PZC Verslaafd aan werk in de woeste zeeën De oorworm graaft zijn eigen graf varia WOENSDAGS NOVEMBER 1989 8 KOSTEN RUIM 500 MILJOEN PER JAAR FOTOGRAAF CEES VAN DER MEUEEN Borg Nooit absoluut Te laat AD I-norm Dierelantijnen Tang Vuilnisman Vliegen Gevaarlijk Brekers Rolberoerte Ik WORD NAVE GLASBAK WEER EEN HELE MOOIE SLANKE FLES. IK ZIE GROEN VAN JALOEZIE. DE GLASBAK SNAKT NAAR GLAS Duizenden controleurs keuren ons voedsel (Door Jos Heymansi In Groningen sterven koeien door loodvergiftiging, de melk in Zuid holland is verontreinigd als gevolg van de uitstoot van gevaarlijke stof fen van de Afvalverwerking Rijn mond en zelfs spinazie en sla zijn door een te hoog nitraat- en nitrietgehalte niet meer te vertrouwen. In Limburg worden tientallen bejaarden ernstig ziek door salmonellavergiftiging en het eten van garnalen is al jaren gele den een dubieuze bezigheid gewor den. En dan laten we de schadelijke gevolgen van de ramp met de kern centrale in Tsjernobyl nog buiten be schouwing. Het zijn gebeurtenissen die we pas te weten komen, als het kwaad eenmaal is geschied. Kennelijk is de controle op ons voedsel minder adequaat dan we van de overheid mogen verlangen. Drs. A. Feberwee van het ministerie en landbouw en visserij vindt dat een ver tekend beeld. Het gaat volgens hem om incidenten, weliswaar niet goed te praten, maar het zijn slechts inciden ten. In het algemeen is de controle op ons voedsel goed. „Maar goed nieuws is geen nieuws. Je leest ook niet in de krant dat er maandag weer zoveel dui zend auto's veilig in Amsterdam zijn aangekomen". Twee ministeries, WVC en Landbouw en Visserij, zijn de eerst verantwoorde lijke voor de controle op de kwaliteit (lees: veiligheid) van ons voedsel. Grof weg kan worden gezegd dat Landbouw en Visserij zich bezighoudt met wat zich op de akkers en op zee afspeelt en WVC met de produkten die in de win kels liggen. Buiten die twee zijn ook de departementen van Economische Za ken, VROM en Sociale Zaken op eni gerlei wijze betrokken bij de veiligheid van ons voedsel. De belangrijkste op sporingsdiensten zijn de Algemene In spectie Dienst (AID), vooral bekend van de controle op de visquota, en de Keuringsdienst voor Waren. Uitgangspunt voor de bewaking van ons voedsel is de Warenwet, waarin de bescherming van de volksgezond heid en het bevorderen van een eerlij ke handel voorop staan. Vanuit die doelstellingen telt de Warenwet tien tallen regels die borg staan voor de kwaliteit van voedingsmiddelen. Zo mogen de produkten geen stoffen, be standdelen of bacteriën bevatten die schadelijk zijn voor de gezondheid en zijn eisen gesteld aan de bereiding, opslag, transport en verkoop. De ver pakte produkten moeten voorzien zijn een etiket met daarop de juiste benaming, de ingrediënten, kleurstof fen, conserveermiddelen en de houd baarheid. Maar er zijn meer wetten ter bescher ming van de kwaliteit van ons dage lijks eten en drinken. De Landbouw- kwaliteitswet en de Produktschaps- verordeningen moeten de kwaliteit van de produkten garanderen, de Be strijdingsmiddelenwet bepaalt welke gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt en in welke mate, en de Vleeskeuringswet en de Wet op de Diergeneesmiddelen moeten ervoor waken dat er geen besmet vlees op ons bord terecht komt. De controle op de naleving van de wet wordt gedaan door overheidsinstan ties en door organisaties van het be drijfsleven, die onder toezicht staan van de overheid. Hiermee zijn enkele duizenden mensen belast, die aan keu ringen en controles jaarüjks meer dan 500 miljoen gulden uitgeven. Daarbij zijn nog niet opgeteld de miljoenen guldens en de eveneens duizenden werknemers van de producerende be drijven, die hun eigen kwaliteitscon troles uitvoeren. Het bedrijf heeft er immers baat bij dat er geen klachten over zijn produkt binnenkomen. De controle van de overheid is gericht op vier hoofdpunten: de grondstoffen, de produktie-omstandigheden, de be werkingen en de afzet en de eindpro- dukten. Bij de grondstoffen moet ge dacht worden aan veevoeders en im- portprodukten. De controle op de pro duktie-omstandigheden richt zich op de kwaliteit van de bodem en het op pervlaktewater, het werken