De schrijver als ingenieur
Platonov
Tomas Ross
jaar-uit jaar-in
19
ZATERDAG 30 DECEMBER 1989
Grote bekken
Coolen
Oubollig
Actueel
Blokker
Haanstra
Guerrilla
thema's geld te krijgen, zeker in de filmwe
reld. In het Produktiefonds zitten volgens
mij mensen die meer van literatuur weten
dan van film, gezien het grote aantal verf
ilmingen van boeken dat wèl geld krijgt.
Er wordt daar bespottelijk geoordeeld.
Als filmmaker word je beoordeeld door di
recteuren van schouwburgen en poppen
spelers.
En zo'n Jan Blokker, dat is een man met
zeer specifieke voorkeuren. Ik heb ooit sa
men met Rob Houwer een idee ingeleverd
voor een film over relaties tussen de Cen
trumpartij en een groepje top-militairen.
Dat vond Blokker 'te gevaarlijk en niet
Nederlands genoeg'. Hij heeft volgens mij
iets tegen thrillers. Hij denkt dat dat de
dingen zijn die je op Veronique ziet."
Op alle romans van Ross ligt een optie
voor verfilming, maar het is er nog nooit
van gekomen. Te duur, of niet actueel
meer. Voor z'n eigen ideeen kreeg Hogen-
doorn bij het Produktiefonds vaak nul op
rekest.
Kwam er wel geld los, dan bleef het pro
ject steken in de scenariofase.
Gelijk heeft Blokker, zegt Hogendoorn, in
zijn kritiek op de Nederlandse scenario
schrijvers.
„Er zijn inderdaad maar weinig goede. Bo
vendien wordt er te weinig tijd voor geno
men, aandacht aan besteed; dialogen bij
voorbeeld, daar wordt al heel snel van ge
zegd: dat zoeken de acteurs op de set wel
uit."
Nog zo'n probleem, vindt Hogendoorn: de
Nederlandse acteurs. „Het kleine filmblik
aan acteurs dat we in Nederland hebben
heeft een grote bek gekregen, is ontzet
tend ij del. Als je kritiek van ze vraagt op
de hele film zeggen ze: 'Ik vind dat je me
daar en daar close had moeten nemen.'
Het probleem is datje de bekende acteurs
nodig hebt om geld voor je film te krijgen.
Je merkt in de praktijk wat voor effect dat
heeft: strijk je met een filmploeg neer in
een of ander Brabants dorp, is het eerste
wat ze vragen: Doet Sylvia Kristel ook
mee?"
In De Brug werkt Hogendoorn vooral met
onbekende acteurs.
„Heel af en toe steekt een wat grotere ac
teur zijn bekende hoofd om de deur. In
gastrolletjes. Het is onzin dat er buiten het
bekende groepje in Nederland geen fat
soenlijke acteurs en actrices zouden rond
lopen. Ze worden of niet, of verkeerd ge
bruikt, zoals in series als Spijkerhoek of
Medisch Centrum West gebeurt. Dat is fa
briekswerk, volplempen maar.
Waarom ik denk dat ik het beter kan?
Mijn hoop is vooral dat ik eigen baas ben,
in tegenstelling tot veel andere scenario
schrijvers. Door die combinatie vrije pro
ducent-scenarioschrijver kan ik zeggen:
nee, het scenario is nog niet goed of klaar,
zo gaat het de deur niet uit. De meeste sce
narioschrijvers zijn bovendien, denk ik, te
veel schrijvers die geen verstand van acte
ren hebben. Ik denk dat ik wel wat van ac
teren weet."
Even is het rustig geweest, maar nu
stromen de telefoontjes weer binnen.
Het ene zenuwachtige type na het andere
zoekt vanuit een montageset contact met
Willem Hogendoorn alias Tomas Ross, in
het Amsterdamse kantoor van Topaz Pic
tures. Onderwerp van gesprek: het acht-
delige TV-drama De Brug, dat vanaf 11 fe
bruari door de KRO zal worden uitgezon
den en gebaseerd is op een scenario van
Hogendoorn.
Televisiescenario's maken als Willem Ho
gendoorn bleek heel andere koek dan
thrillers schrijven als Tomas Ross, be
aamt Hogendoorn. Werken voor de televi
sie is leren inleveren.
