PZC Anna Achmatova Kaïn en Abel in het lachspiegelhuis Joost Niemöller Esprit de Corps: Rommelig en interessant week-u it/in ZATERDAG 24 JUNI 1989 22 Dit schreef Anna Achmatova op 27 januari 1946, een half jaar voor de onverwacht felle aanval op haar persoon en werk van overheidswege. Zij werd door Zjdanov, te omschrijven als een minister van voorlichting, gekarakteriseerd als een ideeënloze, anti-volkse dichteres, haar werk werd vernietigd en ze kreeg een publiceerverbod. In feite was zij al vanaf het begin van de jaren twintig monddood gemaakt. Hoewel ze vóór de Eerste Wereldoorlog als dichteres faam genoot, is haar werk tot in de jaren zestig in Rusland officieel genegeerd. Op het ogenblik is zij wellicht de bekendste Russische dichteres van deze eeuw, hooggeëerd, veelvuldig vertaald. Ook door diverse Nederlandse en Vlaamse slavisten wordt haar werk overgezet en er wordt druk over haar gepubliceerd. De omvangrijkste Achmatova-uitgave in het Nederlands verscheen ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag op 23 juni, Vlucht van de Tijd, gedichten en herinneringen, gekozen en vertaald door Hans Boland. Het boek bevat Bolands vorige Achmatova-uitgaven in sterk bewerkte vorm en een groot aantal nieuwe vertalingen, in totaal ongeveer eenvierde van het oeuvre van de dichteres. Vertaling Nieuwe stem Hans Warren Droomwereld Dwaalspoor Karn en Abel Hans Warren Heden-verleden Vijanden Alfred Kossmann Nu word ik zoetjes vergeten, Mijn werk vermolmt op den duur, 'Niets zal Achmatova heten', Geen straat en geen versstructuur. De Tartaarse legende Anna Andreëvna Gorenko (1889-1966) werd nabij Odessa geboren als dochter van een werk tuigkundig ingenieur. Ze begon al heel jong te dichten, op haar elfde zegt ze. De Tataarse naam Achma tova ontleende ze aan een van de vorstinnen uit het geslacht Ach- matov waarvan ze beweerde af te stammen. Hoe dit zij, het besef dat er iets 'Achmatova' moest heten zat er bij haar al heel jong in. Ze schrijft over de straat die (niet) naar haar zal worden genoemd, het standbeeld dat er voor haar zal worden opgericht en in een van haar aardigste herinneringen, 'Het Hokje' geheten, vertelt ze hoe ze op vijftienjarige leeftijd het huisje be zocht waarin ze geboren werd: 'Dit huisje (hutje eerder) stond he lemaal op het eind van een smal, aflopend stukje grond naast het postkantoor. De zeekust daar is steil, met de treinrails vlak langs de rand. Toen ik vijftien was en we in een huisje in Lustdorf woonden, kwa men we er op een keer langs en mam stelde voor uit te stappen en een kijkje te nemen in het huisje Sarakini, dat ik nog nooit had ge zien. Bij de ingang van het hutje zei ik: „Hier komt ooit een gedenk plaat." Ik was niet ijdel. Het was gewoon een dom grapje. Mama deed het verdriet. „God, wat heb ik je slecht opgevoed," zei ze.' Anna Andreëvna bezocht het gym nasium, studeerde rechten en let teren en trouwde met de dichter Goemiljov in 1910. In 1912 werd haar enige zoon geboren. In 1919 scheidden zij en in 1921 werd Goe miljov als 'staatsgevaarlijk ele ment' gefusilleerd. In 1921 was ook Achmatova's tweede huwelijk al weer ontbonden. Haar eerste bun del Avond verscheen in 1912. In 1914 volgde Een rozenkrans, in 1917 wat Boland Een blanke vogel vlucht noemt (Belaja staja), in 1921 Weegbree en in 1922 nog Anno Do- mini MCMXXI. Daarna is Achma tova nog wel mondjesmaat blijven schrijven, maar de staatsterreur maakte haar het publiceren onmo gelijk. Veel