PZC Matterhorn 125 jaar beklimbaar m week-in 31 ZATERDAG 14 JULI 1990 ft Stormloop Onervaren Triomfantelijk Tragedie Keukenhof Krantenkiosk Sip mm Is een geknakte .kabouterpuntmuts torent hij hoog boven het Zwitserse Zermatt uit. Sneeuw, opgejaagd door de tollende wind, rookt als stoom van zijn top, maar vaak ook verstopt hij zich in een deken van mist en wolken. Echt onrustbarend hoog is hij niet: 4477 meter en 52 centimeter. Maar wie vanaf bijvoorbeeld de Gornergrat via een verrekijker naar de berg kijkt, snapt onmiddellijk waarom lange tijd werd gedacht dat de Matterhorn ongenaakbaar was. Dat er nooit iemand op de top zou staan. Zó stinkend steil speren de wanden zich naar de spitse top, dat men zich tot het begin van de negentiende eeuw afvroeg of er wel voldoende ruimte was om erop te staan. Op 14 juli 1865 lukte het eindelijk voor de eerste keer. Daarna liep het storm op de Matterhorn, niet zelden met dodelijke afloop. De Matterhorn bij Zermat: niet zo erg hoog, maar verschrikkelijk steil (foto Rob van den Dobbelsteen) Stormloop op een beruchte berg Montagefoto van de eerste ploeg die de Matterhorn beklom: vlnr Peter Taugwalder, Michel Croz, Charles Hudson, Francis Douglas, Robert Douglas Hadow, Edward Whymper en Peter Taugwalder jr. Ze zouden wat gaan joggen bij de Schwarzsee. Maar toen ze de top van de Matterhorn zagen - zo mooi en zo dicht bij, leek het wel - besloten ze daar maar eens een kijkje te nemen. Het was een mooie septemberdag tenslotte, en de weersverwachtingen waren uitstekend. De waard van de Hörnlihütte, waar ze 's middags aankwamen, had ze nog gewaar schuwd. Want ja, wie gaat er nou op gym pies en in een trainingspak de Matterhorn beklimmen, niet waar? Maar de twee Duitsers waren vastbesloten: de top kon en moest gehaald worden. Een leuk uit stapje. Een helicopter plukte de door kou bevan gen mannen de volgende ochtend om streeks koffietijd van de beijzelde wand van wat misschien wel 's werelds impone- rendste berg is. Ze zaten nog 600 meter on der de top en 200 meter onder de Solvay- hütte vanwaar alarm was geslagen: „Scheisse, er zitten twee Adidaspakken op de berg. Er is wat met ze. Ze gaan niet vóóruit of achteruit." De twee Duitsers brachten het er levend af; maar hoeveel mensen op de flanken van de Matterhorn de dood vonden is nim mer bijgehouden. Het moeten er honder den zijn. En misschien zijn het er zelfs wel duizenden. Zoals de sirenen in de Griekse oudheid met hun zinsbegoochelende zang nietsvermoedende zeelieden met schip en al op de klippen deden varen, zo oefent de top van de Matterhorn een onweerstaan bare aantrekkingskracht uit op iedereen die de berg alleen maar ziet. Beroemde bergen als de Morft Blanc (1786) en de Jungfrau (1811) waren al hoog en breed bedwongen toen in 1857 de Ita liaanse gids Jean-Antoine Carrel voor het eerst een poging waagde de Matterhorn onder de knie te krijgen. Samen met twee anderen worstelde hij zich via Liongrat naar een hoogte van 3723 meter. Daar moest hij omkeren, belaagd door vallende stenen en ander ongerief. Het was de prelude van een stormloop die acht jaar en achttien pogingen later tot succes zou leiden. Op vrijdag 14 juli 1865 - volgende week precies 125 jaar geleden - bereikte de Engelse ijzervreter Edward Whymper als eerste de top. Het drama dat zich daarna afspeelde houdt de gemoede ren in Zermatt (en ook daarbuiten) zelfs nu nog bezig. Whymper was al acht keer met de staart tussen de benen van de Matterhorn terug gekomen toen hij op 7 juli 1865 in het berg dorp Valtournanche arriveerde. Daar, aan de Italiaanse kant van de berg, contrac teerde hij de vermaarde berggids Jean- Antoine Carrel. Samen met deze koene Al- penzoon dacht hij een goeie kans te heb ben de Matterhorn te