met be strijdingsmiddelen en het toedienen van geneesmiddelen aan dieren. Met deze twee zaken houdt met name de AID zich bezig. De produktiefase wordt in de gaten gehouden door onge veer dertig instanties in verschillende produktsectoren, zoals het Kwaliteits Controle Bureau Groenten en Fruit, het Centraal Orgaan Zuivelcontrole en de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees. De Rijkskeuringsdien sten voor Waren, zestien in totaal, zijn belast met de controle op de omstan digheden in fabrieken, slachthuizen, restaurantkeukens, markten en win kels. Ze kijken ook naar de samenstel ling, de benaming en het etiket van de eindprodukten. Ondanks al die intensieve controles zal het voedsel nooit absoluut veilig kunnen zijn, stelt ir. M. van Stigt Thans van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding. „Per jaar consu meert de bevolking van Nederland ongeveer tien miljard kilo voedsel en dranken. Wie absolute zekerheid wil hebben dat er geen enkele ongerech tigheid voorkomt in al die produkten, die moet elk potje, flesje, pakje, elk brqod, elk stuk vlees, elke krop sla on derzoeken op de aanwezigheid van al le stoffen die daar eventueel in aan wezig kunnen zijn. Het zal duidelijk zijn dat dit onmogelijk is", zegt Van Stigt Thans. Het merendeel van het voedsel is abso luut veilig of is zeer gemakkelijk te controleren. Een potje jam is snel open gedraaid om de hoeveelheid kleurstof te meten. Maar dat ligt anders met 'gif tige stoffen uit het milieu, die in ons eten terecht komen. De gevolgen van een kernramp in de Sowjet-Unie kun je nauwelijks vóór zijn. Je kunt niet veel meer doen dan het nemen van preven tieve maatregelen, zoals het ontraden van het nuttigen van bepaalde pro dukten. Voor de rest is het afwachten. Soms lijkt het erop dat bepaalde inci denten te laat worden ontdekt om te voorkomen dat de besmette produk ten door de consument worden ge bruikt. Maar dat valt in veel gevallen mee. Verontreinigde melk, om maar eens een voorbeeld van de laatste tijd te nemen, wordt tijdig geëlimineerd (Zuidholland) of wordt in zulke kleine hoeveelheden met de totale melkpro- duktie van een gebied gemengd (Gro ningen), dat er geen gevaar bestaat voor de volksgezondheid. Toch ver ontrust elk milligrammetje nitraat de consument. We zijn immers gewend dat dat soort zaken niet thuishoren in ons voedsel. Het is echter niet te voorkomen dat er schadelijke stoffen zitten in ons eten. Nederland produceert twee keer zo veel voedsel dan we zelf nuttigen, zo dat de export van agrarische produk ten van grote economische betekenis is. Dat houdt in dat de grond zeer in tensief wordt gebruikt. Maar de kwali teit van die bodem staat onder druk door zware industrie, transport, huis houdelijk afval. Kortom, vervuiling van het milieu. Schadelijke stoffen in het voedsel zijn dan niet te vermijden. De vraag is echter hoe schadelijk de stoffen zijn. Door de overheid zijn nor men vastgesteld, op basis van binnen- en buitenlands onderzoek en op rap porten van instellingen zoals de We reldgezondheidsorganisatie. Voor elke stof geldt de ADI-norm. Dat staat voor Acceptable Daily Intake, de maximale hoeveelheid van een stof die men dagelijks gedurende het hele le ven kan consumeren zonder dat er na delige gevolgen voor de gezondheid zijn te verwachten. De ADI-norm voor nitraat (vooral in groenten) is 3,65 mil ligram per kilo lichaamsgewicht. Ie mand van 60 kilo mag dus dagelijks 220 milligram nitraat slikken. Een paar jaar geleden meldde Konsumen- ten Kontakt dat er veel te veel nitraat zat in verse spinazie en raapstelen. Dat was op zich juist, maar het ging om een bepaalde korte periode (de winter maanden). Wie in zo'n periode wat voorzichtiger is, loopt geen onaan vaardbaar risico. Bij de vaststelling van de normen, de leidraad voor de controles, gelden zo wel wetenschappelijke als maatschap pelijke redeneringen. Een voorbeeld: in pinda's zit aflatoxine. Een schadelij ke stof op grond waarvan een weten schapper pinda's zou willen verbieden. Maar maatschappelijk is dat niet haal baar. Er wordt dus gezocht naar een minimaal aanvaardbaar risico. Die wordt berekend aan de hand van de gemiddelde consumptie