nog eens haast
Letteren
Haast, haast en
jaar-uit jaar-in zaterdag30december 1989 1 7
Televisie
Getrouwen
Lauweren
Bloemen
Maximaal?
Rellen
Ego-document
Min en plus
Hans Warren
Poëzie
Brigitte Raskin
J. Bemlef Tessa de Loo
Nooit lijkt in ons land de belangstelling
voor literatuur zo groot geweest te zijn als
in het bijna verstreken decennium. Sommige
auteurs wisten de status van bekende
Nederlander te verwerven. Voor een aantal
boeken konden spectaculaire verkoopcijfers
worden genoteerd. Maar wat zal beklijven en
wat zal verdwijnen van al die duizenden
literaire werken die verschenen? Een
prsoonlijke terugblik op de letteren in de
jaren tachtig.
Het verhaal van de Nederlandse litera
tuur tussen 1980 en 1990 is er een van
verliezers en winnaars. Van stromingen
die wegkwijnden en scholen die opbloei
den. Van schrijvers die de gunst van kri
tiek en publiek verspeelden en auteurs die
juist volop in de belangstelling kwamen te
staan. Van boeken die vergeefs geschre
ven zijn en werk dat velen diep ontroerde.
Maar bij sommige ontwikkelingen is het
moeilijk uit te maken of er nu wordt ge
wonnen danwel verloren. Zo'n ontwikke
ling maakte de literatuur in de jaren tach
tig door: schrijvers kwamen midden in het
marktgewoel te staan, het boek werd een
commercieel produkt. De zogenoemde
bestseller is in ons land een betrekkelijk
nieuw fenomeen. Jaarlijks trekken enkele
boeken grote aandacht van media en de
lezers. Literatuur is nieuws geworden. Dat
heeft uiteraard zijn aangename kanten, er
zijn echter ook schaduwzijden.
De schrijvers van de boekentoptien eisen
zoveel belangstelling op, dat de anderen
die mogelijk artistiek van grotere beteke
nis zijn in de marge van de literatuur be
landen. Kenmerkend is hoe het experi
mentele proza vrijwel uit het gezicht ver
dween. Een probleem is ook dat snelle
roem dikwijls met snelle vergetelheid be
taald wordt. Het hedendaagse lezerspu
bliek lijkt kort voor memorie te zijn. Voor
de samenhang van een oeuvre, het ver
band tussen werken, de geschiedenis van
de literatuur is de interesse beperkt. Een
pas verschenen roman kan tegenwoordig
het gesprek van de dag zijn, over een boek
van een halfjaar geleden spreekt niemand
meer. De gehaastheid van het moderne li
teraire bedrijf stelt de uitgeverijen voor
problemen. Wat oudere boeken worden
nauwelijks meer verkocht, men moet het
voor een belangrijk deel van die éne toe
valstreffer hebben.
Een optreden op televisie kan wonderen
doen voor het succes van een boek. Alle
schrijvers weten dat inmiddels en in de ja
ren tachtig verdrongen ze elkaar dan ook
voor de camera's. Opmerkelijk was het
verschijnsel van televisiepersoonlijkhe
den die tegelijkertijd in de literatuur ac
tief zijn. Buiten kuif staat dat voor de boe
ken van Kees van Kooten, Adriaan van
Dis, Boudewijn Büch heel wat minder
aandacht zou zijn weggelegd als de televi
sie hen niet beroemd had gemaakt. Maar
even onbetwistbaar is hun schrijftalent.
Kees van Kooten gaf er blijk van niet al
leen een begaafd humorist te zijn. Adriaan
van Dis betoonde zich een elegant stilist.
Een heel veelzijdige figuur is Boudewijn
Büch.
Wellicht is hij in de eerste plaats een dich
ter. Over de ontvangst van zijn moeilijk
toegankelijke poëzie heeft hij zich kwaad
gemaakt.
In 1985 kondigde hij daarom aan zijn ge
dichten nog slechts in zeer kleine oplagen
te zullen publiceren. Daarnaast schrijft hij
autobiografisch proza, een fraai voorbeeld
daarvan was de roman De kleine blonde
dood (1985). Zijn essayistisch werk - zoals
Eilanden 1981 en Bibliotheken (1984) - is
niet minder interessant.
