Aftakeling ■SKI! ■Ml ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1990 Hayo de Boer studeerde deze week aan de Rijksuniversiteit Leiden af als kunsthistoricus. In zijn eindscriptie behandelt hij het schildersambacht van de oude meesters. De Boer voorziet grote restauratieproblemen bij de moderne kunst, doordat de hedendaagse schilders dat ambachtelijke aspect in hun werk hebben verwaarloosd. Deskundigen bevestigen zijn opvattingen, kunstenaars reageren laconiek. Een van de uitspraken van De Boer: „De Appels moeten bij wijze van spreken nu al plat liggen in de vitrine, anders valt de verf er vanaf." Een rondgang langs museummensen, restaurateurs en kunstenaars. Begeleiden Fabeltje Failliet Aarde Talens week-uit Voor veel moderne kunst is het de vraag of het jaar 2100 wel zal worden gehaald. Restaurateurs signaleren dat het herstellen van moderne Nederlandse schilderkunst grotere problemen oplevert dan de restauratie van bij voorbeeld doe ken van zeventiende-eeuwse meesters. Dat de goede houdbaarheid van moderne kunst op termijn minder zeker is dan die van de zeventiende-eeuwse meesters lijkt een feit. Alles wijst erop dat het bewust of onbe wust niet 'ambachtelijk' werken van mo derne schilders grote invloed heeft op de levensduur. Opmerkelijk is dat schilders zelf aan de houdbaarheid vaak niet zo hechten. Jeroen Henneman: „De verf die ik gebruik is prima. Ik denk dat mijn werk het heus wel een tijd uithoudt. Maar ik werk niet voor de eeuwigheid." J.H. Venema, restaurateur van het Haag se Gemeente Museum, noemt problemen met Van Goghs (verkleuring van helder rose en paars) en Jozef Israels (craquelé, kleine barstjes). Bij de Willinks varieert de kwaliteit van de doeken, al naar gelang de gebruikte techniek. „Verf ondergaat een krimpproces. Voor dat proces beëindigd is, zijn er tientallen jaren over heen ge gaan," aldus Venema. „Karei Appel ge bruikte in zijn technisch concept alles door elkaar heen: fietslak, muurverf, huis- schilderverf, waterverf. Dat hoorde bij het experiment van Cobra, maar dan ben je ver van de oude techniek verwijderd." Venema stelt, sprekend over restauratie van oude meesters, dat het craquelé ei genlijk bij een Vermeer hoort. „Bij een Vermeer is dat niet storend, zonder cra quelé krijgt het iets onechts. Het is een mooi soort spinneweb. Om een restaura teurs-uitdrukking te gebruiken: je geeft een oude vrouw geen facelift om er een juf frouw van twintig van te maken. Nee, je haalt er beeldverstorende dingen uit." „Maar", zo waarschuwt hij, ,je kunt in zijn algemeenheid geen stellige uitspraken doen over bij voorbeeld 'Willinks', 'Ap pels' enzovoorts. Daar moetje voorzichtig in zijn. Wel is kennis van materialen en ou de schildertechnieken belangrijk. Want de industrie heeft de verven vereenvou digd. En het elders omstreden materiaal cadmium levert bij voorbeeld mooie gelen en roden. Vragen naar het oude ambacht leven echter steeds meer, dat merk ik aan de jeugd als ik gastcollege geef op acade mies voor beeldende kunst." Ella Hendriks, hoofd restauratie van het Haarlemse Frans Hals museum, signa leert eveneens poblemen bij restauratie van moderne kunst. „Bij Leo Gestels werken bij voorbeeld. Een dikke verflaag op dun linnen. Daardoor ontstaat te veel spanning en komen er scheuren." Ook werken uit de verzameling die onder de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) tot stand kwam, zijn behoorlijk aan verval onderhevig. Er werd vaak goedkoop ma teriaal gebruikt. IJ. Hummelen, hoofd van het Amsterdam se restauratorencollectief, zegt volmon dig 'ja', als hem gevraagd wordt of het res taureren van moderne schilderijen meer problemen oplevert dan de klassieken. „Moderne werken zijn