Vakantie in eigen land JH 15 WÊÊSBÊ ZATERDAG 15 JULI 1989 Elke zomer houden ongeveer 700.000 Marokkanen die in Westeuropa leven vakantie in eigen land. Vanaf half juli tot half augustus rijden duizenden volgepakte personenwagens en busjes over de autowegen van België, Frankrijk en Spanje. Velen rijden bijna 3000 kilometer in iets meer dan twee dagen. Rust is tijdverlies en dus minimaal. Het Europese deel van de grote trek eindigt voor de meesten in Aigeciras in Zuid-Spanje. Daar is het alleen nog de Straat van Gibraltar die ze scheidt van het vaderland, met de eigen cultuur en de eigen familie. Onze verslaggever stapte in zijn auto, zette de kilometerstand op nul en reed achter de Utrechtse familie Koundi aan. Koningen Gevaarlijk Offers Stad op wielen Brand Ruud Buurman week-u it/in Deze uit België vertrokken Marokkanen mochten de verslaggever niet te woord staan. „Praten is tijdverlies". Fotografie Jos Poulissen Het onweerstaanbare verlangen naar Marokkaanse grond De radio speelt rustig Dean Martin. Met 130 km per uur razen drie auto's met Nederlandse kentekens in het pikke donker door de uitlopers van de Pyre neeën. Twee grote Renaults vol met Ma rokkanen en het Opel Kadetje van een Utrechtse journalist en fotograaf, die wan hopig proberen het tempo van de familie Koundi te volgen. Honderden marke ringspaaltjes lichten even op. Wij flitsen voorbij met de blik op oneindig en het ver stand op nul. De ogen zijn spleetjes gewor den die nu geen vier rode achterlichten vooruit zien rijden, maar een veelvoud er van. En we stoppen nog lang niet. Een volle dag hebben we nu ervaren dat Frankrijk een „oneindig" land is, maar nu komt Spanje, en dat is volgens vader Mo hammed Koundi eindeloos. Dat bedoelt hij niet met dezelfde betekenis als in een vakantiefolder. De radio speelt nu Julio Iglesias; een bord aan de kant van de weg maakt ons moedeloos: Bilbao 178 km staat erop. Ik krijg ineens weer het gezon de besef dat ik achter het stuur van een auto zit en neem zes vitaminepillen met een slok water. De familie Koundi is uit het zicht verdwenen. Een lange tussen- sprint bergafwaarts helpt. Hoe lang zijn we onderweg nu? 20 uur? Nee, langer. Om 2 uur zondagochtend trok moeder Koundi de voordeur dicht van het huis aan de Burgemeester Van Tuyllkade in Utrecht en nu is het bijna 1 uur maan dagochtend, dus 23 uur later. Jos, de foto graaf, wordt wakker en grapt vervolgens vanaf de achterbank: „Ik zei toch al dat het naar Oosterhout-Zuid snel zou gaan". Op een treurige parkeerplaats bij Bilbao komt de karavaan eindelijk tot stilstand. Nu moeten we even rusten, zegt vader Mo hammed Koundi opgewekt. Hij heeft deze reis al achttien keer ondernomen en weet waarover hij het heeft. Hij gaat in zijn auto zitten, zegt zijn gebeden en valt in slaap. Naast onze auto liggen andere Marok kaanse families op de grond te slapen. We vouwen onszelf in een foute yoga-positie en proberen in de auto te slapen. De snel weg van Bilbao naar Madrid is echter niet stil te krijgen. We zijn nog niet halverwege de Burge meester Van Tuyllkade en de Rue 6 in Ca sablanca, Marokko. Het doel van deze monsterrit. Een dag lang was het oranje zeil, dat kleren, koffers en cadeau's voor de familie op een van de imperials omhult, ons baken. Op elke parkeerplaats in Frankrijk en overal onderweg zijn we die dag Marokkanen tegengekomen. Duitse Marokkanen in glimmende maar overjari ge modellen Mercedes, Nederlandse Ma rokkanen in vrij goede auto's, Belgische Marokkanen, traditioneel gekleed en met Vlaams accent in Ford-transit-busjes, Franse Marokkanen met auto's die in Ne derland niet door de apk-keuring komen, te herkennen aan de zwarte rook uit de uitlaten bij het heuvel-op rijden. De wagens, groot en klein, zijn twee keer zo hoog door de hoeveelheid bagage die op de daken onder zeilen ligt opgestapeld. We reden langs familie's van soms tien personen, zittend in het gras rond een camping-gasstel. Moderne families uit Marokkaanse steden, hangend in de auto, slapend in alle onmogelijke standen. Tra ditionele families uit het berggebied in Noord-Marokko, gekleed in djellaba, in oude Mercedessen op weg naar het dorp waar ze de koningen zullen zijn, een maand lang. We haalden busjes in waarin