PZC
Anja Raas voelt zich
soms een telefoniste
Marjan Priem cijfert
zich geenszins weg
Jean-Marie Leblanc, van renner en
journalist tot de Tour-directeur
sport
33
IK BEN PRINS CLAUS NIET
ZATERDAG 24 JUNI 1989
Prins Claus
Telefoontjes
Vloek
NIET ACHTERMAAR NAAST MIJN MAN9
Van der Velde
v V-
'S-HEERENHOEK - Een groep fiet
sers rijdt langs het huis van familie
Raas in 's-Heerenhoek en een roept er
duidelijk hoorbaar: 'Hier woont hij',
en meteen schreeuwen ze allemaal:
'Hallo Jan', hoewel de ploegleider van
Superconfex niet eens thuis is. Het is
volgens Anja Raas, de vrouw van Jan
Raas, geen uitzondering. „Met regel
maat stoppen hier auto's en zelfs bus
sen. Vooral Belgische bussen. Ik zou
het niet in mijn hoofd halen om voor
het huis van een bekende Nederlan
der te stoppen. Maar aan die belang
stelling raak je gewend", zegt de 33-ja-
rige Anja Raas.
Anja Traas, zoals haar meisjesnaam
luidt, trad vijftien jaar geleden met
Jan Raas in het huwelijk. „Hij werd
toen net beroepsrenner. Vooral in die
tijd draaide alles om Jan en zijn sport.
Bij de geboorte van Danny, die inmid
dels 12 jaar is en bij John van 10 nam ik
de opvoeding van de kinderen geheel
op me. Jan heeft zich daar weinig mee
bemoeid. Toen de kinderen opgroei
den, merkte ik aan vooral de oudste
dat hij weinig van Jan accepteerde. Hij
keek dan alsof hij wilde zeggen: 'Nu
kom je eens een keer thuis en dan zetje
direct de dingen op zijn kop'."
Door die ervaringen leek het Marjan
Raas verstandiger als Jan zich meer
met de opvoeding van de allerjongste,
de 2-jarige Kevin, zou bezighouden.
„Het is gewoon niet goed als een vader
nooit met zijn kinderen speelt. Hij ver
liest dan het overwicht op hen. Boven
dien wilde ik ook wat meer tijd voor
mezelf opeisen. Ik voelde sterk de
drang om uit te breken."
dan propt hij snel zijn mond vol als de
telefoon ringt en rent naar de tele
foon. 'Papa heeft nu geen tijd', zegt hij
dan met volle mond, 'hij is aan het
eten. Bel over een uurtje maar terug'.
„Jan kan hooguit drie minuten met
zijn kinderen spelen, en dan gaat de
telefoon weer. Onze vier telefoontoe
stellen beheersen ons leven."
Daarom vindt Anja Raas het heerlijk
om af en toe er eens met haar man en
de kinderen tussen uit te gaan. „Twee
weken geleden hebben we hier de deur
dichtgetrokken om even van elkaar te
kunnen genieten. Met de Tour in het
vooruitzicht zit er voorlopig geen
vakantie in. Het lukt mij heel goed om
dan van de zon en zee te genieten,
maar na de eerste dag begint Jan al
weer te schuiven op zijn stoel en gaat
zich afvragen of hij nog wat kan rege-
„Ik ben Prins Claus niet. Die mag niet
naast zijn vrouw lopen. In de loop der
jaren heb ik wel geleerd op te komen
voor mezelf. Als Jan teveel over de
problemen van zijn ploeg spreekt,
dan zeg ik gewoon 'ik heb de kamer
gestofzuigd'. En dan weet hij wel hoe
laat het is", zegt Anja Raas die ooit be
jaardenverzorgster was.
