PZC
Joris Ivens
in buitenland
meer geëerd
Evenhuis: afrekening met de Nijpels-garde
opinie en achtergrond
VRIJDAG 30 JUNI 1989
Gelijk
zoekt U
Gallotti
tafels
dan vindt u
die bij
bas+mar
de jager
Meedogenloos
Talloze protheses
denkwijzer
Hypomanen
15e minister
(Door Pieter van Lierop)
9 eschiedenis van de Wind' is dan
VJl" toch de definitieve afscheids-
film geworden van Joris Ivens, de 90
jaar geleden in Nijmegen geboren ci
neast die gisteren in Parijs overleed
(Frankrijk was zijn tweede vader
land). Met wijsheid, mildheid en poë
zie had Ivens in 'Geschiedenis van de
Wind' teruggekeken op zijn eigen le
ven en carrière. De film begon met een
shot van een klein jongetje in een zelf
gebouwd houten vliegtuigje. Er be
staat een jeugdfoto, daterend van
1911, waarop een dromerige Joris po
seert in precies zo'n vliegtuigje. Uit
eindelijk zou hij wereldwijd fameus
worden als „De Vliegende Hollan
der".
Joris Ivens werd overal ter wereld
geëerd als een van de belangrijkste do
cumentalisten uit de filmgeschiedenis
en de enige befaamde cineast die Ne
derland heeft voortgebracht. De laat
ste keer dat we iets van Joris Ivens ver
namen was twee weken geleden toen
hij via de pers fel protesteerde tegen de
bloedige wijze waarop in de Volksre
publiek China de studentenrevolte
was gesmoord. In China ook was
Ivens' laatste film gesitueerd geweest
(China was zijn derde vaderland, Ivens
had vele vaderlanden).
De laatste 35 jaar van zijn leven werd
de filmer in het buitenland meer
geëerd dan in Nederland, sinds hij het
in 1946 bestaan had met zijn film 'Indo
nesia calling' de gedachte uit te dra
gen dat men in 'ons Indië' groot gelijk
had zich te willen losmaken van het
kolonialistische Nederland. Ivens' eer
lijkheid kwam hem te staan op het ver
lies van zijn paspoort. Zeven jaar lang
moest hij het zonder doen en de enige
landen waar hij toen welkom was, la
gen in Oost-Europa.
In 1985 heeft men de kans gegrepen om
het weer goed te maken tussen Neder
land en Joris Ivens. Het bestuur van de
Nederlandse Filmdagen te Utrecht
had de bejaarde cineast een Gouden
Kalf toegekend als de Cultuurprijs,
voor algemene verdiensten. En WVC-
minister Brinkman kon de grootmoe
digheid opbrengen speciaal naar Pa
rijs te reizen om daar in het Institut
Neerlandais de onderscheiding te
overhandigen. De minister prees Ivens
voor zijn „politieke engagement en
grote sociale bewogenheid, die hem in
staat stelden soms ver voor anderen
uit de historische betekenis van poli
tieke en maatschappelijke ontwikke
lingen te herkennen en op film vast te
leggen".
Brinkman als vertegenwoordiger van
dezelfde Nederlandse overheid die
Ivens het leven sinds 1946 zuur had ge
maakt, ging zo ver de constatering uit
te spreken dat „de geschiedenis u
meer gelijk heeft gegeven dan uw
toenmalige opponenten".
De dankbaarheid waarmee Joris Ivens
reageerde op de Nederlandse onder
scheiding en de door minister Brink
man gesproken woorden waren onge-
veinsd. Hetzelfde gold voor de ontroe
ring waarmee hij zich oktober 1988 in
zijn geboortestad Nijmegen officieel
liet huldigen, om zich vervolgens in
rolstoel over de lokale kermis te doen
vervoeren. En alles kwam pas echt
goed in januari van dit jaar toen konin
gin Beatrix hem persoonlijk in Rotter
dam een onderscheiding opspeldde en
met haar aanwezigheid bijzondere
luister bijzette aan de Nederlandse
première van 'Geschiedenis van de
Wind'.
