PZC
22
Twintig jaar jg
Bzztöh
Een bundel om
te herschrijven
Banaal, sprookjesachtig en poëtisch
Ketser
de neger
week-uit
Monika
Sauwer
ZATERDAG 10 MAART 1990
Tijdschrift
Vernieuwing
boekenweek
Succes
Goede stijl
Plot
Bordeel
Ontknoping
De Haagse uitgeverij Bzztóh
viert haar twintigjarig
bestaan niet als stichting, maar
als kersverse BV een
kwestie van onstuitbare groei,
én tevens een teken des tijds.
De idealisten die in 1970 met
hun stichtinkje literaire
avonden in Den Haag
organiseerden en hun eigen
blaadje stencilden, staan nu
aan het hoofd van een
volwassen uitgeverij, mét alle
gevolgen. Zijn daarmee de
idealen vervlogen?
Phil Muysson, directeur van
Bzztöh, heeft in elk geval het
spijkerpak van weleer verruild
voor een strak gesneden
kostuum. „Idealen moet je je
kunnen veroorloven," zegt hij.
„Dat konden we toen we
subsidie hadden. Daar komt bij
dat als je jong bent, je niets te
verliezen hebt: dan sta je ook
wat idealistischer in de wereld.
Met het ouder worden, ga je
alles wat relatiever zien. Nu
moeten vijftien mensen van de
uitgeverij bestaan."
Phil Muysson
Idealen moet je je
kunnen veroorloven
Phil Muysson vertelt: „Er is in
die twintig jaar heel erg veel
gebeurd. Bzztóh is ontstaan als
een vrijwilligersorganisatie en is
via een langdurige subsidieperio
de als stichting uitgegroeid tot een
commercieel bedrijf. De stichting
bestaat niet meer, Bzztöh is per 1
januari een BV geworden. De uit
geverij heeft zich met name de af
gelopen vijf jaar bijzonder sterk
ontwikkeld. Op dit moment gaat
het vrij behoorlijk: we kunnen zon
der die subsidie draaien. Het is ook
veel leuker om als een commer
cieel bedrijf te functioneren dan in
een vrij afhankelijke positie."
De idealisten van toen streefden
ernaar de literatuur onder het volk
te brengen. In het fonds van de uit
geverij is het literaire aandeel
twintig jaar later nog maar be
perkt aanwezig.
„Nou, beperkt wil ik niet zeggen, ik
denk dat het nog gauw zo'n twin
tig, vijfentwintig procent is en daar
zitten vrij goede auteurs in," aldus
Phil Muysson.
„Een man als Chaim Potok heb
ben wij toch wel gemaakt voor Ne
derland. Vrij veel joodse literatuur
hebben we... Je kunt nietje hele le
ven idealist blijven, want dan loop
je met een bord voor je kop.
grootschalig aanpakten, naast de
Rotterdamse Kunststichting
die had haar Poetry International,
de Sondereeks, de workshops. Wij
hebben op een onconventionele
manier een begin gemaakt met het
organiseren van literaire avonden.
Die waren toen nog stoffig, literai
re avonden, zeker in Den Haag,
waar je Ons Kunstenaarskontakt
had, OKK, het oudste letterkundi
ge genootschap van Nederland,
zettend veel te organiseren. Pas
veel later kreeg je in Amsterdam
de SLAA, die op dezelfde wijze pro
beerde ongeveer hetzelfde te reali
seren wat wij al jaren in Den Haag
deden. Dat kon in die tijd. Nu is de
situatie anders. De gemeente heeft
er niet meer zoveel geld voor over."
„Toen wij met die literaire avond
en begonnen, waren we in Neder
land eigenlijk de eersten die dat zo
dat als het de leden eens in de zo
veel jaar wees op een mooie avond
ongeveer de helft van de brieven
terugkreeg omdat de geadresseer
den inmiddels waren overleden.
„In die sfeer kwamen wij met De
Nieuwe Aanpak. Dat heeft veel
succes gehad, wat ertoe leidde dat
we van de gemeente Den Haag een
forse subsidie kregen: die was op
een gegeven moment iets van
drieëneenhalve ton. We hadden
dus volop de gelegenheid om ont-
Het succes van de literaire avond
en vond zijn vervolg in het blad
Bzzlietindat al spoedig de stencil
machine ontgroeide en het groot
ste literaire tijdschrift van ons
land werd. De formule van thema
nummers, gewijd aan één auteur,
bleek vooral op middelbare scho
len aan te slaan. Hele klassen tege
lijk abonneerden zich op Bzzlietin,
waardoor de oplage steeg tot twin
tigduizend exemplaren. Tegelij
kertijd werd Bzztóh de naam van
een allerwegen gerespecteerde li
teraire uitgeverij.