Buiten in de tuin liggen op een tafel pa
perassen van de Don Bosco-basis-
school. „Ik ben bestuurslid van die
school, waarop ook mijn twee zonen
zitten. Daar steek ik veel tijd in en heb
ik het idee dat ik nuttig bezig ben. Dan
ga ik ook nog een keer per jaar tien da
gen naar Polen. Ik doe al vijfjaar vrij
willigerswerk voor de gemeente Borse-
le. Deze gemeente heeft Polen uitgeko
zen om elk jaar een dorp te steunen.
Vorig jaar zijn we met een medisch-
transport richting Polen vertrokken
en dit jaar gaan we met een goederen
transport. Jan heeft het daar wel moei
lijk mee gehad. Vroeger was ik altijd
thuis als hij thuis was, maar nu ga ik
ook weieens alleen op vakantie."
Die drang om uit te breken komt ook
voort uit de telefoontjes die voortdu
rend klinken in huize Raas. „Soms
voel ik me net een telefoniste. Ook de
kinderen vinden dat heel vervelend.
John, de middelste, heeft er een truc
opgevonden. Als we aan het eten zijn,
len. Hij heeft geen rust in zich, en belt
vanuit het hotel even naar de assis
tent-ploegleider of alles nog naar wens
verloopt."
Marjan Priem en Anja Raas, de
vrouwen van de Zeeuwse
ploegleiders Cees Priem en Jan
Raas willen een eigen leven lei
den. Als ze uitsluitend zouden
moeten wachten op de thuis
komst van hun man, zouden ze
wegkwijnen, zeggen ze. De twee
nichten, hun moeders zijn el-
kaars zussen, kunnen het uitste
kend met elkaar vinden. Regel
matig gaan ze samen naar het
strand of met elkaar op vakan
tie. Bij de geboorte van Kevin
Raas, de jongste telg van familie
Raas, was Marjan Priem zelfs de
vroedvrouw. Ze vinden steun
bij elkaar.
PZC-verslaggeefster Edith Ra
makers sprak met beiden over
het leven als vrouw van een
ploegleider.
Toen Jan Raas furore als wielrenner
maakte was hij ook niet veel thuis,
maar als ploegleider lijkt hij elk uur
van de dag door deze sport te worden
opgeslokt. „Als hij zelf gekoerst had en
hij kwam thuis dan was hij klaar. Maar
nu blijven de problemen van zijn twin
tig renners en personeel hem volgen.
Ik kan daar goed afstand van nemen,
maar het lijkt erop dat het voor hem
een vloek is. Niet dat hij geen plezier in
zijn vak heeft", haast Anja Raas zich te
zeggen, „maar hij heeft een ontzettend
druk leven."
WEMELDINGE - Inmiddels vijftien
jaar geleden beloofde Marjan Bal
trouw aan Cees Priem. Als beroeps
wielrenner heeft ze hem leren kennen,
maar twee jaar geleden is Cees Priem
ploegleider van de TVM-ploeg gewor
den. In de tuin van hun riante optrek
in Wemeldinge zegt ze nu lachend:
„Toen we trouwden heb ik zelfs nog
gezegd dat ik onderdanig aan mijn
man zou zijn. Dat hoorde in die tijd
zo." Maar als je de actieve 34-jarige
vrouw bezig ziet en hoort praten is het
duidelijk dat zij zichzelf geenszins
wegcijfert. „Ik sta niet achter mijn
man, maar naast hem", zegt ze dan
ook beslist.
Ze zegt geen moeite te hebben gehad
met de functie van haar man als ploeg
leider. Ook al wist ze dat hij dan vaak
lange periodes van huis weg zou zijn.
„Nee, dat hij stopte met fietsen dat
vond ik erg. Ik geloof zelfs dat ik dat
moeilijker kon verwerken dan Cees
zelf. Ik zag hem nu eenmaal graag fiet
sen. En allicht is het niet leuk als hij
zijn koffers pakt om drie weken later
thuis te komen. Daar wen je nooit
aan."
