PZC Joris Ivens in buitenland meer geëerd Evenhuis: afrekening met de Nijpels-garde opinie en achtergrond VRIJDAG 30 JUNI 1989 Gelijk zoekt U Gallotti tafels dan vindt u die bij bas+mar de jager Meedogenloos Talloze protheses denkwijzer Hypomanen 15e minister (Door Pieter van Lierop) 9 eschiedenis van de Wind' is dan VJl" toch de definitieve afscheids- film geworden van Joris Ivens, de 90 jaar geleden in Nijmegen geboren ci neast die gisteren in Parijs overleed (Frankrijk was zijn tweede vader land). Met wijsheid, mildheid en poë zie had Ivens in 'Geschiedenis van de Wind' teruggekeken op zijn eigen le ven en carrière. De film begon met een shot van een klein jongetje in een zelf gebouwd houten vliegtuigje. Er be staat een jeugdfoto, daterend van 1911, waarop een dromerige Joris po seert in precies zo'n vliegtuigje. Uit eindelijk zou hij wereldwijd fameus worden als „De Vliegende Hollan der". Joris Ivens werd overal ter wereld geëerd als een van de belangrijkste do cumentalisten uit de filmgeschiedenis en de enige befaamde cineast die Ne derland heeft voortgebracht. De laat ste keer dat we iets van Joris Ivens ver namen was twee weken geleden toen hij via de pers fel protesteerde tegen de bloedige wijze waarop in de Volksre publiek China de studentenrevolte was gesmoord. In China ook was Ivens' laatste film gesitueerd geweest (China was zijn derde vaderland, Ivens had vele vaderlanden). De laatste 35 jaar van zijn leven werd de filmer in het buitenland meer geëerd dan in Nederland, sinds hij het in 1946 bestaan had met zijn film 'Indo nesia calling' de gedachte uit te dra gen dat men in 'ons Indië' groot gelijk had zich te willen losmaken van het kolonialistische Nederland. Ivens' eer lijkheid kwam hem te staan op het ver lies van zijn paspoort. Zeven jaar lang moest hij het zonder doen en de enige landen waar hij toen welkom was, la gen in Oost-Europa. In 1985 heeft men de kans gegrepen om het weer goed te maken tussen Neder land en Joris Ivens. Het bestuur van de Nederlandse Filmdagen te Utrecht had de bejaarde cineast een Gouden Kalf toegekend als de Cultuurprijs, voor algemene verdiensten. En WVC- minister Brinkman kon de grootmoe digheid opbrengen speciaal naar Pa rijs te reizen om daar in het Institut Neerlandais de onderscheiding te overhandigen. De minister prees Ivens voor zijn „politieke engagement en grote sociale bewogenheid, die hem in staat stelden soms ver voor anderen uit de historische betekenis van poli tieke en maatschappelijke ontwikke lingen te herkennen en op film vast te leggen". Brinkman als vertegenwoordiger van dezelfde Nederlandse overheid die Ivens het leven sinds 1946 zuur had ge maakt, ging zo ver de constatering uit te spreken dat „de geschiedenis u meer gelijk heeft gegeven dan uw toenmalige opponenten". De dankbaarheid waarmee Joris Ivens reageerde op de Nederlandse onder scheiding en de door minister Brink man gesproken woorden waren onge- veinsd. Hetzelfde gold voor de ontroe ring waarmee hij zich oktober 1988 in zijn geboortestad Nijmegen officieel liet huldigen, om zich vervolgens in rolstoel over de lokale kermis te doen vervoeren. En alles kwam pas echt goed in januari van dit jaar toen konin gin Beatrix hem persoonlijk in Rotter dam een onderscheiding opspeldde en met haar aanwezigheid bijzondere luister bijzette aan de Nederlandse première van 'Geschiedenis van de Wind'. Tijdens de laatste keren dat ik Ivens sprak (in Sorrento, in Venetië, in Rimi ni en nogmaals in Venetië; Italië was zijn vierde vaderland) was zijn gefru streerde verhouding met het vader land een onderwerp dat hij telkens zelf Advertentie kapelle 01102-43810 ter sprake bracht. Hij was zich altijd Nederlander blijven voelen en betoon