Phil Muysson: „Dat was een tijd
dat wij ons als gesubsidieerde
stichting niet echt als een commer
ciële uitgeverij konden profileren,
want dat zou concurrentie-verval-
sing hebben betekend. We zagen in
die uitgeverij een verlengstuk van
Bzzlietinhet verschaffen van in
formatie over literatuur. Dat heb
ben we gedaan met de serie Lite
rair Archief, met de serie Forum
Haganum kostbare boeken die
niet goed verkochten. Er kwam
een moment dat de gemeente
moest bezuinigen, en toen stonden
wij voor de keuze: heffen we onszelf
op, of slaan we een andere koers
in?
„We hebben gekozen voor die an
dere koers, een commerciële uitge
verij wat meer voor de hand lag
dan een zaadhandel en naast
een heleboel commerciële activi
teiten kunnen we nog steeds een
hoop interessante literaire boeken
brengen."
Muysson zegt in het uitgeven nu
net zoveel lol te hebben als in het
organiseren van literaire avonden
twintig jaar geleden. Geeft hij dan
met evenveel lol Het huishoud
boekje van Mien Dobbelsteen uit
als de nieuwste roman van Chaim
Potok? „Nou, Chaim Potok vind ik
natuurlijk prachtig. Dat is litera
tuur en het verkoopt ook nog eens
heel goed. Met Mien Dobbelsteen
is het zo: je krijgt een idee, en om
dat idee om te zetten in iets wat
tastbaar is, en wat geld oplevert
waardoor de uitgeverij kan blijven
draaien en je weer andere projec
ten kunt financieren, dat is fasci
nerend.
„Een paar maanden geleden sloeg
ik een Engels vakblad open en viel
mijn oog op die geweldige bril van
Dame Edna, van wie een boek
werd aangekondigd. Ik dacht: dat
moeten wij doen, dat is schitte
rend. Ik heb direct een fax ge
stuurd naar Engeland, we waren
de eersten en op de Buchmesse
hebben we de zaak rond gemaakt.
Dat boek is een dag of tien geleden
uitgekomen, Dame Edna is naar
Nederland gekomen en het is een
geweldig succes geworden. Dat
proces vanaf het eerste moment
dat je zoiets ziet tot het moment
dat het boek in de winkel ligt, de
uitdaging, de risico's die je moet af
wegen... dat is wat mij in het uitge
ven enorm aantrekt. Ik word er
ook wel eens in teleurgesteld. Heb
je een prachtig boek gekocht en
blijft het succes uit."
Eén van de grootste successen van
Bzztöh is het boek Kinderjaren
van Jona Oberski. Het werd door
de auteur in manuscript aangebo
den en nadat hij het had gelezen,
stond voor Phil Muysson vast dat
hij het zou uitgeven. Het werd in
tussen overal ter wereld vertaald.
De malaise die het boekenvak in
tussen in haar greep zou hebben,
lijkt aan de jubilerende uitgeverij
voorbij te gaan.
„Onze omzet is in het afgelopen
jaar weer met vijfentwintig pro
cent gestegen, dus er zit een rede
lijke groei in. Ik denk dat het ook
nauw samenhangt met het team
waarmee je werkt. We hebben een
fantastisch team. Een ziektever
zuim van 0,2 procent op jaarbasis."
Frank van Dijl
Soms denk je tijdens het lezen: „Dit
boek zou goed zijn wanneer het
goed was". Je bedoelt dat de auteur je
interesseert, dat je gaarne enige tijd
verblijft in de wereld van zijn
verbeelding, dat zijn personages
zichtbaar voor je worden, dat je stijl en
verteltrant waardeert. Intussen, dat is
het akelige, constateer je dat er van
alles mis gaat, verhalen in het
ongerede raken, pointes verkeerd zijn
geplaatst, en zo besluit je, bij alle
sympathie, de lektuur met enige
teleurstelling. Je zou het boek
herschreven willen zien.
Deze overweging naar aanlei
ding van De Animist, een ver
halenbundel van Monika Sauwer
(1946).
Een bemiddelde zonderling, schil
der en essayist, die ten onrechte
wordt beschuldigd van pedofilie.