Ze gaat thuis niet zitten kniezen, als
hij met de renners op pad is. „Stel je
voor dat ik me de hele dag af zou vra
gen, wat zou hij nu doen, en hoe zal het
met hem gaan. Ik heb zelf ook een le
ven." Samen met Truus Hoogesteger,
haar vriendin, runt ze een winkel in ca
deau-artikelen, kranten en tijdschrif
ten, Priem-a-shop genaamd. En sinds
kort is daarin ook een VW-kantoor ge
vestigd. „Het is heel leuk afwisselend
werk. In de zomer komen veel toeris
ten, vooral Belgen, naar onze winkel in
Kapelle. En nu met het VW-kantoor,
is de toeloop alleen maar groter gewor
den."
Als de ploeg van Priem succes boekt,
dan merkt ze dat aan de verkoop van
kranten. „Die vliegen dan de deur uit,
en meteen word ik dan ook gefelici
teerd. Als Cees en ik 's avonds thuis zit
ten, dan hebben we elkaar veel te ver
tellen. De gespreksstof zou snel uitge
put zijn als ik alleen maar kon melden
dat ik de kast weer afgesopt heb, en
voor de kinderen, Jacky (14) en Boy
(10) nieuwe kleren heb gekocht. Nee,
hij vertelt wat hij meegemaakt heeft
met zijn wielrenners en ik onder ande
re in de Priem-a-shop."
Marjan Priem weet hoe het in de wie-
Ierwereld er aan toe gaat. Het leven
van een ploegleider is niet altijd even
gemakkelijk. „Toen Johan van der
Velde plotseling niet meer aan de
start verscheen van de Giro, moest
Cees een beslissing nemen. Hij heeft
Johan van der Velde echt altijd heel
graag gemogen. Ik vond ook dat hij
als ploegleider Johan van der Velde
moest ontslaan. Ik heb ook weieens
geen zin om te werken, maar dan moet
ik toch gewoon aan de slag. Johan van
der Velde heeft veel kansen gehad."
Dan richt ze haar blik op de 14-jarige
poedelachtige hond, Rakker, die
stram zijn ochtendwandelingetje
maakt. „Ik hoop wel dat hij een nieu
we sponsor vindt. Hij heeft tenslotte
ook drie kinderen en van de wind kun
je niet leven."
Als Marjan Priem terugdenkt aan de
eerste jaren van hun huwelijk, dan is er
in de loop van de tijd ook in de wieler-
wereld het een en ander veranderd.
Eerder mochten vrouwen, wel of niet
in functie zich in deze mannenwereld
niet bewegen. De ronde-miss uitgeslo
ten. Het zou de coureurs maar aflei
den. Toen, zeker zo'n tien jaar geleden,
fietsten Jan Raas en Cees Priem sa
men in de Tour de France. En hoe in
die tijd met de vrouw achter of liever
gezegd naast de renner werd omge
gaan weet Marjan Priem goed te schet
sen. „Anja Raas en ik togen naar
Frankrijk, met zo'n vijftig bolussen in
onze auto. We wilden even onze man
nen ontmoeten. We hadden elf uur in
de auto gezeten en we waren zo blij dat
we hun eindelijk zagen. Maar het was
wel een domper. Van Peter Post, toen-
dertijd hun ploegleider, moesten Anja
en ik in een apart kamertje eten. Daar
na mochten we even met onze mannen
in de tuin wandelen waarna we in een
jeugdherberg de nacht doorbrachten.
De volgende ochtend hebben we onze
mannen niet eens meer gezien."
Maar tegenwoordig is de soigneur
van de TVM-ploeg een vrouw. „Shel
ley Verses doet haar werk goed en
daar gaat het toch om." Zo gingen
Marjan Priem en haar 10-jarige zoon,
Boy, naar de Giro. Vrouwen worden
niet meer geweerd, kun je daaruit
voorzichtig concluderen. „Jazeker,
we zijn daar een weekeinde in de Do
lomieten geweest, we hebben ons
daar prima vermaakt. En geen ge
scheiden toestanden meer of zo."
