Tomas Ross 11 I* m li 1 BIWm - m De schrijver als ingenieur 19 jaar-uit jaar-in ZATERDAG 30 DECEMBER 1989 MM 1811 11 iiss 1 18SS If m Coolen Oubollig eiiikB' Actueel Blokker Grote bekken Haanstra Platonov Guerrilla Tomas Ross is vooral bekend als de Nederlandse misdaad-auteur die veel actualiteit en samenleving in zijn thrillers stopt. De Molukse onafhankelijkheidsstrijd, de Lockheed-affaire, de illegale handel in donor-organen: Ross behandelde ze allemaal. Maar wat is bekend? De Nederlandse crimi-auteur mag zijn handen bij een verkoop van twee- a drieduizend exemplaren al dichtknijpen. Tenzij je Appie Baantjer heet en schrijft over hoeren met een gouden hart of over toffe brandkastkrakers. Herdruk na herdruk en verfilming vallen je dan ten deel. Ook de Nederlandse misdaadfilmserie, voor zover je daar van kunt spreken, verkeert nog steeds in het kneuterige stadium, vindt Ross. Maar hij is bezig er - als scenarioschrijver/ producent - wat aan te doen. Een pleidooi tegen oubolligheid en gemakzucht. Nederlandse crimJ krijgt oppepper tje - Tomas Ross met Maj Sjöwall. ïllil Even is het rustig geweest, maar nu stromen de telefoontjes weer binnen. Het ene zenuwachtige type na het andere zoekt vanuit een montageset contact met Willem Hogendoorn alias Tomas Ross, in het Amsterdamse kantoor van Topaz Pic tures. Onderwerp van gesprek: het acht- delige TV-drama De Brug, dat vanaf 11 fe bruari door de KRO zal worden uitgezon den en gebaseerd is op een scenario van Hogendoorn. Televisiescenario's maken als Willem Ho gendoorn bleek heel andere koek dan thrillers schrijven als Tomas Ross, be aamt Hogendoorn. Werken voor de televi sie is leren inleveren. „De NCRV bij voorbeeld, houdt er niet zo van als je een zelfmoord in hun serie stopt. Dan zeggen ze: Je hebt net al een moord gehad! En dan ook nog een zelfmoord? Dat wordt wat te veel allemaal. Het enige dat ik dan kan doen, is een beetje lachen, en roepen: Zal ik dan voor jullie Het Geheim van het Verdwenen Pa relsnoer nog maar eens schrijven?" Compromissen ook bij het maken van De Brug, al is dat geen politieserie. De reeks is gebaseerd op twee romans van Anton Coolen, vooral op Stad aan de Maas. Ho gendoorn had de prachtige serie Heimat voor ogen, toen hij de boeken van Coolen, die spelen in de jaren '50, verplaatste naar de laatste vooroorlogse jaren en de bezet ting. „De compromissen liggen hier op een an der terrein: die van de kneuterigheid. De eerste twintig minuten bijvoorbeeld. Dan denk je: leuk voor oude mensen. En ook verder zijn er elementen in de serie geko men waarvan, toen ik ze bij de viewing zag, mijn tenen echt krom in m'n schoe nen gingen staan. Je kent dat wel: de nieuwsgierige postbode die loert naar een vrijend paartje en dan van de ladder don dert. Maar het gekke is, en je merkt dat zelfs bij zo'n viewing: het werkt." Toch, zegt Hogendoorn, zijn de KRO en NCRV, meer dan de VARA, de voortrek kers van de grote Nederlandse omroepen, als het gaat om eigen drama: „Je kunt kri tiek op ze hebben, omdat ze zoveel reke ning houden met hun achterban, maar ze beseffen ten minste datje TV 10 en Veroni- que niet kunt beconcurreren met nog meer pulp en Van den Ende-amusement. Ze willen zich profileren met eigen series. Dat is ons, Topaz Pictures, geluk. Want zelf iets maken is verschrikkelijk duur; goede crimi's bij voorbeeld kan een om roep veel goedkoper uit het buitenland halen. En tja, tv-series dat blijft natuurlijk hoe dan ook iets dat de huiskamer in en uit waait." Nederland heeft