bedwingen. Maar het weer was slecht en omdat er andere cliënten stonden te wachten, zegde Carrel het contract drie dagen later weer op. Whymper, niet helemaal gerust over het hoe en waarom van deze onverwachte stap, ging slapen maar zette voor alle ze kerheid wat 'spionnen' uit. Een van hen wekte hem de volgende ochtend ruw met de mededeling dat Carrel met een paar an deren op weg was naar de Matterhorn. Een sakkerende Whymper liep (nee, rende bijna) accuut via de 3300 meter hoge Theodulpass naar Zermatt en vroeg daar de gids Peter 'Geppi' Taugwalder hem te helpen de weg naar de top van de Matter horn te vinden. Taugwalder zei ja, onder het beding dat zijn twee zoons mee moch ten. Whymper had geen bezwaar. Waarom zou hij. Dat het groepje van vier vervolgens nog werd uitgebreid tot acht, was toeval. De nog maar 18-jarige, voor de duvel niet bang zijnde Lord Francis Douglas, die Whymper in zijn sprint over de Theodul pass had begeleid, meldde domweg dat hij mee wilde. En in hotel Monta Rosa logeer de juist op dat moment de ervaren gids Michel Croz. Whymper, die Croz had leren waarderen in vroegere tochten door het hooggeberg te, haalde de Fransman over zich bij zijn troep aan te sluiten. Net als diens cliënten, de geestelijke Charles Hudson en de jon ge, volstrekt onervaren Robert Douglas Hadow die nochtans vier dagen eerder achteloos naar de top van de Mont Blanc was gewandeld. De volgende ochtend, donderdag 13 juli, was de hemel wolkenloos. Het achttal marcheerde via de Schwarzsee naar de voet van de Matterhorn en zette op 3300 meter hoogte, daar waar in 1880 de Hörnli hütte zou komen te staan, de tenten op. Whymper was onrustig. Hij vroeg zich voortdurend af waar die vermaledijde Carrel zat en zocht de wand boven hem af. Hij zag echter niemand. Kon ook niet, want de Italiaan en zijn groep probeerden de berg van de Italiaanse zijde te bedwin gen. Ze bivakkeerden, onzichtbaar voor Whymper, 600 meter hoger. De volgende ochtend pakten Whymper en zijn mannen al vóór het ochtendkrieken het materiaal bij elkaar om de tocht voort te zetten. Joseph, een van de zoons van Taugwalder, keerde terug naar Zermatt; de andere zeven gingen door. Ze schoten, mede door het prachtige weer, verbazend snel op. De Hörnligrat (op het noordoos ten) bleek uitstekend begaanbaar en ook de diepe sneeuw op de 'schouder' van de berg gaf nauwelijks problemen. Door de vrieskou was de bovenste laag bevroren. De klimmers zakten daardoor niet weg. Om tien voor half zeven zat het zevental al op ruim 4000 meter. Daar werd een half uur gerust. Toen om even voor tienen een hoogte van ruim 4350 meter hoogte was bereikt, leek de top voor het grijpen. Na een pauze van vijftig minuten maakten de zeven zich neuriënd (zoals Whymper in zijn dagboek schreef) op voor de eindsprint. Helaas, de gekozen weg bleek onbegaanbaar. Iets rechts van de graat deden de mannen via een technisch vrij moeilijk gedeelte een nieuwe poging. Whymper, als de dood dat de Italianen hem vóór zouden zijn („we spraken tijdens de beklimming over bijna niets anders, ze waren tenslotte al vier da gen onderweg.") liet zich nu door geen hin dernis meer tegenhouden en bereikte, na een spurtje met z'n gids Michel Croz, om kwart voor twee als eerste de top. Het was nog steeds fantastisch, windstil en helder weer. Whymper, nerveus en nog steeds niet zeker van zijn zaak, zocht ver ward naar voetsporen. Hij ontdekte niets en concludeerde terecht dat hij als eerste de top van de Matterhorn had bereikt. Re den om een Indianengehuil aan te heffen. En zeker toen hij aan de Italiaanse kant, slechts 220 meter onder de top, de naar bo ven zwoegende Jean-Antoine Carrel en zijn groep ontdekte. Ondanks het triomfantelijke geschreeuw van Whymper en Croz