Vergeten slachtoffers van de oorlogsmachine Hypersone snelheden in railversneller TNO COMPUTER VERSNELT INGRIJPEN varia WOENSDAG 4 OKTOBER 1989 PROJECT MET VERENIGDE STATEN Muilezels dierelantijnen Besmetting Toepassingen Laboratorium Modellen Gegevens In Bayeux wordt nog steeds een ve le meters lang tapijt tentoonge steld waarop onder meer de rid- ders-te-paard van Willem de Vero veraar zijn afgebeeld. Het valt op dat de heren ridders bijzonder grote sporen aan de laarzen hebben om hun paarden in bedwang te houden. Het zal dus voor de paarden geen pretje zijn geweest om door zo'n ede le ridder bereden te worden. Aangenomen wordt dat het tapijt van Bayeux kort na de slag van Has tings, rond 1066, werd gemaakt. De oorlogen van de mens bezorgden die ren echter al veel eerder onvoorstel baar lijden. De tocht van Hannibal over de Alpen speelde zich twee eeu wen voor onze jaartelling af en zal voor de olifanten geen pleziertje zijn geweest. Tegenwoordig zijn er veel berichten over de fokkerij van pelsdieren en is er veel aandacht voor de bio-indus- trie, maar de dieren die in de oorlogs machine terechtkomen, worden ver geten. De Eerste Wereldoorlog is al een beetje uit onze herinnering verdwe nen. In deze oorlog werden acht mil joen paarden het slachtoffers. Muilezels zijn in termen van bruik baarheid in oorlogsomstandigheden te verkiezen boven paarden, beweren (militaire) deskundigen, omdat de dieren minder eisen stellen aan voe ding en bovendien veel taaier zijn dan paarden. Bovendien kunnen muilezels zich in het moeilijkste ter rein voortbewegen. Daarom waren zij ook in de Tweede Wereldoorlog nog zeer gewild bij de strijd in de jungle. De dieren hadden eigenlijk maar één bezwaar en dat was hun luidruchtig heid, maar door een kleine ingreep was dit snel verholpen. Naast muilezels en paarden waren ook kamelen en olifanten tot in de laatste oorlog nog welkome lastdie ren. Vaderlandslievende Engelsen offer den in de Tweede Wereldoorlog in 4 dagen niet minder dan 400.000 huis- dieren op, waarvan een deel uit hon den bestond, die ingezet werden voor de landsverdediging. Zelfs katten waren niet veilig voor de militairen. Recent werden bij de on lusten in het Midden-Oosten katten vastgebonden aan booby-traps. Wanneer zij dus door een diervrien delijke vijand werden opgepakt, zorgden zij meteen voor een flinke ontploffing, waardoor veel vijanden en ook de kat werden uitgeschakeld. Duiven zijn, net als andere dieren - en in het bijzonder insekten - zeer ge schikt om geïnfecteerd met besmet telijke ziekten de vijand op een wei nig fijnzinnige wijze uit te roeien. Omdat een varken nu eenmaal - bio logisch bezien - veel overeenkomst vertoont met de mens, werden deze dieren tijdens de oorlog in Vietnam gebruikt voor proeven met vlammen werpers. Varkens zijn in Zweden en de Verenigde Staten nog steeds ge wild als schietschijf. Levende var kens wel te verstaan, omdat dan de artsen kunnen oefenen bij de behan deling van schotwonden. Bij de proeven met atoomexplosies op de Marshall Eilanden waren scha pen, geiten en varkens het haasje. Duizenden apen zijn ook al gebruikt voor proeven met straling. Dr. Donald Barnes een 'bekeerde' voormalig experimentator zegt nu, dat deze experimenten nutteloos zijn, omdat men de gevolgen van straling al lang kent en er toch geen medicijnen tegen zijn en hij vraagt zich af, of het doel de middelen wel heiligt. Desondanks gaan de proeven met apen, veel apen, nog steeds door. Er zijn echter ook meldingen van nog perverser middelen. Zo worden dolfijnen uitgerust met een soort buitenmaatse injectienaald op de neus. Deze naald is verbonden met een capsule samengeperste lucht. De dieren leren daarmee duikers aan te vallen. Het resultaat moet ver schrikkelijk zijn, want na de aanval komen door de luchtdruk de darmen van de slachtoffers uit mond en anus. Terecht kan men zich afvragen uit welk geperverteerd brein een dergelijke gedachte kan voortko