PZC week-uit ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1990 2 5 Jonkheer Lodi van Bönninghausen tot Herinckhave. In IJzendijke spreken ze hem nóg altijd aan met meneer de burgemeester. Van 1938 tot 1956 was de jonkheer de eerste burger van het Zeeuws-Vlaamse stadje. Toen had hij al een zwak voor dat wat geweest is. Hij liet het ravelijn herstellen en waakte over de monumentenpanden. Nu, op 81-jarige leeftijd, maakt hij zich met de Vrienden van IJzendijke zorgen over de verpaupering van de onverkoopbare herenhuizen in het verstilde stadje. „IJzendijke", zegt hij, „is de parel aan de kroon van de gemeente Oostburg. Het bestuur zou zich dat meer moeten realiseren." Freiherr Lodi von Bönninghausen tot Herinckhave. In het Duitse dorp Nienborg, net over de grens bij Enschede, is hij heer en meester van het Hohes Haus, een Chevrolet Parel middeleeuws burchthuis. Hij werd er geboren, toen zijn ouders er hun zomervakantie doorbrachten. Het huis is sinds 1580 familiebezit. In 1974 werd een begin gemaakt met de restauratie van het toen sterk verwaarloosde pand. Veel van het grove sloopwerk deed hij zelf. De opknapbeurt heeft al meer dan een miljoen gulden van het familiekapitaal opgeslokt. Sinds 1984 is de 24 meter hoge burcht weer goed bewoonbaar. Alleen als het vriest trekt de Freiherr drie broeken en vier truien aan en verschanst zich in de kelder. De andere, hoger gelegen zalen en kamers zijn ook warm te krijgen, maar hij heeft geen zin 40.000 gulden per jaar te verstoken. „Weet je, wie hier wil wonen moet wel een beetje gek zijn." Sieraad Kasteelvrouwe Jan van Damme Oud-burgemeester Van Bönninghausen voor de hervormde kerk in IJzendijke Het verstilde IJzendijke verpaupert Nee, hij was geen gemakkelijke voor de IJzendijkenaren. Er zijn zeker inwo ners geweest die in 1956 de vlag uitstaken, toen jonkheer L. van Bönninghausen het West-Zeeuws-Vlaamse stadje verruilde voor het Brabantse Terheijde. Monumen tenpanden, oude stoepen, historische ker ken: de burgervader liep warm voor alles wat met het verleden te maken heeft. Niet lang na zijn vertrek kreeg de moderne tijd ruimer baan en kondén er garagedeuren in monumentengevels worden geplaatst. „Ach", zegt een inwoonster die de burge meester van nabij heeft meegemaakt, „die man had rare ideeën voor zo'n dorp. Hij is een beetje een zonderling. Maar wel een goede, hoor." IJzendijke was de eerste burgemeester spost voor de jonkheer. Opgegroeid in een niet onbemiddeld Haags gezin - zijn vader was advocaat bij de Hoge Raad - was de jonge Van Bönninghausen in eerste in stantie gecharmeerd van de cavalerie. Tot 1800 hadden al zijn voorvaderen in het le ger gediend; en wat is er mooier dan geüni formeerd in het zadel te zitten? Omdat hij het als katholiek in het begin van deze eeuw nooit verder zou schoppen dan rit meester koos hij na de HBS voor een ad ministratieve loopbaan. Dus werd het de gemeentesecretarie, met uitzicht op een burgemeesterspost. In 1938 was het zo ver. Nee, zegt Van Bön ninghausen nu, hij kende IJzendijke niet, hij wist zelfs niet waar het dorpje lag. Voor de minister van binnenlandse zaken was dat geen bezwaar, de toen bijna 30-jarige secretarie-ambtenaar mocht naar Zeeuwsch-Vlaanderen vertrekken. Hij nam zijn intrek in het primitieve gemeen tehuis aan de Markt. Het gebouw moest hij delen met de veldwachter, die op de bo venverdieping huisde. Van Bönninghausen had als kind al eer bied voor het oude gekregen. Hij was 8 jaar, herinnert hij zich, toen zijn moeder hem vroeg een oude, versleten stoel in brandhout te hakken. Hoewel hij niet meteen een opstandige jongeling was, weigerde hij. Zo'n mooie stoel, dat doe je toch niet... IJzendijke kreeg snel te maken met de passie van de burgemeester. „Res taureren was toen al mijn hobby", zegt hij. De minister gaf hem geld om het verwaar loosde