klom Carrel onver droten voort. Niets horend en niets ziend. Hij keek pas op toen de Engelsman een paar stenen naar beneden liet stuiteren. De aanblik van een juichende Whymper was te veel voor de dappere Italiaan. Diep teleurgesteld ging hij naar beneden om drie dagen later, in een negende poging, terug te keren en samen met Jean-Baptis- te Bich eindelijk toch ook de punt van de Matterhorn te bereiken. Daar - of beter gezegd vlak daaronder - had zich op die 14de juli 1865 een tragedie afgespéeld. Nadat de groep van Whymper een fles had achtergelaten met daarin een velletje papier met alle namen van de 'triomfators', begon Croz omstreeks drie uur als eerste aan de afdaling. Na hem, verbonden met drie touwen, volgden Ha dow, Hudson en Douglas. De oude Taug walder, Whymper en de jonge Taugwalder sloten de rij. Op een met sneeuw en ijs bedekte wand (de top was nog lang niet uit zicht), kreeg 14 juli 1895: Edward Whymper en zijn mannen bereiken de top van de Matterhorn. Slechts 2200 meter onder hen zwoegde de groep van Jean-Antoine Carrel (lithografie van Gustave Dore de angstige Hadow het zo benauwd dat Croz zijn pickel terzijde legde en ging hel pen. Wat hem fataal werd. De wankelende Hadow gleed gillend uit en trok Croz, Hudson en Douglas mee in de peilloze diepte. De zich schrap zettende 'Geppi' Taugwalder, Whymper en Taugwalders zoon hadden geluk. Het touw tussen Douglas en Taugwalder senior spande, en brak. Zij bleven, huilend en verlamd van angst, stokstijf staan. De schemering in het dal was al hoog en breed gevallen toen ze zich weer enigszins durfden te bewegen. Omzichtig hun weg zoekend (Taugwalder junior: „We zijn ver loren, we zijn verloren"), daalden ze af over de Hörnligrat. Te laat om het bivak nog te halen. Op 4100 meter hoogte bracht het trio in de open lucht een verschrikke lijke nacht door (Whymper beweerde vlak voor het donker worden zelfs nog twee lichtende kruizen in de lucht te hebben ge zien) om, zwaar getekend, pas de volgende dag in de loop van de ochtend Zermatt te bereiken. Daar was, nadat Whymper zijn verhaal had verteld, van een juichstemming geen sprake. Sterker nog: 's zondags, tijdens de hoogmis, deed het gerucht al de ronde dat Taugwalder senior het touw op bevel van Whymper had doorgesneden. Uit Chamo- nix overgekomen vrienden van Croz: „Mi chel kon niet vallen. Whymper en Taug walder wilden de eer voor zichzelf." Een rechtbank in Visp sprak later zowel Whymper als Taugwalder vrij van de be schuldigingen. Maar Taugwalder, net als bijna alle berggidsen bepaald geen bab belkous, trok zich de aantijgingen dusda nig aan dat hij nors en zwijgend de bergen de rug toe keerde (hij zou, zo suggereerde Whymper later, een inferieur stuk touw hebben meegenomen). Zonder ooit nog een woord aan de beklimming te hebben gespendeerd, overleed hij in 1888 op 68-ja- rige leeftijd weinig prozaïsch aan een blin dedarm-ontsteking. Whymper, door tijdgenoten omschreven als 'koel en berekenend' ging onversaagd door met het doorkruisen van onherberg zame gebieden. Men ontwaarde hem in de Alpen, in Groenland en in de Andes. De Brit was 71 jaar toen hij in Chamonix, in de schaduw van de Mont Blanc, stierf aan een hartaanval. En Peter Taugwalder junior? Die leek maar niet genoeg te kunnen krijgen van de Matterhorn. Toen hij in 1923 op 80-jari- ge leeftijd in Zermatt overleed, had hij bij na 120 keer op de top gestaan. Geen re cord overigens. Dat staat op naam van de illustere, zwaar besnorde en bij zijn leven al legendarische gids Ulrich Inderbinen, die de 'ongenaakbare' berg 350 keer be dwong. De laatste keer op 82-jarige leef tijd. Inderbinnen, die nu 91 is en nog altijd in Zermatt woont: „Ach, mann muss am Ball bleiben, immer etwas tun, einiger- massen