van haar geschriften zijn ook verloren gegaan. Aanvan kelijk was zij heel bekend als dich teres van liefdeslyriek en stem mingsverzen. Vooral Een rozen krans sloeg in en vond veel navol ging bij vrouwen. Achmatova heeft zelf in 1958 in een epigram eens gespot: 'Ik heb de vrouwen le ren spreken, maar mijn God, hoe moet ik ze tot zwijgen brengen!' Wie iets over haar dagelijkse leven en de bizarre omstandigheden waaronder haar werk soms en kel mondeling bewaard moest blijven wil weten leze de fascine rende Ontmoetingen met Anna Achmatova van Lidija Tsjoekovs- kaja, Privé-Domein nr 82. De beproevingen van het leven hebben haar fysiek zwaar aange tast, zodat zij tamelijk snel van een imponerende schoonheid (zij het wat klein van stuk) veranderde in een sukkelende, zwaar getekende vrouw, maar geestelijk is ze on danks de haast ondraaglijke druk niet bezweken. Hoewel het leek of ze zich jarenlang enkel met literai re studies, voornamelijk over Poesjkin, en architectuurstudies bezig hield, liet haar dichterschap zich niet fnuiken. Door niet te emi greren, zoals zovelen van haar vrienden en bekenden, had zij haar haar lyriek een epische inslag ge geven hebben is moeilijk na te gaan, een feit is dat er 'een tweede Achmatova' te voorschijn is geko men, de dichteres van Epos zonder held (eigenlijk 'Poëem'), Requiem (voor de slachtoffers van Stalin) en de Noordelijke Elegieën. Al deze hoofdwerken zijn in Bo lands uitvoerige bloemlezing op genomen, plus ongeveer ééntiende van de lyriek uit de vroegere bun dels. Vergeleken met Bolands vori ge vertalingen, zoals die in In an dermans handen verschenen zijn, is veel gewonnen: Achmatova's vormvaste en rij mende poëzie is nu vormvast en rij- lot met dat van Rusland verbon den. Maar ook het lot van haar naasten. Zij werd beschouwd als een salondichteres uit de oude we reld, een vervaardigster van bou- doirlyriek, en zo iemand bracht zichzelf en anderen in de ellende. Tragisch is bijvoorbeeld dat haar zoon haar zijn jarenlange (achttien jaar!) gevangenschap min of meer verweet en uiteindelijk in 1961 met haar brak. Hoewel sociale en politieke proble men haar aanvankelijk weinig in teresseerden, werd zij gedwongen positie te kiezen, zich op alles wat er gebeurde te bezinnen. Er is een autobiografische notitie van haar bekend: 'In 1936 begin ik opnieuw te schrij ven, maar mijn kladschrift is gewij zigd, mijn stem klinkt anders. De Pegasus die door het leven ge mend wordt, doet in zeker opzicht denken aan het apocalyptische Vale Paard, of aan het Zwarte Paard uit de gedichten die toen nog niet geschreven waren. Een te rug naar de oude manier is er niet. Wat beter is, wat slechter, daar over is het oordeel niet aan mij. 1940 is een apogeum. Onafgebro ken klinken verzen, die elkaar op de hiel trappen, haastig en buiten adem, en soms waarschijnlijk slecht.' (163) In hoeverre deze omstandigheden mend weergegeven, de vertaler heeft daarin een grote vaardigheid verworven. Kleine schoonheids foutjes, als de lelijke modeterm 'ter plekke' (tot in de gedichten toe!), mensen die 'uit hun hoofd bladzij denlang voorlezen'(op pp. 185 en 197) en onvermijdelijke gewron genheden zijn hopelijk nog wel eens weg te werken. Hoe moeilijk vertalen is moge blij ken uit het kwatrijn dat de titel aan de bundel gaf (en aan een ver zamelbundel van Achmatova zelf). Bij Boland luidt het: Een oorlog, pest? Hei zijn maar tij delijke zaken, Van niet erg veel belang hun vonnis is geveld. Maar