nog eens haast Letteren Haast, haast en jaar-uit jaar-in zaterdag30december 1989 1 7 Televisie Getrouwen Lauweren Bloemen Maximaal? Rellen Ego-document Min en plus Hans Warren Poëzie Brigitte Raskin J. Bemlef Tessa de Loo Nooit lijkt in ons land de belangstelling voor literatuur zo groot geweest te zijn als in het bijna verstreken decennium. Sommige auteurs wisten de status van bekende Nederlander te verwerven. Voor een aantal boeken konden spectaculaire verkoopcijfers worden genoteerd. Maar wat zal beklijven en wat zal verdwijnen van al die duizenden literaire werken die verschenen? Een prsoonlijke terugblik op de letteren in de jaren tachtig. Het verhaal van de Nederlandse litera tuur tussen 1980 en 1990 is er een van verliezers en winnaars. Van stromingen die wegkwijnden en scholen die opbloei den. Van schrijvers die de gunst van kri tiek en publiek verspeelden en auteurs die juist volop in de belangstelling kwamen te staan. Van boeken die vergeefs geschre ven zijn en werk dat velen diep ontroerde. Maar bij sommige ontwikkelingen is het moeilijk uit te maken of er nu wordt ge wonnen danwel verloren. Zo'n ontwikke ling maakte de literatuur in de jaren tach tig door: schrijvers kwamen midden in het marktgewoel te staan, het boek werd een commercieel produkt. De zogenoemde bestseller is in ons land een betrekkelijk nieuw fenomeen. Jaarlijks trekken enkele boeken grote aandacht van media en de lezers. Literatuur is nieuws geworden. Dat heeft uiteraard zijn aangename kanten, er zijn echter ook schaduwzijden. De schrijvers van de boekentoptien eisen zoveel belangstelling op, dat de anderen die mogelijk artistiek van grotere beteke nis zijn in de marge van de literatuur be landen. Kenmerkend is hoe het experi mentele proza vrijwel uit het gezicht ver dween. Een probleem is ook dat snelle roem dikwijls met snelle vergetelheid be taald wordt. Het hedendaagse lezerspu bliek lijkt kort voor memorie te zijn. Voor de samenhang van een oeuvre, het ver band tussen werken, de geschiedenis van de literatuur is de interesse beperkt. Een pas verschenen roman kan tegenwoordig het gesprek van de dag zijn, over een boek van een halfjaar geleden spreekt niemand meer. De gehaastheid van het moderne li teraire bedrijf stelt de uitgeverijen voor problemen. Wat oudere boeken worden nauwelijks meer verkocht, men moet het voor een belangrijk deel van die éne toe valstreffer hebben. Een optreden op televisie kan wonderen doen voor het succes van een boek. Alle schrijvers weten dat inmiddels en in de ja ren tachtig verdrongen ze elkaar dan ook voor de camera's. Opmerkelijk was het verschijnsel van televisiepersoonlijkhe den die tegelijkertijd in de literatuur ac tief zijn. Buiten kuif staat dat voor de boe ken van Kees van Kooten, Adriaan van Dis, Boudewijn Büch heel wat minder aandacht zou zijn weggelegd als de televi sie hen niet beroemd had gemaakt. Maar even onbetwistbaar is hun schrijftalent. Kees van Kooten gaf er blijk van niet al leen een begaafd humorist te zijn. Adriaan van Dis betoonde zich een elegant stilist. Een heel veelzijdige figuur is Boudewijn Büch. Wellicht is hij in de eerste plaats een dich ter. Over de ontvangst van zijn moeilijk toegankelijke poëzie heeft hij zich kwaad gemaakt. In 1985 kondigde hij daarom aan zijn ge dichten nog slechts in zeer kleine oplagen te zullen publiceren. Daarnaast schrijft hij autobiografisch proza, een fraai voorbeeld daarvan was de roman De kleine blonde dood (1985). Zijn essayistisch werk - zoals Eilanden 1981 en Bibliotheken (1984) - is niet minder interessant. De literatuur heeft de televisie niet altijd nodig. Dat heeft J. Bemlef bewezen die als een van de grootste winnaars van het afge lopen decennium kan