nauwelijks een traditie in het misdaadfilm-genre en de films of tv-se- ries die er zijn, deugen niet, meent Hogen doorn. „Eigenlijk ken ik maar een goeie film: De Katvanger van Pieter Verhoeff, ooit door de VPRO uitgezonden. Toen ik dat zag dacht ik: dit kan geen film zijn, dit is echt! Maar de rest? Die verfilmingen van Baan tjer en Grijpstra en de GierDie zijn echt heel slecht. Ze zijn altijd zo tof Amster dams, toffer dan tof Amsterdams. Daarnaast zit er altijd een onbeschrijflijke portie sex in en hebben die films geen plot. Nooit deugt de plot." Onzin, noemt hij het argument dat er in Nederland niets gebeurt dat de moeite van een misdaadroman of -film waard zou zijn. „Je hebt hier een hoge witte boordencri minaliteit. Lockheed, ABP, die recente KGB-in-Rotterdam-affaire! De grootste multinationals van de wereld zitten hier, met hun bedrijfsspionage en uiterst gehei me uitvindingen. Maar de kneuterigheid zit er bij de Nederlandse filmmakers blijk baar ingebakken. Hun filosofie is: we moe ten in Nederland niet proberen om realis tische films te maken, want we kunnen qua budget toch niet concurreren met het buitenland. En dus krijg je weer die oubollige onzin op de Albert Cuyp. Altijd maar weer Amster dam! Dan stoppen ze er weer flink wat shots in van grachtenpanden en veel sce nes op de wallen. 'Lekker voor de Duitse markt', roept de producent dan, 'want ze zijn daar vorig jaar tijdens de vakantie nog geweest.' Amsterdam is eigenlijk veel te provinciaals voor een misdaadserie, je loopt inderdaad het gevaar terecht te ko men in de wereld van A.C. Baantjer: Nik kelen Nelis die in het café op de hoek ge moedelijk zit te praten over de brandkas ten die hij gekraakt heeft." Hogendoorn probeert te bewijzen dat het ook anders kan. Lang doet hij het nog niet, scenarioschrijven. Sinds 1984, om precies te zijn. Rijk de Gooijer belde hem toen op naar aanleiding van een Ross-roman, met de vraag of Hogendoorn niet eens een sce nario kon schrijven voor een lekker harde policier, met De Gooijer in de hoofdrol. Uiteindelijk belandde het plan bij de VA RA. „Aangepast hoor, want ik zie De Gooijer niet zo als een law and order-type." De eerste proefaflevering werd gemaakt, vijf andere waren geschreven, maar door de financiële problemen bij die omroep kwam aan de serie voortijdig een einde. Voorlopig althans, want onlangs zijn de onderhandelingen tussen Topaz Pictures en de VARA weer heropend. Op eigen risi co zou de serie moeten heten. Maar er zijn nog problemen over de financiering van het project (te duur, vindt de VARA) en de hoofdrolspeler (die is inmiddels vijf jaar ouder). In april begint Hogendoorn met het draai en van de politie-serie voor de NCRV. Team Rotterdam is de werktitel. „Inderdaad: Rotterdam. En niet Amster dam. Rotterdam is veel wereldser en grootsteedser. In de serie wordt het reilen en zeilen gevolgd van een groepje agenten dat net door de politie-academie is afgele verd. De meeste politieseries, zoals Der Al- te en Derrick, zijn tamelijk plat: er is een misdaad, de politie jaagt op de boef en dan is de misdaad opgelost. Ik ben daar niet in geïnteresseerd. De misdaad moet, vind ik, altijd een dra matische noodzaak hebben en een sociale context. En ook de politie moet haar zwakheden hebben. Dat misdaden wor den opgelost ondanks die zwakheden, an ders is het niet authentiek. Ik wil dat de serie het extra's heeft dat de romans van Sjöwall en Wahlöö hebben, een menselij ke laag. Een politieagent die niet meer wil, die roept: 'Jullie zijn