ravelijn voor de gemeente aan te kopen en in oude luister te herstellen. Plannen om een monumentaal huis aan de Markt te onthoofden, wist hij te verijde len. „Dat was niet gemakkelijk. Ik heb ve le moeilijke besprekingen met de wethou ders gehad, die het lang niet altijd met me eens waren. Maar een telegram van de mi nister maakte indruk..." Na de oorlog kon de burgemeester zich uitleven in het verwoeste stadje. Twaalf zestiendeeeuwse woonhuizen werden her steld en het raadhuis werd grondig onder handen genomen. Zijn opvattingen stem den zelden overeen met die van de burge rij, maar dat was voor de burgemeester geen reden uit een ander vaatje te tappen. Hoe de inwoners reageerden op de grote schilderijenexposities, die hij organiseer de, weet hij niet meer. Hij slaagde erin doeken in bruikleen verkrijgen van de ko ninklijke families en diverse musea in Ne derland en België; als het moest, dan haal de hij de schilderijen in zijn Chevrolet. Met afgrijzen denkt hij nog aan die keer, toen hij een antiek vouwstoeltje uit een Antwerps museum had laten overkomen. Zijn veldwachter zag het voorwerp als een geschikt krukje om een modderspat op zijn laars weg te poetsen. Anno 1990 stapt de gepensioneerde burge meester trots rond in zijn als streekmu seum ingericht gemeentehuis. Kijk, die deuren en deurknoppen met het gemeen tewapen, daarvoor heeft hij gezorgd. En dat schilderij van het oude IJzendijke, waar hebben ze dat nu toch gelaten? Hij treft het meters brede doek aan in een ach- terafkamertje. „Het is een copie van een bijna vier eeuwen oud schilderij in Utrecht. De Haagse kunstschilder Pol Dom heeft het in 1942 voor me gemaakt. Let eens op de wielen van die carros... Hoe kig, ziet u wel, heel natuurgetrouw, want de wielen waren niet rond in die tijd." Zijn voormalige werkkamer is tegenwoordig ingericht als Cadzandse oudheidkamer. Dat kan slechter voor iemand die het ver leden koestert. Over de ontwikkelingen in het dorp is de oud-burgemeester minder te spreken. Hij is lid van de Vrienden van IJzendijke, zo dat hij nauw betrokken blijft bij het wel en wee van zijn gemeente. Vreemd genoeg is het juist de historie, die het stadje nu par ten speelt. In de achttiende eeuw was IJ zendijke een welvarend handels- en be stuurscentrum. De grote monumenten panden, overal in het dorp aanwezig, ge tuigen van dat rijke verleden. Kooplui en bestuurders verhuisden in de vorige eeuw naar plaatsen, waar ze hun werk in een groter verband konden voortzetten. IJ zendijke verstilde en werd in 1970 gede gradeerd tot één van de vele kernen van de gemeente Oostburg. Een wandelingetje door de Koninginne en Landpoortstraat is voldoende om te zien waar de schoen wringt in het heden daagse IJzendijke. De meeste grote pan den verpauperen, omdat niemand er brood in ziet in een slecht onderhouden kast van een huis te gaan wonen, „Een enorm probleem", zegt Van Bönninghau sen tijdens de wandeling, „Er moet geld komen om die huizen te restaureren, an ders raakt het hele dorp in verval. IJzen dijke is de parel aan de kroon van de ge meente Oostburg. Het bestuur zou zich dat meer moeten realiseren. Er zijn ge noeg mogelijkheden om van deze kern een welvarend forensenstadje te maken. Maar dan moet er wel gerestaureerd worden." De vervallen schuur in een zijstraat van de Koninginnestraat dient als voorbeeld. Onlangs heeft iemand geprobeerd de deur in brand te steken. Voorbijgangers spre ken er schande van. Van Bönninghausen kan in de schuur en op het bijbehorende erf zijn betoog met tastbare argumenten staven. De zolderbalken liggen schots en scheef in de verwaarloosde stal, de buiten muren vertonen gaten, het dak biedt hier en daar uitzicht op overdrijvende wolken. Op de binnenplaats liggen originele IJs- selsteentjes. Een diepe zucht. Kwam er maar eens een bestuurder kijken met oog voor