Windenergie
verovert
Zeeland
Ik Ills III
ZATERDAG 7 JULI 1990
In Zeeland zijn de afgelopen
jaren veertig windmolens
verrezen. Dit aantal zal zich de
komende tien jaar
verveelvoudigen. Want het
windrijke Zeeland moet een
forse bijdrage leveren aan het
streven van de
elektriciteitsbedrijven meer
aan windenergie te gaan doen.
NIMBY-syndroom en vogels
kunnen daarvoor een
belemmering vormen.
Gigantische klus
Gehaktmolens
I, I.
week-in
WÊÊÊ
mmmmssam
Neeltje Jans heeft iets van haar dyna
miek terug. Na de onttakeling van het
woud van kranen dat bij de bouw van de
stormvloedkering is gebruikt, tekende
het werkeiland zich enkele jaren leeg te
gen de kim af. Daar is nu verandering in
gekomen. Acht hoge windmolens op een
havendam blinken in de zon. Hun suizen
de wieken snijden de bijna immer aanwe
zige wind in plakjes. Er zit weer beweging
in Neeltje Jans.
De windmolens in de monding van de
Oosterschelde vormen de jongste bijdra
ge aan de toepassing van windenergie in
Zeeland. Windturbines, die elektriciteit
produceren waarbij geen milieu-veront
reinigende stoffen als kooldioxyde en zwa-
veldioxyde en lastig te verwerken radio
actief afval vrijkomen, zijn zo langzamer
hand een bekend verschijnsel aan het
worden in het Zeeuwse landschap. Het be
gin, in de eerste helft van de jaren 80, was
aarzelend. Windmolens hadden toen nog
een experimenteel karakter en trokken
hoofdzakelijk de aandacht omdat ze het
keer op keer moesten afleggen tegen de
wind. Maar de tijd van brokken is voorbij.
De huidige generatie windmolens is opge
wassen tegen de af en toe onstuimige
kracht van de energiebron waaraan ze
hun bestaan ontlenen. En de bouw van
windenergieparken is rendabel geworden.
Inmiddels staan in Zeeland veertig wind
molens, op die van Neeltje Jans, één in
Oostburg en één bij Kamperland na alle
maal op Walcheren en Zuid-Beveland. De
kleinste, bij de leidingentunnel onder het
Schelde-Rijnkanaal, heeft een vermogen
van 20 kilowatt (kW); de grootste is goed
voor 250 kW. Met hun dertienen vormen
de molens tussen Hoechst en de centrales
van de Provinciale Zeeuwse Energie
Maatschappij (PZEM) in het Sloegebied
het windenergiepark met de grootste ca
paciteit in Zeeland. De 160 kW-turbines
zijn samen 2080 kW sterk, net iets meer
dan de acht 250 kW-molens op Neeltje
Jans. Totaal vermogen van alle molens in
Zeeland: ruim 7000 kW, ofwel 7 megawatt
(MW). Plannen - sommige al in het sta
dium van uitvoering, andere nog aan het
begin van de planologische procedure -
zijn er nog voor meer dan tachtig molens
met een totale capaciteit van ruim 20 MW.
Maar deze plannen zijn niet meer dan een
begin. De elektriciteits-produktiebedrij-
ven in Nederland hebben de inspannings
verplichting op zich genomen in het jaar
2000 windturbines een bijdrage van 1000
MW te laten leveren aan de elektriciteits
voorziening. Dat wordt, erkent directeur
transport en distributie van de PZEM ir F.
