Operatie Brandgat De binnenstad is mijn standbeeld ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1990 De zeventiende mei van 1940 werd voor Middelburg de Vreselijke Vrijdag. In korte tijd veranderde de historisch hoogwaardige binnenstad door Duits geweld in een blakerende puinhoop. Het hart van de stad was eén grote ruïne. Niet voor lang. Onmiddellijk werd niet alleen over herbouw gesproken maar ook de daad bij het plan gevoegd. De naam van de stedebouwkundige ir H. Klarenbeek is onverbrekelijk met die grootscheepse herbouw verbonden. Ook in later jaren volgde hij in opdracht van het stadsbestuur de ontwikkelingen en de uitbouw van Middelburg. Woensdag 22 augustus neemt ir Klarenbeek afscheid. Vandaag in de PZC een terugblik en een blik vooruit van een gewaardeerd adviseur. Desoriëntatie Eenheid Reclame Jan van Damme Droogloop Stadsbeheer Voorbeeld ir H. Klarenbeek week-u it/in ÏÏSiiSi MHlIlM Een nieuw stuk in een oude stad De eerste mei 1940 hield ir J. H. Proger - de latere professor stedebouw in Delft - een lezing in Middelburg voor de stichting Het Zeeuwsche Landschap. De Provinciale Zeeuwsche Courant bericht hierover in haar editie van 3 mei en citeert uitvoering. Het interessante betoog kwam in het kort hierop neer dat, on danks de gunstige ontwikkeling van de (architectonische) welstandszorg, het be heer van onze oude steden toch te frag mentarisch en incidenteel was gebleven. In veel gevallen was daardoor een romme lig en onsamenhangend stadsbeeld ont staan. Naar mening van Froger waren uit breidingsplannen voor een geheel stede lijk gebied nodig met voorschriften die beoogden nieuwbouw in harmonie te brengen met de reeds aanwezige bebou wing. Letterlijk zei hij: „als zulke plannen vakkundig worden opgesteld en gehan teerd, in verband met een welstandsbepa ling, een monumentenverordening en een reclameverordening, bestaat de mogelijk heid veel schoons te behouden en te scheppen". Hij had het dus duidelijk over twee zaken: het behouden van bestaande en het scheppen van nieuwe schoonheid. De P.Z.C. besluit met de mededeling dat het applaus bewees hoezeer het gesproke ne op prijs was gesteld. Maar niemand zal vermoed hebben, dat ruim twee weken later het hart van de Middelburgse binnenstad verwoest zou zijn, waardoor de lezing van ir Froger een afschuwelijke actualiteit had gekregen. Er had zich in korte tijd een ramp voltrok ken van onvoorstelbare afmetingen. Met grote en bewonderenswaardige voortva rendheid nam het gemeentebestuur het besluit om de stad te herbouwen en wel zo snel mogelijk. Maar hoe en in welke vorm? Toen de brand was uitgewoed en het erg ste puin aan kant was geschoven lag een oppervlak van circa 16 hectaren plat, niet meegerekend de verspreide verwoestin gen die overal in de stad gaten hadden ge slagen. Mensen die uit de stad waren ge vlucht kwamen terug met een angstig hart. Hoe erg zou het zijn èn zou ons huis er nog staan? Je kon je ogen niet geloven. Ook als je de stad goed gekend had, raak te je toch volledig gedesoriënteerd. Welke straat was dat nu toch ook al weer en stond dat gebouw dan altijd hier. Of was het toch een andere straat? En wat mij als architectuurstudent het meeste opviel was, dat die 16 hectaren zo klein leken. Alsof je er een steen overheen zou kunnen gooien. En toch had op datzelfde stuk grond een heel stadsdeel gestaan met straten en pleinen, met geheimzinnige tui nen en nauwe steegjes. Ir Froger had het over oude en nieuwe schoonheid gehad. Gelukkig was er nog veel oude schoon heid over. Maar nieuwe schoonheid? Wie zou daaraan kunnen denken? Er werd geen inspraak georganiseerd maar als je aan een Middelburger