een klotekorps, jullie schieten alleen maar'. In Team Rotterdam zullen we dus veel menselijke types tegen komen: de christelijke agent bij voor beeld. Hij is een uitstekend politieman, met een handicap: hij is tegen schieten. En dus wordt hij onmiddellijk door het.he- le korps uitgekotst. Of de Turkse agente, die in conflict komt met haar Turkse fami lie en binnen het korps gediscrimineerd wordt: 'He bruintje, knap jij dat maar op". Hogendoorn zou Ross niet zijn als hij in de serie niet flink veel actualiteit verwerkte; zo handelt de eerste aflevering over een met undercover-agenten opgeloste schil derijenroof. Het centrale punt in de serie is de balie van het politiebureau. „Daar is het zo druk datje van gekkigheid niet meer weet wat er gebeurt. Agenten, portofoons, advocaten, een junk die sten nis maakt. Het Hillstreet Blues-idee, in derdaad, maar ik denk dat het heel leuk is. Want in Nederlandse misdaadfilms gaat het toch meestal zo dat Swiebertje aan de balie komt, waarna er een dikke man bin nenkomt die over een emmer water strui kelt en dan per ongeluk een zakje cocaïne verliest." Is het probleem niet 'n beetje dat dat ook de Nederlandse werkelijkheid is? Hill street Blues, dat is Nederland toch niet? „Ja, mijn teleurstelling is natuurlijk, dat als ik in een politiebureau kom, daar een keurige balie staat met erachter drie vriendelijke meisjes met dophoedjes. En dan zeg ik: 'Mijn fiets is gestolen', waarop zij zeggen: 'Gaat u maar naar kamer 13, eerste verdieping'. Ik gun mij dus vrij veel dichterlijke vrij heid. Maar anders kan het niet.' Weerge ven zoals het politiewerk echt is, is onmo gelijk. Daarvoor is het veel te saai. Een van de problemen is ook dat de gewone agent, met een streep op z'n mouw, in Ne derland eigenlijk niks mag. Ja, bonnen schrijven, mag-ie. Daarom heb ik dus van alles moeten bedenken om die agenten in Team Rotterdam iets interessants te laten doen." Bij De Brug had Hogendoorn Heimat in het achterhoofd, bij Team Rotterdam was het Hillstreet Blues. Voor de KRO schrijft hij aan een serie (gepland in 1991) over een heimelijke staatsgreep van de BVD. Als Hogendoorn, wiens vader na de oorlog een van de oprichters van de BVD was, vertelt over de eerste aflevering, dringt de gelijke nis zich op: Het lijkt The Conversation wel. Ja, dat zegt Jan Blokker van het Produk- tiefonds ook altijd. Kom je met een idee, dan zegt hij: nee, want dat wordt een remake van Gaslight, een beroemde thriller met Ingrid Berg man uit 1944. Dan zeg ik: maakten we in Nederland maar eens een remake van Gaslight, in plaats van al die andere onzin. Het is moeilijk hoor, om voor originele thema's geld te krijgen, zeker in de filmwe reld. In het Produktiefonds zitten volgens mij mensen die meer van literatuur weten dan van film, gezien het grote aantal verf ilmingen van boeken dat wèl geld krijgt. Er wordt daar bespottelijk geoordeeld. Als filmmaker word je beoordeeld door di recteuren van schouwburgen en poppen spelers. En zo'n Jan Blokker, dat is een man met zeer specifieke voorkeuren. Ik heb ooit sa men met Rob Houwer een idee ingeleverd voor een film over relaties tussen de Cen trumpartij en een groepje top-militairen. Dat vond Blokker 'te gevaarlijk en niet Nederlands genoeg'. Hij heeft volgens mij iets tegen thrillers. Hij denkt dat dat de dingen zijn die je op Veronique ziet." Op alle romans van Ross ligt een optie voor verfilming, maar het is er nog nooit van gekomen. Te duur, of niet actueel meer. Voor z'n eigen ideeen kreeg Hogen