„De NCRV bij voorbeeld, houdt er niet zo
van als je een zelfmoord in hun serie stopt.
Dan zeggen ze: Je hebt net al een moord
gehad! En dan ook nog een zelfmoord?
Dat wordt wat te veel allemaal.
Het enige dat ik dan kan doen, is een
beetje lachen, en roepen: Zal ik dan voor
jullie Het Geheim van het Verdwenen Pa
relsnoer nog maar eens schrijven?"
Compromissen ook bij het maken van De
Brug, al is dat geen politieserie. De reeks
is gebaseerd op twee romans van Anton
Coolen, vooral op Stad aan de Maas. Ho
gendoorn had de prachtige serie Heimat
voor ogen, toen hij de boeken van Coolen,
die spelen in de jaren '50, verplaatste naai
de laatste vooroorlogse jaren en de bezet
ting.
„De compromissen liggen hier op een an
der terrein: die van de kneuterigheid. De
eerste twintig minuten bijvoorbeeld. Dan
denk je: leuk voor oude mensen. En ook
verder zijn er elementen in de serie geko
men waarvan, toen ik ze bij de viewing
zag, mijn tenen echt krom in m'n schoe
nen gingen staan. Je kent dat wel: de
nieuwsgierige postbode die loert naar een
vrijend paartje en dan van de ladder don
dert. Maar het gekke is, en je merkt dat
zelfs bij zo'n viewing: het werkt."
Toch, zegt Hogendoorn, zijn de KRO en
NCRV, meer dan de VARA, de voortrek
kers van de grote Nederlandse omroepen,
als het gaat om eigen drama: „Je kunt kri
tiek op ze hebben, omdat ze zoveel reke
ning houden met hun achterban, maar ze
beseffen ten minste datje TV 10 en Veroni
que niet kunt beconcurreren met nog
meer pulp en Van den Ende-amusement.
Ze willen zich profileren met eigen series.
Dat is ons, Topaz Pictures, geluk. Want
zelf iets maken is verschrikkelijk duur;
goede crimi's bij voorbeeld kan een om
roep veel goedkoper uit het buitenland
halen. En tja, tv-series dat blijft natuurlijk
hoe dan ook iets dat de huiskamer in en
uit waait."
Nederland heeft nauwelijks een traditie in
het misdaadfilm-genre en de films of tv-se
ries die er zijn, deugen niet, meent Hogen
doorn.
„Eigenlijk ken ik maar een goeie film: De
Katvanger van Pieter Verhoeff, ooit door
de VPRO uitgezonden. Toen ik dat zag
dacht ik: dit kan geen film zijn, dit is echt!
Maar de rest? Die verfilmingen van Baan-
tjer en Grijpstra en de GierDie zijn echt
heel slecht. Ze zijn altijd zo tof Amster
dams, toffer dan tof Amsterdams.
Daarnaast zit er altijd een onbeschrijflijke
portie sex in en hebben die films geen plot.
Nooit deugt de plot."
Onzin, noemt hij het argument dat er in
Nederland niets gebeurt dat de moeite
van een misdaadroman of -film waard zou
zijn.
„Je hebt hier een hoge witte boordencri
minaliteit. Lockheed, ABP, die recente
KGB-in-Rotterdam-affaire! De grootste
multinationals van de wereld zitten hier,
met hun bedrijfsspionage en uiterst gehei
me uitvindingen. Maar de kneuterigheid
zit er bij de Nederlandse filmmakers blijk
baar ingebakken. Hun filosofie is: we moe
ten in Nederland niet proberen om realis
tische films te maken, want we kunnen
qua budget toch niet concurreren met het
buitenland.
En dus krijg je weer die oubollige onzin op
de Albert Cuyp. Altijd maar weer Amster
dam! Dan stoppen ze er weer flink wat
shots in van grachtenpanden en veel sce
nes op de wallen. 'Lekker voor de Duitse
markt', roept de producent dan, 'want ze
zijn daar vorig jaar tijdens de vakantie
nog geweest.' Amsterdam is eigenlijk veel
te provinciaals voor een misdaadserie, je
loopt inderdaad het gevaar terecht te ko
men in de wereld van A.C. Baantjer: Nik
kelen Nelis die in het café op de hoek ge
moedelijk zit te praten over de brandkas
ten die hij gekraakt heeft."