de zich een enthousiast bewonderaar van kwaliteiten die hij typisch Neder lands noemde: de ondernemingszin bijvoorbeeld en de mentaliteit die de Nederlanders altijd over de wereld zeeën gestuurd had en die Rotterdam gemaakt had tot de grootste haven ter wereld. In 1966 heeft hij die bewonde ring uitgedragen in 'Rotterdam-Euro poort', zijn enige in Nederland opgeno men naoorlogse film. Over de mentaliteit van de Hollander had hij nog een grote speelfilm in ge dachten, die hij - vanzelfsprekend - 'The Flying Dutchman' had willen noemen, maar waarvan hij niet meer dacht hem zelf nog te kunnen regisse ren, want een realist is hij altijd geble ven. Als 'Geschiedenis van de Wind' voltooid kon worden, was het mooi ge noeg geweest. Met zijn concept voor 'The Flying Dutchman' (een vierluik dat zich in verschillende eeuwen moest afspelen) konden andere Neder landse regisseurs aan de slag. Ivens leed onder de Nederlandse ver guizing die op 'Indonesia Calling' ge volgd was. „Natuurlijk had de rege ring het recht om terug te slaan, maar dat het zo hard en meedogenloos zou gebeuren, dat had ik niet verwacht. Om één voorbeeld te noemen: ik ver bleef in Polen toen mijn moeder over leed en hoewel de Nederlandse am bassade precies wist waar ik verblijf hield, heeft men mij te laat gewaar schuwd, zodat men ook niet een spe ciale regeling hoefde te treffen en daardoor ben ik niet in staat geweest bijtijds naar Nederland terug te keren om de begrafenis bij te wonen. Zoiets zal ik moeilijk kunnen vergeven". Een troost heeft Joris Ivens al die tijd gehad aan de bijzondere waardering en eerbied waarmee men hem in ande re landen placht te omringen. Italië onderscheidde de Nederlander met de Vittorio de Sica-prijs, waaraan vorig jaar nog een Gouden Leeuw van Vene tië werd toegevoegd. Frankrijk schonk hem het Légion d'Honneur, Finland de Wereldvrede-prijs, Enge land en Oost-Duitsland vergulden hem met eredoctoraten. Rusland schonk hem de Leninprijs, maar nadat Ivens zich distantieerde van de Russi sche optredens in Tsjechoslowakije en Polen, is de waardering in Oost-Euro pa voor de Nederlandse documenta- rist aanmerkelijk bekoeld. Tijdens zijn laatste levensjaren was de voormalige communist een politiek ontgoocheld mens, die zelfs zijn films over Laos en Vietnam desnoods wel propaganda wilde noemen. Een paar jaar geleden zei hij in een interview zelfs dat je beter een „ziek kapitalis- In 1979 ontmoette Joris Ivens de Chi nese topman Deng Xiaoping. Ivens ontmoette in januari van dit jaar koningin Beatrix tijdens het filmfestival van Rotterdam. De cineast werd bij die gelegenheid koninklijk onderscheiden. me" kunt hebben dan het „zogenaam de socialisme dat in de Sovjetunie heerst". En hij adviseerde om zonder dralen de kruisraketten in Nederland te plaatsen. Zijn beste films maakte Joris Ivens in een tijd toen voor een idealist als hij de wereld iets overzichtelijker in elkaar leek te zitten dan tegenwoordig. De in 1898 in Nijmegen geboren Ivens maak te zijn beste werk in de periode tussen de twee wereldoorlogen. Als zoon van de grondvester van het foto- en filmbe drijf Capi was hij als het ware tussen de camera's opgegroeid. Hij maakte zijn eerste film (een 'wes tern') toen hij dertien jaar was. Hij stu deerde economie in Rotterdam, dien de tegen het eind van de mobilisatie 1914-T8 als luitenant bij de artillerie. In 1922 vertrok hij naar Berlijn om aan de universiteit van Charlottenburg fo tochemie te studeren en liep stage bij de camera-fabrieken van Dresden en Jena (Zeiss) waar hij betroken raakte bij acties van voor betere werkomstan digheden ijverende arbeiders. Die periode is van doorslaggevende betekenis geweest voor zijn politise ring. In 1926 kwam hij