PZC
Iedere dag
een kind
vermoord
Blieft u nog een stukje barracuda?
Exotische
vissen op
het menu
week-in
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1990 30
Drugs
Overval
Iedere dag wordt er in Brazilië tenminste
één kind vermoord. Dat blijkt uit een
statistiek van Braziliaanse
mensenrechtenorganisaties op basis van
kranteberichten. Deze telling was aanleiding
voor Amnesty International deze maand voor
de tweede keer dit jaar aandacht te vragen
voor het geweld tegen kinderen in Brazilië.
Ongeveer een op de vijf kinderen is in het
geheim geëxecuteerd, aldus Amnesty.
Doodseskaders houden vooral op verzoek van
de middenstand de straat „schoon" van
mogelijk dieven.
Zo werd vorig jaar in de sjieke strandwijk
Ipanema in Rio de Janeiro het lijk van een
negenjarige jongetje gevonden. Hij had een
briefje op zijn nek. „Ik heb je vermoord omdat
je niet naar school ging en geen toekomst
had". En het vervolgde: „De regering zou
moeten verbieden dat de straten van de stad
worden bevolkt door straatkinderen."
De politie in Rio de Janeiro heeft zelf ook
onderzoek gedaan. Een halfjaar geleden
rapporteerde zij dat in Rio zeker vijftien
doodseskaders opereren. Vijftig namen van
leden wist men te achterhalen en de helft
daarvan bleken eerder bij de politie te hebben
gewerkt. Tot processen komt het zelden.
Getuigen worden eenvoudigweg uit de weg
geruimd. Het vermoeden bestaat dat sommige
rechters zijn omgekocht.
Ook de politie zelf gaat niet vrijuit. Martelen
en mishandelen horen tot de dagelijkse
praktijk, schrijft Amnesty. Straatkinderen
worden regelmatig door agenten opgepikt, in
elkaar geslagen, met brandende sigaretten
bewerkt of met hun gezicht in de stront
geduwd. Amnesty International heeft de
Braziliaanse regering een onafhankelijk
onderzoek gevraagd naar de moorden en
gevallen van mishandeling.
Deze jongen slaapt in een plantsoentje in Rio de Janeiro. Amnesty International vraagt aandacht voor het geweld tegen kinderen in Brazilië (foto Peter Wery)
Als ik niet steel, heb ik niets te eten
De logica van Peixinho (Visje) is zo dui
delijk als wat. „Als ik niet steel, heb
ik niets te eten". Wat dat betekent is ook
zonneklaar. Hij, Indio (Indiaarp en de
twee andere jongens van het groepje hou
den het trottoir nauwlettend in de gaten.
Toeristen met een horloge, een handtasje
of geld in het borstzakje van het overhemd
zijn een dankbare prooi. Autobestuurders
die voor het stoplicht wachten en het
raam open hebben, genieten eveneens
hun belangstelling.
Peixinho, Indio en hun twee maten leven
op straat. Ze zijn nog geen vijftien, maar ze
hebben al heel wat van het leven gezien.
Als het rustig is op het trottoir, snuiven ze
lijm in een plastic zak. Dat gaat heel van
zelfsprekend zoals andere kinderen thuis
tussen de middag een boterham weghap-
pen. Copacabana, de strandwijk van Rio
de Janeiro, is tenslotte ook hun huis.
Peixinho liep weg van huis nadat zijn va
der hem in elkaar had geslagen. Indio is
minder spraakzaam over zijn verleden.
Hij leeft al meer dan vier jaar op straat.
Zijn stakige benen in een bermuda laten
een woud van donkere littekens zien. De
jongens hebben hun vaste plek, steen
worp afstand van het strand. Da's prak
tisch in verband met het wassen, zegt Pei
xinho. Soms als het regent, verhuizen ze
naar de portiek van de bioscoop Roxy ver
derop.
