenhouderij. De oude keurmeester is die dag meegetogen als gids en vraag baak. Want waar moetje nu op letten bij de beoordeling van de gezellige scharre laars? Geen twee geiten lijken hetzelfde en toch zijn ze allemaal even grappig. De Jong: „Let op...". Hij wijst met zijn wandelstok naar een geit en roept: 'Verkade, draai haar eens even om. Kijk, zie je die uier? Die mag best groot zijn, maar moet er vooral goed onder zit ten. Dus let je ook op de achterbenen. Die mogen nooit x-benig of koehakkig zijn. Het moet er allemaal netjes onder staan. Het liefst zie ik grote ontwikkelde geiten, die rustig zijn en goed melk geven. Die kun je op zijn minst tien jaar aanhouden. Als ze zo gemiddeld negenhonderd a dui zend liter per jaar geven, nou, dan zit je goed". De Jong ziet zeker toekomst voor de Ne derlandse geitenhouderij. „Maar", zegt hij nadrukkelijk, „dan moeten het grote be drijven zijn, anders kan men er niet van rondkomen. Of je moet er een tweede be drijfstak naast hebben. Bovendien zou de melkprijs wat hoger moeten zijn. Meestal ligt deze beneden een gulden per liter en dat is eigenlijk te weinig". Die middag bezoeken we Hendri Bikker, die samen met zijn broer een maatschap heeft in Hoogblokland, iets ten noorden van Gorinchem. Hendri verzorgt en melkt 240 geiten in de stal achter het dubbele huis, terwijl zijn broer rechts een melk veestal heeft. Een aantal zaken, zoals de voedervoorziening, doen de broers samen. De produktie van respectievelijk geite kaas en boerenkaas en de verzorging van het vee houden ze gescheiden. Hendri melkt zestig geiten tegelijk, waarna de melk rechtstreeks naar de koeltank in de kaasmakerij vloeit. Hij maakt drie keer per week kaas. Hendri Bikker: „Ik maak zo'n zeshonderd kilo kaas per week. Ze rijpen eerst een paar weken op ons bedrijf, waarna ik ze verkoop aan een groter bedrijf, die ze weer afzet aan supermarkten en ze ook expor teert. Op dit moment loopt dat heel goed. Aan huis verkopen doen we eigenlijk niet, want dat kost toch vrij veel tijd. En tijd heb je heel hard nodig om zo'n bedrijf draaiende te houden". „Het is maar goed dat ik van werken hou, anders had ik een slecht leven. Mijn vrouw werkt ook mee. Zij werkt de kazen af, con serveert en onderhoudt ze. Doe je dat niet, dan komen er lelijke vlekken op". „Geiten houden is erg bewerkelijk, maar het is wel leuk", zegt de geitenhouder, 's Morgens begint Hendri om zes uur met melken. Als hij daarmee klaar is, pasteuri seert hij de melk, waarna hij die te strem men zet. In de middag zijn de eerste kazen klaar. Ze wegen zo'n vier kilogram per stuk en zijn wit van kleur. „Hygiëne is het allerbelangrijkste", benadrukt hij, „want er hoeft maar één verkeerde bacterie in te zitten en er ontstaat een geheel andere smaak. Op zich is dat niet erg, maar in de supermarkt moet je constant met dezelf de kaas komen. Vandaar dat ik de melk ook eerst pasteuriseer. Daardoor krijg je altijd dezelfde, gelijkmatige smaak. Het maken van geitekaas luistert nauwer dan de produktie van gewone boerenkaas, van koemeiK. Een boerenkaas van een'iets mindere kwaliteit brengt namelijk nog re delijk wat geld op. Een minder goede gei tekaas is eigenlijk nauwelijks verkoop baar, dus moetje wel extra secuurwerken Ga maar na, die bak daar heeft een inhoud van 2500 liter. Als daarin wat mis gaat, verlies ik in één klap duizend gulden. Dus je past wel op, hè". Ook Jan Wanders uit het Brabantse Hee- ze houdt geiten, inmiddels al weer tien jaar. De boeren in de buurt, zijn eigen va der incluis, verklaarden hem voor gek. Wie begon er nou, helemaal zonder subsi die, een eigen geitehouderij. En nog steeds is er bijna niemand in de straat die zijn gei tekaas koopt. De kazen die het echtpaar maakt uit de melk van tweehonderd gei ten, worden deels op de boerderij ver kocht, de rest gaat naar restaurants en handelaren. Geitekaas is veel lichter ver teerbaar dan kaas van koeiemelk, zodat het een geschikt produkt is voor mensen met darmproblemen. Een kaas gemaakt uit rauwe melk, waardoor ze meer smaak heeft en waardoor natuurlijke anti-stoffen tegen ziektes bewaard blijven, terwijl die stoffen bij het pasteuriseren verloren zou den gaan. Toch hebben de kwaliteiten van geitekaas nog niet tot een grotere vraag geleid. De kaasjes zijn weliswaar heerlijk en ook hoopte Wanders dat consumenten voor een 'eerlijke' kaas zouden kiezen, maar het is nou eenmaal zo dat de mensen erg moeten wennen aan nieuwe dingen. Wel neemt het aantal mensen langzaam toe dat op zoek is naar meer kwaliteit en smaak. Met zeer hard werken en vastberadenheid hebben zijn vrouw Maria en hij een mooi bedrijfje opgebouwd. Op