Tijdens de laatste keren dat ik Ivens
sprak (in Sorrento, in Venetië, in Rimi
ni en nogmaals in Venetië; Italië was
zijn vierde vaderland) was zijn gefru
streerde verhouding met het vader
land een onderwerp dat hij telkens zelf
Advertentie
kapelle
01102-43810
ter sprake bracht. Hij was zich altijd
Nederlander blijven voelen en betoon
de zich een enthousiast bewonderaar
van kwaliteiten die hij typisch Neder
lands noemde: de ondernemingszin
bijvoorbeeld en de mentaliteit die de
Nederlanders altijd over de wereld
zeeën gestuurd had en die Rotterdam
gemaakt had tot de grootste haven ter
wereld. In 1966 heeft hij die bewonde
ring uitgedragen in 'Rotterdam-Euro
poort', zijn enige in Nederland opgeno
men naoorlogse film.
Over de mentaliteit van de Hollander
had hij nog een grote speelfilm in ge
dachten, die hij - vanzelfsprekend -
'The Flying Dutchman' had willen
noemen, maar waarvan hij niet meer
dacht hem zelf nog te kunnen regisse
ren, want een realist is hij altijd geble
ven. Als 'Geschiedenis van de Wind'
voltooid kon worden, was het mooi ge
noeg geweest. Met zijn concept voor
'The Flying Dutchman' (een vierluik
dat zich in verschillende eeuwen
moest afspelen) konden andere Neder
landse regisseurs aan de slag.
Ivens leed onder de Nederlandse ver
guizing die op 'Indonesia Calling' ge
volgd was. „Natuurlijk had de rege
ring het recht om terug te slaan, maar
dat het zo hard en meedogenloos zou
gebeuren, dat had ik niet verwacht.
Om één voorbeeld te noemen: ik ver
bleef in Polen toen mijn moeder over
leed en hoewel de Nederlandse am
bassade precies wist waar ik verblijf
hield, heeft men mij te laat gewaar
schuwd, zodat men ook niet een spe
ciale regeling hoefde te treffen en
daardoor ben ik niet in staat geweest
bijtijds naar Nederland terug te keren
om de begrafenis bij te wonen. Zoiets
zal ik moeilijk kunnen vergeven".
Een troost heeft Joris Ivens al die tijd
gehad aan de bijzondere waardering
en eerbied waarmee men hem in ande
re landen placht te omringen. Italië
onderscheidde de Nederlander met de
Vittorio de Sica-prijs, waaraan vorig
jaar nog een Gouden Leeuw van Vene
tië werd toegevoegd. Frankrijk
schonk hem het Légion d'Honneur,
Finland de Wereldvrede-prijs, Enge
land en Oost-Duitsland vergulden
hem met eredoctoraten. Rusland
schonk hem de Leninprijs, maar nadat
Ivens zich distantieerde van de Russi
sche optredens in Tsjechoslowakije en
Polen, is de waardering in Oost-Euro
pa voor de Nederlandse documenta-
rist aanmerkelijk bekoeld.
Tijdens zijn laatste levensjaren was de
voormalige communist een politiek
ontgoocheld mens, die zelfs zijn films
over Laos en Vietnam desnoods wel
propaganda wilde noemen. Een paar
jaar geleden zei hij in een interview
zelfs dat je beter een „ziek kapitalis-
In 1979 ontmoette Joris Ivens de Chi
nese topman Deng Xiaoping.
Ivens ontmoette in januari van dit jaar koningin Beatrix tijdens het filmfestival van Rotterdam. De cineast werd bij die
gelegenheid koninklijk onderscheiden.
me" kunt hebben dan het „zogenaam
de socialisme dat in de Sovjetunie
heerst". En hij adviseerde om zonder
dralen de kruisraketten in Nederland
te plaatsen.
Zijn beste films maakte Joris Ivens in
een tijd toen voor een idealist als hij de
wereld iets overzichtelijker in elkaar
leek te zitten dan tegenwoordig. De in
1898 in Nijmegen geboren Ivens maak
te zijn beste werk in de periode tussen
de twee wereldoorlogen. Als zoon van
de grondvester van het foto- en filmbe
drijf Capi was hij als het ware tussen de
camera's opgegroeid.
Hij maakte zijn eerste film (een 'wes
tern') toen hij dertien jaar was. Hij stu
deerde economie in Rotterdam, dien
de tegen het eind van de mobilisatie
1914-T8 als luitenant bij de artillerie.
In 1922 vertrok hij naar Berlijn om aan
de universiteit van Charlottenburg fo
tochemie te studeren en liep stage bij
de camera-fabrieken van Dresden en
Jena (Zeiss) waar hij betroken raakte
bij acties van voor betere werkomstan
digheden ijverende arbeiders.