worden aange merkt. In de jaren zeventig werd hij niet al te serieus genomen. Gerrit Komrij dreef meer dan eens de spot met zijn werk. In Daar is het gat van de deur nam hij een recensie op die aldus begon: „In de laatste roman van Bernlef komen drie kleinighe den voor die me niet bevallen: verhaal, de stijl en de zogenaamd onderliggende ge- dachtengang". De tijden zijn veranderd. In 1981 verraste Bernlef met Onder ijsber gen, waarmee hij nog weinig weerklank vond. Driejaar nadien verscheen Hersen schimmen, een roman over dementie die maandenlang de bestsellerslijsten be heerste. Weer drie jaar later publiceerde hij Publiek geheim, waarvoor hem de eer ste AKO-literatuurprijs werd toegekend. Afgelopen voorjaar verscheen van Bernlef nog een novelle Vallende ster. Het valt evenwel niet te ontkennen dat het beeld van het proza nog altijd be heerst wordt door oude getrouwen. Nie mand slaagde erin de leidende positie van Gerard Reve en Willem Frederik Her mans te benaderen. Wat dat betreft ver schilden de jaren tachtig weinig van de ja ren vijftig, zestig en zeventig. Ook voor Harry Mulisch was het een vruchtbaar de cennium. Hij kwam zelfs met een heus filo sofisch werk voor de dag: De compositie van de wereld (1980). De meeste van zijn boeken zoals Hoogste tijd, De pupil, De elementen gingen aan de rim-ram ten on der. In De aanslag - waarvan al spoedig meer dan 300.000 exemplaren over de toonbaak gingen - was meer te waarde ren. Als Reve niet veelvuldig op zijn archieven terug had kunnen vallen, was het voor hem een vrij magere periode geworden. Aan nieuw werk kon onder meer wel het vermakelijke De vierde man (1981) en Be zorgde ouders (1988) bijgeschreven wor den. Dat laatste werk lijkt vooral een enorme bespotting van de eigen persoon en ideeën te zijn. In de roman zelf werd aangekon digd dat het om 'een erg exclusief boek' ging, 'voor voornamelijk gestoorden'. Het moet de schrijver dan ook niet al te zeer verbaasd hebben, dat het boek niet veel gehoor vond bij het publiek. Hermans zet te het decennium niet bijster sterk in. Maar hij hervond zich tenslotte. In 1987 verscheen Een heilige van de horlogerie, dit najaar werd hij alom geprezen vanwe ge Au pair. Natuurlijk probeerden vele schrijvers zich met de meesters te meten. De grootse be- tijd niet aangeraakt door de commercie, slechts bestemd voor 'enkele fijne luiden'. De bestsellers zijn hier schaars, alleen sommige bloemlezingen als Meulenhoffs dagkalender, de Spiegel van de Neder landse poëzie en het door Gerrit Komrij samengestelde De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw lig gen goed in de markt. Het succes van het laatstgenoemde boek heeft deels te ma ken met een geruchtmakend proces. Op 31 januari 1980 diende het kort geding voor de rechtbank van Amsterdam. De ei sers waren Remco Campert, Bert Schier- beek, Lucebert en Gerrit Kouwenaar. Zij waren het niet eens met de door Komrij gemaakte keuze en vroegen aan de rech ter de bundel uit de handel te nemen. De boze dichters werden in het ongelijk ge steld. Juristen vonden het een curieuze beslissing, de auteurswet werd zelfs gewij zigd. Maar in de literaire wereld viel de uit spraak erg goed. De Vijftigers die in de poëzie zo lang de dienst hadden uitge maakt, werden het mikpunt van hoon. Komrij zelf zette de toon in enkele in de bundel Averechts (1980) opgenomen arti kelen: „Is dit, vraag ik me af, de avant-gar de van weleer?