terug naar Ne derland, feitelijk om het bedrijf van zijn familie over te nemen, maar al lengs ging zijn interesse meer uit naar artistieke dan zakelijke bezigheden. Hij was mede-oprichter van de legen darische Filmliga. In 1928 en 1929 maakte hij zijn eerste 'filmgedichten': De brug en Regen. In 1933 volgde Zuiderzee. Maar het engagement stak pas een jaar later de kop op. In Nieuwe Gronden werd de heroïsche strijd waarin de Hollander het water had we ten te bedwingen, gerelativeerd door beelden van voedselvernietiging in de crisisjaren, omdat de winstmarges te laag zouden zijn. In Borinage (gemaakt met de Belg Henri Storck als co-regisseur) stelde hij de mensonwaardige levens- en werkomstandigheden van de Waalse mijnwerkers aan de kaak. Zijn indruk wekkendste documentaire werd in 1937 'Spaanse aarde', een frontverslag uit de Burgeroorlog, gemaakt in sa menwerking met John Fernhout (zijn vaste cameraman) en Ernest Heming way. Aan de kant van de Republikei nen filmde Ivens de bombardementen van het dorp Fuentedue en het beleg van Madrid. 'Spaanse aarde' werd de voorloper van wat men jaren later de „getuigende ci nema" is gaan noemen. Ook het in 1939 opgenomen 'De 400 miljoen' (over het verweer van de Chinezen tegen Ja pan) is daar een voorbeeld van. Daar heeft hij toen niet alleen zijn sympa thie voor de Chinese vrijheidsstrijders aan overgehouden, maar vooral ook zijn liefde voor de Chinese cultuur. Na zijn omzwervingen in Oost-Euro pa gedurende de jaren vijftig en tus sen zijn filmische ontdekkingsreizen door die voerden naar Italië, Mali, Chili, Cuba, Frankrijk, Vietnam en Laos, was China toch het land waar hij telkens terugkeerde. In 1976 maak te hij er, samen met Marceline Lon don die tevens zijn levensgezellin ge bleven is, de elf-delige monsterdocu mentaire 'Hoe Yu-Kong de bergen verzette'. (Door René DiekstraI De gedrevenheid van de pa- tiënten brengt hen tot grote fysieke inspanningen. Vaak kunnen ze kilometers en kilometers lopen, soms met het doel om ergens te ko men, maar vaak om alleen maar te bewegen". Zo beschreef in 1911 de psychiater Karl Abraham patiënten die aan hy- pomanie leden. De voornaamste symptonen van die psychiatrische stoornis, zoals het indertijd werd be schreven, zijn overmatige activiteit, rusteloosheid, de neiging steeds meer te willen doen in steeds minder tijd, wat ten slotte uitmondt in uit putting en soms zelfs depressie. Als Abraham vandaag de dag nog eens een kijkje zou kunnen komen nemen, zou hij zijn oren en ogen ab soluut niet kunnen geloven. Hij zou een wereld aantreffen, bevolkt door zich voortdurend afjakkerende, voortjoggende volkstammen, die al lemaal zonder mankeren recht heb ben op de diagnose hypomanie. Hij zou niet anders dan kunnen con cluderen, dat de hedendaagse mens en vooral de hedendaagse man (de vrouw begint 'm daar al aardig in te volgen) een 'doener' is geworden. Een aanbidder van de god, die acti viteit, beweging, dynamiek heet. Denk maar aan de typische wijze van begroeten van twee mannen: „En, hoe gaat het? Druk"? Alsof 'druk' een compliment, iets goeds is. Denk ook aan de overheersende slo gans in reclameboodschappen als jong, dynamisch, vlot, snel... Hij zou ook merken dat wij vandaag de dag niets meer met rust kunnen laten. De natuur niet, elkaar niet en zelfs de intiemste ervaringen niet. Als we iets moois zien, moet er met een een foto van gemaakt worden. Als we een taboe tegenkomen moet het op de buis en rondom een tafel of tien stuk gepraat worden. Tranen, zeker als ze over beroemde wangen wandelen, mogen niet meer in stilte vergoten worden. Zelfs als we onze laatste adem aan het uitblazen zijn, is het niet uitgesloten dat er een mi crofoon onder geduwd wordt. De rituelen