De literatuur heeft de televisie niet altijd
nodig. Dat heeft J. Bemlef bewezen die als
een van de grootste winnaars van het afge
lopen decennium kan worden aange
merkt. In de jaren zeventig werd hij niet al
te serieus genomen. Gerrit Komrij dreef
meer dan eens de spot met zijn werk. In
Daar is het gat van de deur nam hij een
recensie op die aldus begon: „In de laatste
roman van Bernlef komen drie kleinighe
den voor die me niet bevallen: verhaal, de
stijl en de zogenaamd onderliggende ge-
dachtengang". De tijden zijn veranderd.
In 1981 verraste Bernlef met Onder ijsber
gen, waarmee hij nog weinig weerklank
vond. Driejaar nadien verscheen Hersen
schimmen, een roman over dementie die
maandenlang de bestsellerslijsten be
heerste. Weer drie jaar later publiceerde
hij Publiek geheim, waarvoor hem de eer
ste AKO-literatuurprijs werd toegekend.
Afgelopen voorjaar verscheen van Bernlef
nog een novelle Vallende ster.
Het valt evenwel niet te ontkennen dat
het beeld van het proza nog altijd be
heerst wordt door oude getrouwen. Nie
mand slaagde erin de leidende positie van
Gerard Reve en Willem Frederik Her
mans te benaderen. Wat dat betreft ver
schilden de jaren tachtig weinig van de ja
ren vijftig, zestig en zeventig. Ook voor
Harry Mulisch was het een vruchtbaar de
cennium. Hij kwam zelfs met een heus filo
sofisch werk voor de dag: De compositie
van de wereld (1980). De meeste van zijn
boeken zoals Hoogste tijd, De pupil, De
elementen gingen aan de rim-ram ten on
der. In De aanslag - waarvan al spoedig
meer dan 300.000 exemplaren over de
toonbaak gingen - was meer te waarde
ren.
Als Reve niet veelvuldig op zijn archieven
terug had kunnen vallen, was het voor
hem een vrij magere periode geworden.
Aan nieuw werk kon onder meer wel het
vermakelijke De vierde man (1981) en Be
zorgde ouders (1988) bijgeschreven wor
den.
Dat laatste werk lijkt vooral een enorme
bespotting van de eigen persoon en ideeën
te zijn. In de roman zelf werd aangekon
digd dat het om 'een erg exclusief boek'
ging, 'voor voornamelijk gestoorden'. Het
moet de schrijver dan ook niet al te zeer
verbaasd hebben, dat het boek niet veel
gehoor vond bij het publiek. Hermans zet
te het decennium niet bijster sterk in.
Maar hij hervond zich tenslotte. In 1987
verscheen Een heilige van de horlogerie,
dit najaar werd hij alom geprezen vanwe
ge Au pair.
Natuurlijk probeerden vele schrijvers zich
met de meesters te meten. De grootse be-
tijd niet aangeraakt door de commercie,
slechts bestemd voor 'enkele fijne luiden'.
De bestsellers zijn hier schaars, alleen
sommige bloemlezingen als Meulenhoffs
dagkalender, de Spiegel van de Neder
landse poëzie en het door Gerrit Komrij
samengestelde De Nederlandse poëzie
van de negentiende en twintigste eeuw lig
gen goed in de markt. Het succes van het
laatstgenoemde boek heeft deels te ma
ken met een geruchtmakend proces.
Op 31 januari 1980 diende het kort geding
voor de rechtbank van Amsterdam. De ei
sers waren Remco Campert, Bert Schier-
beek, Lucebert en Gerrit Kouwenaar. Zij
waren het niet eens met de door Komrij
gemaakte keuze en vroegen aan de rech
ter de bundel uit de handel te nemen. De
boze dichters werden in het ongelijk ge
steld. Juristen vonden het een curieuze
beslissing, de auteurswet werd zelfs gewij
zigd. Maar in de literaire wereld viel de uit
spraak erg goed. De Vijftigers die in de
poëzie zo lang de dienst hadden uitge
maakt, werden het mikpunt van hoon.
Komrij zelf zette de toon in enkele in de
bundel Averechts (1980) opgenomen arti
kelen: „Is dit, vraag ik me af, de avant-gar
de van weleer?(...) Zijn dit onze moderne
dichters? Moet dit een avant-garde he
ten, deze in hun slaap gestoorde autoritei
tenlikkers en boekenverbieders?"