Een redacteur en een schrijfster op
een zeer dronken dag. Een bokkig
meisje van vijftien dat voor het
eerst ongesteld wordt. Een vrouw
die van Milaan naar Amsterdam
reist in gezelschap van een stokou
de Duitser. Een door zijn vrouw
verlaten leraar die, geheel dron
ken, een geheel dronken leerlinge
ontmoet. Een klein meisje dat met
haar broertje een tentoongestelde
potvis bezichtigt en een invalide
oude oom dronken ziet worden.
Een vrouw op leeftijd, op bezoek in
de kroeg waar ze vroeger met haar
man heen ging, maar hij heeft haar
ingeruild voor een jonge vrouw.
Zeven verhalen, met veel dronken
schap, desillusie, zelfbedrog, me
lancholie erin. Luchtig verteld, iro
nisch, in goede stijl. Wat ontbreekt
eraan? Naar mijn smaak is slechts
eén verhaal echt geslaagd, het sim
pelste, Catastrofen, over het bok
kige meisje.
Ze is tegen alcohol (haar ouders
drinken te veel), maakt zich zorgen
om het milieu, wacht op haar eer
ste menstruatie, en wordt, wan
neer die komt, nonchalant gehol
pen door haar moeder. Het is ei
genlijk geen verhaal maar wat men
vroeger een schets noemde, en in I
de kritiek werden dan de adjectie-1
ven .navrant' en .schrijnend* g
bruikt. Het is een mooie schets en I
met dat meisje komt het wel goed,
mogen wij hopen.
Het eerste verhaal, De Animist,
over de zonderling Flip Verdemp
eindigt met een akelige dood, en
waarom? Die Verdenius is mis-
schien zielig, waarschijnlijk niet I
tragisch. Vereenzaamd na de dood
van zijn zuster, met wie hij in zijn
kindertijd iets van erotiek had er
varen. En nu door het elfjarige I
dochtertje van zijn huishoudster
beschuldigd van voyeurisme en
exhibitionisme. Terwijl hij niets
anders deed dan het dagboek lezen
van het kind en in de boomhut
klimmen waar zijn1 zusje en hij
vroeger menig uur hadden doorge-1
bracht. Het is een bizarre geschie
denis, en niet bizar genoeg.
Zaken doenover de dronken tocht
van de uitgever en de schrijfster, is
amusant. Couchette, over de
vrouw en de oude Duitser, leek mij
nogal slap. Een op tienduizend had
een voortreffelijk verhaal moeten
zijn: de melancholieke leraar en
het melancholieke meisje die el
kaar, onmogelijk volgens de kans
berekening, bij afspraak ontmoe
ten. Een kans op de tienduzend.
Hoe komt het dat het verhaal net
niet goed is, volgens mijn smaak?
Zijn de mensen te stereotiep, te ba
naal? Deugt er iets niet in de ver
teltrant? Het verhaal is tegelijk te
luchtig en te zwaar, met te veel
minachting voor de mensen en te
veel droefenis over hun lot.
De potvis is een rommeltje. Over
No problem is het alweer moeilijk
oordelen. Die vrouw op leeftijd, in
de steek gelaten door een erotoma-
ne aansteller, zou een heel roerend
personage kunnen zijn, en wordt
het niet. Is zijzelf te onnozel? Is de
man van wie zij blijft houden te on-
nnozel?
Dit is een recensie vol vraagte
kens. Laat ik sluiten met de mede
deling dat de recensent De Animist
een heel leesbaar en interessant
boek vindt.
Alfred Kossmann
Monika Sauwer, De Animist. Uitgave:
Contact!Amsterdam. Prijs: fl.24,90.
Monika Sauwer
In het zeer gevarieerde koor van de jongere
Nederlandse schrijvers heeft Willem
Bijsterbosch (1955) een eigen bescheiden stem.
Hij vertelt, zoals Frans de Rover het trefzeker
en charmant definieerde, 'opwindende
jongenssprookjes'. Dat is een term die
natuurlijk direct de naam Reve oproept.
Bijsterbosch mist echter ten enenmale de
brede achtergrond van Reve. Hij heeft eerder
iets van een natuurtalent, een
zondagsschrijver. Daar toont hij de gebreken
van, maar ook de oorspronkelijke kijk, de
ontwapenende directheid. Juist dat geeft zijn
gedichten en verhalen het aparte timbre.
ambitieuze werk tot nu toe, een boek met
onmiskenbare kwaliteiten maar met te
kortkomingen die ook nogal in het oog
springen.