vroeg: hoe moet de stad herbouwd worden? zei hij: net als vroeger en zo gauw mogelijk. Welke kant moest het uit? Al voor de oorlog was de binnenstad op drukke dagen volledig ver stopt. De binnenstad is een ring met ra- diaalsgewijze toe- en afvoerstraten. De ring, gevormd door Lange Delft, Sint Pie terstraat, Wagenaarstraat, Hofplein, Lan ge Noordstraat en markt-Oostzijde was nauw en de toe- en afvoerstraten waren dat eveneens. Het was duidelijk dat de herbouw, hoe erg de aanleiding ook was, gelegenheid gaf om in deze situatie verbe tering aan te brengen. Een stedebouwkundige ingreep dus. En wat moest er met de architectuur? Net als het oude of 'modern' of daartussenin. Goe de raad was duur. Het gemeentebestuur trok adviseurs aan om raad te schaffen. Al spoedig kwam men met de eerste schetsen: een nieuw stuk in een oude stad. Een totaalplan, zo als ir Froger bedoeld had. Het inmazen van een brandgat in een kostbaar kleed. Ir Hein Klarenbeek (foto Emiel van Lint) De eerste schetsen toonden al een verbre de binnenring met verbrede toe- en af voerstraten. Het is de ontwerpers daarvan niet kwalijk te nemen dat ze dachten dat zoiets een echte oplossing was. Niemand kon weten op welke manier het na-oorlog- se verkeer zich zou ontwikkelen. Even eens om verkeersredenen, doch tevens uit esthetische motieven werd de Burg ver legd en bajonetvormig om het Abdijcom plex heengeleid. In samenhang daarmee werd de Markt naar het zuiden toe opge rekt en daardoor aanzienlijk vergroot en werd de uitgang van de Lange Delft naar de Markt enigszins verbogen mede om een eerder en fraaier uitzicht vanuit de Lange Delft op het stadhuis te verkrijgen. Eerst later is na lang wikken en wegen het besluit genomen om het zwaar verwaar loosde huizenblok tussen Lange Gist- straat, Korte Delft, Korte Sint Pieter straat en Dam af te breken en te vervan gen door het huidige Damplein. Daarmee had het winkelgebied van de Lange Delft op natuurlijke wijze aan de beide uitein den een grote parkeeraccommodatie ver kregen, zodat het winkelgebied zelf gro tendeels verkeersvrij gemaakt kon wor- Groenmarkt, oud ontmoet nieuw: 'die prachtige lichte panden...' foto Wim Riemens den. Op de vormgeving van dat Damplein is heel wat gestudeerd. Al met al inclusief de nodige tussenpozen op z'n minst tien jaar. Er was een belangrijk hoogteverschil te overwinnen. De Rijksdienst voor de Mo numentenzorg wilde graag een gerehabili teerde graanbeurs in het ontwerp ver werkt zien, wijzelf - de bouwers - wilden de aanwezigheid van al die auto's niet be nadrukken, wij wilden een bestrating met natuurlijke Middelburgse materialen, kortom er waren genoeg eisen om het ont- werpwerk moeilijk en spannend te ma ken. Het grootste compliment kregen we, toen het plein in gebruik genomen werd en de aanwezige Vlissingse wethouder de opmerking maakte dat het leek of het al tijd zo geweest was. Hij zou zelfs niet eens meer kunnen zeggen, hoe het vroeger was geweest... Hadden we het tot nu toe over stedebouw kundige zaken, nu raken we aan de kwes tie van de architectuur. Evenals in de ste debouw was ook in architectonische zin de wens aanwezig om het ontstane gat zo onopvallend mogelijk in de omringende, bestaande bebouwing in te weven. De lei dende gedachte daarbij was, dat de bin nenstad straks, als ze eenmaal herbouwd was, zich zou manifesteren als een een heid. Dus niet hier een stukje zus en daar een stukje zo. Tegelijkertijd echter wilde men niet vervallen in een soort historise rende koekebakkerij. Dus echt modern - dat betekende dus: in een stijl die op dat moment modern was en nu al lang weer uit de tijd is - zou teveel een breuk