(...) Zijn dit onze moderne dichters? Moet dit een avant-garde he ten, deze in hun slaap gestoorde autoritei tenlikkers en boekenverbieders?" Voor sommige dichters die uit het zicht waren geraakt, kwam er eerherstel. Ida Gerhardt werd in 1980 eindelijk met de P.C. Hooftprijs onderscheiden. Ter gele genheid daarvan verschenen haar Verza melde gedichten. Deze uitgave van de zo klassiek werkende dichteres werd een groot succes. In 1983 publiceerde ze, haar hoge leeftijd ten spijt, een van de beste bundels uit haar loopbaan De zomen van het licht. Ook andere traditioneel georiën teerde dichters grepen de mogelijkheden - ontstaan door het wegvallen van het dic taat van de experimentele poëzie - dank baar aan. Zo kwamen helemaal aan het begin van het decennium J. Eijkelboom met zijn eer steling Wat blijft komt nooit terug en Ed Leeflang met zijn debuut De hazen en an dere gedichten volop in de belangstelling te staan. Deze al wat oudere dichters wer den door hun uitgever gepresenteerd als 'de échte Vijftigers'. Hoe somber het er aanvankelijk voor de andere Vijftigers ook uitzag, nu de jaren tachtig ten einde lopen kan worden vast gesteld dat ze eerder als winnaars dan als verliezers zijn te beschouwen. Komrij had zich in de polemiek tegen de experimente le dichters al vrolijk gemaakt over de 'me dailles op hun borst, lauwerkransen op hun hoofd en staatsoorkondes onder hun arm'. Welnu, de officiële eerbewijzen wer den nog vermeerderd. Respectievelijk in 1983 en 1989 reikte men aan Lucebert en Kouwenaar de Prijs der Nederlandse Let teren uit. Het betekent dat Nederlands grootste prozaschrijver Gerard Reve en Nederlands grootste dichter Ida Gerhardt pas in 1995 weer voor deze belangrijkste literaire prijs van ons taalgebied in aan merking komen. Overigens rustte Kouwenaar allerminst op zijn lauweren. In 1982 verschenen zijn Gedichten 1948-1978. Ook publiceerde hij enkele nieuwe bundels die veel respect af dwongen. Kouwenaar is tegenwoordig een dichter van beperking en perfectionis me. Lucebert kan min of meer als zijn te genhanger gelden met zijn uitbundige taalkunst. Na zo'n vijfendertig jaar niets van betekenis te hebben gemaakt, verras te hij dit voorjaar aangenaam met de bun del Troost de hysterische robot. In de poëzie van de afgelopen tijd heerste een sfeer van laat-duizend-bloemen- bloeien. Voor dichtkunst van allerlei slag was er plaats. Evengoed voor de duistere bezweringsformules in de Nieuwe gedich ten (1981) van H. C. ten Berge als voor de transparante lyriek in Andreas Oost- hoeks eerste bundel De bladen terug (1987). De boeken van de met Kouwenaar ver wante Hans Faverey werden algemeen ge prezen. Tegelijk was er lof voor de beoefe naren van het lightverse, vooral dankzij Vic van de Reijts bloemlezing Ik wou dat ik twee hondjes ivas (1982). Ook de zo pro zaïsche poëzie van Gerard Reve trok de aandacht, in 1987 verschenen zijn Verza melde gedichten. Gerrit Komrij maakte in 1984 een ruime keuze uit zijn gedichten in Alles onecht. De Vlaamse dichters lieten eveneens van zich horen. In 1983 verscheen Onyx van Christine D'haen die zich op de grens van groots en gekunsteld beweegt. Hugo Claus publiceerde in 1985 Alibi waarin hij op een aantrekkelijke manier tussen ver hevenheid en platvloersheid balanceert. Verder schaarde Miriam van Hee zich bij de dichters die het waard zijn gevolgd te worden. In 1984 publiceerde ze Inge sneeuwd, in 1988 verscheen Winterhard. Minder verkwikkelijk was dat van de poë ziekritiek meestal eerder een afschrikken de dan een aanstekelijke prikkel uitging. De besprekers hadden vooral veel op met de dichters die te werk gaan als fijnschil ders. Op het vakmanschap van Eva Ger- lach, C. O. Jellema, Ad Zuiderent en ande ren valt wellicht weinig af te dingen, het ontbreekt hen echter aan verbeeldings kracht. Hun poëzie is heel precies, maar vooral heel saai. De zogenoemde Maxima- len keerden zich in 1987 tegen dit 'figuur zagen van fletse stillevens' en bepleitten een dichtkunst waarin weer grote gebaren