Anja Raas (links) en Marjan Priem, de
vrouwen van de Zeeuwse ploegleiders
Jan Raas en Kees Priem.
ParijJo,,
'"_,nv «te
«.«..oog».,,.
N "f
jP vAim-p
Jean-Marie Leblanc: opnieuw een journalist als hoogste baas op de 'Tour-bok'.
De Tour de France heeft een nieuwe, deels journalistieke directie. Henri
Desgrange was de pionier, daarna kwam Jacques Goddet als legende-bij-
het-leven, Xavier Louy was interim-kardinaal zonder aanzien, en nu zit er
opnieuw een journalist 'op de bok.'
Jean-Marie Leblanc, 44 jaar, oud-profrenner met twee Touren op zak ('68:
58e,'70:8oe). Na zijn leerjaren bij La Voix du Nord een huis-aan-huisblad
in Valenciennes naar een appartement in Parijs (20e arr.i.Bij l'Equipe een
tijdlang rubriekchef wielrennen, tevens hoofdredacteur van het wieier-
magazine Velo, grote stimulator van de FICP-wereldranglijst. Vrouw,
twee kinderen. Houdt van Nederland, de Keukenhof, Delft.
Leblanc treedt in de voetsporen van Jacques Goddet: sportief directeur.
Hij zat zes jaar bij hem in de auto, als 'stem' van de ronderadio. De tezelf
dertijd aangestelde mede-directeur Jean-Pierre Carenso, waakt als een
Felix Levitan over de financiën.
Carenso bedacht in zijn commerciële jaren de slagzin 'Du pain, du vin, du
Boursin', moet de wereld dichter aan de borst van Frankrijk drukken.
Leblanc is ingehuurd om sportief aantrekkelijke, en geloofwaardige wie
lersport af te leveren.
„Hij is te zacht," klinkt er een vooroordeel. „Hij heeft te veel vrienden."
Onder renners, ploegleiders, journalisten, sponsors etcetera. Anderen
vinden dat juist ideaal beantwoorden aan de 'profielschets' voor 'een
nieuwe Goddet.'
Leblanc heeft in ieder geval geen hekel aan de profwielersport, loopt niet
met het plan die overhoop te schieten. Zijn kritiek in het verleden was
meer van waarschuwende, constructieve aard. En het is ook om die reden,
dat hij nu op de stoel zit waarop hij zit.
„Ik schreef een dossier met kritiek op de vorige Tour, die ik echt vreselijk
vond. Een paar dagen voor de presentatie van het nieuwe parkoers werd
ik bij de algemeen directeur geroepen met de vraag of ik het zelf maar niet
wilde gaan doen. Journalist af, sportief directeur van de Tour. Tja..., dat is
een vraag waarmee je maar een keer in het leven wordt geconfronteerd..."
PARIJS (GPD) - Jean-Marie Leblanc
kent de Tour. Al zo'n 22 jaar. Heeft er
gekoerst, is er over gaan schrijven,
volgde kopgroepen op het wiel, was
een verlengstuk van de wedstrijdlei
ding. Bewonderde, raakte verliefd,
zag de verloedering, ging 'em haten,
maakte zich zorgen, huiverde.
Broeikaseffect onder 's werelds groot
ste wieier evenement. De Tour naar de
knoppen?
„Laat ik zeggen: men was het spoor
bijster. Ik wil de Tour behoeden voor
excessen, zoals de verregaande com-
mercialisatie, de macht van de televi
sie, het bedrog, de doping, de oneven
wichtigheid van het parkoers."
„In de jaren dat ik naast hem zat heeft
Jacques Goddet me daar nooit uitput
tend over onderhouden. Maar uit alles
wat hij deed bleek zijn drijfveer: res
pect voor de geest van de sport. Dat
verdween met het jaar meer."
„Goddet adoreerde de Tour, als een
sportieve schepping Gods. De Tour
was hem heilig. Dat moet je waarde
ren, beschermen, heel hoog houden. Er
moest iemand naar zijn boodschap
luisteren, zijn idealen voortzetten. Dat
ga ik nu proberen."