Achter de statistieken van het rapport
van Amnesty International over de kin
dermoorden in Brazilië schuilt een com
plexe werkelijkheid. De territoriumstrijd
tussen drugsbendes, de kloof tussen arm
en rijk, het toenemende gevoel van onvei
ligheid, angst en ook vooroordelen spelen
een rol.
Peixinho, Indio en hun maten horen bij
een leger van zeven miljoen Braziliaanse
kinderen en pubers die volgens officiële
schattingen op straat zwerven. De Peixin-
ho's en Indio's bivakkeren langs het
strand, bij tunnels, op kruispunten en par
keerplaatsen. Net zo goed in Rio de Janei
ro als in Manaus of Recife. Ze verkopen
snoep of kranten, ze bewaken auto's of
sjouwen dozen. Ze liepen van huis weg of
werden weggestuurd om geld te verdie
nen. Maar altijd komen ze uit de arme wij
ken.
Ze slapen buiten in een dunne deken, op
een bankje of in een kartonnen doos. Als
ze geld hebben kopen ze een hamburger
bij MacDonald's of Bob's. Anders bedelen
ze bij de keukens van hotels om eten. De
scheiding tussen wat mag en niet mag is
vliesdun. Sommigen stelen om in hun le
vensonderhoud te voorzien. Een dag kran
ten verkopen in de uitlaatgassen levert
hoogstens twee gulden op. Een goed hor
loge minstens vijf keer zoveel.
Heet het stelen als je honger hebt? Nood
breekt toch wetten. Trouwens, wiens wet
ten? „Zelfs water kost geld. Dat kan hen,
de rijken, niks schelen. Dat alles elke week
duurder wordt, kan ze ook niks schelen",
zegt Indio bitter. „De rijken stelen."
In Rio de Janeiro (8 miljoen inwoners)
wordt gemiddeld iedere vijf dagen iemand
voor losgeld gegijzeld of ontvoerd. Rijken
verschansen zich in appartementgebou
wen met portier, een intern televisiecir
cuit en een garagedeur die met een zen
dertje vanuit de auto kan worden be
diend.
Juliana Barreto, een voormalig mode-ont
werpster uit Rio, werd vier keer overval
len. Ze heeft er een trauma aan overgehou
den. „Als ik op straat loop, ben ik me
voortdurend bewust wie er achter me
loopt. Als ik op het strand lig, denk ik er
aan. Ik loop nooit meer door een donkere
straat. Als iemand me aankijkt, steek ik
over."
Armen hebben hun eigen trauma. Wie kan
een gezin van vier kinderen onderhouden
met een minimumloon van ruim 5000 cru
zeiros (nog geen 120 gulden) per maand?
Meer dan de helft daarvan gaat op aan het
transport van en naar de stad. Ook de ar
me wijken kennen geweld; zij zitten klem
in de strijd tussen de drugsbendes die elk
vanuit een sloppenwijk opereren.
Per weekeinde worden er in Rio de Janei
ro veertig mensen vermoord, een groot ge
deelte door rivaliserende drugshandela
ren en hun hulpjes. Daarnaast tiraniseren
ordebewakingsdiensten of doodseskaders
de buurt. Uit angst durft niemand een
aanklacht in te dienen tegen de huur
moordenaars.
Angst regeert. Teresinha Moura, een huis
houdelijke hulp, die al vijftien jaar in de
arme wijk Vila Pauline, woont, hoeft dan
ook geen ogenblik na te denken. Ze zou
veel liever een politiebureau in de buurt
willen dan een school of een gezondheids-
post. „We hebben bescherming nodig",
legt ze uit. „De kinderen weten niet beter
dan dat alles gewelddadig is."
Kinderen die op straat aan de kost moe
ten komen, ontkomen bijna niet aan het
geweld. Jeugdigen die hand- en spandien
sten verlenen aan drugshandelaren, lig.
gen het eerst in de vuurlinie. Jongens van
veertien jaar en ouder worden vaak inge
zet als koerier of als bewaker voor een bo-
ca-de-fumo, een huis waar drugs wordt
verhandeld. Omdat jonge kinderen geen
gevangenisstraf kunnen krijgen worden
sommigen van hen geronseld om mensen
te liquideren.