men. En wie dan wel de mensen zijn die toelaten dat dergelijke zaken worden uitgevoerd. Iz. M. de Klerk (Door Nico Hylkema In het Laboratorium voor Pulsfysi- ca TNO in Delft staat in een verder vrijwel lege ruimte een merkwaar dig apparaat, waarvan bij nadere beschouwing in ieder geval duide lijk wordt dat hier iets met elektrici teit gebeurt. Het bedoelde apparaat is bekend onder verschillende na men, al naar gelang het belang dat mensen eraan toekennen: Railgun, railversneller. Eind vorig jaar bewogen zich door de rail versneller aluminium blokjes met hypersone snelheid. Dat was een van de eerste tastbare resultaten van een voor Nederland ongewoon onder zoek: het elektromagnetisch lance ren van projectielen. Op een video filmpje toont dr Hans Kolkert de eer der genoemde gebeurtenis. Veel meer dan een lichte schok door het apparaat en enkele lichtflitsen valt er niet te zien. Desondanks krijgt de toeschouwer het idee, dat hier enor me krachten aan het werk zijn. Een indruk die Kolkert al snel bevestigt. Het idee om projectielen anders te lanceren dan door middel van kruit is op zich niet nieuw. Al omstreeks de helft van de vorige eeuw rees de ge dachte om gebruik te maken van de krachten van elektromagnetisme, de zogenaamde Lorentz-kracht, ge noemd naar de beroemde Nederland se natuurkundige. Het was de Noor Kristian Birkeland die begin deze eeuw baanbrekend werk deed, om het toepassen van elektrische ener gie voor lanceren te verwerkelijken. Wanneer je door een spoel stroom laat gaan ontstaat een magnetisch veld. Zet je, achter die spoel een twee de smallere, dan zuigt de eerste deze als het ware op en kun je iets weg schieten. Je moet er dan wel voor zor gen, dat aan het eind van de eerste spoel geen stroom meer is, want dan ontstaat het omgekeerde effect. Het grote probleem is het opwekken van de immense hoeveelheid stroom die nodig is voor de stroompuls, die de snelheid van de opgezogen spoel dus danig opvoert, dat het wegschieten van een projectiel mogelijk is. Birkeland maakte een aantal proto typen waarmee hij snelheden bereik te van 100 meter per seconde. Een de monstratie in de schouwburg van Os lo was evenwel geen succes. De grote lichtflitsen die ontstonden, deden de toeschouwers de schouwburg in pa niek ontvluchten. In de daarop vol gende decennia zijn verschillende po- waar met de inslag van projectielen bij zeer hoge snelheden kernfusie op gewekt zou kunnen worden, de zoge naamde impact-fusie. In de Verenigde Staten is de elektro magnetische lancering vooral een zaak van het leger en de luchtmacht. Ook is het als onderdeel ingebracht van het Strategie Defence Initiative, ook wel bekend als het Starwars-pro- ject. Deze manier van lancering zou nieuwe mogelijkheden bieden ter be scherming tegen kernwapens. Het is mogelijk kernraketten op afstand uit te schakelen. De optimistische Kol kert ziet daarin, samen met andere technologieën als lasers, een moge lijkheid om in een tijdsbestek van zo'n veertig jaar de huidige strategie van een kernoorlog te ondermijnen. De civiele toepassingen van elektro magnetische lancering liggen op het terrein van ultra snel lassen van dik ke stalen wanden, het harden van materialen door directe persing, het magnetisch vormen van metalen ob jecten en het snijden van metalen voorwerpen. Het zijn echter de de fensie-toepassingen die de meeste aandacht trekken. Met name in het begin van het onder zoek bij TNO kwam er nogal wat kri tiek los. Het onderzoek wordt voor een deel bekostigd door de Verenigde Staten en met name de inbreng van het Starwars-project stuitte op weer stand. Kolkert heeft wel begrip voor deze weerstand, maar vindt die voor zover het Starswars betreft niet te recht. Het onderzoek is al eerder be gonnen, dan de start van SDI. Boven dien, zo meent hij, is het niet de Ne derlandse overheid die het onder zoek uitvoert, maar de particuliere instelling TNO. Eigenlijk is onderzoek, zoals nu door Kolkert en zijn