doorn bij het Produktiefonds vaak nul op rekest. Kwam er wel geld los, dan bleef het pro ject steken in de scenariofase. Gelijk heeft Blokker, zegt Hogendoorn, in zijn kritiek op de Nederlandse scenario schrijvers. „Er zijn inderdaad maar weinig goede. Bo vendien wordt er te weinig tijd voor geno men, aandacht aan besteed; dialogen bij voorbeeld, daar wordt al heel snel van ge zegd: dat zoeken de acteurs op de set wel uit." Nog zo'n probleem, vindt Hogendoorn: de Nederlandse acteurs. „Het kleine filmblik aan acteurs dat we in Nederland hebben heeft een grote bek gekregen, is ontzet tend ij del. Als je kritiek van ze vraagt op de hele film zeggen ze: 'Ik vind dat je me daar en daar close had moeten nemen.' Het probleem is datje de bekende acteurs nodig hebt om geld voor je film te krijgen. Je merkt in de praktijk wat voor effect dat heeft: strijk je met een filmploeg neer in een of ander Brabants dorp, is het eerste wat ze vragen: Doet Sylvia Kristel ook mee?" In De Brug werkt Hogendoorn vooral met onbekende acteurs. „Heel af en toe steekt een wat grotere ac teur zijn bekende hoofd om de deur. In gastrolletjes. Het is onzin dat er buiten het bekende groepje in Nederland geen fat soenlijke acteurs en actrices zouden rond lopen. Ze worden of niet, of verkeerd ge bruikt, zoals in series als Spijkerhoek of Medisch Centrum West gebeurt. Dat is fa briekswerk, volplempen maar. Waarom ik denk dat ik het beter kan? Mijn hoop is vooral dat ik eigen baas ben, in tegenstelling tot veel andere scenario schrijvers. Door die combinatie vrije pro ducent-scenarioschrijver kan ik zeggen: nee, het scenario is nog niet goed of klaar, zo gaat het de deur niet uit. De meeste sce narioschrijvers zijn bovendien, denk ik, te veel schrijvers die geen verstand van acte ren hebben. Ik denk dat ik wel wat van ac teren weet." Hogendoorn houdt wel van risico's ne men, lijkt het. Zo liet hij De Brug regisse ren door Rimco Haanstra, de zoon van Bert. Hij was eén van de beste editors in Neder land, maar zijn regie-ervaring was mini maal. Toch had Hogendoorn vertrouwen in Haanstra's capaciteiten, al plaatste hij voor de zekerheid wel een Iraanse spel-re- gisseuse (die ook de spelregie bij het veel geprezen Spoorloos voor haar rekening nam) naast hem. Nog zoiets waar Hogendoorn om moet zuchten. Dat men in Nederland graag de gemakkelijkste weg kiest en altijd vrijwil lig op de hurken gaat zitten. „Dan kijk ik naar het drama dat de BBC aflevert en dan denk ik: is er een Neder landse omroep die, zeg maar, The Singing Detective zou hebben durven maken? Te moeilijk, zouden ze geroepen hebben. Geen geld voor. Geen publiek, In Hilver sum heb je het instituut dramaturg bij voorbeeld; aan buitenlanders moet je al tijd uitleggen wat dat is, een dramaturg. Dat is een soort mislukte schrijver en een mislukte acteur, die je vertelt dat je daar en daar die en die genres door elkaar zit te halen. Of: Zonet stonden er verpleegsters rond om het bed, en nu zijn het opeens zange ressen! Dat kan toch helemaal niet! En al les moet je uitleggen, vinden zij. Als per soon X van A naar B gaat per auto moetje alles laten laten zien: hoe hij instapt, start, rijdt, aankomt...want, zeggen ze, Tante Mien in Heerhugowaard moet het ook snappen, hoor! In Team Rotterdam zal het allemaal snel heen en weer gaan. Korte scènes, die als een puzzle in elkaar vallen. De toeschouwer zal er op moeten letten, uit z'n ogen moeten kijken om het te be grijpen. Ik ben geneigd om wat meer van de kijker te eisen. Ik zeg, op