PZC De versierde mens Wat heet goed? De onkreukbare ster als losbol Cary Grant week-u it/in Kind en boek 24 ZATERDAG 24 JUNI 1989 Verminkingen Status Radio Inventarisatie Komedie? Ruimteschip Een vrouw uit Micronesië met oorlellen die tot op haar schouders zijn uitgerekt verschilt in wezen niets van Marie uit Amsterdam die heur haar blondeert en de juwelier twee gaatjes in haar oren laat prikken. Gelakte nagels of tot ongekende grootte opgerekte lippen: alles is ij delheid. Al sinds de oudheid sleutelt de mens aan zichzelf. Hij vervormt, doorboort, tatoeërt of beschildert lichaamsdelen en behangt zich met sieraden. „Schoonheid, mooi willen zijn, is lang niet altijd het hoofdmotief maar speelt steevast wel een rol voor mensen om zich te versieren", zegt beeldend kunstenaar Ger Daniëls uit Heemstede, tekenaar en schrijver van het boek Volksversieringen uit de hele wereld. Naar aanleiding van het verschijnen hiervan is vanaf 22 juni in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden de tentoonstelling De kunst en! van het versieren te zien. Alles is ij delheid Ger Daniels maakte de afgelo pen negen jaar ongeveer 600 aquarellen van 'versierders' uit de hele wereld. Ze worden geken merkt door een grote gedetail leerdheid. In het boek zijn ruim 240 tekeningen opgenomen. Daniëls tekende aan de hand van foto's, waarvan de oudste uit ongeveer 1850 stamt. De in Leiden tentoongestelde voorbeelden, vooral afkomstig uit Afrika, Azië, Marokko en Tibet, zijn lang niet allemaal meer actu eel. Sterker nog, veel oorspronke lijke gebruiken komen alleen nog in mengvorm voor, behoren reeds tot het verleden of staan op het punt dat te doen. Eén van de rede nen voor het boek en de tentoon stelling is volgens Daniëls om een breed publiek te laten zien welke volksversieringen allemaal aan het verdwenen zijn. „Veel versieringen die een religieu ze of culturele achtergrond heb ben, bestaan door veranderingen in de normen en waarden van een samenleving alleen nog als folklo re", zegt Daniëls. „Waarover we op zich niet nostalgisch hoeven te doen. Ik bedoel: het verschijnsel koppensnellen was op zich niet leuk. Ai wordt daar naar mijn smaak soms wat te zwaar tegen aan gekeken. Die sneltochten wa ren voor de volkeren die ze hielden, een culturele noodzaak. Ze geloof den dat het creativiteit en krach ten binnen hun stam bracht". „Watje verder ziet, is een verschui ving in de gebruiken. Motieven die eerst op het lichaam werden geta toeëerd, worden bij voorbeeld nu verwerkt in kledingstukken en sie raden. Mengvormen komen even eens voor. Ik ben veel in Marokko geweest en daar zie je ook vrouwen met oorspronkelijke tatoeages en armbanden, maar kitscherige oor bellen en in plaats van een eigen geweven doek ëen handdoek om hun hoofd". Uit het door Daniëls verzamelde materiaal (vooral uit Azië, Afrika, Marokko en Tibet) blijkt dat zeer verschillende volkeren er dezelfde versieringen op nahouden. „In een aantal gevallen is dat te verklaren: volksverhuizingen, handelsbetrekkingen of geloof. Dat laatste uit zich in het gebruik van dezelfde motieven, zoals het kruis. Veelvuldig voorkomend is ook een oervorm als de spiraal". „Er zijn echter ook gebruiken waarvan je punt één niet kunt zeg gen waarom die bij en het ene en het andere volk voorkomen en punt twee waartoe ze überhaupt dienen. Neem het oprekken van de lippen. Er is een theorie dat de vrouwen in Afrika dat deden om onaantrekkelijk te zijn voor sla- venhandelen. Op zich is het niet ondenkbaar. Het