medewerkers wordt uitgevoerd, voor een klein land als Nederland te duur. Voorlopig is de doorgang verzekerd met gelden van TNO en uit Amerikaanse fondsen. Ook komt er Europese samenwer king op gang. TNO draagt in vijfjaar 14 miljoen bij in het project, terwijl de VS zorgen voor nog eens 10 mil joen. Kolkert is vrij optimistisch over de voortgang. Door de samenwer king met de VS is er sprake van uit wisseling van kennis en blijft Europa bij. „Anders laat je buiten je om Ja pan en de Verenigde Staten de hete kastanjes uit het vuur halen en heb je bovendien geen invloed meer". Muilezels zwoegen tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Vlaamse modders. Aquabel moet ramp op binnenwater voorkomen gingen ondernomen om het principe van het elektromagnetisch lanceren voor zowel militaire als ruimtevaart doeleinden in de praktijk te brengen. Een hoogtepunt in de activiteiten was de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers hadden een laboratorium voor dit doel gebouwd, maar ze slaagden er niet in een bruikbaar wapen te ontwikkelen. Na de oorlog is dit laboratorium steen voor steen afgebroken door de Amerikanen en in de Verenigde Staten weer opge bouwd. Het onderzoek is daarna traag gevor derd. Een goed gecoördineerde en systhematische actie leek nodig om een geschikte methode te vinden voor toepassing van het principe. Een doorbraak was de uitvinding van de 'gepulsde homopolaire generator' in de olie-industrie, een speciale stroombron die in korte tijd enorme energiepulsen kan leveren. Dat heeft in het begin van de jaren zeventig ge leid tot de railversneller. De versnel ler bestaat uit twee geleidende sta ven, een energiebron, die de korte stroompuls aan één kant kan leveren en een geleidend segment dat kan be wegen. De Lorentz-kracht opgewekt door het magneetveld, dat bij elke stroom stoot ontstaat, werkt naar buiten. De kunst is die kracht te beheersen en te benutten voor lanceringen. Daarbij komen immense krachten vrij, naar mate de stroompuls sterker is. De snelheid waarmee de bewegende ge leider wordt voortgestuwd, is rechte venredig met de sterkte van de stroomstoot. Kolkert is in 1981 betrokken bij het onderzoek. Een kennis van hem leid de het programma in de VS. Dat heeft ertoe geleid, dat Nederland en West- Europa als geheel toetraden tot het ontwikkelingsprogramma. Kolkert, in dienst van de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO, bracht het on derzoek naar Nederland. Voor het on derzoek bij TNO gelden twee doel stellingen: Wat kan de technologie opleveren in de civiele sector en wel ke mogelijkheden biedt het voor de fensie. Het eerste doel heeft geleid tot het onderzoek naar het opwekken van zeer hoge energiepulsen. Het tweede gaat in de richting van het lanceren van voorwerpen en de toepassing van nieuwe materialen. Het opwekken van hoge energiepulsen behelst de opwekking, de omvorming en het op slaan van honderden megajoules elektromagnetische energie, die in zeer korte tijd moet worden vrijge maakt. Een megajoule is de kracht, nodig om gedurende een seconde 100.000 kilo een meter van de grond te tillen. Je eindigt met grote vermo gens van gigawatts (miljard watt), maar slechts gedurende heel korte tijd. Kolkert spreekt van millisecon den. In tegenstelling tot lancering met explosieven is er aan elektromagne tisch lanceren in theorie geen grens in gewicht en snelheid van het af te schieten voorwerp. Vooral voor de ruimtevaart en defensie schept dat begrijpelijkerwijs ongekende per spectieven. In de ruimtevaart ont staan mogelijkheden tot het lance ren van vehikels van 50 tot 60 ton. Defensie ziet mogelijkheden voor tactische toepassing, dat wil zeggen met grote vuurmonden lanceren van granaten, de bestrijding van pant sers - de vernietigende kracht kan pantsers van tanks doorboren - en de luchtverdediging. Om een indruk te geven van de te be reiken snelheden: nu komt men op 2000 tot 3000 meter per seconde. Vol