of gebruiken, die genera ties lang bedoeld zijn geweest om in ieder geval af en toe rust in de tent te brengen, zijn goeddeels verdwenen. Wie eenmaal de film 'weekend' van Godard gezien heeft, weet nu wel heel zeker als ie dat niet al lang wist dat zondagrust een ouder wetse uitdrukking en verleden tijd is. Op veel plaatsen is het zelfs nooit zo druk als op zondag. Veel mensen verdedigen dat vanuit het idee dat het zondag- of sabbat-ritueel een godsdienstige achtergrond heeft en dat een bepaalde godsdienst niet het recht heeft haar wil aan de hele be volking op te leggen. Maar dat is je reinste onzin. De ze vende 'rust'dag heeft op de eerste plaats een psychologische beteke nis, en een heel belangrijke ook. Als we 'werk' in de oorspronkelijke betekenis ervan opvatten als iedere bemoeienis van de mens, construc tief of destructief, met de natuur, dan is 'rust' de toestand van niet be moeien, van vrede tussen de mens en de natuur. Het zondagritueel is be doeld de mens ertoe te brengen op bepaalde momenten niet in te grij pen, niet te storen, niet te rotzooien in de relatie met de natuur en met de mensen om hem heen, maar in plaats daarvan over zijn plaats in en relatie met die natuur na te denken. Maar wat de meeste mensen nu hun zondag, hun rust- of ontspannings- tijd noemen, komt in feite bijna neer op even actief zijn als in hun echte werktijd. Ontspanning betekent praktisch altijd actieve ontspan ning. Sporten, joggen, surfen, zeilen. Met de waterscooter, de hangglider of de auto er op uit. Voor de thuisblij vers de motormaaier, de buis, de computer. De moderne mens zoekt rusteloos naar rust. Wat opdoemt is het beeld van een steeds meer door machines en ande re gadgets omgeven individu. Een mens met talloze protheses. Zoals machines die zijn werk overnemen of juist dicteren, zijn vrije tijd bepalen of mogelijk maken, zijn voorkeuren, gevoelens, denkbeelden en gedrag voordrukken en vastleggen en 'm constant bezighouden. In het wereldbeeld van de moderne mens ligt de nadruk op beweging, verandering, afstand afleggen. We zijn allemaal behept met het idee van een nooit ophoudend vooruitgaan. Maar hebben niet in de gaten dat dat eigenlijk het idee is van een verder I gaan zonder doel. De moderne mens is in de grond van de zaak een doello ze, inhoudsloze beweger. De Duitse filosoof Bodamer heeft glashelder uitgelegd dat dit bezeten zijn van 'ons van tegenwoordig' van dynamiek en beweging begrijpelijk maakt waarom de auto tot de meest geliefde en meest verbreide van alle moderne machines is geworden. Een machine waarvan we alleen in het allerergste geval afstand zullen doen, en dan nog met de grootste moeite. Als we onder auto bok even motor, verstaan en we denken naast For mule 1-races ook aan zoiets als de TT van Assen, dan is de gemotoriseerde beweging niks anders dan een vorm van zelfgenot, dan is snelheid niks anders dan uitdrukking van een technisch machtsgevoel. De onweer staanbare fascinatie die van de auto uitgaat komt voort uit het feit dat de mens in dié machine kan kruipen en er een deel van wordt zodat zijn zelf bewustzijn voor een stuk gaat sa menvallen met het merk of de power van zijn machine. Alles dat het voortbewegen of voor trazen van die machine frustreert - een stoplicht, verkeersdrempel, een overstekende voetganger, een snel heidsbepaling, een file of een mis tbank wordt in wezen als lastig, hinderlijk en 'iets dat er eigenlijk niet zou moeten zijn' beleefd. Van daar dat de machine mens met zijn gemotoriseerd machtsbewustzijn zo gemakkelijk vergeet dat hij zijn broeders (of zusters) hoeder is en me deverantwoordelijk voor hen is, en dat het hem vaak totaal ontbreekt aan elk schuldbesef bij verkeerson gelukken. Nergens