ecologische wij ze: zonder gebruik van bestrijdingsmidde len en kunstmest en zo veel mogelijk in balans met de natuur, waarbij ook het 'af val' en de restprodukten weer worden ge bruikt. Deze ecologische manier van produceren is, denkt Wanders, een antwoord op de overproduktie, die in zijn directe omge ving voor zoveel problemen zorgt. Jan Wanders: „Begin jaren zeventig, ik zat toen op de Hogere Landbouw School, be greep ik dat de agrarische sector het moei lijk zou gaan krijgen. Met enorme EG-sub- sidies werd de overproduktie gestimu leerd: dat moest een keer mis gaan. Ik be sloot toen een bedrijf op te zetten dat niet bijdraagt aan de overproduktie. Want als je hier te veel kaas maakt, concurreer je, een arme boer in Peru uit de markt. Dat vind ik moreel niet acceptabel." Dat hij destijds vanwege zijn ideeën voor een gei- tewollensokkendrager werd uitgemaakt, daar moet hij tegenwoordig om lachen. „Nu beginnen ze soms schoorvoetend toe te geven dat ik toch wel een beetje gelijk had. Midden jaren tachtig meenden vele boe ren een gaatje in de markt te vinden door geiten te gaan houden. Vooral veehouders die door de melkquota werden getroffen - een maatregel waarmee de Europese Ge meenschap het zuiveloverschot probeer de weg te werken - gingen geiten houden, veelal als neven-activiteit. Het aantal melkgeiten steeg dientengevolge van ze venduizend in 1983 tot 42.000 vorig jaar. De 'hausse' in de geitehouderij duurde echter maar kort. Volgens Wanders viel het veel boeren tegen hoeveel ze met hun geiten konden verdienen. „Je moet meer geiten houden om dezelfde opbrengst te krijgen als met koeien. Dat betekent: meer kosten voor de controles van de ge zondheidsdienst, meer administratie, en zovoort. Daar hebben veel boeren zich op verkeken." Na de superheffing in de melkveehouderij kwam er de afgelopen jaren een nieuwe re den bij om geiten en schapen te houden: het mestprobleem 'is in enkele delen van het land zo groot geworden dat men reke ning houdt met steeds hogere kosten om de schadelijke gevolgen ervan terug te dringen. Vorige week nog stuurden Gede puteerde Staten van Noord-Brabant een brandbrief naar landbouwminister Braks, waarin werd gewezen op de groei van de veestapel, ondanks pogingen dit via de mestwet tegen te gaan. Schapen en geiten vallen echter nog niet onder de mestwet, waardoor het voor boeren aantrekkelijk zou kunnen zijn op deze dieren over te schakelen. Volgens Jan Wanders zal zo'n omschake ling niet massaal gebeuren. Veel boeren hebben een jaar of vijf geleden geleerd dat dat niet zo simpel is als het lijkt, boven dien zullen geiten en schapen ooit ook on der de regels vallen waarmee men de mestproduktie wil terug dringen. Daar komt bij dat de meeste boeren hebben le ren leven met subsidies, waarmee ze hun bedrijven enorm hebben uitgebreid. Het is maar zeer de vraag of er subsidies bij komen voor het fokken van andere soor ten beesten, in een tijd waarin de EG er juist naar streeft de landbouwuitgaven te verlagen. De komende jaren zullen de klappen val len onder de boeren die het echtpaar Wan ders tien jaar geleden nog uitlachten en die nog altijd schouderophalend voorbij gaan aan de ecologische produktiewijze, die weliswaar minder belastend is voor het milieu, maar ook minder produktie en dus inkomsten oplevert. Maar dat laatste is betrekkelijk, meent Jan Wanders. Men moet naar een schone re landbouw toe, waarbij in ieder geval de zeer hoge kosten voor bestrijdingsmidde len en kunstmest zullen afnemen. Dat is winst. Bovendien zullen boeren zich ook minder 'gedwongen' voelen zich tot de nek in de schulden te steken om te inves teren in grotere installaties, stallen en ma chines teneinde schaalvergroting te berei ken. Iets wat tien jaar geleden nog onmogelijk was, gebeurde onlangs: Wanders werd om zijn kennis van de ecologische landbouw gevraagd in een regionale begeleidings commissie van de landbouwvoorlichting te gaan zitten. Volgens de geitehouder uit Heeze laat dat zien dat vooral in de hogere landbouwregionen het besef doordringt dat de agrarische sector is vastgelopen Wanders zal al zijn overredingskracht moeten aanwenden: van hoog tot laag klampt men zich in de landbouw vast aan het idee dat de veestapel niet hoeft te wor den ingekrompen, terwijl dat toch onver mijdelijk zal leiden tot plaatselijke milieu rampen. En vele boeren zijn nog niet toe aan ecologisch te produceren, terwijl nu ook de overheid het belang daarvan heeft aangegeven. Wanders: „Helaas zijn de meeste boeren vastgeroest in hun den ken." Suzanna Heikoop en Maurice Wilbrink

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 32