wie zal ons in deze gruwelen bewaken: Vlucht van de tijd ooit zijn zij zo te boek gesteld. Kristien Warmenhoven die niet op het rijm lette maakte ervan: Wat is oorlog, wat pest? hun ein de is in zicht, Het vonnis over hen bijna geveld. Maar wie beschermt ons tegen de verschrikking Die ooit genoemd is: het vlieden van de tijd? Vertalingen die van een zeer uit eenlopende interpretatie uitgaan. Alleen al wegens deze ruime keuze en de kwaliteit van de vertalingen mag men Vlucht van de Tijd op dit ogenblik hèt Achmatova-boek in het Nederlands noemen. Naast de gedichten bevat het ook een bloemlezing uit haar proza. In 'Het boek dat ik nooit zal schrijven' staan fragmenten uit een autobio grafie die goeddeels verloren schijnt te zijn gegaan. Hoezeer dat te betreuren valt, kan men uit deze prachtige brokstukken afleiden. Vervolgens zijn er 'Herinneringen' opgenomen, aan Aleksander Blok, Modigliani en Mandelstam, en de bijzonder interessante studie 'De ondergang van Poesjkin'. Het proza van Achmatova is even grillig en onberekenbaar als haar poëzie, het is zelfs af en toe verward te noemen, ze kan van de hak op de tak springen. Maar ze is altijd in tens betrokken bij wat ze schrijft en bij de personen waarover ze het heeft. Zo heeft zij in 1910 en 1911 Modigliani gekend onder omstan digheden zó romantisch dat het geen wonder is dat men haar later in de schoenen schoof een amou rette met hem te hebben gehad tij dens haar huwelijksreis. Daar vraagje toch om als je schrijft: 'Mo digliani maakte graag nachtelijke zwerftochten door Parijs en dik wijls wanneer ik zijn voetstappen in de slaperige stilte van mijn straat hoorde, liep ik naar het ven ster, keek tussen de jaloezieën door, volgde zijn schaduw, treuze lend onder mijn ramen...' (181) Of: 'Ik zat niet model voor zijn te keningen van mij; hij maakte ze bij zich thuis en schonk ze me. Het waren er zestien. Hij vroeg me ze in te lijsten en op te hangen in mijn kamer in het Tsarendorp. Daar wachtte hun de ondergang, in de eerste jaren van de revolutie. On gedeerd bleef de tekening waarin men minder dan in alle andere zijn latere nues (sic) voorvoelt...' (182) Hoeveel mysteries er nog rond Achmatova op te helderen zijn blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er niettemin ook beweerd wordt dat zij in 1938 leefde van de ver koop van Modigliani's portretten (Tsjoekovskaja, p. 325). Misschien is dat wel het meest fas cinerende aan Achmatova: haar legende. De beeldschone 'Tataar se' uit de oude periode die dè Rus sische dichteres van de twintigste eeuw werd. Anna Achmatova: Vlucht van de tijd. Gedichten en herinneringen, Samen stelling en vertaling Hans Boland248 pag.; 42,50. Meulenhoff, Amsterdam. Joost Niemöller (geb 1957) was hoofdredacteur van het maandblad Vinyl en werkt ook nu nog als journalist. Daarnaast zoekt hij zijn weg in de literatuur. In 1984 verscheen een verhalenbundel De dood, de stad, de rug tegen de muur, nu zag een roman Wraak! het licht. Het werd een boek als een spiegelpaleis, waarin iedere lezer zal verdwalen. Uitgevers zien natuurlijk niets liever dan dat bij hen versche nen boeken uitstekend worden verkocht. Slaagt men daarin niet op de gebruikelijke manier, dan kan wat schandaal wonderen doen. De roman Wraak! van Joost Niemöller heeft blijkbaar zo'n steuntje in de rug nodig. Vandaar dat men al met een zekere gretig heid mompelt dat deze schrijver de Bijbel net zo zou hebben behan deld als Rushdie de