De roman heeft iets sterk sprookjesachtig
en geheimzinnigs, en de lezer is daardoor
geneigd een heleboel onwaarschijnlijks
over zijn kant te laten gaan terwille van
het verhaal en dank zij de indringende
sfeer. Want Bijsterbosch' kracht is het op
roepen van stemmingen. Zwakke punten
zijn de logica in zijn verhalen, de karakter
tekening van de figuren en bovenal de
stijl. Het boek wemelt van de kromme zin
nen, het bevat doodgewone taalfouten en
veel banale opmerkingen die met één haal
geschrapt hadden kunnen worden. Ook
de stijl zou door kleine correcties te red
den zijn. Jammer dat het niet gebeurde,
want af en toe stuitje op heel mooie poëti
sche vondsten en op markante vergelij
kingen die wél adequaat verwoord wer
den.
hebben) waaruit we in elk geval de conclu
sie moeten trekken dat het verhaal na de
tweede wereldoorlog speelt. Inderdaad
wordt op pagina 66 een Cadillac uit '55
'oud' genoemd op een tijdstip dat veertien
jaar achter ons ligt. Zo begon ik onwille
keurig te schatten. Ik denk dat de komst
van Ketser in de jaren zestig gedateerd
moet worden en dat het verhaal, dat een
kwarteeuw bestrijkt, dus ongeveer in het
heden eindigt.
Dat je zulke berekeningen gaat maken
komt uiteraard doordat er iets rammelt:
het sprookje heeft teveel realiteit, en de
milieuschildering, bijvoorbeeld van de ho
moseksuele subcultuur in de stad, is sterk
eigentijds. Aan de andere kant verbaast
het dan weer dat ieder blijkbaar zijn ogen
uitkijkt wanneer hij voor het eerst een ne
ger te zien krijgt.
Willem Bijsterbosch debuteerde met
poëzie. Het eerste verscheen de bun
del Motief onbekend (1981) en daarna in
1983 Alarmfase één. De eerste bundel ver
raste, de tweede stelde een beetje teleur,
maar in beide boekjes waren toch verzen
aan te treffen die hun weg vonden naar
grote bloemlezingen.
Sinds 1985 publiceert Bijsterbosch ook
proza. Handlangers werd in 1987 gevolgd
door Van een knecht en onlangs ver
scheen zijn derde roman Ketser de Neger.
Wie Bijsterbosch gevolgd heeft zal zich
mogelijk uit zijn eerste bundel het fascine
rende gedicht 'Ketser de neger, een nacht
dier uit de onderbuik van Den Bosch' her
inneren. Een bewijs dat de schrijver tien
jaar geleden ook al met deze figuur bezig
was. Bijsterbosch verwijst trouwens va
ker naar dezelfde figuren en plaatsen in
zijn boeken- zo komt het landgoed Wor-
dragen in alledrie zijn prozawerken voor.
Ketser de Neger is misschien zijn meest
Zwak is ook dat het verhaal ondanks de
sprookjesachtige sfeer toch zoveel aan
knopingspunten met de werkelijkheid
toont dat de lezer zich onvermijdelijk af
gaat vragen: wanneer speelt dit alles nu
ongeveer. En dan kom je bij passages die
wringen, al heeft de schrijver wel getracht
leeftijden en het tijdsverloop te laten
kloppen zonder exacte data te noemen.
Op pagina 11 vernemen we echter dat
freule Pia en Hedwig 'sedert de eerste we
reldoorlog vaste, vriendinnen zijn' (met de
betekenis dat zij een lesbische verhouding
Het verhaal, dat bovendien een thriller
achtig geheim bewaart dat pas aan het
slot wordt onthuld (en dat ik u niet zal ver
klappen teneinde de spanning niet weg te
nemen) is hoogst onwaarschijnlijk en
daarom terecht door de schrijver in een le-
gende-achtige sfeer geplaatst. Hoewel het
boek Ketser de Neger heet, is Ketser niet
de hoofdfiguur te noemen. Hij is al veer
tien jaar dood (hij werd vermoord) wan
neer het boek begint, en we zien hem al
leen door de ogen van anderen die hem in
wezen niet hebben gekend. Wat hem in
werkelijkheid ooit bewogen heeft, blijft
Willem Bijsterbosch
een raadsel. Wat vage algemeenheden
moeten zijn handelingen motiveren. En
opmerkingen van kleine jongens, wulpse
kostschoolmeisjes, een rare oude non, een
verliefde boerenknecht en een jongens
bordeelhouder. Die snapten echt niet zo
veel van hem, lijkt het. Het verhaal speelt
afwisselend op het platteland en in een na
burige stad. Op pagina 9 heet het ook hier:
'Hij zou pas later in de onderbuik van de
naburige stad onder de straatjongens be
kend worden als Ketser de Neger' - een
verwijzing naar Den Bosch, zoals in het
gelijknamige gedicht, ontbreekt dus.