valt het hem moeilijker om schuld te bekennen. En zijn virtuositeit om uitvluchten te vinden, zich er uit te kletsen, is een voudigweg ontstellend. Maar is het echt alleen maar genot of plezier, zij het dan nogal egoïstisch plezier, dat ons drijft tot voortdu rend in beweging en op snelheid blij ven, tot almaar bezig zijn, almaar prikkels opzoeken? Een antwoord op die vraag kunnen we vinden door te kijken naar die mensen die in dit opzicht met kop en schouders boven de rest uitsteken, de hypomanen in dit hypomane tijdperk. Die mensen worden vaak aangeduid als A-typen en ze hebben de volgende kenmer ken: snel en soms explosief praten, snel bewegen, lopen en eten; snelle irritatie bij frustratie en wachten; de neiging steeds meer en meer te doen in steeds minder tijd; de neiging verschillende dingen te gelijk te doen; de neiging zich schuldig te voelen bij niets doen. Mensen met deze eigenschappen hebben, zo lijkt het, een verhoogde kans op hartziekten, met name een hartinfarct. Maar wat ze zeker hebben is een rela tief hoge kans om zo halverwege het leven, meestal tussen hun 40ste en 55ste levensjaar, in een depressie te duiken. Die depressie begint meestal met lichamelijk uitgeput zijn, maar de psychologische achtergrond is vaak de steeds sterker wordende vraag naar de zin van al hun uitge- sloof. Een vraag die in de loop der jaren steeds moeilijker het zwijgen kan worden opgelegd, genegeerd kan worden. Zoals een van mijn A-type patiënten het na zijn eerste infarct ontgoo cheld zei: „De vraag: wat doe ik hier eigenlijk, wat is de zin van mijn le ven, van het leven, heb'ik me nooit echt willen stellen. Voor mijn gevoel was dat psychologisch-filosofisch geleuter waar je niks voor kocht. Watje deed, watje presteerde, daar kwam het op aan, dat bepaalde je waarde als mens. Maar als ik nu de vraag stel: ben ik door al mijn pres taties een waardevoller mens gewor den?, is het eerlijke antwoord dat ik dat niet geloof'. (Van onze parlementaire redacteur Carel Goseling) Wie het oor een jaar geleden bin nen de WD te luisteren legde, kon het toen al vernemen: staatsse cretaris Albert Jan Evenhuis moest weg. De bewindsman deed te weinig, en wat hij wel deed was slecht. Steeds slaagde hij erin om maatre gelen af te kondigen waarmee hij het midden- en kleinbedrijf (wier belan gen hij in het kabinet juist moest dienen) tegen de haren instreek. De naam van Evenhuis als iemand die uit de Haagse gelederen van de WD moest verdwijnen, viel in één adem met talrijke andere. Zoals van de kamerleden De Beer, Van Erp, Joekes, Keja, Van Reij en Scherpen- huizen. Behalve Evenhuis mocht be windsman Dees, staatssecretaris volksgezondheid, zich in het gezel schap 'verliezers' voegen. Alle betrokkenen hadden één- ken merk gemeen: zij waren in de periode 1982-1986 aanhangers van de toen malige fractieleider Nijpels. De jonge fractieleider zette regelmatig hoog in, om vervolgens veelvuldig op zijn gezicht te gaan. Deze 'nederlagen- strategie', gekoppeld aan een reeks affaires, brak Nijpels uiteindelijk op. Bij de Kamerverkiezingen van 1986 verloren de liberalen negen zetels. Ze zakten van 36 naar 27 plaatsen in de Kamer. Halverwege de formatie van het tweede kabinet-Lubbers moest Nij pels uiteindelijk het veld ruimen. In een nachtelijk beraad op Verkeer en Waterstaat werd hij als politiek lei der vervangen door Joris Voorhoeve en Rudolf de Korte. Als pleister op de wonde werd Nijpels wel een ministerspost in het kabinet aangeboden. Een post in de luwte: minister van VROM. De liberalen re kenden in 1986 tevens af met een tweede probleem: Albert Jan Even huis, een fervent slippendrager van Nijpels en diens manusje van alles. Alle moeilijke klussen knapte Even huis voor zijn