Die periode is van doorslaggevende
betekenis geweest voor zijn politise
ring. In 1926 kwam hij terug naar Ne
derland, feitelijk om het bedrijf van
zijn familie over te nemen, maar al
lengs ging zijn interesse meer uit naar
artistieke dan zakelijke bezigheden.
Hij was mede-oprichter van de legen
darische Filmliga. In 1928 en 1929
maakte hij zijn eerste 'filmgedichten':
De brug en Regen. In 1933 volgde
Zuiderzee. Maar het engagement stak
pas een jaar later de kop op. In Nieuwe
Gronden werd de heroïsche strijd
waarin de Hollander het water had we
ten te bedwingen, gerelativeerd door
beelden van voedselvernietiging in de
crisisjaren, omdat de winstmarges te
laag zouden zijn.
In Borinage (gemaakt met de Belg
Henri Storck als co-regisseur) stelde
hij de mensonwaardige levens- en
werkomstandigheden van de Waalse
mijnwerkers aan de kaak. Zijn indruk
wekkendste documentaire werd in
1937 'Spaanse aarde', een frontverslag
uit de Burgeroorlog, gemaakt in sa
menwerking met John Fernhout (zijn
vaste cameraman) en Ernest Heming
way. Aan de kant van de Republikei
nen filmde Ivens de bombardementen
van het dorp Fuentedue en het beleg
van Madrid.
'Spaanse aarde' werd de voorloper van
wat men jaren later de „getuigende ci
nema" is gaan noemen. Ook het in
1939 opgenomen 'De 400 miljoen' (over
het verweer van de Chinezen tegen Ja
pan) is daar een voorbeeld van. Daar
heeft hij toen niet alleen zijn sympa
thie voor de Chinese vrijheidsstrijders
aan overgehouden, maar vooral ook
zijn liefde voor de Chinese cultuur.
Na zijn omzwervingen in Oost-Euro
pa gedurende de jaren vijftig en tus
sen zijn filmische ontdekkingsreizen
door die voerden naar Italië, Mali,
Chili, Cuba, Frankrijk, Vietnam en
Laos, was China toch het land waar
hij telkens terugkeerde. In 1976 maak
te hij er, samen met Marceline Lon
don die tevens zijn levensgezellin ge
bleven is, de elf-delige monsterdocu
mentaire 'Hoe Yu-Kong de bergen
verzette'.
(Door René DiekstraI
De gedrevenheid van de pa-
tiënten brengt hen tot grote
fysieke inspanningen. Vaak kunnen
ze kilometers en kilometers lopen,
soms met het doel om ergens te ko
men, maar vaak om alleen maar te
bewegen".
Zo beschreef in 1911 de psychiater
Karl Abraham patiënten die aan hy-
pomanie leden. De voornaamste
symptonen van die psychiatrische
stoornis, zoals het indertijd werd be
schreven, zijn overmatige activiteit,
rusteloosheid, de neiging steeds
meer te willen doen in steeds minder
tijd, wat ten slotte uitmondt in uit
putting en soms zelfs depressie.
Als Abraham vandaag de dag nog
eens een kijkje zou kunnen komen
nemen, zou hij zijn oren en ogen ab
soluut niet kunnen geloven. Hij zou
een wereld aantreffen, bevolkt door
zich voortdurend afjakkerende,
voortjoggende volkstammen, die al
lemaal zonder mankeren recht heb
ben op de diagnose hypomanie.
Hij zou niet anders dan kunnen con
cluderen, dat de hedendaagse mens
en vooral de hedendaagse man (de
vrouw begint 'm daar al aardig in te
volgen) een 'doener' is geworden.
Een aanbidder van de god, die acti
viteit, beweging, dynamiek heet.
Denk maar aan de typische wijze
van begroeten van twee mannen:
„En, hoe gaat het? Druk"? Alsof
'druk' een compliment, iets goeds is.
Denk ook aan de overheersende slo
gans in reclameboodschappen als
jong, dynamisch, vlot, snel...
Hij zou ook merken dat wij vandaag
de dag niets meer met rust kunnen
laten. De natuur niet, elkaar niet en
zelfs de intiemste ervaringen niet.
Als we iets moois zien, moet er met
een een foto van gemaakt worden.
Als we een taboe tegenkomen moet
het op de buis en rondom een tafel of
tien stuk gepraat worden. Tranen,
zeker als ze over beroemde wangen
wandelen, mogen niet meer in stilte
vergoten worden. Zelfs als we onze
laatste adem aan het uitblazen zijn,
is het niet uitgesloten dat er een mi
crofoon onder geduwd wordt.