veel moeilijker te conserveren. Ik heb zelf Appels gerestau reerd en die zijn niet meer in de originele staat terug te krijgen. In plaats van 'res tauratie' van moderne kunst spreek ik dan ook liever van het 'begeleiden van schilderijen in hun veroudering'. Als verf barst op een schilderij, gaat ze nogal eens omhoogstaan en raakt ze ge consolideerd. Maar het beeld hoeft dan niet verstoord te zijn en dan accepteer je dat barsten. Of probeer maar eens in een monochroom, een schilderij in één kleur, een kras te restaureren. Dat blijf je altijd zien, terwijl 'onzichtbaar' herstel bij de veelkleurige zeventiende eeuwse schilde rijgen geen probleem is." „Een oorzaak van gebruik van minder be stendig materiaal is dat er vlak na de oor log weinig geld voor was. Bekend is ook het verhaal dat Karei Appel ooit eens te goeder trouw een partij slechte verf ge kocht heeft en daarover ruzie met de fabri kant heeft gehad. Schilders maken zich er vaak niet zo .druk over of hun werk er na honderd jaar nog zal zijn. Anselm Kiefer had gewoon stro in zijn verf nodig, en dat verteert. En de Amerikaan Julian Schna- bel schilderde een tijd op lichtgevoelig flu weel, dat ook nog stof aantrekt. Het con cept kan vaak belangrijker zijn dan de houdbaarheid. Kunstenaars als Kiefer en Schnabel nemen de vergankelijkheid op de koop toe." „Houdbaarheid kan natuurlijk ook alles met uiterlijke omstandigheden te maken hebben. Zo constateerde de Algemene Re kenkamer dat er te veel licht in het Van Gogh Museum was. Omdat de waarde van de staatsschilderijen daardoor zou afne men, moesten er ultra-violette filters in de ramen komen. Maar tegenwoordig moet Illustratie boven: Ossip Zadkine (1890-1967). Rechts: Fernand Léger (1881-1951Nature mórte au compotier. Haalt het moderne schilderij 2100? Edvard Munch (1863-1944), Meisjes op de brug. je accepteren dat een schilderij ouder wordt en verandert." „Het onderwijs in de kennis van materia len is op de academies gering. Nu weten we dat de zaak gaat bladderen als je eieren als bindmiddel gebruikt. Maar ook de verfindustrie is schuldig. Die verkopen bij voorbeeld het 'stabiele pigment' indigo. Maar daarvoor krijg je een synthetisch pigment met een beetje zwart. Ja, het lijkt sprekend 'indigo'. Maar ja, de prijs moet natuurlijk in de gaten gehouden worden." „Tegenwoordig komt er overigens meer aandacht voor kennis van materialen en technieken. Op de Academie Minerva in Groningen houdt Diederik Kraaypoel zich ermee bezig. En op de Maastrichtse Jan van Eyck Academie bestaat de Stich ting Hedendaags Kunstenaarsmateriaal. Nu zijn er ook congressen. Door het 'vrije expressie idee' in de jaren vijftig is het een en ander verwaarloosd." Liesbeth Brandt Corstius van het Ge meentemuseum Arnhem, ziet de proble men niet zo zwaar. „Ik kan me wel inden ken dat moderne kunst straks meer res tauratie zal vergen dan laten we zeggen werk van zeventiende-eeuwers. Wij heb ben hier ook wel wat problemen met het werk van Dick Ket gehad. Die verf ging druipen, uitzakken. Maar dat die moderne kunstenaars die ambachtelijke techieken hebben laten vallen, vind ik echt niet slecht of zondig. Ik denk dat elke techniek zijn eigen ver vuiling met zich meebrengt. Als werk snel dreigt te vervallen, houden we er bij aan koop natuurlijk wel rekening mee. We hebben hier een grote houtskooltekening van een Duitse kunstenares. Elke keer als iemand die tekening aanraakt, gaat er een beetje van die houtskool af. We hebben voorgesteld om de tekening te fixeren, daar zijn bepaalde technieken voor. Maar dat wilde de kunstenares niet, ze vindt het niet erg als het werk op den duur teloor gaat. Maar om die reden hebben wij het niet aangekocht. Je moet natuurlijk