fractieleider op. Han digheidjes, trucs, het mensen tegen elkaar uitspelen en het naar buiten brengen van erg gekleurde informa tie, golden daarbij ondermeer als zijn werktuigen. Hij kreeg aanduidingen als de 'Machiavelli van Meppel' (de woonplaats van Evenhuis) en de 'Raspoetin van de VVD'. Toch belandde ook Evenhuis in het tweede kabinet-Lubbers. Hij werd staatssecretaris op Economische Za ken, belast met het midden- en klein bedrijf. De kersverse bewindsman wist weliswaar niets van dit beleids terrein - hij was afkomstig uit het on derwijs en deed in de Kamer defensie - maar een kind dat daarop lette. In de eerste maanden hield Even huis zich op zijn nieuwe positie nog al rustig. Al snel begon hij zich ech ter te ontpoppen als de vijftiende minister in het kabinet. Bij elk so ciaal, economisch of financieel be raad binnen de ministersploeg schoof hij aan tafel. Ook al had hij daar formeel als staatssecretaris niets te zoeken. Er was echter een reden voor het op treden van Evenhuis. Hij fungeerde als waakhond voor vice-premier De Korte. De leider van het liberale smaldeel in het kabinet bleek al snel niet in staat de VVD-belangen ade quaat te behartigen. Ook anderszins bleek De Korte niet tegen de druk van zijn nieuwe rol bestand. Met na me een uitglijer over een bezoek van de koningin aan Japan vormde daar van een bewijs. Evenhuis deed echter meer. Vanauit zijn zetel op Economische Zaken trachtte hij volgens doorgaans be trouwbare bronnen, herhaalde ma len de meningsvorming in de fractie te beïnvloeden. De nog in de fractie overgebleven oude Nijpels-aanhang en vroegere medewerkers rond de fractie vormden daarvoor het vehi kel. Bij de Voorhoeve-adepten vielen deze acties echter niet in goede aar de. De conclusie drong zich langzaam op: de bewindsman moest weg. En met hem liefst zoveel mogelijk aan hangers van de oude lijn-Nijpels. De resultaten van deze aanpak wer den reeds snel duidelijk. Kamerleden als Scherpenhuizen, Braams, Keja, De Beer en Joekes kondigden in rij aan niet langer in de Kamer te willen zitten en dus ook geen plaats te wen sen op de lijst voor de kamerverkie zingen. Vrijwillig, dat wel. En steeds met iets andere redenen. Maar toch. Voor anderen was er een openbare af straffing. Zij kregen stuk voor stuk plaatsen onderaan de WD-lijst voor de komende verkiezingen. Voor een groot aantal een onverkiesbare plaats, ervan uitgaande dat de VVD circa vijf zetels in de Kamer moet prijsgeven en geen deel gaat uitma- Albert Jan Evenhuis exit. ken van een volgend kabinet. Als het hoofdbestuur van de WD niet nog enige clementie aan de dag had ge legd, was het beeld nog somberder geweest. Nu ziet het beeld er als volgt uit: Dees (18), Te Veldhuis (19), Van Erp (22), Evenhuis (24), Kamp (25), Van Reij (27), Rempt (28) en Lauxter- mann (29). Nijpels zelf kwam uiteindelijk op de vijfde plaats terecht. Goed voor het imago van de VVD als milieupartij. Bovendien is de bewindsman uiterst populair en heeft hij zich toch maar naar de lijn-Voorhoeve geschikt waar het ging om de breuk tussen kabinet en WD-fractie. Alhoewel de be windsman in het kabinet van oordeel was dat het reiskostenforfait (de be lastingaftrek voor woon-werkver- keer) wel weg kon, herzag hij die me ning na de breuk. Nijpels werd gered voor de drang om binnen de WD de rijen weer te slui ten na de aanvaring met het kabinet en minister Smit-Kroes, die in tegen stelling tot Nijpels haar mening wel overeind hield. De rust moest weder keren, luidde de laatste tijd het de vies binnen de VVD. Albert Jan Evenhuis had daarvan kunnen profi teren, maar zijn typerende gerom mel, ditmaal met eigen financiën, brak hem uiteindelijk op.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 4