PZC
De kleine talen
Schrijftalent
is niet nodig
Jaap
ter Haar
week-u it/in
waar zijn ze gebleven?
23
ZATERDAG 24 JUNI 1989
Folklore
Onderdrukt
Ruimte
Officieel
Uitgestorven
Tweederangs
Hoorspel
Recept
Jeugd
Aardigheid
i
Van Fries, Baskisch of Bretons hebben de meeste mensen wel eens
gehoord. Maar Occitaans, Friulaans, Ladinisch en Pomaaks klinken
raadselachtig in de oren. Toch zijn het talen die in EG-landen worden
gesproken. In Denemarken, Groot-Brittannië, Ierland, Nederland, België,
Luxemburg, West-Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië en
Griekenland bestaan naast de officiële landstalen nog 25 andere talen.
Het zijn minderheidstalen, soms niet meer dan dialecten. De meeste
leiden een kwijnend bestaan en zijn op sterven na dood, met
uitzondering van het Baskisch, Catalaans, Welsh, Luxemburgs en Fries.
In een serie van veertien radio-uitzendingen besteedt de Nos de komende
maanden aandacht aan twintig van deze talen. Te horen is hoe een taal
klinkt (gesproken en in muziek) en er wordt iets verteld over ontstaan en
dagelijks gebruik van de taal.
De serie is bedoeld om het publiek warm te maken voor 'kleine' talen.
Programmamaker Jan Roelands: „Het publiek heeft iets onverschilligs
van 'verdwijnt er een taal? Jammer dan'. Terwijl dat net zo goed met het
Nederlands kan gebeuren".
Ook het Nederlands
kan verdwijnen
Op de wereld worden nu 4000
tot 4500 verschillende talen
gesproken. Een groot aantal daar
van is nauwelijks bekend, omdat
ze niet beschreven zijn. Over de ou
derdom van het verschijnsel taal
lopen de meningen uiteen. Sommi
ge wetenschappers dateren het
ontstaan van de taal rond 60.000
tot 70.000 jaar geleden, anderen
gaan honderdduizenden jaren te
rug in de tijd.
Het Indo-europees, de oertaal
waaruit veel Europese talen zijn
ontstaan, ontstond zo'n 5000 jaar
geleden, waarschijnlijk op het
grensgebied tussen Europa en
Azië. Het Sanskriet (de oude taal
van India) en het Grieks en Latijn
vertonen sterke overeenkomsten.
Een bewijs dat de drie talen een ge
meenschappelijke bron moeten
hebben gehad. De oertaal begon te
vervagen toen de mensen zich ge
leidelijk aan verspreidden over Eu
ropa en Azië. Onder invloed van de
degenen die naar het westen trok
ken ontstonden het Grieks, Latijn,
Keltisch, Germaans, Slavisch en
Baltisch. Van deze 'taalfamilies'
zijn weer veel andere talen afge
leid.
Nu worden in Europa ongeveer 100
talen gesproken, waarvan de helft
in de Sovjetunie. Volgens Rieks
Smeets, een van de medewerkers
aan de Nos-serie en docent Kauka-
sische talen aan de Leidse univer
siteit, stamt ongeveer de helft van
die talen af van het Indo-europees.
„Maar het Baskisch bijvoorbeeld
is een taal op zichzelf, waarvan de
'verwanten' zijn uitgestorven.
Waar deze taal vandaan komt, we
ten we niet. Wetenschappers gooi
en een aantal talen op een hoop en
kunnen dan vergelijkingen ma
ken. Maar waar talen precies zijn
ontstaan is vaak puur giswerk.
Ook is er niets te zeggen over de
plaats waar taal is ontstaan. Er
kunnen bijvoorbeeld meerdere
oertalen zijn geweest, waarvan nu
niets meer terug te vinden is".
Doel van de radio-serie is de men
sen erop te wijzen dat er binnen
Europa meer talen worden gespro
ken dan de officiële landstalen.