iedereen schots en scheef door elkaar lag, zodat slechts voeten en benen voor de raampjes waren te zien. En we passeerden parkeer plaatsen die door de reizigers in deze mo- C £t\ Een in Frankrijk woonachtig gezin neemt even rust. Er zijn nog honderden kilometers te gaan voor de Spaanse havenplaats Aigeciras is bereikt. deme versie van de Arabische karavaan waren veranderd in vuilnisbelten. Geen tijd te verliezen, voort moet het, de boot wacht. Daarom doet de auto ook tijdelijk dienst als moskee, waarin de gebeden worden opgezegd. Soms zagen we een grasveldje waarop groepjes mannen wèl de tijd namen en het gebedsmatje uit spreidden. Een ongeluk onderweg zagen we niet. Al lah is groot en zal toch zeker over deze reis waken? Maar niet altijd. Vorig jaar ge beurden er alleen in Spanje veertig onge lukken met dodelijke afloop. Het zullen er dit jaar niet minder zijn, vrezen de Spaan se autoriteiten. De Spaanse organisatie Proteccion Civil heeft dit jaar langs de kant van de weg, van de grens met Frank rijk tot Aigeciras, zeven hulp- en informa- tieposten ingericht waar uitgerust kan worden. Daar kunnen kinderen ver schoond worden en kunnen ze even spe len. De posten worden duidelijk aangege ven in het Arabisch, maar slechts weini gen houden er halt. Geen tijd te verliezen: Marokko wacht! Mohammed Koundi heeft de tocht jaren lang alleen gedaan, toen de familie nog in Marokko woonde. „Toen deed ik er drie dagen over en nam ik wel eens een hotel. Dat is nu, met zeven mensen, wel wat duur. En we hebben zoveel bagage". Koundi is op de parkeerplaats bij Bilbao de eerste die wakker is geworden. Na nog geen drie uurtjes slaap. Hij wekt iedereen, maant tot spoed bij het toilet maken en haalt ons van de wc als het hem iets te lang duurt. De andere auto's zijn al weg. Ook de Belgische familie die op weg is naar Nador en die van de vader collectief een zwijgverbod had opgelegd gekregen toen ze enkele uren eerder iets te lang naar zijn zin werden aangesproken. Ze komen in elk geval uit Antwerpen. De meesten vinden de tocht verschrikkelijk, maar „het moet gewoon. De familie wil ons zien". De meeste reizigers weten dat hun manier van verplaatsen met zo weinig rust en nauwelijks gezond eten gevaarlijk is. Maar niemand schijnt er echt mee te zit ten. Sterker nog, overal wordt er vrolijk over gedacht. De stemming onder de vakantiegangers is uitstekend. Vermoeid heid voelen ze blijkbaar nauwelijks. Koundi: „We hebben ook veel betere en comfortabeler auto's dan vroeger. Als je toen was meegereden had je veel meer au to's aan de kant van de weg gezien met in de soep gedraaide motoren of gebroken assen. Nu kunnen we slapen in de goede stoelen als iemand anders rijdt". Pech heeft Koundi zelden gehad. „Ja, ooit eens met een rode Volkswagen en toen zijn we met de trein verder gegaan". En over het gevaar van achter elkaar doorrij den: „Je moet wel rusten natuurlijk, maar het is zo best te doen. We hebben straks in Marokko toch een maand om uit te rus ten. Nou dan?". Moeder Koundi zegt dat ze eerst nog het huis in Casablanca moet schoonmaken, dan mag de familie pas op bezoek komen. We rijden naar Burgos over een twee- baansweg. Ben, de vriend van een van de dochters van Koundi, heeft zichtbaar te weinig slaap gehad. Hij is een van de drie chauffeurs, maar heeft de minste ervaring. Toch rijdt hij het meest. Niet alleen hij, maar ook de andere twee chauffeurs voor ons doen soms vreemde dingen in de loop van de dag. Vlak voor Burgos bijvoor beeld haalt Ben een vrachtwagen in ter wijl hij duidelijk kan zien dat zoiets abso luut niet kan. De auto is te zwaar geladen en maakt te weinig snelheid. De Spaanse tegenligger zwiept met enorme snelheid de vluchtstrook op met gillende toeter. Ben zet de auto aan de kant, wordt door zijn vriendin luidruchtig onderhouden en geeft het stuur aan haar over. Een uur la ter rijdt hij weer. Langs akkers met zonne bloemen gaat het, over zachtglooiende heuvels, langs druivenvelden, witte mo lens, door Madrid, langs olijfgaarden, sherryreclames van tien meter hoog en borden die aangeven dat het nog vele hon derden kilometers naar Aigeciras is. Ik zit zelf aan het stuur van de Renault-25 en moeder Koundi duwt een bandje in de