PZC
Anna Achmatova
Kaïn en Abel in het
lachspiegelhuis
Joost
Niemöller
Esprit de Corps: Rommelig en interessant
week-u it/in ZATERDAG 24 JUNI 1989 22
Dit schreef Anna Achmatova op 27 januari 1946, een half
jaar voor de onverwacht felle aanval op haar persoon en
werk van overheidswege. Zij werd door Zjdanov, te
omschrijven als een minister van voorlichting,
gekarakteriseerd als een ideeënloze, anti-volkse dichteres,
haar werk werd vernietigd en ze kreeg een publiceerverbod.
In feite was zij al vanaf het begin van de jaren twintig
monddood gemaakt. Hoewel ze vóór de Eerste Wereldoorlog
als dichteres faam genoot, is haar werk tot in de jaren zestig
in Rusland officieel genegeerd. Op het ogenblik is zij
wellicht de bekendste Russische dichteres van deze eeuw,
hooggeëerd, veelvuldig vertaald. Ook door diverse
Nederlandse en Vlaamse slavisten wordt haar werk
overgezet en er wordt druk over haar gepubliceerd. De
omvangrijkste Achmatova-uitgave in het Nederlands
verscheen ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag
op 23 juni, Vlucht van de Tijd, gedichten en herinneringen,
gekozen en vertaald door Hans Boland. Het boek bevat
Bolands vorige Achmatova-uitgaven in sterk bewerkte vorm
en een groot aantal nieuwe vertalingen, in totaal ongeveer
eenvierde van het oeuvre van de dichteres.
Vertaling
Nieuwe stem
Hans Warren
Droomwereld
Dwaalspoor
Karn en Abel
Hans Warren
Heden-verleden
Vijanden
Alfred Kossmann
Nu word ik zoetjes vergeten,
Mijn werk vermolmt op den duur,
'Niets zal Achmatova heten',
Geen straat en geen versstructuur.
De Tartaarse legende
Anna Andreëvna Gorenko
(1889-1966) werd nabij Odessa
geboren als dochter van een werk
tuigkundig ingenieur. Ze begon al
heel jong te dichten, op haar elfde
zegt ze. De Tataarse naam Achma
tova ontleende ze aan een van de
vorstinnen uit het geslacht Ach-
matov waarvan ze beweerde af te
stammen. Hoe dit zij, het besef dat
er iets 'Achmatova' moest heten
zat er bij haar al heel jong in. Ze
schrijft over de straat die (niet)
naar haar zal worden genoemd, het
standbeeld dat er voor haar zal
worden opgericht en in een van
haar aardigste herinneringen, 'Het
Hokje' geheten, vertelt ze hoe ze op
vijftienjarige leeftijd het huisje be
zocht waarin ze geboren werd:
'Dit huisje (hutje eerder) stond he
lemaal op het eind van een smal,
aflopend stukje grond naast het
postkantoor. De zeekust daar is
steil, met de treinrails vlak langs
de rand.
Toen ik vijftien was en we in een
huisje in Lustdorf woonden, kwa
men we er op een keer langs en
mam stelde voor uit te stappen en
een kijkje te nemen in het huisje
Sarakini, dat ik nog nooit had ge
zien. Bij de ingang van het hutje zei
ik: „Hier komt ooit een gedenk
plaat." Ik was niet ijdel. Het was
gewoon een dom grapje. Mama
deed het verdriet. „God, wat heb ik
je slecht opgevoed," zei ze.'
Anna Andreëvna bezocht het gym
nasium, studeerde rechten en let
teren en trouwde met de dichter
Goemiljov in 1910. In 1912 werd
haar enige zoon geboren. In 1919
scheidden zij en in 1921 werd Goe
miljov als 'staatsgevaarlijk ele
ment' gefusilleerd. In 1921 was ook
Achmatova's tweede huwelijk al
weer ontbonden. Haar eerste bun
del Avond verscheen in 1912. In
1914 volgde Een rozenkrans, in
1917 wat Boland Een blanke vogel
vlucht noemt (Belaja staja), in 1921
Weegbree en in 1922 nog Anno Do-
mini MCMXXI. Daarna is Achma
tova nog wel mondjesmaat blijven
schrijven, maar de staatsterreur
maakte haar het publiceren onmo
gelijk. Veel van haar geschriften
zijn ook verloren gegaan. Aanvan
kelijk was zij heel bekend als dich
teres van liefdeslyriek en stem
mingsverzen. Vooral Een rozen
krans sloeg in en vond veel navol
ging bij vrouwen. Achmatova
heeft zelf in 1958 in een epigram
eens gespot: 'Ik heb de vrouwen le
ren spreken, maar mijn God, hoe
moet ik ze tot zwijgen brengen!'
Wie iets over haar dagelijkse leven
en de bizarre omstandigheden
waaronder haar werk soms en
kel mondeling bewaard moest
blijven wil weten leze de fascine
rende Ontmoetingen met Anna
Achmatova van Lidija Tsjoekovs-
kaja, Privé-Domein nr 82.