De rituelen of gebruiken, die genera
ties lang bedoeld zijn geweest om in
ieder geval af en toe rust in de tent te
brengen, zijn goeddeels verdwenen.
Wie eenmaal de film 'weekend' van
Godard gezien heeft, weet nu wel
heel zeker als ie dat niet al lang
wist dat zondagrust een ouder
wetse uitdrukking en verleden tijd is.
Op veel plaatsen is het zelfs nooit zo
druk als op zondag. Veel mensen
verdedigen dat vanuit het idee dat
het zondag- of sabbat-ritueel een
godsdienstige achtergrond heeft en
dat een bepaalde godsdienst niet het
recht heeft haar wil aan de hele be
volking op te leggen.
Maar dat is je reinste onzin. De ze
vende 'rust'dag heeft op de eerste
plaats een psychologische beteke
nis, en een heel belangrijke ook.
Als we 'werk' in de oorspronkelijke
betekenis ervan opvatten als iedere
bemoeienis van de mens, construc
tief of destructief, met de natuur, dan
is 'rust' de toestand van niet be
moeien, van vrede tussen de mens en
de natuur. Het zondagritueel is be
doeld de mens ertoe te brengen op
bepaalde momenten niet in te grij
pen, niet te storen, niet te rotzooien
in de relatie met de natuur en met de
mensen om hem heen, maar in plaats
daarvan over zijn plaats in en relatie
met die natuur na te denken.
Maar wat de meeste mensen nu hun
zondag, hun rust- of ontspannings-
tijd noemen, komt in feite bijna neer
op even actief zijn als in hun echte
werktijd. Ontspanning betekent
praktisch altijd actieve ontspan
ning. Sporten, joggen, surfen, zeilen.
Met de waterscooter, de hangglider
of de auto er op uit. Voor de thuisblij
vers de motormaaier, de buis, de
computer. De moderne mens zoekt
rusteloos naar rust.
Wat opdoemt is het beeld van een
steeds meer door machines en ande
re gadgets omgeven individu. Een
mens met talloze protheses. Zoals
machines die zijn werk overnemen of
juist dicteren, zijn vrije tijd bepalen
of mogelijk maken, zijn voorkeuren,
gevoelens, denkbeelden en gedrag
voordrukken en vastleggen en 'm
constant bezighouden.
In het wereldbeeld van de moderne
mens ligt de nadruk op beweging,
verandering, afstand afleggen. We
zijn allemaal behept met het idee van
een nooit ophoudend vooruitgaan.
Maar hebben niet in de gaten dat dat
eigenlijk het idee is van een verder I
gaan zonder doel. De moderne mens
is in de grond van de zaak een doello
ze, inhoudsloze beweger.
De Duitse filosoof Bodamer heeft
glashelder uitgelegd dat dit bezeten
zijn van 'ons van tegenwoordig' van
dynamiek en beweging begrijpelijk
maakt waarom de auto tot de meest
geliefde en meest verbreide van alle
moderne machines is geworden. Een
machine waarvan we alleen in het
allerergste geval afstand zullen
doen, en dan nog met de grootste
moeite.
Als we onder auto bok even motor,
verstaan en we denken naast For
mule 1-races ook aan zoiets als de TT
van Assen, dan is de gemotoriseerde
beweging niks anders dan een vorm
van zelfgenot, dan is snelheid niks
anders dan uitdrukking van een
technisch machtsgevoel. De onweer
staanbare fascinatie die van de auto
uitgaat komt voort uit het feit dat de
mens in dié machine kan kruipen en
er een deel van wordt zodat zijn zelf
bewustzijn voor een stuk gaat sa
menvallen met het merk of de power
van zijn machine.
Alles dat het voortbewegen of voor
trazen van die machine frustreert -
een stoplicht, verkeersdrempel, een
overstekende voetganger, een snel
heidsbepaling, een file of een mis
tbank wordt in wezen als lastig,
hinderlijk en 'iets dat er eigenlijk
niet zou moeten zijn' beleefd. Van
daar dat de machine mens met zijn
gemotoriseerd machtsbewustzijn zo
gemakkelijk vergeet dat hij zijn
broeders (of zusters) hoeder is en me
deverantwoordelijk voor hen is, en
dat het hem vaak totaal ontbreekt
aan elk schuldbesef bij verkeerson
gelukken. Nergens valt het hem
moeilijker om schuld te bekennen.