cassetterecorder. „Buikdanseressenmu- ziek" en ze port me in de zij. Het bandje zit verkeerd in het apparaat en slaat op hol. Dat maakt iedereen in de auto wakker. Ook de chauffeur, die plotseling opmerkt dat hij al een tijdje op de linkerweghelft rijdt en achter zich woedende Spanjaar den een hartstilstand heeft bezorgd. Tweehonderd kilometer na Madrid stop pen we weer. Het is heet. De thermometer geeft veertig graden aan. Onder de bomen tussen kilo's plastic afval en WC-papier liggen overal Marokkanen uit te rusten. Naast ons staan twee Belgische families van zeker vijftien personen die met drie auto's en een bestelbusje onderweg zijn. Ze komen uit Brussel. De families Al Mai- moumi en de familie Setti. Ze zijn op weg naar Tetouan en hebben vanmorgen een ongeluk gezien. „Er gebeuren veel onge lukken. Maar wij doen het nu voor de twin tigste keer en ons is nog nooit iets ge beurd", zegt Maimoumi. „Zo'n reis kost veel geld, maar we doen het voor onze fa milie. Daarvoor moeten we offers brengen. Mijn ouders wonen in Tetouan, mijn grootouders, broers en zusters". Ze doen het graag. Ook al is het afzien. „België is wel mijn woonland", zegt Mai moumi, „maar Marokko zit altijd in mijn hart. Daar kunnen we onszelf zijn in onze eigen cultuur. Daar hoeven we niet op an deren te letten die zich misschien aan on ze gewoontes storen. Het is maar voor een maand. Maar alle Marokkanen hebben die maand hard nodig." Nog 248 kilometer naar Aigeciras. De avond is gevallen. We zijn 42 uur en 23 mi nuten onderweg als we Sevilla bereiken. Met snelheden van 140 kilometer per uur denderen we daarna op Aigeciras aan. Op het eerste stuk is dat geen probleem om dat het een vierbaansweg is. Maar vanaf Cadiz wordt de weg smal, steil en bochtig. Het tempo zakt echter nauwelijks. Wij ge ven het op en laten de Koundi's vooruit snellen. Ze ruiken de stal, net als paarden die een dag hard hebben gewerkt, zeggen we, en laten de snelheid zakken tot 90 kilo meter per uur. Hard genoeg voor een chauffeur met een dodelijk vermoeid lijf en met ogen die in het donker geen afstan den meer kunnen schatten. Tegen half drie dinsdagochtend, 48 uur en 17 minuten na vertrek uit Utrecht rijdt on ze Opel Kadett Aigeciras binnen. Onze ki lometerteller geeft 2578 kilometer en 200 meter aan. Vrolijk staat de familie ons aan de haven op te wachten. Ze zijn er al een kwartier. Vader is al op zoek naar tickets voor de boot. Het kan vele uren, misschien wel een dag wachten worden voordat ze aan de beurt zijn. En dan is het na de over steek nog bijna 500 kilometer naar Casa blanca. Het immense parkeerterrein bij de haven is tot de laatste plaats bezet. Hier moeten minstens 4000 auto's staan. Het is een complete Marokkaanse stad op wielen, continu wisselend van bevolking. Voor aan brokkelt een deel af, de gelukkigen die aan de beurt zijn om overgezet te wor den, en achteraan komt er weer bij, de nieuwkomers. Overal wordt geslapen, in de auto, ertussenin, half eronder. De lucht van urine is onvergetelijk, want velen ne men niet de moeite om de toiletgebouw tjes langs de randen van het terrein te be zoeken. Midden tussen de auto's en de busjes staat een man Allah te prijzen. Het is doodstil. In de verte klinkt motorge ronk van hen die vertrekken. Een veer boot laat de hoorn klinken. De man pre velt zijn gebeden en ergens jankt een hondje in een van de auto's. Er moet hier dus ergens een toerist tussen al die Marok kanen staan, maar waar? In Aigeciras was op de dag van de aan komst van de familie Koundi de verhoog de alarmfase afgekondigd. Javier Moral, woordvoerder van de organsatie Protec cion Civil pakte een lijst. „We hebben van daag 22.243 mensen zien aankomen en dat is een absoluut record. Elk jaar komen er meer auto's en meer mensen, maar vooral meer auto's. Zondag is het autorecord ge broken met 4429 stuks. De mensen wor den rijker en gaan met minder passagiers in hun auto zitten. Ten opzichte van het vorig jaar hebben we nu 27 procent meer mensen verwerkt en 40 procent meer au to's. Maandag zijn er elk uur 300 auto's Ai geciras binnengereden". Proteccion Civil heeft dit jaar voor het eerst een poging gedaan orde in de chaos te scheppen. Er is voor de duur van twee maanden een speciale afdeling in het le ven