Driekwart van de doden uit het door Am
nesty International geciteerde onderzoek
waren evenwel jongeren zonder strafblad.
Wie zwart of gekleurd is en armoedig ge
kleed, is bij voorbaat verdacht. „Natuur
lijk schiet ik als iemand probeert een tas
te roven", zegt de politie-agent die voor de
veiligheid van toeristen meereist op het
historische trammetje naar de hooggele
gen stadswijk Santa Tereza in Rio de Ja
neiro. „Als ik niet schiet, schieten zij. Het
is gespuis."
Vooroordelen en angst vertroebelen het
beoordelingsvermogen. De 19-jarige Mar-
celos Domingos de Jesus werd nog geen
jaar geleden doodgeschoten in de metro
van Sao Paulo. Hij maakte samen met elf
andere zwarte jongens „rap"-muziek in
een van de .wagons.
Volgens de jongens vuurde een van de
agenten onmiddellijk nadat hij de wagon
binnenkwam. Marcelos werd in het hoofd
getroffen. Volgens de politie had hij zijn op
een verdachte wijze naar zijn heup getast.
Het leek alsof hij een pistool wilde grijpen.
Geen van de jongens was gewapend.
Vooroordelen leven over en weer. De foto
graaf die de foto's voor deze reportage
maakte, kreeg stenen naar zijn hoofd. Hij
werd aangezien voor een vertegenwoordi
ger van de sensatiepers. Die roept voort
durend op korte metten te maken met de
verloedering van de stad en de trottoirs.
Anderhalf jaar geleden zag het dagblad
„O Povo na Rua" (Het volk in de straat)
het licht. Dagelijks opent O Povo met fo
to's van verminkte hoofden, slachtoffers
die levenloos en heftig bloedend over het
stuur van een auto hangen na een overval
en andere met kogels doorzeefde licha
men. De oogst van een dag politienieuws
uit de grote stad. Genoeg om het bio-
scoopje maar te laten zitten, de sleutel in
de voordeur nog een extra slag om te
draaien.
Veel geweld haalt de krant niet eens. Op
hun vaste hoek, de Avenida Atlantica met
Rua Bolivar, kent iedereen Peixinho en
zijn vrienden. „Zojuist overvielen ze een
bestuurder van een personenauto", ver
telt de eigenaresse van een strandkiosk.
„We zien veel", voegt ze er veelbetekend
aan toe. „Maar wat kan je doen. Het aan
geven en dan een kogel in je nek krijgen?"
Ook in de sjiekere Zona Sul geldt de „lei
do silencio", de wet van de stilte.
Maar Peixinho durft tegenover een bui
tenlandse journalist wel een boekje open
te doen. Hij beklaagt zich over „Cobra",
een politieagent van het buurtbureau, die
hen belaagt. „We kunnen niet eens rustig
slapen. Hij slaat en schopt ons keihard. En
als hij ziet dat we wat gestolen hebben,
pikt hij het voor zichzelf in". Peixinho
zucht. „Shit man, je slooft je uit om te kun
nen overleven en dan hela je uiteindelijk
niks."
En Indio heeft nog een „tip" voor de ver
slaggever. Die politieman „met die bril
daar" die heeft een van de jongens die al
tijd voor de Mac Donald slaapt bijna ver
dronken. Hij hield hem zolang in zee, dat
hij bijna stikte. „Weet je", vervolgt hij.
„Die hotels willen ons weghebben hier. Ze
zijn bang dat de toeristen wegblijven.
Voor hen zijn rijken mensen en armen
beesten."
Ineke Holtwijk
als zijn vakbroeders uit de andere Aziati
sche en Afrikaanse landen.