En zijn virtuositeit om uitvluchten te
vinden, zich er uit te kletsen, is een
voudigweg ontstellend.
Maar is het echt alleen maar genot of
plezier, zij het dan nogal egoïstisch
plezier, dat ons drijft tot voortdu
rend in beweging en op snelheid blij
ven, tot almaar bezig zijn, almaar
prikkels opzoeken? Een antwoord
op die vraag kunnen we vinden door
te kijken naar die mensen die in dit
opzicht met kop en schouders boven
de rest uitsteken, de hypomanen in
dit hypomane tijdperk. Die mensen
worden vaak aangeduid als A-typen
en ze hebben de volgende kenmer
ken:
snel en soms explosief praten, snel
bewegen, lopen en eten;
snelle irritatie bij frustratie en
wachten;
de neiging steeds meer en meer te
doen in steeds minder tijd;
de neiging verschillende dingen te
gelijk te doen;
de neiging zich schuldig te voelen
bij niets doen.
Mensen met deze eigenschappen
hebben, zo lijkt het, een verhoogde
kans op hartziekten, met name een
hartinfarct.
Maar wat ze zeker hebben is een rela
tief hoge kans om zo halverwege het
leven, meestal tussen hun 40ste en
55ste levensjaar, in een depressie te
duiken. Die depressie begint meestal
met lichamelijk uitgeput zijn, maar
de psychologische achtergrond is
vaak de steeds sterker wordende
vraag naar de zin van al hun uitge-
sloof. Een vraag die in de loop der
jaren steeds moeilijker het zwijgen
kan worden opgelegd, genegeerd
kan worden.
Zoals een van mijn A-type patiënten
het na zijn eerste infarct ontgoo
cheld zei: „De vraag: wat doe ik hier
eigenlijk, wat is de zin van mijn le
ven, van het leven, heb'ik me nooit
echt willen stellen. Voor mijn gevoel
was dat psychologisch-filosofisch
geleuter waar je niks voor kocht.
Watje deed, watje presteerde, daar
kwam het op aan, dat bepaalde je
waarde als mens. Maar als ik nu de
vraag stel: ben ik door al mijn pres
taties een waardevoller mens gewor
den?, is het eerlijke antwoord dat ik
dat niet geloof'.
(Van onze parlementaire
redacteur Carel Goseling)
Wie het oor een jaar geleden bin
nen de WD te luisteren legde,
kon het toen al vernemen: staatsse
cretaris Albert Jan Evenhuis moest
weg. De bewindsman deed te weinig,
en wat hij wel deed was slecht.
Steeds slaagde hij erin om maatre
gelen af te kondigen waarmee hij het
midden- en kleinbedrijf (wier belan
gen hij in het kabinet juist moest
dienen) tegen de haren instreek.
De naam van Evenhuis als iemand
die uit de Haagse gelederen van de
WD moest verdwijnen, viel in één
adem met talrijke andere. Zoals van
de kamerleden De Beer, Van Erp,
Joekes, Keja, Van Reij en Scherpen-
huizen. Behalve Evenhuis mocht be
windsman Dees, staatssecretaris
volksgezondheid, zich in het gezel
schap 'verliezers' voegen.
Alle betrokkenen hadden één- ken
merk gemeen: zij waren in de periode
1982-1986 aanhangers van de toen
malige fractieleider Nijpels. De jonge
fractieleider zette regelmatig hoog
in, om vervolgens veelvuldig op zijn
gezicht te gaan. Deze 'nederlagen-
strategie', gekoppeld aan een reeks
affaires, brak Nijpels uiteindelijk op.
Bij de Kamerverkiezingen van 1986
verloren de liberalen negen zetels. Ze
zakten van 36 naar 27 plaatsen in de
Kamer.
Halverwege de formatie van het
tweede kabinet-Lubbers moest Nij
pels uiteindelijk het veld ruimen. In
een nachtelijk beraad op Verkeer en
Waterstaat werd hij als politiek lei
der vervangen door Joris Voorhoeve
en Rudolf de Korte.
Als pleister op de wonde werd Nijpels
wel een ministerspost in het kabinet
aangeboden. Een post in de luwte:
minister van VROM. De liberalen re
kenden in 1986 tevens af met een
tweede probleem: Albert Jan Even
huis, een fervent slippendrager van
Nijpels en diens manusje van alles.