Jean-Marie Leblanc pathetischer dan
we hem ooit hebben gehoord. Toch
heeft hij geen ongelijk.
Maar, eerst maar eens op het andere
been.
Is het jammer, dat jij de Tour nooit
hebt gewonnen?
Leblanc (verbaasd): „Of dat jammer
is? Nee, neeee... Waarom? Helemaal
niet. Ik was niet zo'n grote renner, ze
ker niet groot genoeg om de Tour de
winnen... Hahahah... Ik heb grote be
wondering voor degenen die het wel
kunnen, maar daar kwam ik nooit aan
toe. Kleine renner, petit palmares. Ja,
dromen van het Frans kampioen
schap (was hij bij de studenten), van
Parijs-Roubaix. Een coureur droomt
altijd van kansen."
Wel gedroomd op een dag Tour-direc
teur te zijn?
„Ook niet. Ik had maar een wens: dat
ik in de Tour ooit een keer op kop van
het peloton zou kunnen rijden. En die
wens is verhoord. Ik weet nog precies
wanneer, in 1968, met het vertrek uit
Vittel. Ik kan de plaats nog aanwijzen.
Het heeft misschien maar vijftien se
conden geduurd, maar het was sensa
tioneel. Goh... ik, leider van het Tour
peloton. Dat is me altijd bijgebleven."
Met welke Tourrenner voel je je het
meest verwant, identificeer je je?
„Met Jan Janssen. En dat zeg ik niet
omdat jij Hollander bent. Maar Jans
sen had iets van het karakter, het tem
perament van de Fransen uit het
noorden. Kalm, rustig, praktisch, ra
tioneel, maar op zijn tijd ook een
vuurvreter. In de jaren dat ik koerste
had ik het meest van hem: serieus,
hard werken, opgestroopte mouwen."
Zo zijn de 'nordisten'?
„Ik kom uit Valenciennes, heb veel in
België, Vlaanderen gekoerst, in Neder
land. Ik ga met mijn vakantie dikwijls
naar Holland toe; ik voel me daar
thuis. Schoon, netjes, op orde, prettig
werkklimaat lijkt me; maar Hollan
ders nemen ook de tijd om te leven.
Mooie parken, plantsoenen, bloemen.
Die combinatie bevalt me; heerlijk
voor een vakantie. Ik zou niet in Zuid
frankrijk kunnen leven. Ik weet, dat de
Hollanders de hele Ardeche opkopen,
maar ik zou me er niet thuisvoelen."
Dus je lijkt helemaal niet op Goddet...
„Ach, dat was geen nordist, geen su-
dist, dat is een Parisien. Hij heeft een
vakantiehuis in Saint Tropez, maar is
niet mijn tegenpool. Hij werkt ook heel
veel en serieus. Die man is echt onge
looflijk. Vierentachtig jaar, maar nog
steeds iedere dinsdag-vergadering bij
wonen. Komt lopen naar de vierde ver
dieping, weigert de lift. En alles wat hij
zegt is nog even zinvol, betekent de
beste oplossing."
Dat zal dus niet eenvoudig zijn, in de
voetsporen van deze legende te tre
den?
„Ik heb het geluk, dat ik hem niet di-
rekt ben opgevolgd, dat er nog twee
jaar Louy hebben tussen gezeten. Dat
is niets onvriendelijks tegenover
Louy, maar het maakt de stap wat
eenvoudiger. Maar mijn hoofddoel is
niet op Goddet te gaan lijken. Dat kan
geen mens, hij had veel meer talent en
kwaliteit dan ik. Niet gaan vergelij
ken, asjeblieft. Ik wil alleen zijn res
pect voor de sport trachten voort te
zetten."
Wat haatte je het meest aan de voor
bije Tour(s)?