Koran. Inder daad grijpt Niemöller op enkele bijbelse verhalen terug, maar hij doet dat op een manier die vermoe delijk niemand zal verontrusten. Hij heeft voor meer schokeffecten gezorgd: een vleug pornografie, een reeks gewelddadigheden. Ook daardoor zal echter geen mens meer van zijn stuk gebracht wor den. Dit boek zal het dus helemaal moe ten hebben van zijn werkelijke kwaliteiten. Het is ongetwijfeld een modieus werk: heel wat scènes spelen zich in de discotheek af, er zijn regelmatig verwijzingen naar videoclips. Maar een geheel vrij blijvend postmodern geval is het toch niet geworden. Vooral uit de gecompliceerde structuur van de roman blijken de grote ambities van deze auteur, die zich met Mar tin Bril en Joost Zwagerman ver want voelt. In een van de hoofdstukken be schrijft Niemöller dat twee broers het plan hebben 'Het Ideale Lach spiegelhuis' te bouwen. Hij lijkt zelf iets vergelijkbaars te hebben nagestreefd. De opening 'In het be gin' niet meegerekend, is de com positie van Wraak! helemaal op spiegelbeeldigheid gebaseerd. De hoofdstukken uit de afdeling 'Voor de spiegel' vinden in die uit het deel 'Achter de spiegel' op een of andere wijze steeds hun weerspie geling. Is het voor de spiegel 06.13 uur dan is het achter de spiegel 18.13 uur. Moeten de personages voor de spiegel een trap bestijgen, dan die nen ze achter de spiegel juist in een schacht af te dalen. De bouw van het boek ook in de middenafde ling 'Op de muf ruikende zolderka mer' is geheel spiegelbeeldig. Tegenover een hoofdstuk 'Het ver haal van het monster' staat een an der hoofdstuk 'Het verhaal van het monster'. Er is slechts één hoofd stuk zonder spiegelbeeld. Je zou kunnen zeggen dat dit middenste hoofdstuk van het middendeel als de spiegel fungeert. Het vormt het punt waarin alles wordt gereflec teerd. Het betreffende hoofdstuk is getiteld 'Het verhaal van de spel computers'. De zusters Stella en Joke die het hele boek door een rol spelen, ver blijven in dit hoofdstuk 'in de he mel omdat ze, hoewel geheel on schuldig en zonder enige kennis van de geile verschrikkingen der aarde, opgepikt zijn in een disco theek en vervolgens op gruwelijke wijze omgebracht. En die hemel is een computerspelhemel.'(184) Alle computerspelen die tot hun beschikking staan worden be schreven. Ieder computerspel blijkt met een hoofdstuk uit de ro man te corresponderen. De spelre gels zijn zo tevens als leesaanwij zingen te beschouwen. Niet dat dit erg veel helpt, de intenties van de schrijver worden er nauwelijks be grijpelijker door. Maar men weet nu tenminste dat het ontbreken van samenhang vooropgezet is. Dat een droomwereld in plaats van de werkelijkheid wordt beschre ven. Het deel 'In het begin' levert, ook voor de lezer die aan een zekere mate van logica hecht, weinig pro blemen op. Een verliefde jonge man en een verliefde vrouw gaan een vaartocht maken bp een berg meer. Vele motieven uit dit relaas worden verderop hernomen. De rest van het boek bestaat uit ver halen die een zekere Albert en een zekere Alfred aan elkaar vertellen. De verhalen spelen zich steeds af in hetzelfde gebied. Die streek is niet reëel, maar gaat terug op een landkaart die verhaalfiguur Karel- tje getekend heeft. Het meer, het rode bergtreintje, de stad aan de ri vier, de stenen brug, het park ze zijn allemaal door deze Kareltje verzonnen. Kareltje lijkt dezelfde Joost Niemöller te zijn als de persoon die als JN Joost of Joost Niemöller aange duid wordt. Aan