mogelijk waren. Helaas bleek zich noch in de door Joost Zwagerman aangevoerde gelederen der Maximalen, noch onder de Nieuwe Wilden van Elly de Waard iemand te bevinden die de verstandige woorden met goede gedichten kracht bij kon zet ten. Hoe bekwaam zij ook de weg naar de publiciteit wisten te vinden, voor hen zal er daarom in de literatuurgeschiedenis geen plaats zijn. De verhouding tussen autoriteiten en lite ratuur was in de jaren tachtig niet altijd vreedzaam. Het Fonds voor de Letteren - de instelling die de overheidssubsidies on der schrijvers verdeelt - raakte in op spraak. In 1982 door een doctoraalscriptie van Peter Vleesch Dubois, later door een beschouwing van Max Pam. Het fonds zou in strijd met de statuten handelen door in bepaalde gevallen socia le in plaats van literaire maatstaven aan te leggen bij het toekennen van beurzen. Het door het fonds gevoerde beleid is nog altijd discutabel, maar niemand praat er meer over. Zo gaat dat altijd met rellen, ook als de gemoederen zeer verhit raken. Dat laatste gebeurde in 1985 toen minister Brinkman, die ook de cultuur in zijn portefeuille had, weigerde de P.C. Hooftprijs aan Hugo Brandt Corstius toe te kennen. Brink mans argument: de schrijver had leden van het kabinet grievend bejegend. In een andere vorm bleef de P.C. Hooftprijs be staan, maar mede door enkele weinig aan sprekende toekenningen raakte de prijs zijn prestige kwijt. De literaire wereld had veel meer interesse voor de AKO-prijs. Elk jaar zouden zes boeken uit het aanbod van het seizoen genomineerd worden, één schrijver zou 50.000,- rijker worden. De formule en de keuzes van de jury spraken het publiek onmiskenbaar aan. Natuurlijk was niet iedereen tevreden. Koos van Zomeren maakte zich er in Een jaar in scherven boos over dat de jury niet aan hem had gedacht. Jeroen Brouwers mokt er nog steeds over dat De zondvloed geen schijn van kans maakte. In 1987 werd de AKO-prijs voor het eerst uitgereikt, zo als gezegd aan J, Bernlef. Het jaar daarna was het spannend. Hermans' boek Een heilige van de horlogerie was genomi neerd, evenals De morgen loeit weer aan van de spaarzaam publicerende Antil- liaanse auteur Tip Marugg. De prijs ging tenslotte naar Gerten Meijsing voor Ver anderlijk en wisselvalligIn 1989 was de eer weggelegd voor de Vlaamse Brigitte Raskin, die debuteerde met Het koe koeksjong. Het boek - een geraffineerde mengeling van documentaire, autobiografie en fictie - werd plotseling een bestseller. Deze erkenning voor Brigitte Raskin mar keert de opmars van Vlaamse schrijvers in Nederland. Nadrukkelijk aanwezig was bijvoorbeeld Tom Lanoye, en dat in zowat alle disciplines die de literatuur telt. Hij bleek een fel polemist, in de bundel In de piste ontpopte hij zich als een briljant dichter, ook als prozaïst kan men niet om hem heen bewees hij met name in Een sla- gerszoon met een brilletje. Andere jonge Vlaamse talenten deden eveneens van zich spreken, van Herman Brusselmans tot Kristien Hemmerechts. Haar naam kan ook in verband worden ge bracht met de ontwikkeling dat de vrou welijke stem duidelijker dan ooit te horen was in de letteren. Misschien het helderst in het lekker gekke werk van Renate Dor- restein. Zij kwam in 1983 voor het eerst in de belangstelling met Buitenstaanders. Een spectulair succes was De meisjes van de suikerwerkfabriek, het eveneens in 1983 verschenen debuut van Tessa de Loo. Veel meer nieuwe schrijfsters - waaronder Hermine de Graaf, Marion Bloem, Mar griet de Moor - dienden zich aan. Ouderen - zoals Josepha Mendels - konden een co me-back maken. In de jaren tachtig waren we getuige van opkomst en ondergang van de columnis- tiek. De boekbeschouwers publiceerden zelf vele boeken. Hun