hebben opgeleverd met de om ringende bestaande bebouwing. Het was als balanceren op een draad, waar je aan twee kanten vanaf kan vallen. Op de ene plaats is dat beter gelukt dan op de ande re. De ene architect kon het trouwens ook beter dan de andere. Eigenlijk ging het er om, datje gevelwanden moest ontwerpen, die bestonden uit duidelijk herkenbare, afzonderlijke panden (zoals altijd in een oude stad). En die gevelwanden moesten dan gecomponeerd zijn op een matensys- teem, dat karakteristiek is voor de bin nenstad en van een kleur en materiaalge bruik in harmonie met wat er nog stond. Voorwaar geen gemakkelijke opgave. Het is misschien gek om het zo te zeggen, maar de bescheidenste architecten deden het 't best die moesten niet zo nodig zichzelf profileren. Dat hadden ze elders al ge daan. Het best geslaagde deel van de wederop bouw vind ik de plaats als je de Nieuwe Burg aan de oostzijde uitkomt en dan om je heenkijkt. Rechts de gevelwand van het Polder (waterschaps)huis met de buurhui zen; naar voren toe Onder de Toren, dat onvergelijkelijke beeld van de kerken en de Lange Jan en dan naar links die prach tige lichte panden. Dat samenstel van ste debouwkundige ruimten, omsloten door die gevelwanden is stellig een hoogstand je op het gebied van stadsherstel. Ik kan niet in mijn geliefde Middelburg komen, zonder daar even te gaan kijken. Er is in en na de oorlog in vakkringen heel wat te doen geweest over de architectuur van de Middelburgse wederopbouw. Ik heb die altijd verdedigd omdat ik er zelf zozeer bij betrokken ben geweest en ook Jarenlang werd in Middelburg over de Commissie Klarenbeek gesproken, als het over wederopbouw en beheer van de binnenstad ging. Een tijdlang werd hij Supervisor van de Binnenstad genoemd. Dat veranderde allemaal, na dat het Middelburgse centrum in 1984 officieel als beschermd stadsgezicht werd aangewezen. Sindsdien overheerst de ambtelijke taal en heeft de Commis sie Klarenbeek het veld moeten ruimen voor de Begeleidingscommissie Be schermd Stadsgezicht. De naam verdween, maar de persoon in kwestie bleef. Ir Hein Klarenbeek liet zijn Middelburg niet in de steek en bleef voorzitter van de beheerscommissie voor de binnenstad. Pas nu het laatste grote bouwplan, het Maïsbaaiproject op het voormalige Vitriteterrein, is afge rond, vindt de architect het welletjes. Een halve eeuw lang heeft hij zijn stem pel op de Middelburgse binnenstad ge drukt. Eind deze maand wordt hij 75 jaar. De hoogste tijd, vindt de bouw meester. Klarenbeek en de wederopbouw van Middelburg, die twee worden altijd in één adem genoemd. De Duitsers vernie tigden op 17 mei 1940 het grootste deel van het centrum. Ir P. Verhagen werd de man van het ontwerp van de wederop bouw. De in Amsterdam geboren maar in Middelburg opgegroeide Hein Kla renbeek brak zijn studie aan de Techni sche Hogeschool van Delft meteen af na de komst van de Duitsers en keerde te rug naar zijn ouderlijk huis in de Brak straat. In het najaar van 1941 werkte hij enkele maanden als ontwerper en teke naar voor de in Middelburg actieve ir F. H. Klokke. In februari van het daarop volgend jaar stapte hij over naar de Stichting Wederopbouw Middelburg van Verhagen. „We voelcen.de wederopbouw als een uitdaging", zou Klarenbeek later zeg gen. „We wilden iets maken, wat later de indruk zou geven dat Middelburg een complete stad was en niet een stad met een gat erin." Met Verhagen tekende Klarenbeek voor de traditionalistische wederopbouw: een beetje oud, en toch ook weer niet. Kopiëren van oude vor men was uit den boze, alle huizen moes ten afzondelij k en niet als huizenblok ken worden gebouwd en het streven