Hogendoorn probeert te bewijzen dat het
ook anders kan. Lang doet hij het nog niet,
scenarioschrijven. Sinds 1984, om precies
te zijn. Rijk de Gooijer belde hem toen op
naar aanleiding van een Ross-roman, met
de vraag of Hogendoorn niet eens een sce
nario kon schrijven voor een lekker harde
policier, met De Gooijer in de hoofdrol.
Uiteindelijk belandde het plan bij de VA
RA.
„Aangepast hoor, want ik zie De Gooijer
niet zo als een law and order-type."
De eerste proefaflevering werd gemaakt,
vijf andere waren geschreven, maar door
de financiële problemen bij die omroep
kwam aan de serie voortijdig een einde.
Voorlopig althans, want onlangs zijn de
onderhandelingen tussen Topaz Pictures
en de VARA weer heropend. Op eigen risi
co zou de serie moeten heten. Maar er zijn
nog problemen over de financiering van
het project (te duur, vindt de VARA) en de
hoofdrolspeler (die is inmiddels vijf jaar
ouder).
In april begint Hogendoorn met het draai
en van de politie-serie voor de NCRV.
Team Rotterdam is de werktitel.
„Inderdaad: Rotterdam, En niet Amster
dam. Rotterdam is veel wereldser en
grootsteedser. In de serie wordt het reilen
en zeilen gevolgd van een groepje agenten
dat net door de politie-academie is afgele
verd. De meeste politieseries, zoals Der Al-
te en Derrick, zijn tamelijk plat: er is een
misdaad, de politie jaagt op de boef en dan
is de misdaad opgelost. Ik ben daar niet in
geïnteresseerd.
De misdaad moet, vind ik, altijd een dra
matische noodzaak hebben en een sociale
context. En ook de politie moet haar
zwakheden hebben. Dat misdaden wor
den opgelost ondanks die zwakheden, an
ders is het niet authentiek. Ik wil dat de
serie het extra's heeft dat de romans van
Sjöwall en Wahlöö hebben, een menselij
ke laag. Een politieagent die niét meer wil,
die roept: 'Jullie zijn een klotekorps, jullie
schieten alleen maar'. In Team Rotterdam
zullen we dus veel menselijke types tegen
komen: de christelijke agent bij voor
beeld. Hij is een uitstekend politieman,
met een handicap: hij is tegen schieten.
En dus wordt hij onmiddellijk door het he
le korps uitgekotst. Of de Turkse agente,
die in conflict komt met haar Turkse fami
lie en binnen het korps gediscrimineerd
wordt: 'He bruintje, knap jij dat maar op".
Hogendoorn zou Ross niet zijn als hij in de
serie niet flink veel actualiteit verwerkte;
zo handelt de eerste aflevering over een
met undercover-agenten opgeloste schil
derijenroof.
Het centrale punt in de serie is de balie
van het politiebureau.
„Daar is het zo druk datje van gekkigheid
niet meer weet wat er gebeurt. Agenten,
portofoons, advocaten, een junk die sten
nis maakt. Het Hillstreet Blues-idee, in
derdaad, maar ik denk dat het heel leuk is.
Want in Nederlandse misdaadfilms gaat
het toch meestal zo dat Swiebertje aan de
balie komt, waarna er een dikke man bin
nenkomt die over een emmer water strui
kelt en dan per ongeluk een zakje cocaïne
verliest."
Is het probleem niet 'n beetje dat dat ook
de Nederlandse werkelijkheid is? Hill
street Bluesdat is Nederland toch niet?
„Ja, mijn teleurstelling is natuurlijk, dat
als ik in een politiebureau kom, daar een
keurige balie staat met erachter drie
vriendelijke meisjes met dophoedjes. En
dan zeg ik: 'Mijn fiets is gestolen', waarop
zij zeggen: 'Gaat u maar naar kamer 13,
eerste verdieping'.