oprekken van lippen kwam echter ook in het Amazonegebied voor en voor dat gebied gaat dat slavenverhaal niet op. Aan te nemen valt daarom dat het om een schoonheidsideaal gaat". Een ideaalbeeld waarover in elk geval aan deze kant van de aardkloot volstrekt anders wordt gedacht, zoals de Westerse wereld ook uitgerekte oorlellen en nek ken, piepkleine voetjes of op vier plaatsen doorboorde neuzen door gaans niet als charmant ervaart. Daniëls: „Wij spreken over vermin kingen, terwijl het voor de betref fende volkeren zelf als sier, als ver fraaiing geldt. Met vervorming van het lichaam stelden sommge stam men zich volgens zichzelf ook op een hoger plan. Er waren stammen die hun tanden bijvijlden en von den stammen die dat niet deden, dieren". „De Mangbetu-stam in Zaïre, die nogal overheersend was, rekte uit een soort superioriteitsgevoel de schedel op: door bij babies de sche dels te omzwachtelen, ontstaat een langgerekt hoofd. Dat ver schijnsel staat niet op zichzelf. Het komt ook voor bij de Shipibo-in- dianen in Zuid-Amerika. Die zet ten de schedel tussen plankjes vast". Dergelijke ingrijpende lichaams veranderingen zijn uiteraard niet altijd even pijnloos. Daniëls noemt als voorbeeld van een pijnlijke aangelegenheid het tatoëren van de dijbenen, gebruikelijk bij de Da- jak-vrouwen in Borneo. „De vrouwen wordt daarbij echter bepaalde dingen in het hierna maals in het vooruitzicht gesteld". Tatoeëren en (al dan niet perma nente) beschilderingen hebben nogal eens te maken met initiatie riten, terwijl sieraden ook waarde kunnen hebben als amulet, talis man, teken van rijkdom, status symbool of bruidstooi. „Amuletten als botjes of een stukje stof kunnen zo om de hals worden gedragen, maar worden ook ver pakt in een leren of stoffen zakje dat vervolgens wordt versierd. Zo zijn er prachtige zilveren en soms gouden amuletbeschermers ge maakt". „Sieraden zeggen bij veel volken ook iets over de status van degene die ze draagt. Dat heeft bij de man nen nogal eens met betoonde moed te maken. Kijk naar de kop- pensnellerscultus. Of de verentooi bij de Noordamerikaanse India nen. Elke veer is door de drager er van verdiend, hij heeft er iets moei lijks voor moeten doen. Hoe meer veren, hoe meer status". „Later, toen ze in reservaten wer den ondergebracht, droegen heel veel Indianen zo'n enorme tooi. Dan werden ze veel gefotografeerd door toeristen en konden op die manier een beetje geld verdienen. Daarom denken veel mensen ten onrechte dat zo'n grote tooi onder Indianen algemeen gebruik was. Deze dracht kwam alleen bij Prai rie-Indianen voor. Stammen die in bossen leefden, zouden er immers constant mee in de takken blijven haken". Niet-Westerse kunst boeide Ger Daniëls vanaf zijn jeugd, hoewel hij geen duidelijke verklaring voor die specifieke interesse heeft. „Van huis heb ik dat in elk geval niet meegekregen". Feit is dat hij al op vrij jonge leeftijd geregeld in Wat me ook ontzettend de keel begint uit te hangen, is het geëtter over hoe kinderboeken eigenlijk moeten wezen". Je kunt van Piet Grijs veel zeggen, maar niet dat hij veel woorden nodig heeft. Zijn opmerking over het geneuzel van kinderboekdeskundigen (Vrij Nederland 1972) wordt door Anne de Vries in Wat heten goede kinderhoeken? aangehaald op bladzijde 246 en is lezers van dat proefschrift op dat ogenblik waarschijnlijk uit het hart gegrepen. In de afgelopen honderd jaar hebben onderwijzers, dominees, bibliotheekmedewerkers en ande re opvoeders nogal wat