ijdelheid was ge streeld, verder had niemand er wat aan. Het lezend publiek kon wel profijt hebben van het Kritisch Lexicon van de Neder landstalige Literatuur na 1945. In 1980 verschenen de eerste afleveringen van dit zich nog altijd uitbreidende losbla dige naslagwerk. De literaire biografie werd een druk beoefend genre. Wam de Moor beschreef het leven van Van Ouds hoorn, Frédéric Bastet verzorgde de bio grafie van Couperus, Hans Visser koos voor Vestdijk, Gerard Termorshuizen wijdde een boek aan Daum, Wim Hazeu verdiepte zich in het bestaan van Achter berg. Het ego-document beleefde een on gekende bloei. Het dagboek kwam - en de brede erken ning voor mijn nu zeven delen tellende Ge heim dagboek was daar niet vreemd aan - ineens in aanzien te staan. Toevalligerwijs waren ook de twee enige Nederlandse lite raire werken die in het buitenland veel le zers vonden dagboeken. Ik bedoel: de journalen van Etty Hillesum (1914-1943) en Anne Frank (1929-1945). De nagelaten geschriften van Etty Hillesum zagen in 1986 het licht. Eerder dat jaar was een we tenschappelijke editie van Anne Franks dagboek verschenen. De mooiste brieven worden in Nederland nog altijd geschreven door Gerard Reve. Dat maakte hij duidelijk in Brieven aan geschoolde arbeiders en andere bundels. August Willemsen publiceerde in 1985 zijn Braziliaanse brieven, Paul de Wispelaere kwam in 1986 met Brieven uit Nergenshui- zen, Jeroen Brouwers liet in 1987 twee ont hullende en meeslepende brievenboeken drukken onder de noemer Kroniek van een karakter. Naast het dagboek en de brief werden nog veel meer vormen van autobiografisch schrijven beproefd. Door A. Moonen bijvoorbeeld. De engste recen sent van ons land deed hem als een 'en gerd' af, in werkelijkheid gaat het om onze meest gedreven auteur. Wat deden de schrijvers verder in dit de cennium? In 1980 publiceerde Jan Wol kers een van zijn beste boeken, namelijk De perzik van onsterfelijkheid. Het jaar daarna kwam het niet al te geslaagde Brandende liefde van de pers. In 1982 ver scheen De junival, dat een matte indruk maakte. Wolkers liet in 1983 en 1984 nog de zwakke romans Gifsla en De onverbid delijke tijd uitgeven. Sindsdien heerst rond de man die ooit de populairste au teur van ons taalgebied was een pijnlijke stilte, slechts doorbroken als Wolkers weer eens luidruchtig een prijs weigert. Al werkte hij vlijtig verder, ook de populari teit van Maarten 't Hart liep terug. Hij bracht aardige boeken als De kroongetui ge (1983) en Het roer kan nog zesmaal om (1984) op zijn naam. In 1987 leed hij echter ernstig gezichtsverlies door in een literair duel met de geheel onbekende Hans W. Bakx het onderspit te delven. De heren hadden een conflict over de huur van een woning. De novelle Midas' tranen waarin Bakx zijn visie op het geval gaf, oogstte aanzienlijk meer lof dan 't Harts versie in Het uur tussen hond en wolf. Tot de literaire hoogtepunten uit 1981 kunnen wat mij betreft Hoogmoed en dronkenschap van Alfred Kossmann en F. Springers Bougainville gerekend wor den. Het jaar 1982 bracht, afgezien van de in het voorafgaande al genoemde boeken. Van geluk gesproken door Marijke Höwe- ler. Ze was nadien heel produktief, maar zou het peil van deze sarcastische zeden schets niet meer halen. Renate Rubin stein publiceerde in 1983, 1984 en 1985 le zenswaardig werk zoals Naar de bliksem? ik niet. Uit 1984 dient zeker nog In Neder land te worden gememoreerd, een sublie me roman van de ook in het reisverhaal uitblinkende Cees Nooteboom. De sterk ste romans van 1985 waren wellicht Een liefde in 1947 van K. Schippers en Schil den van leem door Boeli van Leeuwen. De ze werken werden geprezen, maar weinig gelezen. Dat is ook van toepassing op het