Ik gun mij dus vrij veel dichterlijke vrij
heid. Maar anders kan het niet. Weerge
ven zoals het politiewerk echt is, is onmo
gelijk. Daarvoor is het veel te saai. Een
van de problemen is ook dat de gewone
agent, met een streep op z'n mouw, in Ne
derland eigenlijk niks mag. Ja, bonnen
schrijven, mag-ie. Daarom heb ik dus van
alles moeten bedenken om die agenten in
Team Rotterdam iets interessants te laten
doen."
Bij De Brug had Hogendoorn Heimat in
het achterhoofd, bij Team Rotterdam was
het Hillstreet Blues. Voor de KRO schrijft
hij aan een serie (gepland in 1991) over een
heimelijke staatsgreep van de BVD. Als
Hogendoorn, wiens vader na de oorlog een
van de oprichters van de BVD was, vertelt
over de eerste aflevering, dringt de gelijke
nis zich op: Het lijkt The Conversation
wel.
„Ja, dat zegt Jan Blokker van het Produk
tiefonds ook altijd.
Kom je met een idee, dan zegt hij: nee,
want dat wordt een remake van Gaslight,
een beroemde thriller met Ingrid Berg
man uit 1944. Dan zeg ik: maakten we in
Nederland maar eens een remake van
Gaslight, in plaats van al die andere onzin.
Het is moeilijk hoor, om voor originele
Hogendoorn houdt wel van risico's ne
men, lijkt het. Zo liet hij De Brug regisse
ren door Rimco Haanstra, de zoon van
Bert.
Hij was eén van de beste editors in Neder
land, maar zijn regie-ervaring was mini
maal. Toch had Hogendoorn vertrouwen
in Haanstra's capaciteiten, al plaatste hij
voor de zekerheid wel een Iraanse spel-re-
gisseuse (die ook de spelregie bij het veel
geprezen Spoorloos voor haar rekening
nam) naast hem.
Nog zoiets waar Hogendoorn om moet
zuchten. Dat men in Nederland graag de
gemakkelijkste weg kiest en altijd vrijwil
lig op de hurken gaat zitten.
„Dan kijk ik naar het drama dat de BBC
aflevert en dan denk ik: is er een Neder
landse omroep die, zeg maar, The Singing
Detective zou hebben durven maken? Te
moeilijk, zouden ze geroepen hebben.
Geen geld voor. Geen publiek. In Hilver
sum heb je het instituut dramaturg bij
voorbeeld; aan buitenlanders moet je al
tijd uitleggen wat dat is, een dramaturg.
Dat is een soort mislukte schrijver en een
mislukte acteur, die je vertelt datje daar
en daar die en die genres door elkaar zit te
halen.
Of: Zonet stonden er verpleegsters rond
om het bed, en nu zijn het opeens zange
ressen! Dat kan toch helemaal niet! En al
les moet je uitleggen, vinden zij. Als per
soon X van A naar B gaat per auto moet je
alles laten laten zien: hoe hij instapt, start,
rijdt, aankomt...want, zeggen ze, Tante
Mien in Heerhugowaard moet het ook
snappen, hoor! In Team Rotterdam zal het
allemaal snel heen en weer gaan. Korte
scènes, die als een puzzle in elkaar vallen.
De toeschouwer zal er op moeten letten,
uit z'n ogen moeten kijken om het te be
grijpen. Ik ben geneigd om wat meer van
de kijker te eisen. Ik zeg, op mijn beurt:
Tante Mien in Heerhugowaard moet maar
eens op haar tenen leren lopen."
Gertjan van Schoonhoven
Omdat de Voorzienigheid last had van haar
geweten, schonk ze de teloorgaande
Russische literatuur Andrej Platonov. Aldus
Joseph Brodsky. Van Platonov (1899-1951)
verscheen eerder onder meer zijn grote roman
Tsjevengoer in Nederlandse vertaling, nu zijn
daar de verhalenbundel De Stad Gradov en de
korte roman De Zee der Jeugd aan toegevoegd.
In 1934 was het zover. Op het Eerste
Congres van de Schrijversbond werd in
de Sovjetunie het socialistisch realisme
uitgeroepen tot enig juiste artistieke me
thode. Hoewel de term anders doet ver
moeden, werd hiermee de werkelijkheid in
de kunst afgeschaft. De massa's zouden
enkel nog kennis nemen van een utopie,
van de 'glorieuze dag van morgen'.