solid leben, dan is het allemaal niet zo moeilijk." En al die op het kleine kerkhof liggende mannen en vrouwen dan? De katholieke begraafplaats is er een toeristische be zienswaardigheid door geworden. Een Keukenhof van de Dood. Donald Stephen Williams uit Boston ligt onder een steen met de tekst 'I chose the climb'. Ene El- mar Duschek hield het simpelweg op 'Am Matterhorn abgestürzt'. Allemaal dach ten ze de top van de berg vrij eenvoudig te kunnen bereiken. Net als al die andere tienduizenden. Want zo veel mensen hebben er sinds die 14de juli 1865 ongeveer op de Matterhorn gestaan. Ooit, op een uitzonderlijk mooie augustusdag in 1988, bereikten zelfs meer dan 200 mensen jodelend de top. En toen een wat laat uit Zermatt vertrokken klau- teraar hem dat eens smeekte, zwiepte eer dergenoemde Ulrich Inderbinen het touw maar weer zuchtend om de schouder ten einde de Matterhorn voor de tweede keer op één dag te bestijgen. Het grote pro bleem voor Aldo Lohmatter en zijn Zer- matter gidsenorganisatie: „Veel mensen denken ondanks het met 'died on the Mat terhorn' volgebeitelde Zermatter kerkhof, dat het beklimmen van de Matterhorn een fluitje van een cent is." Wat ook weer niet zó onlogisch is. Als een blinde alpinist de top haalt, staat dat in alle kranten. En als een Duitser een teckel per rugzak naar de spits heeft vervoerd, is dat een aardig berichtje. Evenals de ont hulling dat de Franse musicus André de Ribeaupierre zijn viool heeft meegeno men en bovenop de Matterhorn een cha conne van Johann Sebastian Bach heeft gefiedeld. Maar het werd - meent Lohmatter, en hij niet alleen - echt te gek toen Kurt Felix, programmaleider van de Westduitse evenknie van 'Banana Split', in septem ber 1987 een complete krantenkiosk naar de 400 meter onder de top van de Matter horn gelegen Solvayhütte liet vliegen. Dit om de beroemdste alpinist van de wereld, Reinhold Meissner, een poets te bakken. Dat lukte redelijk. Toen Meissner op weg naar de top bij de hut arriveerde en van de kioskhouder, de in Zwitserland zeer popu laire kunstskiër Art Furrer, een krant met het laatste wereldnieuws kreeg aangebo den, ontstak hij in woede. „Quatsch Mensch, zo gaat iedereen denken dat de Matterhorn een berg van niets is." Wat Meissner betreft moeten aspirant-be- klimmers daarom eerst maar eens over het kerkhof wandelen. Of een bezoek brengen aan het Alpines Museum van Zer matt. Daar laat de verraderlijkheid van de Matterhorn zich als bijna nergens anders kennen. Een foto van een kwartet trotse gidsen dat als de Vier Heemskinderen op het Ros Beyaart schrijlings op de top van de berg zit (met in het onderschrift achter alle namen een kruis). Gebroken houwe len van omgekomen bergbeklimmers ook. Het veelbesproken, kapotte touw waar mee de oude Taugwalder aan Douglas was vastgeknoopt. De rozenkrans en de hoed van Michel Croz, een meter verderop in een vitrine. Plus de schoen van de jonge lord Francis Douglas, het enige dat van hem werd teruggevonden. En ten slotte hangt daar het uit een dag blad gekopieerde, weerzinwekkende krantebericht over een Duitser die op een zonnige septemberdag met zijn 8-jarige zoontje in de Hörnlihütte arriveerde en aankondigde met hem de top te willen be klimmen. Natuurlijk raadde de waard hem die idiote onderneming ten sterkste af. Kom desnoods over een jaar terug, dat joch is nu nog te klein, te zwak, waar schuwde hij. De man, koppig als een ezel, wilde er niet van horen. Als zijn zoon negen was, zou hij geen record meer kunnen breken. Dan was iemand hem al vóór geweest. Twee dagen later werden de twee op het weer barstige ijs van de Matterhorn-gletscher teruggevonden. Dood. Rob van den Dobbelsteen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1990 | | pagina 31