Met het Fries als goed voorbeeld in
eigen land. Directe aanleiding vor
men de verkiezing en bijkomende
aandacht voor het Europarle
ment: hèt voorbeeld van meerta
ligheid. Het parlement wordt wel
eens een 'talencircus' genoemd,
omdat alle toespraken van parle
mentariërs en geschreven stukken
consequent in negen talen worden
vertaald. Sommige europarlemen
tariërs vinden dat waanzin en wil
len het aantal talen beperken. An
deren bepleiten juist een verbre
ding, waardoor ook minderheids
talen aan bod kunnen komen.
Smeets: „Veel talen binnen Euro
pa verkeren in een benarde positie.
Als wetenschapper trek ik me dat
natuurlijk aan. Het zou doodzonde
zijn als er talen verdwijnen. Iedere
taal is tenslotte een unieke uiting
van de menselijke geest en ver
dient het bewaard te blijven. Er
zijn eindeloos veel talen uitgestor
ven die nooit beschreven zijn. Ik
zie datzelfde nu weer gebeuren.
Zo'n radio-serie brengt mensen ho
pelijk meer begrip bij om zuinig te
zijn op hun taal".
Over minderheidstalen wordt een
beetje lacherig gedaan, meent
Smeets. 't Wordt gezien als een
stukje folkore. Mensen gebruiken
soms met opzet het woord dialect
Het graf van Dolly Pentreath, de
laatste persoon die Cornish sprak.
Toen zij in 1777 stierf, stierf met
haar de taal.
in plaats van taal. Dan klinkt het
minder serieus. Smeets: „Je noemt
iets een taal als het niet alleen
wordt gesproken maar ook wordt
gebruikt in boeken en kranten, op
de radio en televisie en op school
als voertaal wordt gebruikt. Neem
het Luxemburgs bijvoorbeeld. Dat
was oorspronkelijk niet meer dan
een Frankisch dialect van het
Duits. Toen Luxemburg als land
steeds zelfstandiger werd, raakte
ook de taal steeds meer los van het
omringende Duits. Nu is er sprake
van een Luxemburgse taal".
Een voorbeeld uit eigen land: een
vergelijking tussen Fries en Lim
burgs. Het Fries is volgens Smeets
een echte taal met „alles erop en
eraan", die wordt geschreven vol
gens een officiële spelling. Van dit
laatste is bij Limburgs geen spra
ke. Daarom mag dit een dialect
worden genoemd.
In de serie komt ook de plaats die
de taal in het land inneemt ter
sprake. De overheid neemt door
gaans een onverschillige houding
aan ten opzichte van de minder
heidstalen in hun land. Negatieve
uitschieters vormen Griekenland,
Italië en Frankrijk. Smeets: „In
Griekenland heb je bijvoorbeeld
het Pomaaks en Aroemeens. Het
Aroemeens is verwant aan het
Roemeens en wordt niet veel meer
gesproken. Hetzelfde geldt voor
het Pomaaks, dat verwant is aan
het Bulgaars. De Griekse overheid
wil niets van deze talen weten. Ze
ontkennen het bestaan en werken
de mensen die de talen spreken op
alle mogelijke manieren tegen".
Ook Frankrijk is niet vriendelijk
voor de zeven talen die naast het
Frans nog voortleven binnen de
landsgrenzen. Het Frans-Baskisch
in het zuidwesten, Bretons in Bre-
tagne, Vlaams in het noordwesten,
Elzassisch in het noordoosten, Ca
talaans en Occitaans in het zuiden
en Corsu op het eiland Corsica
worden domweg genegeerd.
Smeets: „Als het aan de Franse
overheid ligt, verdwijnen deze ta
len in een rap tempo. Doodssteek
voor alle minderheidstalen is het
verplichte onderwijs in het Frans
geweest. De talen worden nu al
leen nog van mond tot mond over
geleverd. Er bestaan nauwelijks
geschreven teksten. Oudere men
sen spreken deze talen nog wel,
maar jongeren veel minder".