gens Kolkert is het in principe moge lijk een mobiele installatie te maken voor elektromagnetische lancering. Hij praat dan over een installatie met een gewicht van vijftien ton, die in staat zou zijn projectielen met een kaliber van 120 tot 130 millimeter af te schieten. Er zitten echter nog beperkingen aan de versneller - de Lorentz-krachten zijn te groot voor de huidige materia len om snelheden hoger dan enige tientallen kilometers per seconde te bereiken. Vooral in Japan en de Ver enigde Staten wil men echter hogere snelheden. Dit laatste is van belang voor toepassing in de kernenergie, Door Nico Hylkema) Op de Waddenzee ontdekt een zeiler een rood vat met daarop de gevreesde doodskop. Er even vanuit gaand dat het hier een verant woord zeiler met hart voor het milieu betreft, probeert hij snel contact op te nemen met ja, met wie? Vooruit de kustwacht maar. De dienst doende functionaris kan niet veel meer uit de man krijgen, dan de kleur van het vat en de plaats waar hij het ongeveer heeft gezien. Gelukkig weet hij, dat in dit soort ge vallen Rijkswaterstaat deskundig is en hij neemt contact op met Leeuwar den - het is gelukkig binnen kantooru ren. De dienstdoende telefoniste weet even niet wie ze moet prikken, maar ze komt er toch uit. Inmiddels is kostbare tijd verstreken. Als eindelijk de juiste mensen bereikt zijn, is het te hopen, dat het vat nog dicht is en een onschuldig goedje in zich bergt. Een milieuramp is snel ge beurd. Zou dit fictieve geval zich op de Noordzee hebben voorgedaan, dan was men er sneller bij geweest, terwijl daar de situatie iets minder precair is. Maar daar opereert het systeem Sea- bel, een door TNO Apeldoorn ontwik keld informatiesysteem voor bestrij ding van calamiteiten op open zee. Als het aan de ontwerpers ligt, zal het niet lang meer duren eer ook voor de rijks binnenwateren een dergelijk systeem operationeel is, maar dan onder de naam 'Aquabel'. Ir Paul Bockholts en drs Gerard Wage naar van TNO Apeldoorn zijn druk be zig de laatste hand te leggen aan Aquabel. Kort geeft Wagenaar weer wat we daar onder moeten verstaan: „Een informatiesysteem voor calami teitenbestrijding op binnenwateren." Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Aan de hand van bovenstaand voorbeeld legt hij uit hoe Aquabel moet functio neren. Bij het binnenkomen van de melding, schakelt de kustwacht een personal computer in, waarop een lijst met vragen komt, die als eerste beant woord moet worden. Bijvoorbeeld, was er maar één vat, of waren er meer? Stond er een nummer op? Waar be vindt u zich? Na systematisch de vragen te hebben afgewerkt, kan de computer aan het werk. In het systeem zitten modellen van het Waddengebied met. stromin gen, kwetsbare natuurgebieden, ge vaarlijke objecten, pijpleidingen en zovoort. De gegevens worden inge voerd en de computer berekent waar het vat heen drijft en hoe precair de situatie is. Lijkt het ernstig, dan zorgt de computer ervoor dat onmiddellijk contact wordt opgenomen met de in stantie die ervoor zorgt, dat een vlieg tuig, of helikopter opstijgt op zoek naar het vat. De piloot heeft dan al een briefje van de telefax met de plaatsbe paling. Zodra het vat is gelokaliseerd kan de piloot verdere gegevens doorgeven. Die gegevens worden getoetst aan de gegevensbestanden in de computer. Al snel zal dan moeten blijken met wat voor stof we te maken hebben, hoe ge vaarlijk het is en hoe te handelen. Te gelijkertijd loopt de computer het adressenbestand van te waarschuwen instanties af en alarmeert die, checkt de procedures van het calamiteiten- Plan en zoekt uit waar het bestrij- dingsmateriaal ligt, op Ameland, of in Harlingen. Het is duidelijk dat een dergelijk fijn mazig en snelwerkend systeem vele voordelen kent en rampen kan voor komen. Zeker in een kwetsbaar na tuurgebied als de Waddenzee, op de grote rivieren en de wateren in en rond Zeeland. Maar ook wordt al snel duidelijk, dat de computer moet kun