mijn beurt: Tante Mien in Heerhugowaard moet maar eens op haar tenen leren lopen." Gertjan van Schoonhoven Omdat de Voorzienigheid last had van haar geweten, schonk ze de teloorgaande Russische literatuur Andrej Platonov. Aldus Joseph Brodsky. Van Platonov (1899-1951) verscheen eerder onder meer zijn grote roman Tsjevengoer in Nederlandse vertaling, nu zijn daar de verhalenbundel De Stad Gradov en de korte roman De Zee der Jeugd aan toegevoegd. In 1934 was het zover. Op het Eerste Congres van de Schrijversbond werd in de Sovjetunie het socialistisch realisme uitgeroepen tot enig juiste artistieke me thode. Hoewel de term anders doet ver moeden, werd hiermee de werkelijkheid in de kunst afgeschaft. De massa's zouden enkel nog kennis nemen van een utopie, van de 'glorieuze dag van morgen'. 'De schrijver is een ingenieur', had Stalin gezegd. Een ingenieur van de ziel, bedoel de hij, die de taak had het volk ideologisch op te voeden in de geest van het socialis me. En dus trokken de kunstenaars ero puit, naar grote bouwprojecten, naar kol chozen en waterkrachtcentrales om bij te rugkeer het publiek gekleurd verslag te doen van de heroïek van het socialisme- in-opbouw. Het Russische proza, schrijft Brodsky in zijn essaybundel Tussen Iemand en Nie mand, verviel hiermee „tot het geflatteer de zelfportret van het verzwakte wezen. Een holbewoner ging zijn hol afbeelden; dat dit nog kunst was, bleek alleen uit het feit dat het hol op de muur beter verlicht en ruimer leek dan in werkelijkheid. Ook herbergde het meer dieren, evenals trac toren." Dat tegenwoordig iedereen de draak steekt met de kunst van die holbewoners, is bekend. Maar, merkt Brodsky op, die spot doet afbreuk aan het vermogen om te begrijpen hoe een literatuur in minder dan vijftig jaar van Dostojevski kon kelde ren naar de diepten van dat socialistisch realisme. Een rampzalige val. De gelijktij digheid van Dostojevski en Tolstoj, een omstandigheid waar de westerse en Rus sische literaire kritiek graag over specule ren, was voor Brodsky 'de ongelukkigste samenloop van omstandigheden in de ge schiedenis van de Russische literatuur'. Misschien, oppert hij, ging Dostojevski in zijn zoeken naar de zin van het menselijk bestaan 'hoger dan de Voorzienigheid leuk vond.' Dus stuurt ze 'als om er voor te zorgen dat Dostojevski in Rusland geen vervolg krijgt' Tolstoj, een schrijver die het denkbeeld dat de kunst de werkelijk heid weerspiegelt „iets te letterlijk heeft genomen en in wiens schaduw de bijzin nen van het Russische proza tot op de hui dige dag sloom kronkelen." Dat de Russische vertelkunst zich achter Tolstoj schaarde, „blij zich de klim naar de geestelijke hoogten van Dostojevski te kunnen besparen", heeft verschillende re denen. De belangrijkste ligt in de werke lijkheid zelf, in de omwenteling die deze eeuw in Rusland plaats had. De poging een nieuwe mens en een nieuwe samenle ving te creëren, was van een zo reusachti ge omvang „dat alle genres waarover het proza kon beschikken op de een of andere manier doordrenkt raakten, en nog steeds doordrenkt zijn, van de biologerende aan wezigheid van die tragedie. Waarheen je je ook wendt, altijd ontmoet je de gorgoni- sche blik van de geschiedenis." En dat is zowel goed als slecht. Goed, om dat die tragedie aan een literatuur een ste vig fundament levert; slecht, omdat 'per soonlijk, laat staan nationaal drama' het vermogen van een schrijver „de estheti sche onthechting te bereiken die vereist is voor een duurzaam kunstwerk" vernie