De toekomst van deze minder
heidstalen binnen Frankrijk ziet
Smeets somber in. Alleen het Cor-
sicaans heeft volgens hem mis
schien nog wel overlevingskansen.
De belangstelling voor de taal op
het eiland is vrij groot en boven
dien wordt het Corsu aan de uni
versiteit van Corte onderwezen.
Dezelfde neerwaartse gang valt
waar te nemen in Italië. Smeets:
„Toen Italië zo'n 130 jaar geleden
ontstond - samengevoegd uit al
lerlei verschillende staatjes -
moest en zou er eenheid komen.
Aan alle talen behalve het officiële
Italiaans, en aan alle Italiaanse
dialecten werd de oorlog ver
klaard. Er zijn maar drie minder
heidstalen die een redelijke vrij
heid hebben. En dat alleen omdat
de buurlanden erbij betrokken zijn
en er anders ruzie zou komen. Het
Duits in Zuid-Tirol, het Sloveens
aan de oostgrens met Joegoslavië
en het Frans aan de Frans-Ita
liaanse grens worden toegestaan.
De mensen elders in het land die
andere talen spreken, bijvoorbeeld
Sardijns op Sardinië of Friulisch
ten noordoosten van Venetië, moe
ten het maar uitzoeken".
In Spanje daarentegen - ooit een
bolwerk van onderdrukking onder
het Franco-regime - bloeien min
derheidstalen als nooit tevoren.
Het Catalaans in het noordoosten
en het Baskisch in het noordwes
ten krijgen nu van de Spaanse
overheid alle ruimte. Smeets: „Het
Baskisch is tijdens de dictatuur
van Franco genadeloos onder
drukt. Er zijn veel Spanjaarden uit
andere gebieden naar Baskenland
verplaatst om de Baskische cul
tuur te vernietigen. Zo'n door de
overheid gepropageerde immigra
tie binnen een opstandig land zie je
wel meer. Nu zijn er nog zo'n half
miljoen Basken die de taal spre
ken. Ook hoor je Baskisch op radio
en televisie. Ik denk dat deze taal
het wel redt".
Dat geldt zeker voor het Cata
laans. De in Nederland wonende
en werkende radio-journaliste Ro-
ser Misiego is van oorsprong Cata
laanse. In de uitzending over de
Spaanse minderheidstalen toont
zij zich een fel pleitbezorgster van
haar moedertaal. Ze wordt zelfs
een beetje boos over het woord
minderheidstaal. „Hoezo minder
heidstaal? Eenvijfde van alle
Spanjaarden spreekt Catalaans!
Dat noem ik geen minderheids
taal. Onderwijs, boeken, kranten,
radio, televisie, kranten, alles is in
het Catalaans".
Evenals het Baskisch is ook het
Catalaans tijdens het Franco-regi
me fel bestreden. „Alle talen waren
verboden, alleen het Castilliaans,
het officiële Spaans, was toege
staan. Een van de plaatsen die zich
tot het uiterste tegen Franco heb
ben verzet was Catalonië. Franco
wilde deze cultuur met alle geweld
vernietigen. Het Catalaans werd
verboden. Mensen verlieten het
land of werden doodgeschoten. Zo
bleven er niet veel mensen over die
de taal spraken".
Nu het Catalaans weer is toege
staan is er sprake van een enorme
opleving. „Catalaans is de norma
le, officiële taal. Al vormt Catalo
nië politiek een onderdeel van
Spanje, het is eigenlijk een land
binnen een ander land. Vergelijk
het maar met Friesland". Roser
Misiego kijkt wat meewarig naar
het Baskisch dat volgens haar „zo
wat is verdwenen". „Vrijwel geen
Bask spreekt het nog. Ik kan niet
begrijpen dat ze zo'n enorme vrij
heidsdrang hebben. Ze houden
hun eigen taal niet eens in ere!".