'De schrijver is een ingenieur', had Stalin
gezegd. Een ingenieur van de ziel, bedoel
de hij, die de taak had het volk ideologisch
op te voeden in de geest van het socialis
me. En dus trokken de kunstenaars ero
puit, naar grote bouwprojecten, naar kol
chozen en waterkrachtcentrales om bij te
rugkeer het publiek gekleurd verslag te
doen van de heroïek van het socialisme-
in-opbouw.
Het Russische proza, schrijft Brodsky in
zijn essaybundel Tussen Iemand en Nie
mand, verviel hiermee „tot het geflatteer
de zelfportret van het verzwakte wezen.
Een holbewoner ging zijn hol afbeelden;
dat dit nog kunst was, bleek alleen uit het
feit dat het hol op de muur beter verlicht
en ruimer leek dan in werkelijkheid. Ook
herbergde het meer dieren, evenals trac
toren."
Dat tegenwoordig iedereen de draak
steekt met de kunst van die holbewoners,
is bekend. Maar, merkt Brodsky op, die
spot doet afbreuk aan het vermogen om te
begrijpen hoe een literatuur in minder
dan vijftig jaar van Dostojevski kon kelde
ren naar de diepten van dat socialistisch
realisme. Een rampzalige val. De gelijktij
digheid van Dostojevski en Tolstoj, een
omstandigheid waar de westerse en Rus
sische literaire kritiek graag over specule
ren, was voor Brodsky 'de ongelukkigste
samenloop van omstandigheden in de ge
schiedenis van de Russische literatuur'.
Misschien, oppert hij, ging Dostojevski in
zijn zoeken naar de zin van het menselijk
bestaan 'hoger dan de Voorzienigheid
leuk vond.' Dus stuurt ze 'als om er voor te
zorgen dat Dostojevski in Rusland geen
vervolg krijgt' Tolstoj, een schrijver die
het denkbeeld dat de kunst de werkelijk
heid weerspiegelt „iets te letterlijk heeft
genomen en in wiens schaduw de bijzin
nen van het Russische proza tot op de hui
dige dag sloom kronkelen."
Dat de Russische vertelkunst zich achter
Tolstoj schaarde, „blij zich de klim naar
de geestelijke hoogten van Dostojevski te
kunnen besparen", heeft verschillende re
denen. De belangrijkste ligt in de werke
lijkheid zelf, in de omwenteling die deze
eeuw in Rusland plaats had. De poging
een nieuwe mens en een nieuive samenle
ving te creëren, was van een zo reusachti
ge omvang „dat alle genres waarover het
proza kon beschikken op de een of andere
manier doordrenkt raakten, en nog steeds
doordrenkt zijn, van de biologerende aan
wezigheid van die tragedie. Waarheen je je
ook wendt, altijd ontmoet je de gorgoni-
sche blik van de geschiedenis."
En dat is zowel goed als slecht. Goed, om
dat die tragedie aan een literatuur een ste
vig fundament levert; slecht, omdat 'per
soonlijk, laat staan nationaal drama' het
vermogen van een schrijver „de estheti
sche onthechting te bereiken die vereist is
voor een duurzaam kunstwerk" vernie
tigt. Het Russische proza van deze eeuw,
gehypnotiseerd door de omvang van de
tragedie die het volk is overkomen, „blijft
zijn wonden krabben, niet in staat om die
filosofisch of stilistisch te boven te ko
men." Zowel het officieel gepubliceerde
Russische proza als de teksten die in sa-
mizdat verschenen, waren opgeslokt dooi
de meeslependheid, de intensiteit en het
drama van de gebeurtenissen. Maar er zijn
enkele uitzonderingen, waaronder het
proza van de schrijvende landbouwinge
nieur Andrej Platonov.