Mr. Ben Verstraeten uit Paramaribo, een
Nederlander met een licht Amerikaanse
tongval, laat zijn visjes minder toevallig
op de Europese consument los. „Wij leve
ren nu al zo'n veertig ton per jaar, maar die
vis verdwijnt op de etnische markt." Ver-
straetens uitgeweken landslieden kopen
hun gillbackers, corvinata's en golden yel-
lowflsh vooral op de grote vismarkten als
de Albert Cuyp in Amsterdam.
Enige greep op de verdere verbreiding van
de bekendheid van Surinaamse zeevis
heeft Verstraeten nog niet, maar er is diep
nagedacht en hij staat in de startblokken.
„Mijn doel is de exclusieve vishandel van
Europa via Nederland te bereiken. In de
supermarkt wil ik niet liggen", zegt hij wij
zend op zijn gouden yeUowfish. Enorme
hoeveelheden, zo die al gevraagd zouden
worden, kan hij niet leveren, zodat het ex
clusieve circuit van moedige smulpapen
het doelwit is.
Het bedrijf uit Paramaribo zou maande
lijks zo'n dertig ton vis aan ons land kun
nen leveren. De meeste afzet vindt nu
plaats in Canada en de Verenigde Staten.
„Die mensen kennen deze vis", zegt Ver
straeten, ditmaal zijn corvinata een koes
terende blik toewerpend. Duur hoeft het
allemaal niet te zijn. „De gouden snapper
zit in de prijsklasse van de kabeljauw, al
leen deze vis heeft meer smaak. Alles uit
de tropen heeft meer smaak, dus de vis
ook." De overwegend fors uitgevallen Su
rinaamse vissen kunnen door Verstraeten
in elke mootmaat worden geleverd.
Bestuurslid W. Zwemmer van het Ver
bond van Nederlandse Visdetailhande!
(motto: Kwaliteit en service) is een in het
vak gelouterd mens: „Wij zijn nogal nuch
ter hoor." Niettemin heeft Zwemmer „goe
de verwachtingen", al zal het allemaal een
paar jaar kosten: „De garnaal, dat was
vroeger ook niks, maar kijk nu eens. De
omzet is verdrievoudigd. Vreemde vis
moet groeien, de scampie is ook uit de
high society gekelderd. En buiten het wes
ten des lands hoefje dit niet te zoeken. Het
meeste hangt af van de jongeren, die be
reisd zijn. Kijk naar de inktvis. Vinden ze
zalig allemaal, maar vroeger keek er geen
mens naar om."
Sybe van der Meulen
drie erwtjes, een dikke uienschijf en enig
druipend tonijnschraapsel. Een uitge
werkt marketingplan valt Djubianto niet
te ontfutselen. Hij heeft er geen, evenmin
Directeur Ahmed el Fiky,
vertegenwoordiger van zestig Egyptische
visserijcoöperaties, rommelt glunderend in de
vrieskist met diepgevroren zeevis uit zijn
land. Enige vertedering spreekt uit zijn blik
als hij een roodgele emperor van een pond of
tien ter hand neemt. Deze fors uitgevallen
baars blijkt in Italië een lekkernij te zijn.
Nijlbaars doet het ook niet slecht in de
zuidelijke landen van de Europese
Gemeenschap en op paling uit de warme
Egyptische wateren zet El Fiky ook hoog in.
„De mensen kennen deze vis van hun
vakanties bij ons", weet hij en derhalve
verwacht hij geen problemen bij de
introductie in de Nederlandse viswinkels en
restaurants.
El Fiky bemande onlangs een stand op
de visserijbeurs Vis 90 in Den Haag.
Met vrieskisten vol zeer uitheemse vis
soorten waren vertegenwoordigers van
negentien vis exporterende landen uit
Azië, Afrika en Zuid-Amerika daar even
eens, om de Nederlandse importeurs en
vakhandel warm te maken voor hun tro
pisch zeebanket. Enthousiasme alom,
maar voorlopig hoeven lekkerbekje en
schartong nog geen serieuze concurrentie
te vrezen van de barracuda, de gillbacker
of de corvinata.