nen beschikken over gegevensbestan den, met alle gegevens die nodig zijn om tijdig en juist in te grijpen. De ont werpers hebben wat dat betreft een hoop ervaring opgedaan met Seabel, een zelfde soort systeem, maar dan voor open zee. Dat werkt evenwel wat eenvoudiger, omdat men vooral met minder instan ties en derhalve met minder procedu res te maken heeft. Bovendien is een olievlek van beperkte, omvang ergens op de Noordzee minder ernstig, dan op de Rijn of op de Wadden. Op de Noord zee kun je nog hopen dat er een flinke Oostenwind opsteekt. Het wordt pas ingewikkeld, als het een calamiteit be treft, die landsgrenzen oversteekt. Duidelijk opgetogen vertelt Bockholts dat inmiddels besloten is Seabel in alle EG-landen in te voeren. Dat betekent standaardisatie van terminologie, har monisatie van maatregelen en inter nationale samenwerking bij dreigende milieurampen op zee. Op de binnen wateren ligt het wat ingewikkelder. Zo kent Nederland twaalf directies van Rijkswaterstaat en twee speciale dien sten. Die regionale directies en dien sten zijn allemaal toegespitst op hun eigen regio. Bovendien gelden binnen de regio's procedures in geval van ca lamiteiten. Burgemeesters moeten in gelicht worden en in ernstige gevallen de commissaris van de koningin. Daarom, zo meent Wagenaar, is het van het grootste belang dat de perso nal computers kunnen communice ren via telefoon en telefax met andere regio's, gegevens kunnen uitwisselen en acties op elkaar afstemmen. Die moderne communicatiemogelijkhe den vormen ook de grondslag voor systemen als Seabel en Aquabel. „Je hebt nu alle benodigde informatie binnen handbereik. Je weet bijvoor beeld niet alleen waar leidingen lig gen, maar ook van wie ze zijn. Als een schip dreigt te zinken boven een lei ding, kun je de eigenaar waarschu wen, die de leiding kan afsluiten voor het schip hem afknelt of vernielt". Aquabel, zo stelt Bockholts, is niet het eerste systeem dat bepaalde gegevens in een databestand heeft. Instanties als Rijkswaterstaat weten veel van de Waddenzee en zijn ook wel in het bezit van gegevens over chemicaliën en olie vervuiling. Met Aquabel heb je even wel alle gegevens onder handbereik. Ook hulp aan drenkelingen is met Aquabel aanmerkelijk te versnellen. Waar nu de Kustwacht ongeveer een uur nodig heeft om de positie van een drenkeling te bepalen, kan dat nu met Seabel en straks met Aquabel binnen enkele minuten. Aquabel sluit 'naad loos' aan op Seabel, aldus Bockholts. Als vlak boven de Waddeneilanden een ramp dreigt voor het Waddenge bied kunnen Seabel en Aquabel sa men worden ingeschakeld. Een pro bleem is nog, dat Aquabel alleen voor Rijkswaterstaat en derhalve alleen voor rijkswateren werkt. Nu komt het bouwen van het systeem. Dat is op zich nog niet zo'n gemakkelij ke klus. Alle bestanden moeten up to date zijn en blijven. Er zijn nog wat problemen rond de fi nanciering van het project. Maar, zo verwachten de ontwerpers, in 1991 moet Aquabel klaar zijn. Het is dan aan Rijkswaterstaat om het systeem te onderhouden. Wagenaar verwacht, dat de verschillende directies daar wel speciaal mensen voor aan moeten wij zen. Een dagtaak zullen ze misschien niet hebben aan het bijhouden van de bestanden, maar werk geeft het wel. Neem alleen maar de adressenbestan den. De hoofddoelstelling van het Aqua- bel-project, zo meent Bockholts, is de standaardisering van de calamiteiten bestrijding. Het systeem moet de stan daard zetten. Het blijkt dat Seabel dat nu internationaal al doet. De directies van Rijkswaterstaat zullen ook zover moeten komen. Maar daar hebben Wa genaar en Bockholts kennelijk alle vertrouwen in. De opstelling van de railversneller bij TNO. Aquabel kan, eventueel samen met Seabel, de gevolgen van ongelukken op boorplatforms in de Waddenzee beper ken. Een deel van de ecologische Waddenatlas met daarop aangegeven de stromingen en kwestbare plekken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 9