Waarom zo'n lange, aan Brodsky opge
hangen, inleiding op het werk van Plato
nov? Omdat de unieke positie die Plato-
Joseph Brodsky.
nov inneemt niet zozeer wordt bepaald
door wat hij heeft beschreven, maar door
de taal die hij hanteert. En de dichter
Brodsky is bevoegd daar uitspraken over
te doen. Platonov laat zich moeilijk verta
len, omdat hij een geheel eigen taal heeft
gecreëerd, waarin het specifieke jargon
van de ideologie, de bureaucratie, de pro
paganda en de wetenschap uit zijn tijd is
vermengd. Door gebruik te maken van dit
vocabulaire lijkt het alsof Platonov zich
schaart aan de kant van het socialisme,
van de utopie. En ook de inhoud van Pla-
tonovs verhalen en romans roept dat ver
moeden op. Onverminderd immers spelen
mensen die zich hebben verloren in de
dwingende uitstraling van de utopie er
een hoofdrol in. Onverbeterlijke idealis
ten zijn het, die Malevitsj' oproep „laten
we de wereld redden uit handen van de na
tuur en een nieuwe bouwen, behorend aan
de mensen zelf' tot lijfspreuk hebben ge
maakt. Hulp bij het overwinnen van de
natuur wordt geboden door het grootste
wonder van deze eeuw: de techniek. Daar
mee is alles op te lossen, het probleem van
de seksuele driften, het gebrek aan voed
sel en water, het verschil tussen arm en
rijk en uiteindelijk het conflict tussen
Goed en Kwaad.
Het vermoeden blijkt onjuist. In het werk
van Platonov gebeurt iets heel anders: de
schrijver dringt een specifieke werkelijk
heid binnen via het daar gehanteerde jar
gon om die realiteit en de taal ervan ver
volgens genadeloos uit te hollen. Plato-
novs vlijmscherpe satirische verhalen zijn
niet alleen een aanslag op het concrete
maatschappelijke kwaad, „hun werkelij
ke doelwit is de gevoeligheid van de taal
die dat kwaad heeft veroorzaakt." Achter
de milde benadering van zijn dromende,
volhardende en tragische personages
voert Platonov een guerrilla tegen de con
cepten die hun leven bepalen. Het is dan
ook niet verwonderlijk dat Platonov in de
samenleving die hij ondermijnde moei
zaam op de been bleef en in verget elheid
stierf.
„Deze boeken werden nooit in de Sovjetu
nie gepubliceerd en zullen er ook nooit ge
publiceerd worden, want het scheelt niet
veel of ze doen met het systeem wat het
systeem met zijn burgers heeft gedaan",
schreef Brodsky vijf jaar geleden. Inmid
dels heeft de geschiedenis hem ingehaald.
Voor veel Russen betekende de publicatie
van Platonovs werk in de Sovjetunie dat
de term Glasnost werkelijk inhoud had
gekregen. Het betekende tevens dat de
utopie definitief naar het rijk van de dro
men is verdreven.
Wierd Duk
Andrej Platonov.
Jan Robert Braat
Amsterdam
Andrej Platonov,
Lourens Reedijk
hoffl Amsterdam)
Joseph Brodsky,
Vertaling: Frans
503 pp, prijs: f45,-
De Stad Gradov. Vertaling:
140 pp. prijs: J24,90 Pegasus
De Zee der Jeugd. Vertaling:
122 pp, prijs: f26,50 Meulen-
Tussen Iemand en Niemand.
Kellendonk en Kees Verheul
(De Bezige Bij/Amsterdam)
Tomas Ross is vooral bekend als de Nederlandse misdaad-auteur die veel
actualiteit en samenleving in zijn thrillers stopt. De Molukse
onafhankelijkheidsstrijd, de Lockheed-affaire, de illegale handel in donor-organen:
Ross behandelde ze allemaal. Maar wat is bekend? De Nederlandse crimi-auteur
mag zijn handen bij een verkoop van twee- a drieduizend exemplaren al
dichtknijpen. Tenzij je Appie Baantjer heet en schrijft over hoeren met een gouden
hart of over toffe brandkastkrakers.
Herdruk na herdruk en verfilming vallen je dan ten deel. Ook de Nederlandse
misdaadfilmserie, voor zover je daar van kunt spreken, verkeert nog steeds in het
kneuterige stadium, vindt Ross. Maar hij is bezig er - als scenarioschrijver/
producent - wat aan te doen. Een pleidooi tegen oubolligheid en gemakzucht.
Nederlandse
crimi krijgt
oppepper tje
Tomas Ross met Maj Sjöwall.