tigt. Het Russische proza van deze eeuw, gehypnotiseerd door de omvang van de tragedie die het volk is overkomen, „blijft zijn wonden krabben, niet in staat om die filosofisch of stilistisch te boven te ko men." Zowel het officieel gepubliceerde Russische proza als de teksten die in sa- mizdat verschenen, waren opgeslokt door de meeslependheid, de intensiteit en het drama van de gebeurtenissen. Maar er zijn enkele uitzonderingen, waaronder het proza van de schrijvende landbouwinge nieur Andrej Platonov. Waarom zo'n lange, aan Brodsky opge hangen, inleiding op het werk van Plato nov? Omdat de unieke positie die Plato- Joseph Brodsky. nov inneemt niet zozeer wordt bepaald door wat hij heeft beschreven, maar door de taal die hij hanteert. En de dichter Brodsky is bevoegd daar uitspraken over te doen. Platonov laat zich moeilijk verta len, omdat hij een geheel eigen taal heeft gecreëerd, waarin het specifieke jargon van de ideologie, de bureaucratie, de pro paganda en de wetenschap uit zijn tijd is vermengd. Door gebruik te maken van dit vocabulaire lijkt het alsof Platonov zich schaart aan de kant van het socialisme, van de utopie. En ook de inhoud van Pla- tonovs verhalen en romans roept dat ver moeden op. Onverminderd immers spelen mensen die zich hebben verloren in de dwingende uitstraling van de utopie er een hoofdrol in. Onverbeterlijke idealis ten zijn het, die Malevitsj' oproep „laten we de wereld redden uit handen van de na tuur en een nieuwe bouwen, behorend aan de mensen zelf' tot lijfspreuk hebben ge maakt. Hulp bij het overwinnen van de natuur wordt geboden door het grootste wonder van deze eeuw: de techniek. Daar mee is alles op te lossen, het probleem van de seksuele driften, het gebrek aan voed sel en water, het verschil tussen arm en rijk en uiteindelijk het conflict tussen Goed en Kwaad. Het vermoeden blijkt onjuist. In het werk van Platonov gebeurt iets heel anders: de schrijver dringt een specifieke werkelijk heid binnen via het daar gehanteerde jar gon om die realiteit en de taal ervan ver volgens genadeloos uit te hollen. Plato- novs vlijmscherpe satirische verhalen zijn niet alleen een aanslag op het concrete maatschappelijke kwaad, „hun werkelij ke doelwit is de gevoeligheid van de taal die dat kwaad heeft veroorzaakt." Achter de milde benadering van zijn dromende, volhardende en tragische personages voert Platonov een guerrilla tegen de con cepten die hun leven bepalen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Platonov in de samenleving die hij ondermijnde moei zaam op de been bleef en in vergetelheid stierf. „Deze boeken werden nooit in de Sovjetu nie gepubliceerd en zullen er ook nooit ge publiceerd worden, want het scheelt niet veel of ze doen met het systeem wat het systeem met zijn burgers heeft gedaan", schreef Brodsky vijfjaar geleden. Inmid dels heeft de geschiedenis hem ingehaald. Voor veel Russen betekende de publicatie van Platonovs werk in de Sovjetunie dat de term Glasnost werkelijk inhoud had gekregen. Het betekende tevens dat de utopie definitief naar het rijk van de dro men is verdreven. Wierd Duk Andrej Platonov. Jan Robert Braat Amsterdam) Andrej Platonov, Lourens Reedijk hofflAmsterdam) Joseph Brodsky, Vertaling: Frans 503 pp, prijs: f45,- De Stad Gradov. Vertaling: 140 pp, prijs: f24,90 PegasusI De Zee der Jeugd. Vertaling: 122 pp, prijs: f26,50 Meulen- Tussen Iemand en Niemand. Kellendonk en Kees Verheul (De Bezige Bij!Amsterdam)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 67