wel goed opletten. Ik denk dat de moderne kunstenaars zich in hun werk nieuwe vragen zijn gaan stel len, andere vragen dan die de oude mees ters zichzelf stelden. Wij moeten daar als musea weer een passend antwoord op vin den, andere conserveringstechnieken. Wij stellen ons zogezegd volgend op." Tekenaar, beeldhouwer en schilder Je roen Henneman, die net zijn driejaarlijkse tentoonstelling in galerie Nouvelle Ima ges achter de rug heeft, maakt zich geen zorgen. „Dat die schilders van vroeger die verf zelf maakten, is natuurlijk een fabel tje. Daar hadden ze hun knechtjes voor. Maar daarnaast: ik denk niet dat veel schilders zich zorgen zullen maken of hun werk het nu zo lang uithoudt. Ze maken een schilderij om het schilderij zelf. Ik ook, en daarbij gebruik ik goed materiaal. Er zijn op het ogenblik uitstekende verven en er is veel meer over pigment bekend dan vroeger. Je weet dat bepaalde verven zich che misch gezien niet goed met elkaar verdra gen, dat zijn de gevaarlijke verven. Die verven zijn ontzettend mooi, maar ze kun nen wel ruïeus zijn als je ze niet goed ge bruikt. Ja, inderdaad Pruisisch blauw heeft wel de neiging om grijs weg te slaan. Maar over deze gevaarlijke verven kun je lezen en dan ben je gewaarschuwd. Ik ben dan ook niet bang dat het werk van de mo derne schilders over, laten we zeggen, tweehonderd jaar niet meer zal bestaan. Vergeet niet: er zijn ook zeventiende- eeuwse schilderijen die het niet lang heb ben uitgehouden. Het hangt heel sterk van de persoonlijke werkwijze af." Schilder Co Westerik vindt dat de houd baarheid van schilderijen en kennis van oude technieken eigenlijk twee los van el kaar staande dingen zijn. Zelf staat hij be kend om zijn kennis van en voorkeur voor de oude schildertechniek. „Juist omdat die oude technieken ongelooflijke moge lijkheden tot expressie geven, symphoni- sche mogelijkheden, gebruik ik ze. Houd baarheid komt voor mij op de tweede plaats. Natuurlijk zijn veel zeventiende- eeuwse schilderijen behouden gebleven, maar hoeveel zijn er uit die tijd niet ver gaan? Ook zeer vele. Maar het moet ge zegd: door de stroomversnelling van het wild expressionisme is het onderwijs in de oude technieken failliet gegaan." „Maar begrijp mij goed, de waarde van de moderne schilderkunst staat of valt niet met het gebruik van een oude techniek, want dat staat er eigenlijk los van. De ou de technieken en de houdbaarheid, dat is eigenlijk een toevallig goed huwelijk. En het verschil in moeilijkheidgraad tussen restauratie van oude en moderne schilder kunst is vaak relatief. Want hoeveel verf ijnder en ingewikkelder is vaak niet het herstel van een Rembrandt dan van een modem schilderij?" Schilder en etser Jan Montyn, die de laat ste tijd veel heeft geëxposeerd in Amerika en Japan en nu aan het experimenteren is met doeken van groot formaat en het schilderen naar model weer heeft opge pakt: „Dat van die teloorgang van het am bachtelijke is exact zo. En inderdaad zul len de werken van veel moderne schilders het niet zo lang uithouden als die van de oude meesters. Dat zal enorme restaura tiewerkzaamheden gaan vergen. Of ze moeten werken met hele dure verf en dat doen de meesten niet. Ik maak mijn verf zelf. Mijn vader restau reerde vroeger die plafond-engeltjes. Van hem heb ik het maken van verf geleerd. Dat is bijna een alchemistisch proces. Ik gebruik alleen de zogenaamde minerale verfstoffen. Dan neem ik een emmertje aarde uit Toscane mee en dat zeef ik dan. De mineralen die je dan overhoudt, stook ik warm. Uit een emmertje haal ik onge veer een halve tube verf. Ik neem aarde van over de hele wereld mee." „Maar er zijn nog maar weinig schilders die die techniek beheersen. Niet