prietpraat verkocht (en heus ook veel ver standigs gezegd) over de bijzonde re opvoedkundige en esthetische eisen waar kinderboeken aan zou den moeten voldoen. Natuurlijk, je moet alles altijd in de tijd zien. Maar wie kan vandaag de dag begrijpen dat een zekere Jos M. Reynders in 1912 De ge denkschriften van Azor (over een hondje 'dat door omgang met en verleiding van straathondjes be dorven, tenslotte aan eigen kwaad ten gronde gaat') aanprees als een goed kinderboek vanwege de goe de roomse strekking? En hoe lach wekkend is een verbeterde versie van een verhaal uit Jip en Janneke door Jetta van Leeuwen: 'Maar...toen heeft Janneke haar broek uitgedaan en toen zei Jip: „Heb jij niks? Hoe kan dat, heb jij niks in je broek? Moetje bij mij kij ken wat ik heb". Toen heeft hij heel trots zijn pikkie laten zien en toen is Janneke heel erg geschrokken.' (Vrij Nederland 1972) Anne de Vries promoveerde on langs aan de Vrije Universiteit van Amsterdam tot doctor in de lette ren op een onderzoek naar de op vattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880. Tegelijker tijd verscheen bij Em. Querido's Uitgeverij een handesseditie van zijn proefschrift, zodat iedereen die geïnteresseerd is in jeugdlitera tuur kennis kan nemen van deze prettig leesbare, verhelderende en zo nu en dan zelfs vermakelijke studie. Om tot een systematische be schrijving te komen van de theore tische opvattingen over jeugdlite ratuur en hun invloed op boek beoordelingen, inventariseerde Anne de Vries talloze catalogi, lite ratuuropgaven, onderwijsvakbla- den, opvoedkundige en literaire tijdschriften en dagbladen. Een heidens karwei, want hij moest zich ook nog door een paar duizend recensies worstelen. Op grond van zijn bevindingen on derscheidt De Vries in de benade ring van jeugdliteratuur drie perio den: 1880 tot 1930,1930 tot 1960 en 1960 tot na 1980. In de tweede helft van de vorige eeuw beschouwden onderwijzers het onderwijs meer en meer als dé mogelijkheid tot ontplooiing van hun leerlingen. Opdat die zich ook na hun schooltijd konden blijven ontwikkelen, was het noodzakelijk dat ze vertrouwd waren met boe ken. Maar openbare leeszalen en bibliotheken waren er nog niet. Rond 1880 begonnen jonge, voor uitstrevende onderwijzers daarom met het inrichten van een school bibliotheek. De moeilijke vraag welke boeken wel en welke juist niet moesten worden aangeschaft werd maar al te graag beantwoord door pedagogen die al naar gelang hun levensbeschouwing het kin derboek vooral als een middel in de opvoeding zagen. Het is een genot te lezen hoe dwarsliggers als Jan Ligthart en Theo Thijssen van leer trokken te gen de ideologische wartaal van pedagogische keurmeesters. Zo kondigde de laatste in 1905 aan dat hij nog eens zijn mening zal geven over 'het knoei-beweginkje van hy- per-sentimenteel-dilettant-paeda- gogischen aard waaraan de laatste jaren eenige vrouwen zooveel doen'. Een jaar later schreef hij 'Voor Mej. Ida Heijermans': 'Die hebbelijkheid van u, om naar aan leiding van vervelende bedenksel tjes zedelijke boomen op te zetten tegen kinderen, die begint ons zoo te vervelen. Het is misschien erg ongelukkig, maar heel die op zettelijke opvoederij in school, waar u en andere dames zoo graag over spreekt, daar voelen wij zoo weinig voor; daar worden we een beetje onpasselijk van, eerlijk ge zegd. En nu moet u niet denken, dat dit komt, door dat wij zoo grof zijn, en u zoo fijn. Het is juist omge keerd.' Na 1930 leidden een nieuwe gene ratie