de schoonheid van zo'n stukje gebak ken klei, dan... Dag burgemeester, hoe gaat-ie? Van Bön ninghausen zwaait vrolijk naar iedere passant, in de veronderstelling dat ieder een hem kent. De hervormde kerk moet volgens hem nodig in de steigers. „Wist u, dat dit de op één na oudste kerk van Ne derland is, die speciaal voor de protestan ten is gebouwd?" De tuinmuur van de kerk is op één van de hoeken beschadigd. Het lijkt alsof iemand gebrek had aan een paar bakstenen en op een nachtelijk uur zijn slag heeft geslagen. De bejaarde mo numentenliefhebber gruwt. Ach, was IJ zendijke nog maar zelfstandig, was hij nog maar burgemeester... Freiherr L. von Bönninghausen tot Herinckhave voor zijn in middeleeuwse stijl geres taureerde Hohes Haus. Een kasteel als Haus Flats! Weer valt een rijpe peer op de kasteelmuur. Freiherr Von Bönning hausen moet toekijken hoe wespen zich tegoed doen aan zijn gebutste vruchten. De perenboom, die net buiten de gotische tuin staat, heeft zijn honderdste verjaar dag al gevierd. Oud en hoog... Te hoog. Wie waagt zich op een ladder tegen een tak. die elk moment kan afbreken? Dus vallen de peren. De oude boom is één van de kleinste pro blemen, die de burchtheer het hoofd moet bieden. Als je overal alleen voor staat, weegt het verblijf in een middeleeuwse vesting soms zwaar. Zeker als de jaren gaan tellen, al zal de bejaarde bewoner dat nooit toegeven. Het versterkte huis is al meer dan 400 jaar in de familie. Zijn ouders kwamen er voor de Tweede Wereldoorlog tijdens vakan ties. Ook in de zomer van 1909 verbleven ze in hun buiten in Nienborg, zodat hun enige zoon de burcht zijn geboortehuis kan noemen. Twee van zijn vier zussen werden er eveneens geboren. Na de grote wereldbrand weigerde zijn vader nog één stap in Duitsland te zetten. De Duitse re gering vorderde het huis van 1946 tot 1962 voor de opvang van de 'Oost-vluchtelin gen'. De jonge Von Bönninghausen speelde al vroeg met het idee ooit zijn intrek te ne men in het familiebezit. In 1974 maakte hij daadwerkelijk een begin met de restaura tie van de totaal uitgewoonde steenklomp. Alles moest vernieuwd wor den, alleen de muren en de balken waren het behouden waard. Het moet een barok geheel worden, dacht de kasteelheer aan vankelijk. Overleg met de Nederlandse monumentendienst leerde hem dat de sfeer en de historie van het huis een mid deleeuwse, gotische stijl vroegen. Het bouwjaar werd na een onderzoek van het in de vesting verwerkte hout op 1344 vast gesteld. De Freiherr besloot toen te res taureren in de strakke stijl, die vóór de Re naissance gebruikelijk was. Zestien jaar nadat hij de eerste plafonds eigenhandig uit het huis sloopte is het Ho hes Haus weer een sieraad voor Nienborg. „Niet dat de Duitsers blijk geven van eni ge tevredenheid. Ik heb bijna alles zelf moeten betalen, de overheid heeft hooguit 10 procent bijgedragen. Ja, ik kan meer krijgen, op voorwaarde dat ik het huis be schikbaar stel voor andere doeleinden. Dat wil ik zeker niet. De Duitsers hebben weinig gevoel voor oudheid. Ze pakken wel dingen aan, maar ze vinden het vooral belangrijk dat het monument weer dui zend jaar mee kan." De restauratie, grotendeels met eigen handen en met hulp van vaklui uit de buurt uitgevoerd, heeft inmiddels min stens een miljoen van het familiekapitaal opgeslokt. Het verbaast hem niet dat zijn zwagers zich op een gegeven moment lie ten horen. Om problemen te voorkomen heeft hij van zijn Hohes Haus een stich ting gemaakt. Een kasteel als Haus. Muren van twee tot drie meter dik, aan de voorkant 22 meter hoog van bodem tot nok, aan de achter kant - waar de tuin lager ligt - 24 meter. De 12 meter hoge kap werd er pas in de Re naissance op gezet, toen de militaire func tie van de vesting verloren was gegaan. Het geschut van mogelijke belegeraars was te grof geworden voor de middel