zijn geliefde durft Joost de herinnering aan de dag dat hij op zoek was naar het geluk niet te vertellen. Het kan echter niet anders of 'Het verhaal van het geluk', waarin de hoofdrol voor Kareltje is weggelegd, omvat deze pijnlijke herinnering. Allerlei motieven keren in de uit eenlopende verhalen terug: het spelen met de flipperautomaat opmerkingen over het monster in het bergmeer, de initialen op de brug, het drinken van whisky met ijs, het vijftien keer laten overgaan van de telefoon, de afscheidsbrief van Joke, de fantasieën over de blinde dichter, de herinneringen aan eenzame opsluiting, enzo voorts. Maar de weerspiegelingen de herhalingen, de variaties zetten de lezer niet op een spoor, hooguit op een dwaalspoor. Niemöller heeft een labyrint willen maken, ik ben bang dat hij slechts chaos heeft weten te scheppen. Misschien kan Wraak! nog het best met een videoclip vergeleken worden. Een suggestief beeld hier een verblindend flard daar. Verha len worden aangezet, maar niet af gerond. Af en toe ziet men intuïtief een verband, is er een vage associa tie. De clip haast zich verder, zon der dat men er werkelijk vat op krijgt. Het is of een ritueel opge voerd wordt waarvan niemand de zin meer kent. Vandaar dat geen enkel wezenlijk gevoel in video clips wordt vertolkt. Zo ongrijpbaar en zo steriel is ook deze roman. Het oogt wellicht alle maal heel jong, vers, nieuw en krachtig. Maar het enige dat be klijft is die sensatie van vluchtig heid. Niemöller wil wel iets, maar mist het literaire vermogen om te tonen wat. Er zijn min of meer toevalligerwijs enkele rode draden die de lezer kan trachten te volgen. Zo valt op dat er heel wat verhalen over broers verteld worden. Over de broers die spiegels maken en dromen van dat Ideale Lachspiegelhuis. Over de broers die ieder weekeinde van plattelanders in grotestadsmen sen veranderen. Over de broers Robert en Ronald, die in contact raken met de aan flipperen ver slaafde Stella en tenslotte door haar geëxecuteerd worden. Over de aanvankelijk zo vrolijke broers Harko en Jasper. En zo worden er meer gebroeders opgevoerd. Maar het prototype van alle verha len over broers blijft toch de ge schiedenis van Kaïn en Abel. De schrijver van Wraak! heeft zo zijn eigen visie op hun omgang. Bij hem heten deze gebroeders Zoon en Broer. Aanknopingspunten bieden ook de verhalen over de wrede lust moorden, begaan op vrouwen die bepaalde discotheken bezoeken Voor de lezer is duidelijk dat de broers die telkens van plattelan ders in stedelingen transformeren deze misdaden op hun geweten hebben. Brigadier Bridge gaat op onderzoek uit, boekt snel resul taat. Er is nog een spannende ach tervolgingsscène, in de man die hij neerschiet herkent hij zijn broer. Deze Brigadier Bridge heet ergens het ontwerp van 'mijn beste vriend' te zijn, elders is het Karel tje die zijn belevenissen zou verzin nen. Zoals alle verhalen wordt ook dit verhaal door Albert en Alfred verteld. Projecties die je doen duizelen dus Een ingewikkelde constructie be denken is echter iets anders dan een goed boek schrijven. Het knip pert en knettert in Wraak! onge twijfeld hevig. Maar Niemöllers spiegels zijn even levenloos als die van glas. Geen enkele stunt zal de ze roman kunnen redden. Joost Niemöller: Wraak! 