De Avonden Literaire journalistiek Mieke Vestdijk strijdt verder Vlaams verdriet week-uit 23 ZATERDAG 9 DECEMBER 1989 Goede jus Borst Emoties Stofzuiger Eén dak Rudolf van den Berg kondigde aan De Avonden te verfilmen. De schampere commentaren dat iemand zich zou vertillen aan een onverfilmbaar boek hadden niet meer zo luid geklonken sinds Fons Rademakers het voornemen uitte om Max Havelaar tot film te bewerken. Maar zoals Rademakers toch een alleszins acceptabele film uit Multatuli's werk te destilleren wist, zo blijkt nu Van den Berg erin te zijn geslaagd om Gerard Reve's klassieker bezienswaardig op het doek te krijgen. Een beetje stijf misschien voor een film uit 1989, maar de Frits van Egters zoals Reve hem in 1947 beschreven heeft was ook als literair personage al geen mirakel van dynamiek en lenigheid. Thom Hoffman als duimende wijsgeer In tegenstelling tot de extraverte en daadkrachtige held van de Havelaar, die zijn verfilmer ten minste enig visueel vuurwerk had te bieden en bovendien een exo tisch landschap mee had, is de hoofdfiguur van De Avonden een in zichzelf gekeerde kniezer met de droefgeestige grauwheid van na oorlogs Nederland als kleinburger lijke achtergrond. Het zijn echter diens specifieke gevoelens die Van Egters interessant maken en dat vooral vanwege de wijze waarop ze werden beschreven met een pen die gevoed werd met vlijmende iro nie en pure pijn. De lancetscherpe blik waarmee Frits van Egters naar zijn ouders keek de ene keer meedogenloos de andere keer huilend van medelijden het kon allemaal niet anders worden geno teerd dan in die precieuze, archaï serende woorden die (Van het) Re ve daar voor gekozen heeft. Zie daar maar eens mee weg te komen als goedwillende literatuurverfil mer. De uitgangspunten voor Rudolf van den Berg en zijn scenarist Jean Ummels waren weinig florissant, maar ze zullen hun moed hebben geput uit de wetenschap dat de ro man in elk geval een aantal tafere len bevatte die zich likkebaardend ensceneren laten. De vreugdeloze oudjaarsviering die volmaakt ver ziekt wordt bij de ontdekking dat moeder, de brave sul, zich voor goud geld vruchtenwijn (appel bessen) in de maag heeft laten splitsen in plaats van bourgogne of bordeaux. Hoe dankbaar zich die bijna cabaretachtige scène verfil men laat, heeft enige maanden ge leden René Seegers al bewezen toen hij dat genrestukje terloops even meepikte in Alles Moet An ders, zijn documentaire over de wederopbouw. De film De Avonden biedt ivonder- lijk genoeg meer momenten die een ongerijmd déja vu-gevoel opwek ken. De voortdurend winden laten de vader, de manier zoals hij een keer in de huiskamer wordt aange troffen in lang ondergoed met zijn achterluik open, 's mans abjecte tafelmanieren en stuitende opmer kingen: 'Goede jus moet stil lig gen!' Zonder de stijl waarin Reve die zaken noteerde, maar met de beelden waarin Van den Berg ze behandelt, komen we dicht in de buurt van de tafelscène's van Te rug Naar Oegstgeest zoals verf ilmd door Theo van Gogh. De huis- kamerscène's waar Frits geraffi neerd zuigend zijn ouders tegen el kaar zit uit te spelen, herinneren onmiddellijk aan de manier waar op Alex van Warmerdam met pa en moe kerstmis en oud-en-nieuw zat te vieren in Abel. Waarschijn lijk zeggen die associaties overi gens veel minder over de genoem de filmers dan over ons eigen Ne derland. De stijl waarin De Avonden ge filmd is blinkt niet uit door karak ter, maar evenmin zie je eraan af dat er vier verschillende camera specialisten bij betrokken zijn ge weest. Een betamelijk en verzorgd ogend werkstuk. De mooiste stuk jes Amsterdam blijken overigens weer in Utrecht te zijn opgenomen. Het enige wat ik echt miste waren een paar scène's uit Grazige Wei den, de film waarover door Reve nogal uitvoerig gerept werd. Maar ik neem onmiddellijk aan dat het te moeilijk geweest is om die van 1936 daterende film voor deze gele genheid op te sporen en te gebrui ken. Het grootste compliment dat Ru- dolf van den Berg gemaakt mag worden is dat hij met zijn visie