Al is de houding van de Spaanse
overheid ten aanzien van minder
heidstalen sterk versoepeld, er
valt nog steeds veel te verbeteren,
meent Roser Misiego. „Als de
Spaanse president naar Barcelona
komt, moet je niet denken dat hij
iets in het Catalaans zegt. Alle offi
ciële stukken moeten ook in het
Catalaans en Spaans (Castil
liaans) worden opgesteld. Veel
ambtenaren komen uit andere de
len van Spanje en spreken de taal
niet. Ze hebben ook geen zin om
die te leren. Dat brengt natuurlijk
een verwijdering met zich mee.
Kijk maar naar de Turken en Ma
rokkanen in Nederland die na 20
jaar nog geen woord Nederlands
spreken".
Volgens de Catalaanse is dit deels
nog een erfenis van Franco, die
massale immigratie van Spanjaar
den uit het zuiden naar het noord
oosten bevorderde om de Cata
laanse cultuur om zeep te helpen.
Misiego: „Die mensen spreken nog
steeds Spaans. Ik begrijp daar
niets van. Ik vind het heel normaal
om Nederlands te spreken. Daar
woon ik immers. Anders zou ik niet
kunnen deelnemen aan het open
bare leven".
Enkele minderheidstalen binnen
Europa zijn al volledig verdwenen.
Het Cornish in Cornwall bijvoor
beeld is al eeuwenlajig uitgestor
ven en leeft alleen nog voort in
plaatsnamen. Dolly Pentreath
schijnt de laatste te zijn geweest
die het Cornish nog als spreektaal
gebruikte, meldt haar grafsteen
met trots. Zij stierf in 1777. Mo
menteel zijn er hier en daar en
thousiaste Cornwallers die hun
taal nieuw leven proberen in te bla
zen.
Triest is ook de teloorgang van het
Iers, de officiële volkstaal van Ier
land. De Engelse overheersing van
dit eiland, enorme hongersnood en
massale emigratie naar de Ver
enigde Staten brachten het Iers in
de vorige eeuw aan de rand van de
afgrond. Het wordt nog steeds on
derwezen op school, naast het En
gels als tweede officiële taal. Als
spreektaal wordt het Iers echter
nauwelijks meer gebruikt.
Ook het Jiddisch, de taal van de jo
den is - op enkele plaatsen na - vol
ledig verdwenen. De taal is ont
staan in Duitsland in de middel
eeuwen: een soort dialect-Duits
geschreven met Hebreeuwse let
ters. Het Jiddisch splitste zich in
het West- en Oostjiddisch toen
veel joden naar Oosteuropa trok
ken en daar in aanraking kwamen
met Slavische talen. Joden bleven
de taal eeuwenlang massaal spre
ken. Totdat de beter opgeleide, rij
kere joden besloten de taal van
hun verblijfsland te gebruiken in
plaats van het 'ordinaire' Jiddisch.
Men wilde als volwaardige, nette
burgers worden beschouwd.
Mevrouw Fuks-Mansfeld, docent
Jiddisch aan de Universiteit van
Amsterdam: „Omdat de 'nette' jo
den het Jiddisch niet meer wilden
spreken, verdween de taal binnen
twee generaties. De taal werd niet
meer op school geleerd en steeds
minder gesproken. Zo stierf het
Jiddisch in Europa langzaam uit.
Alleen streng orthodoxe joden in
Antwerpen en Parijs, mensen die
echt vastklampen aan hun joodse
identiteit, spreken de taal nog".
De docente is niet bang dat de taal
geheel zal verdwijnen. Er bestaat
een grote culturele erfenis in het
Jiddisch die de joden nog steeds
koesteren. Volgens Fuks-Mansfeld
is het ook heel aantrekkelijk voor
Nederlanders om zich in het Jid
disch te verdiepen. „Je leert een
taal die heel dicht bij het Neder
lands staat. Het is een van de wei
nige talen met een harde 'g'. Een
Nederlander kan het zó leren".
Taalwetenschapper Rieks Smeets
vindt het van groot belang dat een
land de minderheidstalen of dia
lecten binnen zijn grenzen in stand
houdt. „Taal is hèt middel voor
mensen of groepen om hun identi
teit mee uit te drukken. Kortom,
taal is verschrikkelijk belangrijk.