Alle moeilijke klussen knapte Even
huis voor zijn fractieleider op. Han
digheidjes, trucs, het mensen tegen
elkaar uitspelen en het naar buiten
brengen van erg gekleurde informa
tie, golden daarbij ondermeer als zijn
werktuigen. Hij kreeg aanduidingen
als de 'Machiavelli van Meppel' (de
woonplaats van Evenhuis) en de
'Raspoetin van de VVD'.
Toch belandde ook Evenhuis in het
tweede kabinet-Lubbers. Hij werd
staatssecretaris op Economische Za
ken, belast met het midden- en klein
bedrijf. De kersverse bewindsman
wist weliswaar niets van dit beleids
terrein - hij was afkomstig uit het on
derwijs en deed in de Kamer defensie
- maar een kind dat daarop lette.
In de eerste maanden hield Even
huis zich op zijn nieuwe positie nog
al rustig. Al snel begon hij zich ech
ter te ontpoppen als de vijftiende
minister in het kabinet. Bij elk so
ciaal, economisch of financieel be
raad binnen de ministersploeg
schoof hij aan tafel. Ook al had hij
daar formeel als staatssecretaris
niets te zoeken.
Er was echter een reden voor het op
treden van Evenhuis. Hij fungeerde
als waakhond voor vice-premier De
Korte. De leider van het liberale
smaldeel in het kabinet bleek al snel
niet in staat de VVD-belangen ade
quaat te behartigen. Ook anderszins
bleek De Korte niet tegen de druk
van zijn nieuwe rol bestand. Met na
me een uitglijer over een bezoek van
de koningin aan Japan vormde daar
van een bewijs.
Evenhuis deed echter meer. Vanauit
zijn zetel op Economische Zaken
trachtte hij volgens doorgaans be
trouwbare bronnen, herhaalde ma
len de meningsvorming in de fractie
te beïnvloeden. De nog in de fractie
overgebleven oude Nijpels-aanhang
en vroegere medewerkers rond de
fractie vormden daarvoor het vehi
kel. Bij de Voorhoeve-adepten vielen
deze acties echter niet in goede aar
de. De conclusie drong zich langzaam
op: de bewindsman moest weg. En
met hem liefst zoveel mogelijk aan
hangers van de oude lijn-Nijpels.
De resultaten van deze aanpak wer
den reeds snel duidelijk. Kamerleden
als Scherpenhuizen, Braams, Keja,
De Beer en Joekes kondigden in rij
aan niet langer in de Kamer te willen
zitten en dus ook geen plaats te wen
sen op de lijst voor de kamerverkie
zingen. Vrijwillig, dat wel. En steeds
met iets andere redenen. Maar toch.
Voor anderen was er een openbare af
straffing. Zij kregen stuk voor stuk
plaatsen onderaan de WD-lijst voor
de komende verkiezingen. Voor een
groot aantal een onverkiesbare
plaats, ervan uitgaande dat de VVD
circa vijf zetels in de Kamer moet
prijsgeven en geen deel gaat uitma-
Albert Jan Evenhuis exit.
ken van een volgend kabinet. Als het
hoofdbestuur van de WD niet nog
enige clementie aan de dag had ge
legd, was het beeld nog somberder
geweest. Nu ziet het beeld er als volgt
uit: Dees (18), Te Veldhuis (19), Van
Erp (22), Evenhuis (24), Kamp (25),
Van Reij (27), Rempt (28) en Lauxter-
mann (29).
Nijpels zelf kwam uiteindelijk op de
vijfde plaats terecht. Goed voor het
imago van de VVD als milieupartij.
Bovendien is de bewindsman uiterst
populair en heeft hij zich toch maar
naar de lijn-Voorhoeve geschikt waar
het ging om de breuk tussen kabinet
en WD-fractie. Alhoewel de be
windsman in het kabinet van oordeel
was dat het reiskostenforfait (de be
lastingaftrek voor woon-werkver-
keer) wel weg kon, herzag hij die me
ning na de breuk.
Nijpels werd gered voor de drang om
binnen de WD de rijen weer te slui
ten na de aanvaring met het kabinet
en minister Smit-Kroes, die in tegen
stelling tot Nijpels haar mening wel
overeind hield. De rust moest weder
keren, luidde de laatste tijd het de
vies binnen de VVD. Albert Jan
Evenhuis had daarvan kunnen profi
teren, maar zijn typerende gerom
mel, ditmaal met eigen financiën,
brak hem uiteindelijk op.