van een be paald produkt, waarbij een veilig heidsfactor wordt ingebouwd. Je hebt immers de liefhebbers die van een be paald produkt veel meer consumeren. Dat wordt meegerekend bij het vast stellen van de norm. Ook hier geldt dus dat een matig mens geen grote risi co's loopt. De overheid is volgens Feberwee voortdurend bezig de kwaliteit van de controles te verbeteren. Hij schat dat Nederland met zijn controles tot de top drie van de wereld behoort. Een paar jaar terug zijn alle Keuringsdien sten van Waren ondergebracht bij een centrale directie, waardoor landelijk eenzelfde beleid wordt gevoerd. Vroe ger kwam het nog weieens voor dat een overtreding in het ene gebied met een waarschuwing werd afgedaan, terwijl in het andere district meteen proces verbaal werd opgemaakt. Die tijden zijn voorgoed voorbij. Bovendien heeft de centralisatie ertoe geleid dat veel adequater kan worden opgetreden. Als in een bepaalde regio salmonella- bacteriëen worden aangetroffen, kan dat meteen landelijk worden aange pakt. Problemen met schadelijke stoffen in voedsel zijn volgens Feberwee meer uitzondering dan regel, hoewel berich ten weieens anders doen vermoeden. „Voorlichting aan het publiek is enorm belangrijk. Overheid en be drijfsleven zullen voortdurend moeten uitleggen, waarom bepaalde stoffen zijn toegestaan en worden toegepast. De tijd is voorbij datje zonder veel uit te leggen kon zeggen: het is allemaal veilig". Cees van der Meulen bij een foto van de Javazee, gestationeerd in Breskens. Het laboratorium van de Keuringsdienst van Waren in Den Haag. opzijn neus, heeft samen met broers en zussen zijn, inmiddels overleden, moe der opgegeten en is dan, na ettelijke malen van vel te zijn verwisseld, toe aan zijn taak bovengronds. Het is de tijd dat de oorwormen om een of ande- re duistere reden rare plekjes opzoe ken. In een washandje dat wat vochtig as, of in de was die buitenhangt. Schrikt de oorworm van ons, dan gaat hij dreigen. Hij buigt zijn achterlijf met de gevaarlijk uitziende tang om hoog en is klaar om ons dus letterlijk in de tang te nemen. Voor ons is dat de kans om te zien of we met een man- Het werken aan de instandhouding van de soort is misschien wel het be langrijkste doel van de dieren. De oor worm heeft, als hij aan voortplanting gaat denken, al een nuttig leven ach ter de rug. Een leven, waarin hij zich als eerbaar vuilnisman dienstbaar heeft gemaakt voor de gemeenschap. Want ondanks de slechte roep zijn oorwormen zeer nuttige opruimers, die alleen hun uiterlijk en naam niet meehebben. Het zijn alleseters, die daardoor een soort universele oprui mers zijn, al hebben ze een zekere voorkeur voor lekkere, zoete hapjes. Zo midden in de zomer is de jonge oor worm volwassen. Hij heeft dan in het holletje onder de grond zijn eitje verla ten door middel van een soort eitand nu eenmaal niet zo snel wordt her kend. Onderzoek wees uit dat het dier zelfs uitstekend kan vliegen, zij het op een wat ingewikkelde manier. Wat na melijk op het eerste gezicht de rug van het dier lijkt, zijn in werkelijkheid twee leerachtige vleugels, die dienen ter be scherming van twee andere vleugels die daar netjes onder opgevouwen lig gen. Om deze ragfijne vleugels ge bruiksklaar te maken of weer op te ber gen moet de oorworm gebruik maken van zijn tang, die als een soort extra hand bij dit karwei behulpzaam is. Denk daar maar eens aan als u in de tuin bezig bent en in de aarde een sla perige oorworm ontdekt, die onvrien delijk zijn tang naar u omhoog krult. Een tang, die nodig is om te kunnen vliegen als de mooiste vlinder. Wed den dat u hem weer zachtjes met aar de toedekt! Iz. M. de Klerk Het klinkt ons mensenkinderen misschien wat vreemd in de oren, maar bij sommige diersoorten is het graven van een eigen graf gebrui kelijk. Bij voorbeeld voor oorwor men, die, als ze hun belangrijkste le vensplicht hebben vervuld, hun soortgenoten tot voedsel dienen. De oorworm heeft een slechte naam, maar met goede en vriendelijke eigen schappen. Een gezicht als een oor worm, betekent niet veel goeds. Trou wens, alleen de naam al geeft te den ken. Maar heus, een oorworm kruipt veel in gaatjes, maar nooit bij levende