Voor sommige dichters die uit het zicht
waren geraakt, kwam er eerherstel. Ida
Gerhardt werd in 1980 eindelijk met de
P.C. Hooftprijs onderscheiden. Ter gele
genheid daarvan verschenen haar Verza
melde gedichten. Deze uitgave van de zo
klassiek werkende dichteres werd een
groot succes. In 1983 publiceerde ze, haar
hoge leeftijd ten spijt, een van de beste
bundels uit haar loopbaan De zomen van
het licht. Ook andere traditioneel georiën
teerde dichters grepen de mogelijkheden
- ontstaan door het wegvallen van het dic
taat van de experimentele poëzie - dank
baar aan.
Zo kwamen helemaal aan het begin van
het decennium J. Eijkelboom met zijn eer
steling Wat blijft komt nooit terug en Ed
Leeflang met zijn debuut De hazen en an
dere gedichten volop in de belangstelling
te staan. Deze al wat oudere dichters wer
den door hun uitgever gepresenteerd als
'de échte Vijftigers'.
Hoe somber het er aanvankelijk voor de
andere Vijftigers ook uitzag, nu de jaren
tachtig ten einde lopen kan worden vast
gesteld dat ze eerder als winnaars dan als
verliezers zijn te beschouwen. Komrij had
zich in de polemiek tegen de experimente
le dichters al vrolijk gemaakt over de 'me
dailles op hun borst, lauwerkransen op
hun hoofd en staatsoorkondes onder hun
arm'. Welnu, de officiële eerbewijzen wer
den nog vermeerderd. Respectievelijk in
1983 en 1989 reikte men aan Lucebert en
Kouwenaar de Prijs der Nederlandse Let
teren uit. Het betekent dat Nederlands
grootste prozaschrijver Gerard Reve en
Nederlands grootste dichter Ida Gerhardt
pas in 1995 weer voor deze belangrijkste
literaire prijs van ons taalgebied in aan
merking komen.
Overigens rustte Kouwenaar allerminst
op zijn lauweren. In 1982 verschenen zijn
Gedichten 1948-1978. Ook publiceerde hij
enkele nieuwe bundels die veel respect af
dwongen. Kouwenaar is tegenwoordig
een dichter van beperking en perfectionis
me. Lucebert kan min of meer als zijn te
genhanger gelden met zijn uitbundige
taalkunst. Na zo'n vijfendertig jaar niets
van betekenis te hebben gemaakt, verras
te hij dit voorjaar aangenaam met de bun
del Troost de hysterische robot.
In de poëzie van de afgelopen tijd heerste
een sfeer van laat-duizend-bloemen-
bloeien. Voor dichtkunst van allerlei slag
was er plaats. Evengoed voor de duistere
bezweringsformules in de Nieuwe gedich
ten (1981) van H. C. ten Berge als voor de
transparante lyriek in Andreas Oost-
hoeks eerste bundel De bladen terug
(1987).
De boeken van de met Kouwenaar ver
wante Hans Faverey werden algemeen ge
prezen. Tegelijk was er lof voor de beoefe
naren van het lightverse, vooral dankzij
Vic van de Reijts bloemlezing Ik wou dat
ik twee hondjes ivas (1982). Ook de zo pro
zaïsche poëzie van Gerard Reve trok de
aandacht, in 1987 verschenen zijn Verza
melde gedichten. Gerrit Komrij maakte in
1984 een ruime keuze uit zijn gedichten in
Alles onecht.
De Vlaamse dichters lieten eveneens van
zich horen. In 1983 verscheen Onyx van
Christine D'haen die zich op de grens van
groots en gekunsteld beweegt. Hugo
Claus publiceerde in 1985 Alibi waarin hij
op een aantrekkelijke manier tussen ver
hevenheid en platvloersheid balanceert.
Verder schaarde Miriam van Hee zich bij
de dichters die het waard zijn gevolgd te
worden. In 1984 publiceerde ze Inge
sneeuwd, in 1988 verscheen Winterhard.
Minder verkwikkelijk was dat van de poë
ziekritiek meestal eerder een afschrikken
de dan een aanstekelijke prikkel uitging.