geroepen om de hele operatie te coör dineren. Javier Moral somt op hoeveel or- gansaties erbij betrokken zijn. De haven dienst met 140 personeelsleden, een pool van Spaanse en Marokkaanse scheep vaartmaatschappijen die samen dertien veerboten beschikbaar stellen, het Spaanse Rode Kruis met ruim 400 vrijwil ligers en onderdelen van diverse ministe ries. Er zijn in totaal ruim 120 politiemen sen ingezet. De autostad heeft nu ook een sanitaire hulpdienst, een post voor sociale hulp en er staan vijf ambulances gereed van het Spaanse Rode Kruis. „We hebben het nu allemaal beter gere geld. Voor hun eigen bestwil. Vroeger stonden er onder elke boom van Aigeciras vijf auto's", zegt Javier Moral. „Overal stonden Marokkanen. Nu hebben we par keerterreinen en is er een rampenplan. Maandag hadden we dus verhoogde alarmfase. Maar we kunnen ook de nood situatie afroepen en zelfs de maximale noodsituatie. Elk jaar zijn er tien dagen waarop de alarmfase wordt uitgeroepen". Javier stapt het balkon op dat uitzicht biedt op het haventerrein. „Als dit hele maal vol staat wijken we uit naar andere terreinen, iets buiten de stad. Als die ook vol staan, zetten we ze in de containerha ven. Onze boten varen af en aan, maar als het zoals maandag is, kunnen we er niet tegenop. In voorgaande jaren kwam het regelmatig voor dat een ambulance niet bij een noodgeval in het midden van de autostad kon komen. Ze lieten de ambu lance er gewoon niet door. Bang als ze wa ren dat het een trucje was van iemand die eerder op de boot wilde komen. Daarom hebben we dit jaar brede paden opengela ten tussen de vakken waar ziekenwagens en brandweer doorheen kunnen. Want kun je je voorstellen wat er gebeurt als er ergens een auto in brand vliegt?" Een week eerder zijn de hulpdiensten bij een zieke baby gehaald, midden op de par keerplaats. Moral: „Een baby van negen maanden die nog geen tien dagen uit het ziekenhuis was na een hartoperatie, die had 2500 kilometer gereisd. Het kind was doodziek. Twee weken geleden reed een Marokkaanse man per ongeluk over zijn Nederlandse vrouw die tussen de auto's op de grond lag te slapen. De vrouw was zwaar gewond en het heeft erom gespan nen of ze het zou overleven. Maar hij wilde haar toch meenemen naar de overkant. We hebben hem er met veel moeite van kunnen weerhouden. Want de vrouw was absoluut overleden, misschien al op de boot. Zie je, het is een enorm verlangen om die vaderlandse grond te betreden. Voor dat doel gedragen ze zich wel eens onver antwoordelijk en ik kan dat wel enigszins begrijpen ook". De operatie kost de havendienst van Aige ciras dit jaar 329 miljoen peseta's, dat is ruim vijf miljoen gulden. De Marokkaanse regering vindt het een Spaans probleem en zegt ook dat Spanje het moet oplossen. Javier: „De beste hulp die de Marokkanen ons kunnen geven, is om voor zo weinig mogelijk vertraging te zorgen aan de over kant. Dus dat ze niet moeilijk doen aan de grenzen. Anders staan de mensen hier nog veel langer dan nodig is". Mohammed Koundi uit Utrecht heeft een kaartje kunnen bemachtigen voor een boot naar Tanger. En gek genoeg kan hij direct vertrekken. Voor Ceuta zijn de wachttijden zeven tot acht uur, oplopend tot een dag. Voor Tanger, een langere en duurdere boottocht, zijn geen wachttij den, zegt de man in het ticketbureau. En in Ceuta zijn de douanebeambten stuk ken soepeler dan in Tanger, waar vaak spullen van de mensen worden afgepakt, horen we enkele keren van de Marokkaan se wachtenden. Koundi en zijn familie stellen zich met de twee auto's op om de veerboot in te rijden. Ais de voorste auto's zich in bewging zetten, breekt een hels ge toeter los. Wie namelijk ligt te slapen in zijn auto, moet wakker worden. De familie Koundi zwaait naar ons en we zien even later ons oranje baken, het dekzeil op het dak, opgeslokt worden door de veerboot. Over tien uur zijn ze thuis. Mohammed Koundi controleerde bij het afscheid nog even een keer of het goed met ons was. Zo als hij de hele reis had gedaan. „Ben je moe, jochie? Ach, je moet er ge woon even doorheen. Het is wel zwaar, maar als je volgend jaar weer meegaat, gaat het vast beter". Mooi niet! antwoorden we tegelijkertijd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 15