auteurs en nieuwe inzichten in de ontwikkelingspsychologie tot een benadering van kinderboe ken die meer recht deed aan de li teraire en emotionele ontwikke ling van kinderen. Bovendien be steedde men in beschouwingen en recensies meer aandacht aan lite raire aspecten waarbij een nadruk kelijke moraal afgewezen werd. Het duidelijkst daarover is Annie M. G. Schmidt die in 1965 bij de uit reiking van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur haar al eerder verwoorde opvattingen nog eens samenvatte in de eis, dat een kinderboek 'waar' moet zijn en nergens 'gelogen'. Dat de pedagogische benadering binnen het wereldje van opvoeders bij lange na niet achterhaald was, blijkt uiteraard bovenal uit het liedje dat nationaal-socialistische kinderboekbeoordelaars zongen. Illustratie van Joh. Braakensiek voor: C. Joh. Kieviet, 'Uit het leven van Dik Trom'. De periode na 1960 beidt wie enigs zins thuis in de wereld van het kin derboek weinig nieuws. Alles ligt immers nog zo dichtbij: de ver nieuwende visie van An Rutgers van der Loeff-Basenau en Miep Diekman; de maatschappijkriti sche werkgroepen waar heftig ge discussieerd werd, maar zonder ge zond verstand; het potsierlijke misverstand van de ontwikke lingspsycholoog Dolf Kohnstamm over wat Guus Kuijer zo duidelijk verwoord had in Het geminachte kind, de weerstand die kinderju ry's opriepen.... Anne de Vries plaatst alles nog eens keurig in de tijd. Jammer echter is dat hij hier te ge makkelijk onder tafel schuift wat dit hoofdstuk ook nog spannend had kunnen maken. Juist nu jeugdliteratuur eindelijk de status lijkt te krijgen die ze verdient, had hij meer stem moeten geven aan hen die vooralsnog schuchter een meer literaire benadering vra gen van het kinderboek (wat staat er en hoe staat het er?). Wat heten goede kinderboeken? geeft geen antwoord op de vraag wat goede kinderboeken zijn, maar toont glashelder aan dat pe dagogen, schrijvers en recensen ten elkaar al meer dan honderd jaar danig in de weg zitten èn dat dat geharrewar volkomen voorbij gaat aan de gewone lezer. Uit het leven van Dik Trom neemt op De Jeugdboeken Top 100 Aller- tijden (de Bijenkorf 1988) bijna honderd jaar nadat het verscheen, nog altijd de vierde plaats in. He dendaagse kinderen hebben wei nig moeite onder woorden te bren gen waarom: 'Een leuk boek om dat het een jongen is die veel katte- kwaad en rare dingen uithaalt, maar hij is toch een aardige, gevoe lige jongen. Een lollig boek waar je om kan lachen'. En de kop boven een bericht in de PZC van 6 juni 1956 Jongen dood de Haagse hoofdagent met bijl/ka- mer lag vol stripboekjes heeft evenmin geleid tot een verbod van dat andere 'verderfelijke' genre. Jan Smeekens Wat heten goede kinderboeken? Door Anne de Vries. Em. Querido's Uitgeve rij, Amsterdam; 371 pag42,50. e beste en belangrijkste acteur mJ uit de geschiedenis', zo wordt Cary Grant (1904-1986) doorgaans in standaardwerken over film genoemd. 'Met Greta Garbo de grootste ster in de geschiedenis van Hollywood,' zeggen de Amerikaanse auteurs van Cary Grant, een dubbelleven iets voorzichtiger. En verderop voegen ze er aan toe: 'Zijn tegenstrijdige en intens dwangmatige karakter had iets weg van een bijna gestoorde bezetenheid.' Alsof ze dagelijks bij Grant op schoot hebben gezeten. De toon van deze zinnen geeft al aan waar het om gaat: om geforceerde roddel. Bovendien is de vertaling zeer matig en de lawaaiig Amerikaanse stijl buitengewoon vermoeiend. Maar sensationeel klinkt het