De 'ik' is een boerenjongen, hij en zijn
vriendjes Pol zijn zeven jaar oud wanneer
het boek begint. Beider ouders zijn kleine
boeren, die van de 'ik' wonen echter op een
groot oud landgoed, Wordragen. Daar
door was de 'ik' in de ogen van de sterkere
en grotere Pol toch iemand om tegenop te
zien. Het is een landgoed met enorm veel
sfeer, beelden, lanen, een theehuis en der
gelijke. Dan komt de mare dat de freule
Pia en haar gezellin, een vroegere ver
pleegster, op een van hun vele reizen in
Soedan een negerslaaf vrijgekocht heb
ben van een Arabische sjeik. Zij zullen de
jongen, die ongeveer 22 jaar is, meebren
gen teneinde hem in het aangrenzende
nonnenklooster annex meisjespensionaat
op te laten voeden. Ik zei al: het verhaal
heeft sprookjestrekken. Jesse, zo heet de
gitzwarte knul, wordt met allerlei festivi
teiten ingehaald. Het dorp ziet zijn eerste
neger en haast ieder is idolaat: de nonnen,
de pensionaires, de 'ik', Pol, en ook een ze
kere Max, een paardeknecht van 25 jaar,
even blond en roomblank als Jesse zwart
is.
Het is, zoals gezegd, een 'jongenssprook
je', dus iedereen is homoseksueel of zal het
worden. Max leidt een dubbelleven: de
boerenknul gaat telkens naar de naburige
stad waar hij zich vermaakt in het huis
van een zekere Harri die een jongensbor
deel exploiteert en in verdovende midde
len handelt. Daar verandert de stoere
hoefsmid in een enge meid die Grote Sul
wordt genoemd. Max weet contact te leg
gen met Jesse - ze worden op het eerste
gezicht maatjes. Hij neemt de neger wel
dra mee naar de stad en naar Harri. Dat
zal uiteindelijk Jesses ondergang worden
en zijn nieuwe slavernij betekenen. De
pooier Harri weet Jesse in zijn macht te
krijgen, o.a. door hem drugs te geven.
Eerst gaan Max en Jesse samenwonen in
de stad, maar weldra trekt Jesse, onder
tussen Ketser geworden, bij Harri in. Hij
krijgt er een peeskamertje en gaat voor
hem werken. De 'ik' is al lang door Max
geperverteerd, ook Pol een beeldschone
jongen, is homo. Wanneer ze zestien jaar
zijn volgen de jongens de anderen naar de
stad, waar Pol eveneens in de satanische
greep van Harri verzeilt. Dan is Ketser
echter al een paar jaar dood. Negen jaar na
zijn aankomst in Nederland (vijfjaar was
hij bij de nonnen gebleven) wordt hij op
een stormachtige meinacht vermoord. De
misdaad was nooit opgehelderd.
Wie hem gekend hadden bleven de dag ge
denken. De 'ik', Pol, Max, die na de dood
van zijn vriend teruggekeerd was naar de
boerderij om zijn oude stiel weer op te ne
men, en vooral ook de oude non, Zuster
Dolorosa die in het klooster een sterke
band met Jesse had gehad. Wonderlijk ge
noeg horen we nooit meer iets over de be
trekkingen van Pia en Hedwig met hun
beschermeling.
Wanneer het boek begint is het dus 25 jar
geleden dat de neger arriveerde en her
denkt men voor de veertiende maal zijn
sterfdag. De 'ik', en Pol moeten ongeveer
32 jaar zijn, de leeftijd waarop Ketser
stierf; Dolorosa is 97, Max 50. Bijsterbosch
laat al de lijnen even samenkomen en ont
hult aan de 'ik' en aan de lezer wat er nu
eigenlijk precies op die nacht van de 27e
mei is gebeurd. Spectaculair of waar
schijnlijk is dat niet, maar doordat het
verhaal doorvlochten is met 'een aantal
(verzonnen of overgenomen) arabische
sprookjes wordt die ontknoping, ook een
sprookjes variant, toch even uitgetild bo
ven het banale.
Hans Warren
Willem Bijsterbosch: Ketser de Neger, 113 blz.,
22,90, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.