Kinderen moeten de kans krijgen
om kennis te nemen van de taal uit
hun gebied, 't Is nogal wat als je
niet in je eigen taal leert lezen en
schrijven. Dan wordt je gedegra
deerd tot een tweederangsburger".
Volgens Smeets moet het haalbaar
zijn om de minderheidstalen bin
nen Europa te redden. De roep om
Europese eenwording waarbij
landsgrenzen steeds meer verva
gen is daarop van grote invloed.
Smeets: „In plaats van landen zou
je gewesten moeten vormen. Elk
met een eigen taal en cultuur zoals
in België. Als Europa één wordt
moet je ervoor waken dat het een
grote eenheidsworst wordt. Het is
nu een bont, meertalig geheel dat
de moeite waard is om in stand te
houden".
Smeets wijst op de niet denkbeel
dige mogelijkheid dat tezijnertijd
ook het Nederlands tot de minder
heidstalen zal gaan behoren. „Je
hoort hier en daar in Nederland bij
voorbeeld de roep om colleges in
het Engels te geven. Ik ben daar
geen voorstander van. Zo geef je
een stukje Nederlands prijs. Mis
schien opent het gevaar dat Neder
lands loopt mensen de ogen voor
de talen die nü op de wip staan".
Margot Klompmaker
De NOS zendt de komende maan
den een groot aantal radiopro
gramma's uit over minderheidsta
len binnen Europa. Uitzending is
elke maandag om 17.00 uur op Ra
dio 5. Twee inleidende program
ma's zijn al uitgezonden.
26 juni: Baskisch,
3 juli: Goidelisch (Iers, Schots en
Manx),
10 juli: Keltisch (Welsh, Cornish en
Bretons),
17 juli: Occitaans (zuiden van
Frankrijk
24 juli: Jiddisch,
31 juli: Fries,
7 augustus: Catalaans,
14 augustus: Luxemburgs en El
zassisch,
21 augustus: Romanes zigeuner
taal
28 augustus: Corsu en Sardijns,
4 september: Friulaans en Ladi
nisch (Italië),
11 september: Aroemeens en Po
maaks (Griekenland)
Jaap ter Haar schreef zeventig
boeken. Daarnaast produceerde hij,
in het begin van zijn schrijverscarrière,
circa duizend hoorspelen voor
kinderen, die elke week dt>or Vara en
NCRV werden uitgezonden. De 67-
jarige Ter Haar is vooral bekend
geworden door z'n vele kinderboeken,
waaronder de serie over de tweeling
Saskia en Jeroen, en over Eelke en
Lotje.
De kinderboeken werden in het Deens,
Zweeds, Fins, Noors, Duits, Engels,
Italiaans, Spaans, Frans en Russisch
vertaald. Ook de populair geschreven
geschiedenisboeken (De Lage Landen,
De geschiedenis van Amerika en
Rusland, Napoleon en grote sagen van
de donkere middeleeuwen) liggen in
buitenlandse schappen. Eén van onze
verslaggevers, die bij Saskia en Jeroen
op een Hilversumse school in de klas
zat, zocht Jaap ter Haar op in Laren.
Tien jaar was Jaap ter Haar
toen zijn moeder in haar dag
boek schreef: „Jaap is een lieve
jongen, maar er zit niets bij. Wat
moet hij in Godsnaam worden?"
Jaap, 57 jaar later: „Ik denk dat ze
gelijk had, op dat moment in elk
geval". Het is inderdaad nog alle
maal goedgekomen. Tien jaar na
haar boude' dagboeknotitie zette
Jaap ter Haar zijn eerste penne-
streken op papier over zijn twee
ling Saskia en Jeroen. Nooit had
hij kunnen bevroeden dat hij na
tionaal en internationaal met zijn
kinderboeken zou doorbreken.
„Het eerste boek met Saskia en Je
roen in de hoofdrol was bijna met
een een bestseller. Niet omdat het
nou zo fantastisch geschreven was.