dieren. Laat staan dus in een oor. In deze tijd gaat de oorworm onder gronds aan het werk om de levenscy clus te volvoeren. De mannetjes ma ken een nestje onder de grond en ster ven daar over een paar weken. Het vrouwtje legt eerst nog eitjes in een on dergronds holletje en beschermt deze tot de jongen uitkomen. Ze beschermt die eitjes echt, want ze houdt rekening met vocht en kou en is helemaal niet te beroerd om ze stuk voor stuk naar een beter holletje te transporteren als het oude plekje minder aantrekkelijk blijkt. netje of vrouwtje te doen hebben. Als u het wilt weten: een mannetje heeft een echte tangvormige schaar aan het achterlijf, terwijl die van het vrouw tje minder gekromd is en dus meer op een pincet lijkt. Dit tangvormige uitsteeksel is onder meer een verdedigingsmiddel. De oor worm kan er flink mee knijpen, maar voor de mens is het geen knip voor de neus waard. De tang is echter meer dan een verdedigingsmiddel. Die wordt ook gebruikt om elkaar bij de bevruchting vast te houden. Nog niet zo heel lang geleden wist men niet dat de oorworm kon vliegen. Op zich is dat niet verwonderlijk, omdat het leven van de oorworm zich in hoofdzaak in het donker afspeelt en een vliegende oorworm door de mens Kregen zeeën over ons heen. Dan stond je praktisch onder water." Blootgesteld aan de elementen van buiswater, regen, storm, sneeuw en kou en vanuit een weinig benijdens waardige positie maakte Van der Meulen zijn mooiste foto's. „Ik stond op het dek en achter mij stond een bemanningslid die mij met zijn ar men langs mij heen tegen de railing klemde. De boot rolde enorm. Zaten we de ene keer bijna met de neus in het water en keken we de andere keer recht omhoog de lucht in. Ik lag dan heel ontspannen in die armen." Van der Meulen was altijd gekleed in een regenpak met daarover een lange oliejas. „Ik had vijf Rolleiflex-came- ra's om m'n nek hangen. En als er dan een golf over ons dreigde te komen, kropen we in elkaar. Dan bleven de camera's redelijk droog." Voor het wisselen van de filmrolletjes kroop hij tussen de benen van de schipper. „Dan zat ik onder die lange oliejas om het binnenwerk van die ca mera's niet al te nat te laten worden." „Als ik dit soort dingen vertel op le zingen bij foto-clubs", vervolgt hij met een gemeen lachje, „krijgen die mensen bijna een rolberoerte. Die zijn altijd met een stofkwastje in de weer. Mijn camera's zijn groen uitge slagen van het zout." Vanaf het dek gaf hij zijn schipper aanwijzingen. „Dan schreeuwde ik bij voorbeeld: meer stuurboord. Ik weet nog goed dat Klaas Toxopeus, de beroemde schipper uit Oostma- horn, een keer vloekend terugriep dat ik'niet moest denken dat ik in een autobus zat. Het is wel gebeurd dat de boten tegen elkaar aan bonkten, omdat de zeeën ze wegsloegen. Een boot heb je nooit helemaal in de hand." Het is een verbijsterende presta: dat Van der Meulen in de woeste:: in staat was haarscherpe foto's te na ken. Fotograferen op zee is tochl moeilijk, omdat alles constant in if weging is. Van der Meulen had ex| problemen. Zo moest hij moest zijn bril afeettf omdat die anders van het hot sloeg. Het scherpstellen gebeur: daarom op gevoel. Ook het instelt van de belichting was een kwes: van gokken, omdat er geen tijd i om het licht eerst te meten: moest telkens bliksemsnel besl| ten." Van der Meulen is verslaafd gerai| aan het werk tussen de brekers, t grondzeeën, die ontstaan als de ven als het ware over de kop kunnen zeer gevaarlijk zijn. Ze hl ben al veel dood en verderf gebratl Dat weerhield Van der Meulen nif „die grondzeeën fascineren me.' heeft zich ook nooit onveilig gevot| „Ik zat toch altijd aan de goede l ik zat immers al op de reddingboo(| is zijn, misschien wat te simpeler: klaring. Niettemin heeft Van der Meulen zei hele ontwikkeling van de reddii maatschappijen en de reddingbo:| meegemaakt. Ook raakte hij vriend met de bemanningen en t familie. Zo heeft Siep Zeeman, oi schipper van de Gebroeders Lude de begeleidende tekst in het niet boek van Van der Meulen gesel ven. Hoewel hij als zeefotograaf ook vl andere typen schepen heeft gefol grafeerd, is het reddingwezen stefj Van der Meulens grote liefde ven. „Ik heb bij voorbeeld