H. M. Deurvorst, een 'gigantische klus',
want alle windmolens die nu in Nederland
staan, hebben een gezamenlijke capaci
teit van niet meer dan 80 MW. Omdat Zee
land nu eenmaal een van de windrijkste
provincies van het land is, moet de PZEM
een fors aandeel in de uitbreiding van het
vermogen aan windenergie leveren: 20
procent van de windstroom dient hier te
worden opgewekt. Verder wordt ervan uit
gegaan dat bijna een derde van de 200 MW
in Zeeland te installeren capaciteit (60
MW) in 1995 al beschikbaar zijn. Die 200
MW aan windenergie is overigens nog lang
niet voldoende om een elektriciteitscen
trale te vervangen. Ter vergelijking: de ca
paciteit van de kerncentrale Borssele is
465 MW.
Ir W. J. Akkerman, hoofd distributie van
de PZEM, gaat ervan uit dat in Zeeland
voldoende geschikte plaatsen zijn te vin
den om windturbines met een gezamen
lijk vermogen van die 60 MW te bouwen,
zeker omdat de fabrikanten van windtur
bines steeds grotere molens op de markt
brengen. Akkerman: „Maar voor de 140
MW die tussen 1995 en 2000 moet worden
geïnstalleerd, zullen we het zelfs met mo
lens van 1 MW op het land niet redden.
Waarschijnlijk moeten we het dan buitem
gaats zoeken. Dus windmolens voor de
kust." In het Zeeuws milieubeleidsplan
heeft de provincie al aangekondigd een
studie te zullen uitvoeren naar passende
locaties.
Een goede plek voor een windmolen moet
aan nogal wat voorwaarden voldoen. Eis
nummer één is natuurlijk dat het er vol
doende waait. Verder is het belangrijk dat
het elektriciteitsnet, waarop de molen
wordt aangesloten, zwaar genoeg is: de
turbine moet zijn stroom kwijt kunnen.
De derde eis is dat een windmolen geen al
te grote inbreuk in het landschap mag be
tekenen. En tenslotte moeten de nodige
planologische vergunningen worden ver
kregen.
Over het algemeen worden de meer dan 30
meter hoge windmolens in het landschap
opmerkelijk mild beoordeeld. Dat komt
voor een deel door de gekozen locaties.
„We kiezen bij voorkeur voor plekken in
industriegebieden of bij grootschalige in
frastructurele werken, zoals sluiscomple-
xen, dijken, dammen en kanalen", zegt ir
J. H. den Boon van het ingenieursbureau
Energy Connection in Delft, dat de voor
bereiding van windenergieparken coördi
neert, de bouw begeleidt en in een aantal
gevallen de molens ook beheert. „Daar
vallen windmolens niet uit de toon. Maar
we merken ook dat veel mensen met een
welwillende blik naar windmolens kijken
vanuit de wetenschap dat daar op een mi
lieu-vriendelijke manier elektriciteit
wordt geproduceerd."
Dat mag dan zo zijn, een plan om ergens
een windmolen te plaatsen, doet vaak het
NIMBY-syndroom ontstaan. NIMBY
staat voor Not In My Back Yard (Niet In
Mijn Achtertuin). Dat wil zeggen: de min
zame houding tegenover windenergie ver
andert soms in afkeer wanneer een wind
molen in de buurt van iemands woning
wordt geprojecteerd. De coöperatieve
windenergievereniging Zeeuwind strijdt
op dit moment tegen dat syndroom. De
vereniging wil bij het Goese Sas een wind
molen plaatsen en die had ook al lang zijn
schone energie geproduceerd als er geen
bezwaren van omwonenden waren ge
weest. De protesten richten zich onder
meer op mogelijke geluidsoverlast, scha-
duwhinder bij laagstaande zon, angst dat
onderdelen van de molen naar beneden
vallen en aantasting van het landschap.
Zeeuwind-coördinator J. Springer: „Het
zijn bezwaren die naar onze mening stuk
voor stuk te weerleggen zijn. We proberen
de tegenstanders van de windmolen bij
het Goese Sas dan ook met argumenten te
overtuigen. Wat het geluid betreft, voor
een windmolen hoeft geen hinderverver-
gunning te worden aangevraagd, maar we
handelen alsof we wel hinderwetplichtig
zijn. Schaduwhinder zal zich hooguit
maar enkele dagen per jaar voordoen. De
vrees dat een wiek naar beneden komt,
wordt ongetwijfeld ingegeven door de be
richten over de ervaringen met de vorige
generatie windmolens. Die van nu zijn
zonder meer veilig. En dan de aantasting
van het landschap: het dagelijks bestuur
van de provincie is van mening dat één
windmolen bij het Goese Sas verant
woord is."