We leefden in een tijd van spreken
de beren en kabouters en dat soort
werk. Toen dook plotseling een
Hollandse tweeling op met alle
makkes. De grap was eigenlijk dat
kinderen hun ouders hoorden pra
ten over kinderen - in al hun gefru
streerdheid - en wij als ouders de
kinderen hoorden praten. Daar
door had ik een hele brede basis. Ik
schreef de boekjes met vier kinde
ren in de kamer, dus ik hoorde pre
cies het jargon dat ze leuk vonden,
waar ze om lachten en waar ze
bang voor waren".
Het was niet zozeer dat hij zijn
creatieve gedachten wilde ventile
ren, toen hij op zijn twintigste met
schrijven begon. „Ik werd door
honger gedreven". (Lacht) „In de
jaren vlak na de oorlog werkte ik
bij de Wereldomroep en had een
klein salarisje. Als je dan ineens
een tweeling krijgt, die allerlei ex
tra voorzieningen nodig heeft, dan
kom je krap te zitten. Frits Thors,
mijn chef bij de Wereldomroep, zei
toen: waarom ga je geen hoorspel
letjes schrijven voor de omroep?
En dat ben ik dus gaan doen in de
verloren uurtjes tussen de afwas en
het naar bed brengen van de kin
deren. Hoe ouder de kinderen wer
den, hoe vroeger ik ze naar bed
bracht. Dan had ik daarna meer
tijd om te schrijven".
„Nadenken tijdens het schrijven
deed ik eigenlijk nauwelijks. Je
tikte in de korte tijd die je had de
verhaaltjes. Misschien niet goed,
maar wel uit het leven gegrepen.
Als ik de postbode zag fietsen,
maakte ik daar een verhaaltje om
heen. Ik denk dat dat m'n kracht
was. Het was spontaan en gewoon
recht voor z'n raap".
De duizend korte kinderverhaal
tjes over zijn tweeling werden in de
periode na de oorlog wekelijks
door Vara en NCRV als hoorspel -
in die tijd zeer populair - uitgezon
den. En met succes. Jaap ter Haar
kreeg daardoor steeds meer plezier
in de schrijverij en maakte plan
netjes om wat langere verhalen te
maken. Hij ging op zoek naar uit
gevers. „Aanvankelijk werden de
verhalen door de uitgevers gewei
gerd. Dertien had ik er gebeld. Die
dachten natuurlijk: alweer een
tweeling, wat een gezeik. Ze von
den het ook niet zo goed geschre
ven en dat vond ik eigenlijk ook
heel logisch. Want je begint pas.
De veertiende uitgever die ik bena
derde, Holkema Warendorf, zei
ja".
Maar de serie sloeg aan en de kin
derboeken over Saskia en Jeroen
kregen steeds meer bekendheid.
Jaap ter Haar heeft geen idee hoe
veel exemplaren van de serie er in
totaal zijn verkocht. „Maar het
moeten er vele honderdduizenden
zijn geweest". Zijn boeken werden
vertaald in liefst tien vreemde ta
len en vonden in het buitenland
ook gretig aftrek.
Slechts weinig schrijvers van kin
derboeken zijn in staat een dik be
legde boterham te verdienen. Had
hij een geheim recept of een specia
le formule? Ter Haar: „Kinderen
hebben trefwoorden nodig om hun
fantasie in werking te krijgen. Dat
is het enige waar ik echt ontzaglijk
m'n best voor heb gedaan. Eenvou
dige woorden. Een mooie beschrij
ving over een berk met z'n tere
twijgen, dat vinden kinderen hele
maal niet leuk. Schrijf gewoon
boom op het dorpsplein, daar kan
elk kind z'n eigen boom bij beden
ken".
Moet een kinderboekenschrijver
een leuke jeugd gehad hebben om
een aardig kinderboek in elkaar te
zetten? „Nee, dat hoeft niet per se.