ook v| voor de marine gewerkt, maart logsschepen zijn toch negatief.! reddingboot is een positief vaarti het is er voor hulp in nood. Beg| je?" (Advertentie) (Door Weert Schenk) Omdat zijn ogen niet goed waren, kon hij geen zeeman worden. Toch heeft Cees van der Meulen in meer zware zeeën gezeten dan menig kapitein op de grote vaart. En de spectaculaire foto's die hij op die wilde golven maakte, zijn haar scherp. „Ik ben zeeman van een apart soort", zegt hij. De 68-jarige Cees van der Meulen uit Heemstede is zeefotograaf, gespecia liseerd in reddingboten. Als enige ter wereld deed hij dit werk bij storm achtig weer in de zware branding. Veertig jaar lang ging hij met de red ders de zee op. Van der Meulen heeft het imago van het reddingswezen bepaald. Hij liet zien wie die kerels zijn die hun leven wagen voor zeelui in nood. Zijn fabel achtige foto's maakten duidelijk wat het betekent om bij slecht weer te moeten varen. Ze spraken ook tot de verbeelding van mensen die hele maal niets van de zee wisten. De twee Nederlandse reddingmaat schappijen, die voor een groot deel af hankelijk zijn van vrijwillige bijdra gen, erkennen dat de foto's van Van der Meulen er steeds voor zorgden dat er voldoende geld binnenkwam. „Die vastberaden koppen van de red ders waren daarvoor zo belangrijk", onthult de fotograaf, „die ouwe wij vies zijn er gek op. Die stuurden dan hun geld." Als eerbetoon aan de inzet van Van der Meulen loopt nu in het Neder lands Scheepvaartmuseum in Am sterdam een fototentoonstelling over reddingboten en redders in actie. Ook is het boek Met het oog op zee uitgekomen, waarin Van der Meulen de Koninklijke Noord- en Zuidhol landse Reddingmaatschappij (de Noord) en de Koninklijke Zuidhol landse Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen (de Zuid) in beeld brengt. De zee heeft Cees Van der Meulen al van kinds af aan betoverd. Hij wilde ook kapitein worden, net als zijn opa en zijn vader, maar hij werd niet toe gelaten tot de zeevaartschool. Hij kwam te werken bij een fotograaf in Amsterdam, waar hij de beginselen van het vak leerde. In de 'blauwe tram' tussen Zand- voort, waar Van der Meulen toen woonde, en de hoofdstad ontmoette hij dagelijks jonkheer De Savornin Lohman, schrijver van maritieme boeken. Deze bracht hem in contact met de toenmalige directeur van 'de Noord', H. de Booy. Zo begon de lang durige relatie met het reddingwezen, waarvoor hij tienduizenden foto's maakte. Van der Meulen is echter vrijwel nooit aanwezig geweest bij reddings acties. „Ik woonde daarvoor te ver weg", zegt hij, „die jongens moeten bij alarm in tien minuten weg zijn. Bovendien gebeuren dergelijke ope raties meestal in het donker of bij zulk vies, zwaarbewolkt weer dat je nooit mooie foto's krijgt." De foto's zijn dus min of meer in scène gezet. „Na een storm klaart het weer meestal op: de hemel breekt wat open. Vaak staat er nog een stevige wind; in elk geval blijven de zeeën nog even doorlopen. Bij ondiepten en stranden lopen die zeeën omhoog en dan krijg je vooral tussen de eilanden brekers van soms tien, vijftien meter hoog. Van die omstandigheden moest ik het hebben." 's Avonds na zwaar weer maakte Van der Meulen met de schippers van twee rediingboten al meteen afspra ken voor de volgende ochtend. „De bemanningen vonden dat prachtig. Die kwamen ook niet zo vaak in die zeeën, en het was voor hen ook met een een soort oefening. Maar drie kwart van de pogingen om foto's te maken mislukte, omdat de weers voorspellingen niet uitkwam. En dan had je net zes uur gevaren om met de boten bij elkaar te komen. Kon je weer balend terug." Van der Meulen geniet opnieuw als hij terug denkt aan de keren dat het wel goed ging. „De schippers pro beerden mooie zeeën te krijgen, waar ze dan doorheen bonkten. Dat waren artistieke hoogtepunten. In een duizendste van een seconde be leefde je wat honderden schilders, die het nooit hebben meegemaakt, proberen uit te beelden. Die schilde ren foto's over. Of fantaseren maar wat. Wij zaten tussen echte golven. Zo zag Cees van der Meulen de Prins Hendrik, de laatste boot met deze nat met een open stuurstand.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 8