was gebogen, gesloten straatwanden te con strueren. De Middelburgse sfeer moest hersteld worden. Klarenbeek trachtte in 1980 die Middelburgse sfeer in woor den te vangen: „Loop eens door de Lan- geviele en zie de gebogen, zuidelijke straatwand met de grijze en witte ge vels. Het licht schittert er tegen aan. De hoge vensters met de witgeschilderde kozijnen blikkeren in de zon. De statige deuren glanzen donkergroen in het licht. Het licht wordt als het ware gevan gen en vastgehouden in de stedelijke ruimte." Klarenbeek werd ook bij beheer en res tauratie van de binnensteden van Am sterdam en Haarlem te hulp geroepen. Tot twee jaar geleden was hij adviseur in Bussum. In al die steden voerde hij steeds opnieuw de strijd om oud en nieuw met elkaar in harmonie te bren gen. Hoe hij dat deed is in Middelburg te zien op het Damplein, het Geeregebied en de Maïsbaai. Zelf kan hij lyrisch wor den over het blaasvormige plein met de hoogteverschillen voor het ANWB-kan- toor in het Geereplan. Middelburg is af, Klarenbeek kan zich met een gerust hart terugtrekken in Wa- geningen, zijn huidige woonplaats. De tijd van standbeelden is voorbij, weet ook hij. En een Wijk Klarenbeek is er al, zij het dat die naamgeving teruggaat op een verdwenen landgoed en niets met de vertrekkende Supervisor te maken heeft. „Ach", zegt hij, „na 50 jaar is Mid delburg ook een beetje van mij, dat voel ik zo. Ik beschouw de binnenstad maar als mijn standbeeld." omdat ik daardoor wist welke bedoelin gen er achter zaten, al zijn die dan niet al tijd gehaald. Dan kwamen er ineens van die trapgeveltjes en kleine roedjes en dan vond je dat dat nu toch echt op geschied vervalsing begon te lijken. Daarom heb ben we toen een tegel laten ontwerpen, voorstellende de vogel Phoenix die uit de vlammen oprijst met het jaartal 1940 en die tegel ingemetseld in de gevels van de herbouwpanden. Later ben ik toch wel eens gaan twijfelen. Ik zal u zeggen hoe dat komt. De herbouw is gaaf en verstild uit de handen van de ontwerpers gekomen. Maar het duurde niet lang of de eerste roeden gingen uit de etalages, de eerste reclames werden (niet al te zachtzinnig en esthetisch verant woord) aangebracht en de luifels namen bezit van menig stukje gevelwand. Dat was nu precies waar ir Froger het in zijn lezing over had: reclameverordening. Nu, zoveel jaren na dato komt die er dan mis schien. Begrijpt u mij goed; ik heb niets tegen winkeliers, ik weet ook wel dat een stad die niet leeft, verpaupert en dood gaat. Maar je zou zo graag willen, dat het allemaal wat bescheidener en welleven der toeging. Daar zijn voorbeelden van: Brugge, Maastricht, om er een paar te noe men. Nu is er een goede manier om die al te woekerende wellustigheid te kalmeren en dat is, zoals u kunt zien bijvoorbeeld in Münster om straten te maken met aan weerszijden zuilengalerijen. Het voordeel daarvan is dat de mensen droog lopen en dat de gevelreclame zich afspeelt op het tweede plan, onder en achterin de droog- loop. In mijn perioden van twijfel dacht ik dat de wederopbouw eigenlijk zo zou ge moeten hebben. Althans in het winkelge bied. Maar dat was dan natuurlijk geen onzichtbare stoppage van het brandgat geweest. Toch hebben wij ('wij' van het werkgroep je van de binnenstad) niet kunnen laten om het een keertje te proberen. Dat is het blaasvormige pleintje in het Geeregebied. Het heet gewoon Lange Geere, maar het had beter Geereplein kunnen heten. Daar hebben wij dus inderdaad zo'n droogloop ontworpen als inleiding tot de winkelpassage naar het volgende pleintje. Trouwens, dat is toch helemaal wel een leuk gebied geworden met onverwachte hoogteverschillen, wonen