Eén van de mooiste kinderenboe-
ken uit mijn jeugd - daar heb ik bij
gejankt en daar heb ik m'n sociaal
gevoel aan te danken - vond ik
Kruimeltje. Ik heb Kruimeltje (ge
schreven door Van Abcoude, -red.)
later gelezen als volwassen man. Ik
zou het nu een één-min geven. Zo
gruwelijk slecht geschreven en een
schandelijk onwaarschijnlijk ein
de. Je vindt het als kind prachtig.
En dat was nou geschreven door
een jochie uit de achterbuurt".
Zelfs talent heb je niet nodig,
meent Jaap ter Haar. „Ik ging spe
len met een speldeknopje, dat spel-
deknopje werd in mijn fantasie een
sneeuwbal. Die fantasie werd ein
deloos. Bovendien, als je werkelijk
iets wilt overdragen, dan kun je
dat best een heel eind leren".
Denkt lange tijd na op zoek naar
de juiste woorden. Zegt dan: „Ik
denk dat houden-van belangrijker
is dan talent".
Zo'n vijftien jaar nadat z'n laatste
kinderboek van de persen rolde,
gaan z'n pennevruchten nog
steeds grif over de toonbank. Ge
deeltelijk herschreven. „Sommige
dingen kunnen gewoon niet meer.
Zoals een alinea over de vader van
Ernst-Jan en Snabbeltje, die uit
voerig uitlegt hoe een neger er uit
ziet. Kijk, dat is begin jaren vijftig
geschreven. Wie wist in een wijk
achter Zwolle hoe een neger er uit
zag? Er was toen nog geen tv en de
mensen kwamen nooit ergens. Bo
vendien reisden er geen Surina-
mers of mensen uit Botswana naar
die wijk achter Zwolle. Daarom
moest ik dus uitleggen hoe een ne
ger eruit zag".
Nieuwe boeken schrijft hij niet
meer „Nee, geen letter. Ik heb ook
geen schrijfmachine. Brieven
schrijf ik met de hand. Ik denk dat
ik de verleiding niet zou kunnen
weerstaan, als ik een schrijfmachi
ne in huis heb". Zijn allerlaatste
boek - dat tevens in de prijzen viel
- schreef hij precies vijftien jaar ge
leden. Even heeft Jaap ter Haar
nog geprobeerd om door te gaan.
„Maar de aardigheid was er een
beetje af. Ik had zoveel geschreven
dat ik m'n eigen zinnen ging haten.
Er zat gewoon geen uitdaging
meer in", aldus Ter Haar, die via
Hilversum en Lage Vuursche in
hartje Laren belandde.
Wordt hij 's nachts nou nooit be
zweet wakker met de gedachte: ik
moet weer eens een boek schrij
ven? Ter Haar:„Ik word 's nachts
wakker met het vreugdevolle ge
voel, dat ik niets hoef. Dat is heer
lijk". En met de beroemde twee
ling, veertig inmiddels, gaat het
ook goed. Saskia en Jeroen zijn
beide getrouwd, hebben zelf in
middels twee kinderen en wonen
in Amsterdam. Jeroen zwaait de
scepter over een handelsmaat
schappij en Saskia heeft geen
baan, maar is volgens Ter Haar
„met duizend en één dingen ac
tief'.
Jan van Stipriaan
Luïscius
Jaap ter Haar: ik hoef niets meer.
Griekse bejaarden in traditionele klederdracht. De Griekse overheid zit mensen die een ande
re taal spreken dan het officiële Grieks flink dwars.
H R e \iév*i &K&ZZ
jPOROTKVftT
w$o öieo m
1777,.
Sa* a WBsye r. w
«MO CÓ*iV£ftS£.»
•TWK
O?
COPRTV t
RSCöRöS
M* 78" «C
ctVMTtzura -G&strvns
w* RAÏS-ÏS» or
SAsf&T fAGi.
rMiS hsrarof
THZ
L GIS i-UCi Sfcf' <3 'A «7
tü wï
T HK. RCVf AH. RÉK 7
s»ft