natuurlijk. Want volgens Grants biografen was 'de beste en belangrijkste acteur' een bisexuele maniak. het Amsterdamse Tropenmuseum naar Papua-plastieken ging kij ken, de radiozenders af zocht naar Arabische muziek en etnografi sche maskers verzamelde. „Later ben ik gaan reizen, vooral naar Afrika, en sieraden gaan verzame len. Die verkocht ik hier om van dat geld opnieuw op reis te kun nen. Langzaamaan heb ik over die versieringen documentatie verza meld en maakte in 1980 de eerste tekeningen over hoe mensen zich zelf versieren. Dat deed en doe ik aan de hand van foto's". „Toen ik er een aantal had, vond ik het interessant worden maar be dacht wel dat ik er dan veel meer zou moeten maken. Anders zijn het zomaar een paar nagetekende foto's. Nu is, omdat het er zoveel zijn, duidelijk aan te geven wat de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende volken zijn als het om versieren gaat en welk verhaal bij bepaalde vormen van versieren hoort. Ik heb overigens zelf geen veldwerk gedaan; voor het boek heb ik gebruik gemaakt van bestaand onderzoek. Wat ik heel interessant vind aan het ver schijnsel versieren, is dat sommige motieven zowel op het lichaam als op gravures als op sieraden voor komen". Simone van Driel De tentoonstelling is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van Roelof Munneke, conservator van de afdeling Islamitische Cultuurgebied van het mu seum voor Volkenkunde en is te zien van 22 juni tot en met 30 juli. Cary Grant was altijd het voor beeld van fatsoen en vriendelijk heid. Zelfs als de film voor boven de achttien (nu zestien) was, kon je je jongste spruit gerust mee naar de bioscoop nemen. Hollywood mocht dan een poel des verderfs zijn, een schijnwereld vol manzie ke dames (Marilyn Monroe, Grace Kelly), macho vrouwenhaters (Clark Gable), kinderverkrachters (Lex Barker) of kleine meisjesver leiders (Charles Chaplin), Cary Grant leek de onschuld zelve. Hij droeg van zijn eerste (1932) tot zijn laatste (1966) film hetzelfde twee delige, getailleerde pak en dezelfde lineaalrechte scheiding in zijn haar. De enige mannelijke filmster ook, aan wie je niet merkte dat hij tussen 1932 en 1966 een dagje ou der werd. Onkreukbaar, figuurlijk en letterlijk. En nu is er dan dat 'onthullende' boek waardoor menige filmgek en steraanbidder een illusie armer wordt. Vrouwelijke filmkijkers hebben altijd al vermoed dat er achter de romantische, integere uitstraling van Grant een addertje siste. Je moest maar even naar de onschuldig opgetrokken linker wenkbrauw en de twinkeling in zijn ogen kijken om te weten: een schat van een man, maar vermoe delijk ook een duveltje. Het gaat te ver om te zeggen dat Charles Hig- ham en Roy Moseley de duivel in Grant hebben ontdekt, toch heb ben ze een stevige koevoet onder het ideaalbeeld van die brave, bur gerlijke Grant gezet. Want Cary Grant was minder trouw dan de dames dachten. Cary Grant was soms ook verliefd op mannen. Of, zoals het boek Gary Grant, een dubbelleven (de oorspronkelijke ti tel luidde gewoon Cary Grant) concludeert: 'Het fascinerende le vensverhaal van Cary Grant is dus veel minder een onafgebroken ko medie dan tot voort kort werd aan genomen. Higham en Moseley heb ben de tragi-komedie van Grant's leven met geschiedkundige preci sie en vol vaart geschreven.' Nu valt die geschiedkundige preci sie nogal tegen, want de auteurs halen naar beproefd Amerikaans gebruik citaten aan zonder bron vermelding en waar ze teksten van Grant zelf aanhalen vertellen