De negentien tropische visexporteurs wa
ren allen afkomstig uit ontwikkelingslan
den. Op uitnodiging van het Centrum tot
Bevordering van de Import uit Ontwikke
lingslanden waren zij naar Den Haag geto
gen, voornamelijk om importeurs te vin
den in ons land. Nederland zal hun toe
gangspoort tot de Europese markt moe
ten worden en het jaartal 1992 lag elke
oosterling, Afrikaan en Zuidamerikaan
voor in de mond. Slechts enkele van de
aanwezige bedrijven heeft al een heel
klein voetje tussen de Europese deur,
maar van echt structurele afzetmarkten
in Europa durfde niemand nog te spreken.
„Wij zullen ons hier naar binnen moeten
vechten", oordeelt Suraphol Skulchai-
pornlert van het Apitoon visverwerkings-
bedrijf in Bangkok. De Thai handelt in vis
en schaaldieren en alle produkten die
hiervan zijn te maken, want er wordt veel
dierlijk zee-eiwit tot veelkleurige stengels,
visballetjes en namaakgarnalen geperst.
Japan, viseter nummer een in de wereld, is
zijn hoofdafnemer van schaaldieren. In
Nederland probeert Apitoon het eerst
maar eens met zeevis en crabstick. „Inkt
vis zal hier wel moeilijk te verkopen zijn.
Daarvoor moetje toch meer in Italië zijn."
„We moeten sterk concurreren. Korea is
goedkoper, maar onze produkten zijn be
ter", aldus Suraphol. Zijn visaanbod ziet
er begrijpelijk uit; zeer bizarre exempla
ren ontbreken. Toch weet Suraphol niet
op welke wijze hij zijn produkt op de Ne
derlandse huistafels moet krijgen. Infor
matie aan vakhandel en consument over
soorten en bereidingswijzen heeft hij niet
bij de hand en het Thaise bedrijf denkt
ook niet aan het samenstellen van derge
lijk materiaal. „Wij zullen eerst wat erva
ring moeten opdoen."
„Wij bereiden zelf de vis anders, dus kun
nen wij hier niet vertellen hoe de Neder
landers onze vis moeten klaar maken", al
dus Pratap Shergill van Suraj Fisheries
uit New Delhi. Met zijn Sikh-tulband en
ijverig zijn baardje in een vlecht knopend
oogt hij niet minder exotisch dan zijn red
snappers en pomfrets in de diepvries.
Shergills maatschappij bezit twee bij Da-
men Shipyards gebouwde trawlers: „Zeg
maar dat ze goed bevallen."
Hoe hij de vangsten in Nederland en in de
EG aan de man wil brengen, weet ook de
Indiër nog niet precies. „Wij zoeken een
importeur, die de vis zal moeten introdu
ceren. Ik verwacht dat het allemaal erg
langzaam zal gaan. Wij weten niet eens
welke soorten de klanten hier willen heb
ben. Gemakkelijk wordt het niet, maar ik
ben positief gestemd." Shergill wil een Ne
derlandse importeur voor heel Europa.
Ir. Djubianto van Surnber Wira Trikarya
uit Indonesië kijkt ook nog wat onwennig
naar de blozende Hollandse visdetaillis-
ten, die, als was het afgesproken, de bui
tenlandse stands mijden. Hun belangstel-
Leveranciers van tropische vis willen de Europese markt op (foto GPDi
ling gaat vooral uit naar moderne bako
vens voor lekkerbekken. De Indonesiër
heeft onder andere melkvis, snapper,
grouper, zwarte tijgergarnalen en zwarte
pomfrets in zijn assortiment. Bovendien
tonijn en daar heeft Djubianto goede ver
wachtingen van, want die vis kennen wij
hier, al was het maar slechts uit blik, met