328 pag., 37,90. Bert Bakker, Amsterdam. We leren Sjoerd Visser kennen wan neer hij bezig is een memorandum te schrijven voor zijn studiegenoot Joris Johannes Tondelman, Jojo voor zijn vrienden. Jojo is zojuist benoemd tot mi nister van Volksgezondheid en Cultuur en Sjoerd meent hem van dienst te kun nen zijn met een uiteenzetting over ver schrikkingen van het moderne leven als het dagelijkse geweld van verkeer en agressieve honden, de energieverslin dende levenswijze, de massale aanwezig heid van alle soorten vernietigingsmid delen. Kortom, Sjoerds zorgen zijn ern stig en nogal gewoontjes. Hij noemt zich 'een halve communist' en hij verdient zijn brood bibliothecaris aan een facul teit van de Amsterdamse universiteit. Hij woont sinds kort alleen in zijn ontta kelde flat aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Zijn vrouw heeft de nog twee kleine kinderen en de meeste meu bels meegenomen, het is koud in de flat, op 15 januari, en al de eerste dag die wij met Sjoerd meemaken gebeurt op de Amstelveenseweg een auto-ongeluk dat een gewelddadige ruzie ten gevolge heeft. Sjoerd wordt opgebeld door een andere studiegenoot, Willem van Klaveren Stuy, die een medisch ingenieursbureau leidt en Sjoerd uitnodigt een reünie van de jaarclub bij te wonen, de komende dinsdag in Den Haag, om Jojo te vieren. En of hij Hafco Boissevain van Schiphol wil ophalen. Die is hoogleraar astrono mie in Boston geworden en zal zondag aankomen. Sjoerd doet wat hem gevraagd wordt, huurt een auto en rijdt in de sneeuw naar Schiphol. De vliegtuigen hebben vertra ging. Hij wacht en ziet dan dat er nog ie mand anders wacht, Jojo, de nieuwe mi nister. Hij vlucht, hoewel Jojo hem her kent en zijn naam roept. Hij gaat niet naar de bijeenkomst in Den Haag. Dit is wat er in het heden gebeurt, maar het gaat Kees van der Pijl, de auteur van de roman Esprit de corps, niet om het he den. Het gaat hem om wat Sjoerd Visser zich allemaal herinnert van twintig jaar geleden, van de ontgroening, van het op richting van de jaarclub, van het mede door hem veroorzaakte ongeluk dat de clubgenoot Palland in de nacht van 28 op 29 september het leven kostte. Wat Sjoerd Visser zich herinnert is van een zeer pijnlijke grofheid. Hij is zelf de zoon van een Dordtse slager die zijn be drijfje heeft moeten opheffen, handels reiziger in thermogeen ondergoed is ge worden en die is gestorven voor Sjoerd naar Leiden vertrok. Zijn jaargenoten zijn van heel andere afkomst en laten hem dat merken. Zoons van advocaten, industriëlen, Jojo's vader leeft van veer tien commissariaten. Die jongens zijn niet eens onwelwillend, en vooral Jojo doet zijn best om Sjoerd te helpen aan 'terechte dassen' en 'terechte jasjes'. Eg- bert Harting, venijnig van aard, doet per slot ook zijn best voor hem. Sjoerd heeft één kwaliteit, hij is basgitarist van een Dordts beatbandje, en dat mag in de rij ke huizen van zijn vrienden optreden na de ontgroening. De dood van Palland, op het strand tus sen Katwijk en Noordwijk, heeft Sjoerd niet kunnen verwerken. Na een dronken maaltijd in een strandtent trekken de jongens in het pikdonker over het strand naar Noordwijk om daar te vechten met een concurrerende jaarclub van nog be tere stand, oude adel en nouveaux riches uit Wassenaar. Ze dwalen dronken in de regen en zien koplampen van een trac tor: de vijanden. Voor de strijd begint worden twee rotte peren ingegraven op gezag van Egbert die Sjoerd opdraagt zich van de tractor meester te maken. Sjoerd voert de opdracht uit, met ge weld, stuurt de tractor naar zijn vrien den, en daarbij komt Palland om het le ven. De zaak wordt in de doofpot gestopt, met