an dere interpretaties absoluut niet dooddrukt. De Avonden gaat over levensangst, de weerzin om vol wassen te moeten worden, de on vermijdelijkheid én de aantrek kingskracht daarvan. De heftigste emotie is die waarmee naar de ou ders gekeken wordt. De ontzetting waarmee iedereen vroeg of laat vaststelt dat hij boven zijn eigen ouders is uitgegroeid. En de vrese lijke gewaarwording dat zij die jou gemaakt hebben, opgevoed en be schut hebben, ook maar zwakke stumpers van mensen zijn, mis schien nog wel zwakker dan jijzelf. Dat vormt het logische moment dat iemand een leven voor zichzelf dient op te starten en dat is waar toe Frits de moed verzamelt. Ter wijl speelgoedkonijntjes en visioe nen van de moederborst (die zoekt hij ook bij andere vrouwen op, meer heeft hij van hen ook niet no dig) hem blijven binden aan zijn kindertijd, poogt hij heel voorzich tig toch afstand te scheppen door zijn ouders te treiteren met heel kleine dingetjes. In een soortgelijke ambivalente houding staat hij tot zijn middel bare school-tijd en tot de vrienden die hij daar nog aan heeft overge houden. Dat gymnasium heeft hem net zo goed een soort nest- warmte geleverd waar hij zich be haaglijk in voelde en waarvan hij tijdens een reünie merken moet dat die niet meer bestaat. Zoals ook zijn vrienden (maatschappe lijk geslaagd, getrouwd en zelf al weer vaders en moeders van kinde ren) hem al ver achter zich gelaten hebben. Frits van Egters voelt zich een wijsgeer, iemand die de wereld door en door kent. Maar hij duimt nog. De sprong die hij maken moet naar een verlate volwassenheid, vindt plaats als het 1 januari 1947 wordt. Hij verzamelt al zijn moed, zet alle ramen open, haalt diep adem en....pakt een pen. Hij wordt van de ene minuut op de andere, van het ene jaar op het andere, schrijver. En hij wordt volwassen. Eindelijk. Dan heeft al zijn gewor stel ineens zin gehad en is het alle maal "niet onopgemerkt geble ven." Bij zo veel innerlijke strijd en hoog oplopende emoties van iemand die zich bij al zijn uitspraken indekt met ironie, zit er om toch tot de kern van de thema's te raken maar een ding op. Het hoofdperso nage dient te worden opgescheept met een veelheid aan monologues interieurswe horen hem zeggen wat hij denkt en hij dient hardop te gaan praten als hij alleen is, op het gevaar af zodoende onwillekeurig voor zonderling versleten te wor den. Het voordeel in dit geval was dat zodoende ook iets van het karakte ristieke woordgebruik van Reve gered kon worden. En dan komt men automatisch aan op het punt waar talloze boekverfilmingen schipbreuk hebben geleden. De li teratuur gaat dan vrijwel altijd door de film heensteken, de kunst matigheid wreekt zich ten koste van de authenticiteit. Het is spe ciaal dit aspect geweest waarvoor werd gewaarschuwd toen De Avonden onverfilmbaar werd ge noemd. Het zou onvermijdelijk op een dode film uitdraaien. Dat Van den Berg heelhuids om deze levensgevaarlijke klip is heen gekomen, heeft hij volledig te dan ken aan Thorn Hoffman als zijn fa buleuze hoofdrolspeler. Die heeft de rol van Frits van Egters werke lijk weten te bezielen met een ver bluffende finesse die perfect wordt doorgetrokken naar de eenzame monologen. Zelfs dat archaïseren de, typisch Reviaanse taalgebruik krijgt van Hoffman een vanzelf sprekendheid mee die je niet voor mogelijk zou hebben gehouden. De rol past hem als een hand schoen, wat trouwens lijkt op te gaan voor iedere rol die deze bege nadigde acteur de laatste paar jaar heeft aangepakt. Met alle respect voor de rest van de cast (Rijk de Gooijer uitnemend als vader Van Egters, Viviane de Muynck hart verscheurend raak als moe, Pierre Bokma heel verrassend en onrust barend als de sadistische school vriend Maurits), Thorn Hoffman domineert de film zoals het be taamt en met zo veel klasse dat hem volgend jaar onmogelijk het Gouden Kalf ontgaan kan waar hij eigenlijk dit jaar al recht op had. Pieter van Lierop Mieke Vestdijk-van der Hoe ven, de weduwe en erfgena me van de schrijver Simon Vest dijk, is bezig de bibliotheek van haar man onder te brengen in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht. De boeken en tijdschrif ten - vele duizenden titels - staan nu grotendeels bij mevrouw Vestdijk thuis. Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecen trum in Den Haag, waar een Vest dijk-collectie van vooral hand schriften en brieven is onderge bracht, staat niet te springen om de volledige boekenverzameling van Simon Vestdijk onder te brengen. Aad Meinderts van het Letterkundig Museum: „Mevrouw Vestdijk streeft naar een Vestdijkmuseumpje, waar al le Vestdijkiana bij elkaar te vin den zijn, te vergelijken met bij voorbeeld het Dickensmuseum in Engeland. Waar wij met haar een verschil van mening over hebben, is wat tot de collectie moet worden gerekend. Me vrouw Vestdijk zoekt een be stemming voor haar boekencol lectie en voor de tijdschriftenver zameling van Vestdijk. Wij kun nen als museum echter geen vol ledige bibliotheken van schrij vers opnemen, niet alleen vanwe ge plaatsgebrek, maar ook om dat dat eenvoudigweg onze taak niet is. Wij zijn geen bibliotheek. Het beheren van boeken en het beheren van unica en handschrif ten, zoals wij doen, is iets essen tieel anders." „Wij hebben van derden veel brieven van Vestdijk gekregen, die zijn dus ons eigendom. Wij hebben bijvoorbeeld ook de stof zuiger die Vestdijk aanzette als hij ongestoord door omgevings geluiden wilde werken. En me vrouw Vestdijk heeft haar Vest dijkcollectie aan ons in perma nente bruikleen gegeven." De Forumgeneratie - schrijvers als Ter Braak, Du Perron, Vest dijk - is goed vertegenwoordigd in het Letterkundig Museum. Meinderts: „Het lijkt ons niet goed als je bij ons iets aan de ver zameling rond Forum onttrekt. Die documenten kunnen nu in verband met elkaar bestudeerd worden." „Als mevrouw Vestdijk als voor waarde zou stellen dat wij de hele bibliotheek moeten nemen om te voorkomen dat zij de door haar in bruikleen gegeven documenten terugeist, dan zouden we dat wel in overweging willen nemen. Als het opnemen van de bibliotheek een methode voor ons is om dë collectie te behouden, dan moet dat. Maar de bibliotheek, waar ook bijvoorbeeld veel muziek theoretische en kunsthistorische werken bij zitten, is ons niet aan geboden. Het is dus geen kwestie van pikken of slikken." Mevrouw Vestdijk zegt dat zij haar bibliotheek wel degelijk heeft aangeboden aan het mu seum: „Ik ben begonnen de tijd schriften aan te bieden. Dat gaat om acht meter op de plank: jaar gangen van onder meer De Gids, De Stem en Forum. Anton Korte- weg, de directeur van het mu seum, heeft toen de restrictie ge maakt dat hij alleen tijdschriften wilde hebben waar Vestdijk zelf aantekeningen in heeft gemaakt. Gevraagd wat hij dan met de rest wilde doen zei hij: de rest doen wij wel weg. Daar achteraan heb ik de boeken aangeboden, dat zijn er zes- tot, achtduizend. Het is dus niet waar dat ik de bibliotheek niet zou hebben aangeboden, maar ze wil len hem niet hebben." Het ideaal van mevrouw Vestdijk is om alles onder één dak te krij gen: de boeken en tijdschriften uit Vestdijks nalatenschap, de handschriften en alle documen ten: „Mijn doel is dat het werk bestu deerd kan worden, daarom wil ik alles bij elkaar hebben. Het argu ment dat Korteweg gaf, 'wij heb ben toch de stofzuiger', is type rend. Een stofzuiger vinden ze be langrijk. Het documentatiemate riaal interesseert ze niet, dat wil len ze wegdoen. Daar ben ik het niet mee eens. En de complete collectie is mijn eigendom. Dus als ik de kans krijg om mijn zin te krijgen, dan doe ik dat. Dat is toch zeer legitiem?" Het zit mevrouw Vestdijk bijzon der dwars dat zij negentien jaar heeft moeten wachten op een bruikleenovereenkomst van het Letterkundig Museum voor de handschriften en documenten die zij daar in 1971 naar heeft la ten overbrengen. Haar verlangen alles betreffende Vestdijk bij elkaar te hebben, houdt in dat uiteindelijk of Den Haag of Utrecht alles zal moeten krijgen. Mevrouw Vestdijk: „En als ik moet kiezen tussen Den