werk van Armando: in 1988 verscheen van hem De straat en het struikgewas en in 1986 Krijgsgewoel. Leon de Winter publi ceerde in dat jaar de onderhoudende ro man Kaplan, een omwenteling in zijn oeu vre. Tot de beste boeken van 1987 behoor den Terug naar Kongo van Lieve Joris, Engelbert door Mensje van Keulen en De Eenzaamheid door genot van Kees Ou- wens die zich ook als dichter manifesteer de. Uit 1988 zal behalve het boek van Bri gitte Raskin stellig de essaybundel De on mogelijke liefde van Rudy Kousbroek lang herinnerd worden. Hermans' roman Au pair lijkt verreweg het opvallendste boek van 1989. Maar het is te vroeg om hier besliste uitspraken over te doen. Zoals er eigenlijk ook niet voldoende tijd verstreken is om de perio de geheel te overzien. Elke literatuurlief hebber zal voorlopig zijn eigen inzichten en indrukken aan het bijna voorbije de cennium bewaren. Pas veel later zullen al die meningen samenvloeien tot één oor deel over wie de echte verliezers en de werkelijke winnaars waren van de lette ren in de jaren tachtig. Als tenminste het steeds haastiger literaire bedrijf gelegen heid voor zo'n terugblik laat. Ida G. M. Gerhardt Tom Lanoye doelingen werden echter zelden waarge maakt. Men bracht de energie op om een kathedraal te bouwen, maar het werd een gebouw waardoor men niet betoverd raakt. Wellicht moet zelfs Het verdriet van Bel gië (1983) van Hugo Claus als zo'n geman keerd meesterwerk worden beschouwd. De publiciteitscampagne was zo goed georganiseerd dat bijna niemand eraan durfde twijfelen dat de Nederlandse litera tuur met een grandioze roman was ver rijkt. Jeroen Brouwers schreef ook een zeer omvangrijke roman waarvan hij meende dat ieder onder de indruk zou ko men. De zondvloed (1988) bleek echter vooral een rampspoed: het was een boek met verhalen die niet boeien, gedachten die nauwelijks belang inboezemen, herin neringen die doorgaans het memoreren niet waard waren. A. F. Th. van der Heij den begon in 1983 een nog pretentieuzer onderneming, een romancyclus De tande loze tijd. Hij kon evenmin doen wat hij be loofde. De reeks is nog altijd onvoltooid, de schrijver lijkt zelf de moed een beetje te hebben opgegeven. Dan Jan Cremer, hij publiciteerde in 1984 zijn romantrilogie De Hunnen volledig. In zijn soort was het werk zeker niet slecht, maar het publiek bleek voor het i,oort geen belangstelling meer te hebben. Een ambitieuze misluk- kig was tenslotte Cirkel in het gras van Oek de Jong, die aan het eind van de jaren zeventig nog als een van de meest belo vende prozaschrijvers kon gelden. Van Frans Kellendonk koesterde men aan de vooravond van dit decennium eveneens grote verwachtingen. Die maak te hij waar ook. Letter en geest (1982) was een prachtig boek. Ook over het in 1986 uitgekomen Mystiek lichaam valt veel goeds te zeggen. Maar er ligt een schaduw over de roman. Een bespreker signaleerde een antisemitische inslag in het werk. Dat was het begin van wat bijna een hetze zou worden. De angel van het boek ligt in feite ergens anders. „Mannen en vrouwen heb ben samen het verbond van God met zijn volk", vond Kellendonk en op grond daar van keerde hij zich tegen homoseksuali teit. Hoe onzinnig zijn opvattingen ook zijn, Kellendonk schreef duidelijk over iets dat hem intens bezighield. Aan schrij vers die schrijven om er bij te horen geen gebrek, maar zulke auteurs die scheppen uit innerlijke noodzaak zijn zeldzaam. Vreemd genoeg deed zich ook in de poëzie een rel voor, In de dichtkunst gaat het ge woonlijk heel anders toe dan in de prozali teratuur. Poëzie is een kunst voor stilte, verheven momenten en schone handen. De hoogste vorm van literatuur is nog al-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 41