behulp van reünisten en invloedrijke va ders, en de mores van het Corps verbie den dat een van de leden erover spreekt. Sjoerd spreekt er wel over, met een jour nalist van een burgerkrant, wordt door het Presidium gestraft met een maand schorsing, en zo is ook dat gevaar voor bij. Intussen wordt het in Parijs '68, met de studentenoproeren, en het wordt in Lei den '69. De studenten vervangen hun te rechte dassen en jasjes door losse over hemden, laten hun haren lang en onge wassen, lezen linkse filosofen, de psycho loog Wilhelm Reich, de dierkundige Lo- renz en al wat er in die jaren aan opstan digs verschijnt. Egbert neemt de aange slagen Sjoerd mee naar een woonboot van de familie. En daar, vrij plotseling, verzet Sjoerd zich ineens tegen de aan matigende protectie. Hij pleit voor bur germansfatsoen, hij verlaat in heel slecht weer de woonboot, zijn studie, zijn vrien den, het studentencorps. Van der Pijl (1947), gepromoveerd in de politieke wetenschap, heeft zijn grimmi ge en vermakelijke roman eigenaardig opgebouwd. Sjoerd Visser herinnert zich. Maar hij herinnert zich in afgeron de scènes, met realistische dialogen en beschrijvingen van weersomstandighe den, heel nauwkeurige romanscènes. En binnen die herinneringen herinnert de Sjoerd van twintig jaar geleden zich weer velerlei, eveneens met realistische dialogen en beschrijvingen van weers omstandigheden. Dat is een wat ongewo ne manier van herinneren maar als lite rair middel zal de lezer het aanvaarden. Rommelig maakt het de roman wel, jam mer in zekere zin want het is een hoogst interessant boek. Van der Pijl beschrijft een klassemaat schappij, de onze, en hij doet dat onver biddelijk en bij alle gruwel heel geestig. De stompzinnige rituelen van de ont groening zijn voor een buitenstaander soms onbegrijpelijk: 'een dassenavond die in tweede instantie met jasjelullen was verzwaard'. De mores van het Corps, het onaantastbare gezag van het Collegium, het is voor een buitenstaan der al evenzeer onbegrijpelijk. Die hele esprit de corps wordt ons met ernstige afschuw getoond. Maar de jongens zijn elk voor zich helder en niet zonder sym pathie gekarakteriseerd. Waarom Van der Pijl ons wel vertelt wat er van Ton delman, Boissevain, Van Klaveren Stuy geworden is, en niet wat er van de voor Sjoerd Visser zo belangrijke Harting en Benavente terecht is gekomen, is niet duidelijk. De slagerszoon Sjoerd Visser... Zou hij wanneer hij als burgemeesterszoon of fa brikantenzoon of baronnenzoon was op gegroeid het er beter hebben afge bracht? Je vraagt het je al lezend telkens af en vindt geen antwoord. Op de achter flap van de roman kan men lezen dat Sjoerd Visser 'concludeert dat de in zijn groentijd zo gestimuleerde corpsgeest nog overal om hem heen aanwezig is'. Ik heb die conclusie niet kunnen trekken bij de lektuur. De minister van VC (niet WVC, curieus genoeg) haalt een jeugd vriend op. Een ambitieuze ziekenhuis magnaat neemt zich voor te profiteren van vriendschap van vroeger. Dat is al les. Misschien is het te betreuren dat Van der Pijl niet laat zien hoe de verbonden heid in de jeugd in het volwassen leven behouden wordt. Maar de lezer blijft, hoezeer ook vermaakt, achter met het akelige gevoel dat hij in een klassemaat schappij leeft, al wilde hij geloven in een min of meer open maatschappij. Kees van der Pijl, Esprit de Corps. Uitgave: ue Harmonie!Amsterdam. Prijs: f29,90.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 22