ze er niet bij of dat uit zijn dagboek, een brief of uit een andere biografie af komstig is. Maar dat altijd werd aangenomen dat het leven van Grant een komedie was, is nieuw. Omdat Cary Grant een acteur was voor een oudere generatie - al wor den zijn vroegere films regelmatig door de buitenlandse televisiezen ders uitgezonden - moet even in de herinnering gebracht worden dat hij als Archibald Alexander Leach in het Britse Bristol geboren werd. Al als zesjarige maakte hij met een groep acrobaten een tournee door Engeland en Amerika. In dat laat ste land belandde hij via Broad way bij de Paramount Studios en speelde in zeven films per jaar on der filmregisseurs als George Cu- kor, Josef von Sternberg, Howard Hawks en Alfred Hitchcock. Grant kreeg de belangrijkste actrices te genover zich: Mae West, Ingrid Bergman, Doris Day, Katherine Hepburn en Sophia Loren en maakte furore in overwegend sprankelende komedies als Brin ging Up Baby, His Girl Friday, Monkey Business, Arsenic and Old Lace. Hoewel Grant uitsluitend het type speelde van de innemen de, maar snel onzekere gentleman (die combinatie bezorgde hem zijn onsterfelijke charme), bleek hij ook in serieuze rollen overtuigend te zijn. Aan het succes en de identi teit van de Hitchcockfilms droeg hij samen met James Stewart in hoge mate bij SuspicionNoto rious, North By Northwest). 'Ik vond dat ik veel langer dan an dere kinderen babykleren aan kreeg en wist ik misschien een tijd je niet zeker of ik een jongen of een meisje was.' De auteurs van Dub belleven vinden dat Grant over drijft met deze geschreven beken tenis. En vermoedelijk is dat wat hun boek zo vermoeiend maakt, ze plakken steeds hun eigen oordeel en (gebrekkige) inzicht in wat men sen drijft aan alle feitelijkheden vast. Cary Grant was, behalve bi-sex- ueel, een losbol. Sophia Loren (in tranen): 'Die man is getrouwd. Nu gaat 'ie weer achter me aan. Hij be grijpt niet dat de Italiaanse meis jes anders zijn en dat ik een be schaafde echtgenoot zoek, geen glamour-type.' Grant zocht het in de jaren '60 in LSD. 'Het werd met name ook ge bruikt door mannen die, zoals Ca ry, sexuele problemen hadden,' zo blijven de auteurs college geven. Cary Grant schrijft dan dat hij in een LSD-fantasie zijn ontlasting op het vloerkleed van de psychia trische praktijk deponeerde. 'In een andere droom werd hij een enorme penis, die als een ruimte schip vanaf de aarde werd gelan ceerd.' Grants secretaris Ray Austin 'kwam er snel achter dat Cary bise- xueel was,' aldus nog steeds de bio grafen. Austin: 'Cary was homo, maar dat speelde hij ook opzette lijk uit, sterk overdreven.' De bio grafen: 'Als erbij een feest aantrek kelijke vrouwen met hun echtge noten verschenen, ging Cary, vol gens Austin, opzettelijk en met veel poeha om de mannen heen hangen tot ze zich ongemakkelijk voelden, iets vermoedden. Als mensen dan tegen die echtgenoten zeiden: 'Hoe kon je Cary Grant nou alleen laten met die mooie vrouw van je?', antwoordden ze: 'Maak je geen zorgen, het is een homo. Wist je dat niet?' Volgens Austin 'ver moedden ze niet bepaald dat hun vrouw in werkelijkheid met Cary naar bed ging.' En zo gaat het maar door, driehon derd dichtbedrukte pagina's lang. Dat Hollywood een poel des ver derfs is, wisten we toch al? Eric Bos Charles Higham en Roy Moseley: Cary Grant, een dubbelleven. Uitgever: Cen terhoek. Prijs: f 29,50. Gary Grant met Sophia Loren. Foto Wim Dijkman Ger Daniëls

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 24