eeuwse sterkte. Op het dak zijn de pilas ters en zonnebogen, die hoog nodig ver vangen of gerestaureerd moeten worden, tekenen van hun tijd. De meeste schietga ten werden dicht gemetseld, er kwamen ramen voor in de plaats. Freiherr Von Bönninghausen heeft veel verleden moeten weg hakken, voor hij de middeleeuwse bouw terug vond. Hij trof in alle zalen schoorstenen en stookplaatsen aan. In de kelder werd na lang zoeken de bron gevonden, die bij vroegere belegerin gen van essentieel belang was. Hij herstel de alle zoldervloeren met gewaterde ei kenhouten planken. Een centraal gelegen wenteltrap voert naar de eerste verdie ping en de zolder. De aankleding is sober, met veel aandacht voor details. Zo valt het op dat alle vazen van steen zijn. „Lo gisch", zegt de eigenaar, „in de middeleeu wen hadden ze nog geen glas." De deurknoppen, de hengsels, de vlakver delingen in de ramen, het polsdikke touw langs de wenteltrap, het is duidelijk dat er met veel liefde aan het herstel is gewerkt. Tot en met de tuin, die volgens strakke go tische lijnen is aangelegd. Zelfs de dames- tuin, in hoofse tijden een omzoomd gras veldje voor de kasteelvrouwe, is in ere her steld. De restaurateur heeft kans gezien enkele overblijfselen uit zijn Zeeuws verleden in het kasteel te verwerken. Eén van de zalen heeft blauwe plavuizen, die afkomstig zijn uit de in de oorlog verwoeste katholieke kerk van IJzendijke. De deur van het ca chot in zijn vroegere gemeente heeft een plaats gekregen in de kelder. De gemeen teraad deed hem de celdeur cadeau, om dat hij tijdens de oorlog enkele opgepakte Nederlanders uit de gevangenis liet ont snappen. In de zomer oogt het Hohes Haus, on danks de omvang en strenge eenvoud, ge- riéflijk. De winterdagen zijn niet altijd even aangenaam. Omdat de kachels con stant houtaanvoer eisen, is de kasteelheer dagelijks met de bevoorrading bezig. De centrale verwarming is één van de conces sies, die hij aan de moderne tijd heeft ge daan. „Maar die kan ik niet branden als het echt vriest, want dat zou me 40.000 gulden per jaar kosten. Wordt het te koud, dan doe ik drie broeken en vier truien aan en trek ik me terug in de kelder. Daar kan ik het gemakkelijk warm houden. Natuur lijk, mijn zussen preken wel eens tegen me omdat ik hier op deze manier woon. Ik geef toe, je moet een beetje gek zijn." Hoewel de restauratie grotendeels lijkt af gerond, blijft de bewoner tobben met zijn woonstee. Het zijn de nauwelijks zichtba re gebreken van het pand, die hem zorgen baren. De hoofdsteunbalken op de zolder ogen indrukwekkend. De realiteit is dat meerdere dragers zijn gebroken en het dak niet steunen, maar er aan hangen. De herstelkosten worden op zes tot zeven ton geraamd. En er is meer. De zuidgevel ver zakt, van boven tot onder is een barst in de metersdikke muer te zien. Dit jaar was de scheur voor het eerst aan de binnenkant van de gevel zichtbaar. Bijkomend pro bleem is dat door de verzakking de water leiding op sommige punten niet meer kan worden afgetapt. Daardoor vriezen de bui zen in de winter kapot. „Reparatie is een dure grap. Deze keer zal ik toch ook eens bij de gemeentebestuurders aankloppen. Zij hebben een tijd geleden een bouwput naast mijn terrein gegraven. En ik weet ze ker, dat de verzakking van de gevel daar mee te maken heeft." Rest het probleem van de opvolging. „Nooit getrouwd geweest, geen kinderen. Ja, ik maak me zorgen. Ik heb neven, maar die lusten Duitsland niet. Eerlijk gezegd heb ik ze nog niet durven vragen, of ze hier willen komen wonen. Stel je voor dat ze weigeren. En ze moeten een vrouw heb ben. Want echt waar, als kasteelheer al leen red je het niet." Het Hohes Haus, met op de voorgrond de gotische tuin. fotografie Wim Riemens) Achterzijde van het middeleeuwse vestinghuis.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 25