Haag en Utrecht, dan is mijn keus allang gemaakt. Ik heb geen zin om weer negentien jaar te wachten. Ik heb goede afspraken gemaakt met de Universiteitsbi bliotheek van Utrecht. Alles wat bij mij thuis in Doorn is, gaat daar naartoe. Dat is al aan het ge beuren. Wat geïnventariseerd is wordt op dit moment overge bracht. Maar dat inventariseren is een enorm karwei." Gevraagd wie deze inventarisa tie verzorgt, zegt mevrouw Vest dijk: „Wie denkt u? Dat doe ik". Inge van den Blink Mieke Vestdijk Je hebt natuurlijk zelf geen mening over de toekenning aan jou van een prijs. Snap je wel? Ik heb er wel deze zijdelingse me ning over. Ik vind het boeiende er aan dat het grootste deel van wat ik geschreven heb eerst in de krant heeft gestaan. Dat vind ik erg be langrijk. Of belangrijk? Dat vind ik eigenlijk wel leuk." Aldus criticus Kees Fens (60), aan- wie de P.C. Hooftprijs 1990 voor be schouwend proza is toegekend. De prijs, 25.000 gulden groot, wordt hem volgend jaar overhandigd in het Letterkundig Museum in Den Haag. „Misschien is het een erkenning van de literaire journalistiek. Je kunt hoogstens zeggen dat het een verschuiving laat zien in de publi catievorm van de literaire kritiek in Nederland. De krant heeft een heleboel functies overgenomen van andere gedrukte media, zoals tijdschriften. Ik denk dat dat een gegeven van belang is, want je kunt die lijn doortrekken naar Kousbroek en Carmiggelt, die ook via de krant werkten en werken." „Als je literatuur in bijlagen de ruimte geeft, zodat je regelmatig besprekingen van boeken in de krant tegenkomt waar ze vroeger niet aan orde kwamen, krijg je niet alleen een enorme verbreding van het aanbod, maar ook van de jour nalistiek." „Ik heb natuurlijk geen geschiede nis geschreven. De literatuur is wel zo omvangrijk geworden dat het voor één mens niet meer te doen is. Kijk, vroeger, in de jaren vijftig, kon de krant met één criticus vol staan. Voor de hele Nederlandse Kees Fens letterkunde, maar dat kan niet meer. Je hebt nu een poëzie-spe- cialist, een proza-specialist, maar Gomperts overzag in Het Parool ik had daar grote bewondering voor in zijn eentje de hele litera tuur." „Al onmiddellijk na het bekend worden van de prijs werd mijn werk vergeleken met dat van Men- no ter Braak. Zeer eervol. Zijn kri tieken, met name de laatste drie delen van zijn verzameld werk uit Het Vaderland, 1933-1939, vind ik het allerbeste wat in Nederland op literair-kritisch gebied is gepubli ceerd." John Oomkes Een Hollander die naar het zoe te Frankrijk gaat, passeert ten minste drie grenzen. Tot 1992 gaat hij in ieder geval twee landsgren zen over. Doorgaans zonder pro blemen. Daarnaast overschrijdt hij een taalgrens. Een denkbeeldi ge scheiding, zonder slagbomen, grenspalen, hekken of bewakers. Niettemin is die grens tussen het Frans en het Nederlands goed te volgen. Van Brussel bijvoorbeeld via Overijse, Waver, Ronse, Ger- aardsbergen en zo verder tot bij Lille of Rijsel. Zo kan men ook de oostelijke kant opgaan: van Brus sel naar het gebied van Hapart, dichtbij het Nederlandse Limburg. Midden door het land van de zuiderburen loopt een scheidings lijn. Tussen een Germaanse taal en een Romaanse. Die taalgrens heeft in de loop van de tijd voor veel sociale problemen en politieke troebelen gezorgd. Het valt regelmatig op hoe weinig Nederlanders daarvan op de hoog te zijn. Als ze er iets van weten, doen ze het Vlaams verdriet in veel gevallen met een smalend lachje af. Wat hebben zij te maken met het taaltje van hun zuiderburen? Het zal ze een zorg zijn. De geschiedenis van het oudste Nederlands speelt zich af op het grondgebied van België. Daar wor den de eerste taaluitingen op pa pier gezet. Maar wie de historie kent, weet hoe het België na de 16e eeuw is vergaan. Op een kortston dige hereniging van 1814-1830 na hebben we geen deel gehad aan de geschiedenis van onze buren. Ook de beweging voor de emancipatie van de Vlamingen en het Vlaams interesseerde de Hollander niet echt. Voor de hogere kringen in het Ne