De besprekers hadden vooral veel op met
de dichters die te werk gaan als fijnschil
ders. Op het vakmanschap van Eva Ger-
lach, C. O. Jellema, Ad Zuiderent en ande
ren valt wellicht weinig af te dingen, het
ontbreekt hen echter aan verbeeldings
kracht. Hun poëzie is heel precies, maar
vooral heel saai. De zogenoemde Maxima-
len keerden zich in 1987 tegen dit 'figuur
zagen van fletse stillevens' en bepleitten
een dichtkunst waarin weer grote gebaren
mogelijk waren. Helaas bleek zich noch in
de door Joost Zwagerman aangevoerde
gelederen der Maximalen, noch onder de
Nieuwe Wilden van Elly de Waard iemand
te bevinden die de verstandige woorden
met goede gedichten kracht bij kon zet
ten. Hoe bekwaam zij ook de weg naar de
publiciteit wisten te vinden, voor hen zal
er daarom in de literatuurgeschiedenis
geen plaats zijn.
De verhouding tussen autoriteiten en lite
ratuur was in de jaren tachtig niet altijd
vreedzaam. Het Fonds voor de Letteren -
de instelling die de overheidssubsidies on
der schrijvers verdeelt - raakte in op
spraak. In 1982 door een doctoraalscriptie
van Peter Vleesch Dubois, later door een
beschouwing van Max Pam.
Het fonds zou in strijd met de statuten
handelen door in bepaalde gevallen socia
le in plaats van literaire maatstaven aan
te leggen bij het toekennen van beurzen.
Het door het fonds gevoerde beleid is nog
altijd discutabel, maar niemand praat er
meer over.
Zo gaat dat altijd met rellen, ook als de
gemoederen zeer verhit raken. Dat laatste
gebeurde in 1985 toen minister Brinkman,
die ook de cultuur in zijn portefeuille had,
weigerde de P.C. Hooftprijs aan Hugo
Brandt Corstius toe te kennen. Brink
mans argument: de schrijver had leden
van het kabinet grievend bejegend. In een
andere vorm bleef de P.C. Hooftprijs be
staan, maar mede door enkele weinig aan
sprekende toekenningen raakte de prijs
zijn prestige kwijt. De literaire wereld had
veel meer interesse voor de AKO-prijs.
Elk jaar zouden zes boeken uit het aanbod
van het seizoen genomineerd worden, één
schrijver zou 50.000,- rijker worden. De
formule en de keuzes van de jury spraken
het publiek onmiskenbaar aan.
Natuurlijk was niet iedereen tevreden.
Koos van Zomeren maakte zich er in Een
jaar in scherven boos over dat de jury niet
aan hem had gedacht. Jeroen Brouwers
mokt er nog steeds over dat De zondvloed
geen schijn van kans maakte. In 1987 werd
de AKO-prijs voor het eerst uitgereikt, zo
als gezegd aan J, Bernlef. Het jaar daarna
was het spannend. Hermans' boek Een
heilige van de horlogerie was genomi
neerd, evenals De morgen loeit weer aan
van de spaarzaam publicerende Antil-
liaanse auteur Tip Marugg. De prijs ging
tenslotte naar Gerten Meijsing voor Ver
anderlijk en wisselvalligIn 1989 was de
eer weggelegd voor de Vlaamse Brigitte
Raskin, die debuteerde met Het koe
koeksjong.
Het boek - een geraffineerde mengeling
van documentaire, autobiografie en fictie
- werd plotseling een bestseller.
Deze erkenning voor Brigitte Raskin mar
keert de opmars van Vlaamse schrijvers in
Nederland. Nadrukkelijk aanwezig was
bijvoorbeeld Tom Lanoye, en dat in zowat
alle disciplines die de literatuur telt. Hij
bleek een fel polemist, in de bundel In de
piste ontpopte hij zich als een briljant
dichter, ook als prozaïst kan men niet om
hem heen bewees hij met name in Een sla-
gerszoon met een brilletje.
Andere jonge Vlaamse talenten deden
eveneens van zich spreken, van Herman
Brusselmans tot Kristien Hemmerechts.
Haar naam kan ook in verband worden ge
bracht met de ontwikkeling dat de vrou
welijke stem duidelijker dan ooit te horen
was in de letteren. Misschien het helderst
in het lekker gekke werk van Renate Dor-
restein. Zij kwam in 1983 voor het eerst in
de belangstelling met Buitenstaanders.
Een spectulair succes was De meisjes van
de suikerwerkfabriek, het eveneens in
1983 verschenen debuut van Tessa de Loo.
Veel meer nieuwe schrijfsters - waaronder
Hermine de Graaf, Marion Bloem, Mar
griet de Moor - dienden zich aan. Ouderen
- zoals Josepha Mendels - konden een co
me-back maken.