op het dak, naar beneden naar de parkeergarage (mooi, vindt u niet?), moderne gevels langs het water en een prachtig stadsge zicht van de Geervoetbrug, kijkend naar het noorden naar de Kloveniersdoelen. Het stadsgezicht is zo kunnen worden, omdat wij destijds aan de architect van het Trefcentrum (Maxis) gevraagd heb ben om zoveel mogelijk de kleinschalige elementen van die reusachtige nieuw bouw aan de waterzijde van de Potten bakkerssingel te projecteren. En het was een goede architect die begreep waar over het ging en die dat inderdaad gedaan heeft. Weliswaar bleef je dan aan de ach terkant en de zijkanten zitten met die lelij ke dooie gevels, maar aan die kanten was het bestaande stadsbeeld minder gevoe lig. Met het zogenaamde Geereplan inclusief Maxis, de pleintjes, de parkeergarage en de gehele micro-stedebouw zijn we dus al ruimschoots aan de jaren van de wederop bouw voorbij. De jaren van het stadsbe heer - waar we het nu over hebben - zijn in feite al aangebroken in 1969 met het ver schijnen van de gemeentelijke Restaura tienota. Reeds in 1957 had het gemeentebestuur daarvoor in het leven geroepen een spe ciale werkgroep, samengesteld uit enkele ambtelijke en een paar externe adviseurs. Deze kleine werkgroep werd aanvankelijk de Commissie Klarenbeek genoemd, spot tenderwijs door het ambtelijk apparaat aangeduid met de 'melkbrigade', omdat we tijdens de lunch altijd doorvergader den met brood en melk. Als ik mij goed herinner heette de commissie later: Werk groep Binnenstad en nog weer veel later - in 1986 als gevolg van de aanwijzing van Middelburgs binnenstad als Beschermd Stadsgezicht Begeleidingscommissie Be schermd Stadsgezicht. Deze wettelijke bescherming geldt vrijwel voor de gehele binnenstad, inclusief de wederopbouwgebieden. Voor de uitgangs punten en de realisatie van de wederop bouw geen geringe erkenning! Laten wij proberen dat kostbaar goed waardig te beheren. Het zij nogmaals ge zegd: niet door het museaal te conserve ren, maar ook niet door alles goed te vin den. In zekere zin is de bijbelse gelijkenis van de Talenten (Matth. 25:14 e.v.) hierop van toepassing, met deze bedenking, dat in die gelijkenis de gewiekste zakenman het wint. Bij het binnenstadsbeheer zou ik dat toch wat genuanceerder willen zien. In het Monumentenjaar 1975 werd Mid delburg uitgeroepen tot Europese Voor beeldstad. Al die jaren is onze commissie bezig ge weest het gemeentebestuur te adviseren in wat wij zagen als goed beheer, goed rentmeesterschap. Meestentijds in een voortreffelijke verstandhouding over en weer. Soms legden wij het loodje omdat andere belangen prevaleerden. Dat recht hadden ze. Tenslotte is besturen: het af wegen van belangen. Het tot nu toe laatste wapenfeit in de his torie van verandering en beheer is de be bouwing van het 'Vitrite-terrein' aan de Maïsbaai op de hoek van Kanaal en Bui tenhaven. Op deze geprononceerde situa tie is een plan in aanbouw, dat, behalve «uitgebreide infrastructurele werken - waaronder een complete nieuwe jachtha ven - woonbebouwing laat zien in geva rieerde hoogte, kleur en behandeling. Ook dit vinden sommigen te modern of niet modern genoeg. De tijd zal het leren. Ik voor mij denk dat het in z'n totaliteit een hoogst interessante beëindiging wordt van het stadssilhouet, gezien uit verschil lende richtingen. En hiermede is - althans voor mij - een einde gekomen aan een lange periode van betrokkenheid met het wel en wee van Middelburg's binnenstad, Voorbeeldstad, Beschermd stadsgezicht, Parel van Wal cheren. De Markt, opnieuw het hart van de stad. foto Wim Riemens)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 29