„Het bedrog. En dan alle soorten van
bedrog, Het hoort niet bij de sport. Een
renner, die aan zijn ploegleider komt
vragen hoe groot het gat voor of achter
hem is, en zich meteen een paar hon
derd meter door de auto laat voortsle
pen, voor de ogen van het publiek, die
verdient het niet langer in de Tour te
rijden."
Je bent daar heel fel op.
„Maar natuurlijk! Als Van Poppel, of
Bontempi de ene dag aan de auto's
heeft gehangen, en de andere dag wint
hij weer een etappe, dan kan dat toch
niet goed zijn voor het beeld van de
wielersport? Ik was een kleine renner,
maar ik heb nooit aan een auto gehan
gen."
Misschien ben je om die reden altijd
wel een petit coureur gebleven...
„Ja maar... Denk je dat Merckx ooit
aan de auto's heeft gehangen, of An-
quetil? Nee toch. Die hadden het niet
nodig, dat kwam eenvoudig niet in ze
op. De Tour doet er alles aan de wel
stand van de renners op te krikken.
Dank zij de Tour vergaren ze roem, dus
geld. In de Tour zelf al: 8 miljoen francs
aan prijzen. Dan mag je van ze ver
wachten, dat ze het spel correct spe
len. Het moeten kampioenen zijn. Het
is toch niks, als een kind de vedette
een handtekening komt vragen, en die
vedette is eigenlijk een bedrieger?"
En het andere bedrog, de drog?
„De doping? Ik hoop dat we geen nieu
we affaire krijgen als vorig jaar, maar
ik ben geen Pontius Pilatus. De orga
nisatie stond en staat er trouwens bui
ten. Wat vorig jaar met Delgado en
Theunisse gebeurde was een zaak tus
sen de renners, de ploegen en de com
missarissen van de UCI. De Tour-di
rectie maakt de reglementen niet. Als
ze niet worden nageleefd, als commis
sarissen lekken naar de tv, moet men
niet ons de schuld geven."
„Het enige wat wij dienen te regelen
is het transport van de monsters. Wij
moeten de flacons zo snel mogelijk in
Parijs krijgen. Dat gebeurt nu dus
ook. De flesjes gaan 's avonds met het
vliegtuig van de VIPS mee naar Pa
rijs. Vlugger kan niet. Een rijdend la
boratorium is onhaalbaar, en even
min onfeilbaar."
Je hebt zo je ideeën over een controle
van de renners voor de start.
„Dan schep je duidelijkheid. Negatief
bij de start, dat zegt dus iets. We heb
ben de ploegleiders schriftelijk ver
zocht daar op in te haken. Ze moeten
het zelf bekostigen, maar ik weet, dat
er zijn, die dat soort controles laten
uitvoeren. Ook op anabolen. Om wat
voor reden ook. De wielersport zit niet
op schandalen te wachten."
Maar iedere organisator wil, eist bij
na, honderd percent inzet van de deel
nemers. Grenzen bestaan niet meer.
„Daar ben ik als journalist nooit aan
voorbijgegaan. Ik heb meermalen ge
schreven, dat de gemiddelde wedstrijd
te zwaar was. Ik denk echt, dat als je de
lastigheidsgraad van bijvoorbeeld de
Tour terugdringt, dat je het gebruik
van doping zult verminderen. Geen
vijf tussensprints per dag, maar twee.
Geen etappes van 250 km, maar van
maximaal 200. Geen vijf aankomsten
bergop, maar twee of drie. Kort, maar
met spankracht."
Wat heb je daaraan al kunnen doen?
„Niet veel meer dan mijn ideeen over
lanceren. De Tour was al klaar, toen
ik directeur werd. Maar ik ben ervan
overtuigd, dat er Touren zijn geweest,
waarin te veel van de renners is ge
vraagd. Drie jaar terug: twee, drie da
gen achtereen bergop aankomen...
Dat is echt overdreven. Eén in de Al
pen, één in de Pyreneeën - dat is ge
noeg. Niet de bergen bannen, maar ze
inleggen tijdens de etappes."