In de jaren tachtig waren we getuige van
opkomst en ondergang van de columnis-
tiek. De boekbeschouwers publiceerden
zelf vele boeken. Hun ijdelheid was ge
streeld, verder had niemand er wat aan.
Het lezend publiek kon wel profijt hebben
van het Kritisch Lexicon van de Neder
landstalige Literatuur na 1945.
In 1980 verschenen de eerste afleveringen
van dit zich nog altijd uitbreidende losbla
dige naslagwerk. De literaire biografie
werd een druk beoefend genre. Wam de
Moor beschreef het leven van Van Ouds
hoorn, Frédéric Bastet verzorgde de bio
grafie van Couperus, Hans Visser koos
voor Vestdijk, Gerard Termorshuizen
wijdde een boek aan Daum, Wim Hazeu
verdiepte zich in het bestaan van Achter
berg. Het ego-document beleefde een on
gekende bloei.
Het dagboek kwam - en de brede erken
ning voor mijn nu zeven delen tellende Ge
heim dagboek was daar niet vreemd aan -
ineens in aanzien te staan. Toevalligerwijs
waren ook de twee enige Nederlandse lite
raire werken die in het buitenland veel le
zers vonden dagboeken. Ik bedoel: de
journalen van Etty Hillesum (1914-1943)
en Anne Frank (1929-1945). De nagelaten
geschriften van Etty Hillesum zagen in
1986 het licht. Eerder dat jaar was een we
tenschappelijke editie van Anne Franks
dagboek verschenen.
De mooiste brieven worden in Nederland
nog altijd geschreven door Gerard Reve.
Dat maakte hij duidelijk in Brieven aan
geschoolde arbeiders en andere bundels.
August Willemsen publiceerde in 1985 zijn
Braziliaanse brieven, Paul de Wispelaere
kwam in 1986 met Brieven uit Nergenshui-
zen, Jeroen Brouwers liet in 1987 twee ont
hullende en meeslepende brievenboeken
drukken onder de noemer Kroniek van
een karakter. Naast het dagboek en de
brief werden nog veel meer vormen van
autobiografisch schrijven beproefd. Door
A. Moonen bijvoorbeeld. De engste recen
sent van ons land deed hem als een 'en
gerd' af, in werkelijkheid gaat het om onze
meest gedreven auteur.
Wat deden de schrijvers verder in dit de
cennium? In 1980 publiceerde Jan Wol
kers een van zijn beste boeken, namelijk
De perzik van onsterfelijkheid. Het jaar
daarna kwam het niet al te geslaagde
Brandende liefde van de pers. In 1982 ver
scheen De junival, dat een matte indruk
maakte. Wolkers liet in 1983 en 1984 nog
de zwakke romans Gifsla en De onverbid
delijke tijd uitgeven. Sindsdien heerst
rond de man die ooit de populairste au
teur van ons taalgebied was een pijnlijke
stilte, slechts doorbroken als Wolkers
weer eens luidruchtig een prijs weigert. Al
werkte hij vlijtig verder, ook de populari
teit van Maarten 't Hart liep terug. Hij
bracht aardige boeken als De kroongetui
ge (1983) en Het roer kan nog zesmaal om
(1984) op zijn naam. In 1987 leed hij echter
ernstig gezichtsverlies door in een literair
duel met de geheel onbekende Hans W.
Bakx het onderspit te delven. De heren
hadden een conflict over de huur van een
woning. De novelle Midas' tranen waarin
Bakx zijn visie op het geval gaf, oogstte
aanzienlijk meer lof dan 't Harts versie in
Het uur tussen hond en wolf.
Tot de literaire hoogtepunten uit 1981
kunnen wat mij betreft Hoogmoed en
dronkenschap van Alfred Kossmann en
F. Springers Bougainville gerekend wor
den. Het jaar 1982 bracht, afgezien van de
in het voorafgaande al genoemde boeken.