alleen de jongere schilders maar ook die van mijn generatie hebben daar geen kaas meer van gegeten. Een van de weinigen die nog zelf zijn verf maakt, is Co Westerik. Die schijnt nog heel ambachtelijk te werken. Ach. je kunt dan wel zeggen dat je niet voor de eeuwigheid schildert, maar ik vind dat die techniek onderdeel uitmaakt van het kunstwerk datje maakt, het hoort onlosmakelijk bij je vak." De Amsterdamse schrijver-schilder Jean Paul Franssens: „Natuurlijk zijn er mo derne kunstenaars die goedkope verf heb ben gebruikt, soms uit armoede. En dan kan dat later problemen geven. Net zoals vergissingen tijdens het werk problemen kunnen geven. Als je, ik noem maar iets, teveel Pruisisch blauw ergens in gebruikt, dan kan het zijn dat het doek gaat ver blauwen. Maar die dingen zijn ook bij de zeventiende eeuwse schilders voorgeko men. Maar als je goede verf gebruikt, goed lin nen en goed hout, ook al koop je het dan kant en klaar, dan geloof ik er niks van dat desondanks dat werk het niet tegen de tijd zal uithouden. Dat lijkt me onzin. En ik geloof ook helemaal niet dat het schil dersambacht verloren is gegaan: je moet nog steeds weten hoe je verf opbrengt en hoe je de beste kwaliteit krijgt en zo. Het ambacht heeft alleen een ander karakter gekregen, het is met de tijd meegegroeid. Ik weet zeker dat als Rembrandt zijn verf had kunnen kopen, dat-ie dan dolblij zou zijn geweest. Ik ben het er wel mee eens dat er grote restauratieproblemen drei gen als er verkeerde verf wordt gebruikt. En er zullen wel schilders zijn geweest die dat hebben gedaan. Maar ik geloof niet dat een De Kooning, om nu maar eens iets te noemen, er over honderd jaar niet meer zal zijn. Het ligt allemaal aan de werkwij ze, het is een zeer persoonlijke zaak." De firma Koninklijke Talens BV doet als producent van materialen voor de beel dende kunst het hare. „Juist met het oog op de problemen hebben we twee jaar ge leden voor grootverbruikers als kunst schilders en academies voor de beeldende kunst een speciaal assortiment op de markt gebracht, dat ook voor een kleine beurs een maximum aan kwaliteit garan deert", aldus marketing services manager H. L. van de Ende. „Vooral de waterver- dunbare acrylverf, de meest gebruikte verf onder de moderne kunstschilders, lost naar onze mening problemen op. Maar we merken inderdaad dat de vraag naar kennis van materialen en houdbaar heid aan het toenemen is. We geven daar om voorlichting en lezingen." Maar over goede of slechte verf zijn de me ningen niet eensluidend. Een expert is de chemicus P. Keune, hoofd laboratorium van de Maastrichtse Jan van Eyck Acade mie. Keune geeft op deze werkplaats voor het ministerie van WVC leiding aan funda menteel wetenschappelijk onderzoek en adviseert het bedrijfsleven inzake fabrica ge van verfmaterialen. Hij illustreert de problematiek met een anekdote. „Karei Appel werkte vlak na de oorlog in een ate lier te Parijs, samen met Bram Bogart, die hij schamperend een verfmenger noemde. Maar nu blijkt dat Bogaarts schilderijen veel beter geconserveerd gebleven zijn dan die van Appel. Ja, in die zin begint het te rommelen. Men wordt zich meer bewust van het belang van nieuwe verfsoorten en goede materialen. Acrylverf bij voorbeeld vergeelt op den duur. De tendens is er om bewuster met dat materiaal om te springen. De mensen die aan de kunstacademies doceren zijn veelal onbekend op dit terrein, het be drijfsleven is daarentegen zeer actief. Maar wat je nooit mag vergeten: zelfs de bests verf kan door een verkeerde schil dertechniek verknald worden. Goede ma terialen en goede techniek gaan samen." Emiel Fangmann en Cees van Hoore

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 21