De coöperatieve windvereniging heeft nu
drie windmolens bij Bath en één bij Oost
burg. Zeeuwind streeft er nadrukkelijk
naar windmolens te plaatsen op plekken
waar ze worden gezien. Springer: „Wij
hebben in onze doelstelling de acceptatie
van windenergie bij een breed publiek
staan. Dat bereik je niet met een windmo
len ergens achteraf op een industrieter
rein. We zoeken dus naar locaties waar
meer mensen komen. Dan kom je al gauw
bij woonbebouwing in de buurt en dat le
vert natuurlijk eerder bezwaren op."
Den Boon van Energy Connection twijfelt
er niet over dat in Nederland voldoende
geschikte plaatsen te vinden zullen zijn
voor de windmolens die in 2000 samen
1000 MW sterk moeten zijn. „In dit land
staan ook 20.000 hoogspanningsmasten",
merkt hij op. „Die vormen al een aantas
ting van het landschap. Je zou daar wind
molens bij kunnen plaatsen. En trouwens
molens horen bij het Nederlandse land
schap. De monumentale oude molens die
nu met de nodige moeite in stand worden
gehouden, zijn in feite ook wezensvreem
de elementen in het landschap." Met deze
opvatting is Deurvorst het maar ten dele
eens. „Het maakt natuurlijk nogal wat
verschil of je een schilderachtige molen in
het landschap ziet staan of zo'n Blikken
Tinus", meent hij. „Maar het is aan de pro
vincie om plaatsen voor windenergiepar
ken aan te wijzen. Het is een politieke keu
ze voor een deel van de elektriciteitspro-
duktie windenergie toe te passen. De con
sequentie daarvan is dat de politiek ook
zorgt voor acceptatie daarvan bij de pu
blieke opinie."
Hoe positief milieu-organisaties ook te
gen windenergie aankijken, ze zijn be
zorgd over het risico dat windmolens voor
vogels kunnen opleveren. In kringen van
vogelbeschermers zijn windturbines al
eens als 'gehaktmolens' aangemerkt,
maar van grote aantallen slachtoffers is
nog niets gebleken. Omdat een goed in
zicht in de gevolgen van windmolens op
de vogelstand ontbreekt, is, mede in ver
band met de beoogde grootschaliger toe
passing van windenergie, een onderzoek
begonnen. De vijf molens bij de Kreekrak-
sluizen vormen een onderdeel van dat on
derzoek. Volgens Den Boon hebben de
eerste resultaten, waarin de voorjaarstrek
is meegenomen, geen schokkende feiten
aan het licht gebracht. Mocht het verdere
verloop van het onderzoek tot andere con
clusies leiden, dan zullen maatregelen
worden genomen. Den Boon: „Je kunt
denken aan verlichting van de molens zo
dat ze 's nachts en bij slecht zicht beter
opvallen. Of je zou onder voor vogels on
gunstige omstandigheden stil kunnen zet
ten."
Energy Connection en Zeeuwind zijn
voorzichtig met de voorbereiding van an
dere windenergieparken op vogelrijke lo
caties in afwachting van definitieve resul
taten van het vogelonderzoek. Ook de
PZEM kijkt uit naar de eindconclusies.
Deurvorst: „Want stel dat windmolens on
der vogels grote aantallen slachtoffers
veroorzaken. Dan kun je je afvragen of
windenergie wel zo milieu-vriendelijk is.
Je bent dan bezig volgens de wet tot be
houd van de ellende."
Op Neeltje Jans lijken de vogels zich in ie
der geval bij de windmolens te hebben
neergelegd. Tussen de acht turbines sche
ren kwetterende scholeksters. En de mo
lens hebben zilvermeeuwen er evenmin
van weerhouden de havendam als oester
kraker te gebruiken. Vanuit de lucht laten
de vogels oesters die ze ergens hebben op
gevist op de dam kapot vallen, zodat ze
gemakkelijker bij de smakelijke inhoud
kunnen komen. Van gevaar voor vogels is
niets te merken. De dóde meeuwen op het
voormalige werkeiland liggen op de weg:
slachtoffers van het verkeer.
Ben Jansen