derlandstalige deel van ons buur land was het traditioneel ondenk baar dat een bevoorrechte positie niet in het Frans tot uitdrukken werd gebracht. De suprematie van het Frans was volledig. In Vlaan deren was niet het Vlaams, maar het Frans de taal van de recht bank, het leger, het (hogere) onder wijs, het bestuur. Het was de voer taal van hen die de economische, politieke en kerkelijke macht uit oefenden. De geschiedenis, ook de geschiede nis waarvan we nu getuige zijn, leert hoe belangrijk voor de identi teit van een volk de eigen taal is. Een bezoek van een Franse presi dent aan Quebec is bij voorbaat beladen. Demonstraties in allerlei deelrepublieken van het commu nistische Oost-Europa laten het zelfde beeld zien, van de Baltische staten tot Moldavië: een van de eerste eisen betreft steeds weer het gebruik van de eigen taal. Taal kunde heeft in die streken altijd iets met taalpolitiek te maken. In de Vlaamse streken is pas na de Tweede Wereldoorlog de druk van de verfransing opgehouden. In de jaren tachtig heeft de ontwikke ling geleid tot een officiële samen werking tussen de buurlanden op het gebied van het Nederlands. Zo is de Taalunie ontstaan die streeft naar een Nederlandse eenheids taal. Op het gebied van de spelling komt dat af en toe wel in de publi citeit. Het probleem is nu hoe die Neder landse eenheidstaal (eventueel) gerealiseerd moet worden. Jaren lang hebben veel Vlamingen naar het Nederlands van hun noorder buren geluisterd. Dat was hun taalideaal, dat moest het zijn. Je krijgt soms de indruk dat het ide aal niet meer zo aantrekkelijk ge vonden wordt. En op de eenvoudi ge medialijder maakt het Vlaams dat je via de BRT hoort en ziet geen ridicule indruk. Integendeel, in veel gevallen frappeert de ver zorgde en bedachtzame stijl. Natuurlijk valt de kritische luiste raar wel op dat er verschillen zijn tussen het Nederlands van het noorden en van het zuiden. Uit- spraakfeilen, vreemde woordkeus, verkeerde voorzetsels, vertaald Frans. Juist die taalverschillen doet de vraag rijzen of de taal van het Noorden nog wel het voorbeeld moet zijn? Zo zijn er wel mensen die zeggen dat men niet moet stre ven naar een eenheidstaal maar naar eigen taal in de Vlaamsspre- kende streken, een algemeen Zuid nederlands. Wordt de positie van het Nederlands in die streken be dreigd als je de harde van het Noordnederlands afgeleide nor men loslaat? Komt zo'n standpunt niet neer op het goedkeuren van al lerlei platte dialecten? Is daar dan weer niet het gevolg van dat men voor een taal waar men in alle om standigheden gebruik van moet maken niet een beroep blijft doen op het Frans? Over dit soort vragen schreef Jozef Van Haver een aardig boekje: Noorderman Zuiderman, Het taalverdriet van Vlaanderen. Daarin zet hij allerlei problemen op een rijtje en probeert hij de ont wikkeling te beïnvloeden. Ook van belang voor 20 miljoen sprekers van het Nederlands in een ver enigd Europa. Het stellen van die vragen zal wel terecht zijn. Noordnederlanders moeten niet onverschillig staan te genover die kwesties maar zich toch een beetje bescheiden opstel len tegenover hun Vlaamse taalge noten. Bovendien: hoe taalkundi gen en taalpolitici ook willen stu ren en beïnvloeden, de werkelijk heid onttrekt zich wel eens aan hun wil. De volgende werkelijkheid bij voorbeeld. Enkele jaren geleden op een terras aan de Antwerpse Meir. Voor ons zit een jong stel aan minnig te spreken. Zij in een Vlaams-Antwerps, hij in het Frans. Noch het verbale liefkozen, het woordelijke beminnen, de zinnelij ke uitingen lijden eronder. Als we na een tijdje weggaan blijkt het meisje inmiddels Frans te spreken en de jongeman een soort Neder lands. Algemeen Zuidnederlands of Vlaams dialect, Noordnederlands of ABN? Zij maakten er geen pro bleem van, laat staat dat ze gebukt gingen onder het taalverdriet van Vlaanderen. Lo van Driel Thom Hoffman (rechts) wordt voor de eerste take nog even 'bijgewerkt', geheel links Rudolf van den Berg.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 23