Van geluk gesproken door Marijke Höwe-
ler. Ze was nadien heel produktief, maar
zou het peil van deze sarcastische zeden
schets niet meer halen. Renate Rubin
stein publiceerde in 1983, 1984 en 1985 le
zenswaardig werk zoals Naar de bliksem?
ik niet. Uit 1984 dient zeker nog In Neder
land te worden gememoreerd, een sublie
me roman van de ook in het reisverhaal
uitblinkende Cees Nooteboom. De sterk
ste romans van 1985 waren wellicht Een
liefde in 1947 van K. Schippers en Schil
den van leem door Boeli van Leeuwen. De
ze werken werden geprezen, maar weinig
gelezen. Dat is ook van toepassing op het
werk van Armando: in 1988 verscheen van
hem De straat en het struikgewas en in
1986 Krijgsgewoel. Leon de Winter publi
ceerde in dat jaar de onderhoudende ro
man Kaplan, een omwenteling in zijn oeu
vre. Tot de beste boeken van 1987 behoor
den Terug naar Kongo van Lieve Joris,
Engelbert door Mensje van Keulen en De
Eenzaamheid door genot van Kees Ou-
wens die zich ook als dichter manifesteer
de. Uit 1988 zal behalve het boek van Bri
gitte Raskin stellig de essaybundel De on
mogelijke liefde van Rudy Kousbroek
lang herinnerd worden.
Hermans' roman Au pair lijkt verreweg
het opvallendste boek van 1989. Maar het
is te vroeg om hier besliste uitspraken
over te doen. Zoals er eigenlijk ook niet
voldoende tijd verstreken is om de perio
de geheel te overzien. Elke literatuurlief
hebber zal voorlopig zijn eigen inzichten
en indrukken aan het bijna voorbije de
cennium bewaren. Pas veel later zullen al
die meningen samenvloeien tot één oor
deel over wie de echte verliezers en de
werkelijke winnaars waren van de lette
ren in de jaren tachtig. Als tenminste het
steeds haastiger literaire bedrijf gelegen
heid voor zo'n terugblik laat.
Ida G. M. Gerhardt
Tom Lanoye
doelingen werden echter zelden waarge
maakt. Men bracht de energie op om een
kathedraal te bouwen, maar het werd een
gebouw waardoor men niet betoverd
raakt.
Wellicht moet zelfs Het verdriet van Bel
gië (1983) van Hugo Claus als zo'n geman
keerd meesterwerk worden beschouwd.
De publiciteitscampagne was zo goed
georganiseerd dat bijna niemand eraan
durfde twijfelen dat de Nederlandse litera
tuur met een grandioze roman was ver
rijkt. Jeroen Brouwers schreef ook een
zeer omvangrijke roman waarvan hij
meende dat ieder onder de indruk zou ko
men. De zondvloed (1988) bleek echter
vooral een rampspoed: het was een boek
met verhalen die niet boeien, gedachten
die nauwelijks belang inboezemen, herin
neringen die doorgaans het memoreren
niet waard waren. A. F. Th. van der Heij
den begon in 1983 een nog pretentieuzer
onderneming, een romancyclus De tande
loze tijd. Hij kon evenmin doen wat hij be
loofde. De reeks is nog altijd onvoltooid,
de schrijver lijkt zelf de moed een beetje te
hebben opgegeven. Dan Jan Cremer, hij
publiciteerde in 1984 zijn romantrilogie
De Hunnen volledig. In zijn soort was het
werk zeker niet slecht, maar het publiek
bleek voor het i,oort geen belangstelling
meer te hebben. Een ambitieuze misluk-
kig was tenslotte Cirkel in het gras van
Oek de Jong, die aan het eind van de jaren
zeventig nog als een van de meest belo
vende prozaschrijvers kon gelden.
Van Frans Kellendonk koesterde men
aan de vooravond van dit decennium
eveneens grote verwachtingen. Die maak
te hij waar ook. Letter en geest (1982) was
een prachtig boek. Ook over het in 1986
uitgekomen Mystiek lichaam valt veel
goeds te zeggen. Maar er ligt een schaduw
over de roman. Een bespreker signaleerde
een antisemitische inslag in het werk. Dat
was het begin van wat bijna een hetze zou
worden. De angel van het boek ligt in feite
ergens anders. „Mannen en vrouwen heb
ben samen het verbond van God met zijn
volk", vond Kellendonk en op grond daar
van keerde hij zich tegen homoseksuali
teit. Hoe onzinnig zijn opvattingen ook
zijn, Kellendonk schreef duidelijk over
iets dat hem intens bezighield. Aan schrij
vers die schrijven om er bij te horen geen
gebrek, maar zulke auteurs die scheppen
uit innerlijke noodzaak zijn zeldzaam.
Vreemd genoeg deed zich ook in de poëzie
een rel voor, In de dichtkunst gaat het ge
woonlijk heel anders toe dan in de prozali
teratuur. Poëzie is een kunst voor stilte,
verheven momenten en schone handen.
De hoogste vorm van literatuur is nog al-