De beproevingen van het leven
hebben haar fysiek zwaar aange
tast, zodat zij tamelijk snel van een
imponerende schoonheid (zij het
wat klein van stuk) veranderde in
een sukkelende, zwaar getekende
vrouw, maar geestelijk is ze on
danks de haast ondraaglijke druk
niet bezweken. Hoewel het leek of
ze zich jarenlang enkel met literai
re studies, voornamelijk over
Poesjkin, en architectuurstudies
bezig hield, liet haar dichterschap
zich niet fnuiken. Door niet te emi
greren, zoals zovelen van haar
vrienden en bekenden, had zij haar
haar lyriek een epische inslag ge
geven hebben is moeilijk na te
gaan, een feit is dat er 'een tweede
Achmatova' te voorschijn is geko
men, de dichteres van Epos zonder
held (eigenlijk 'Poëem'), Requiem
(voor de slachtoffers van Stalin) en
de Noordelijke Elegieën.
Al deze hoofdwerken zijn in Bo
lands uitvoerige bloemlezing op
genomen, plus ongeveer ééntiende
van de lyriek uit de vroegere bun
dels. Vergeleken met Bolands vori
ge vertalingen, zoals die in In an
dermans handen verschenen zijn,
is veel gewonnen:
Achmatova's vormvaste en rij
mende poëzie is nu vormvast en rij-
lot met dat van Rusland verbon
den. Maar ook het lot van haar
naasten. Zij werd beschouwd als
een salondichteres uit de oude we
reld, een vervaardigster van bou-
doirlyriek, en zo iemand bracht
zichzelf en anderen in de ellende.
Tragisch is bijvoorbeeld dat haar
zoon haar zijn jarenlange (achttien
jaar!) gevangenschap min of meer
verweet en uiteindelijk in 1961 met
haar brak.
Hoewel sociale en politieke proble
men haar aanvankelijk weinig in
teresseerden, werd zij gedwongen
positie te kiezen, zich op alles wat
er gebeurde te bezinnen. Er is een
autobiografische notitie van haar
bekend:
'In 1936 begin ik opnieuw te schrij
ven, maar mijn kladschrift is gewij
zigd, mijn stem klinkt anders. De
Pegasus die door het leven ge
mend wordt, doet in zeker opzicht
denken aan het apocalyptische
Vale Paard, of aan het Zwarte
Paard uit de gedichten die toen
nog niet geschreven waren. Een te
rug naar de oude manier is er niet.
Wat beter is, wat slechter, daar
over is het oordeel niet aan mij.
1940 is een apogeum. Onafgebro
ken klinken verzen, die elkaar op
de hiel trappen, haastig en buiten
adem, en soms waarschijnlijk
slecht.' (163)
In hoeverre deze omstandigheden
mend weergegeven, de vertaler
heeft daarin een grote vaardigheid
verworven. Kleine schoonheids
foutjes, als de lelijke modeterm 'ter
plekke' (tot in de gedichten toe!),
mensen die 'uit hun hoofd bladzij
denlang voorlezen'(op pp. 185 en
197) en onvermijdelijke gewron
genheden zijn hopelijk nog wel
eens weg te werken.
Hoe moeilijk vertalen is moge blij
ken uit het kwatrijn dat de titel
aan de bundel gaf (en aan een ver
zamelbundel van Achmatova zelf).
Bij Boland luidt het:
Een oorlog, pest? Hei zijn maar tij
delijke zaken,
Van niet erg veel belang hun
vonnis is geveld.
Maar wie zal ons in deze gruwelen
bewaken:
Vlucht van de tijd ooit zijn zij zo
te boek gesteld.
Kristien Warmenhoven die niet op
het rijm lette maakte ervan:
Wat is oorlog, wat pest? hun ein
de is in zicht,
Het vonnis over hen bijna geveld.
Maar wie beschermt ons tegen de
verschrikking
Die ooit genoemd is: het vlieden
van de tijd?
Vertalingen die van een zeer uit
eenlopende interpretatie uitgaan.
Alleen al wegens deze ruime keuze
en de kwaliteit van de vertalingen
mag men Vlucht van de Tijd op dit
ogenblik hèt Achmatova-boek in
het Nederlands noemen. Naast de
gedichten bevat het ook een
bloemlezing uit haar proza. In 'Het
boek dat ik nooit zal schrijven'
staan fragmenten uit een autobio
grafie die goeddeels verloren
schijnt te zijn gegaan. Hoezeer dat
te betreuren valt, kan men uit deze
prachtige brokstukken afleiden.
Vervolgens zijn er 'Herinneringen'
opgenomen, aan Aleksander Blok,
Modigliani en Mandelstam, en de
bijzonder interessante studie 'De
ondergang van Poesjkin'.
Het proza van Achmatova is even
grillig en onberekenbaar als haar
poëzie, het is zelfs af en toe verward
te noemen, ze kan van de hak op de
tak springen. Maar ze is altijd in
tens betrokken bij wat ze schrijft
en bij de personen waarover ze het
heeft. Zo heeft zij in 1910 en 1911
Modigliani gekend onder omstan
digheden zó romantisch dat het
geen wonder is dat men haar later
in de schoenen schoof een amou
rette met hem te hebben gehad tij
dens haar huwelijksreis. Daar
vraagje toch om als je schrijft: 'Mo
digliani maakte graag nachtelijke
zwerftochten door Parijs en dik
wijls wanneer ik zijn voetstappen
in de slaperige stilte van mijn
straat hoorde, liep ik naar het ven
ster, keek tussen de jaloezieën
door, volgde zijn schaduw, treuze
lend onder mijn ramen...' (181)
Of: 'Ik zat niet model voor zijn te
keningen van mij; hij maakte ze bij
zich thuis en schonk ze me. Het
waren er zestien. Hij vroeg me ze in
te lijsten en op te hangen in mijn
kamer in het Tsarendorp. Daar
wachtte hun de ondergang, in de
eerste jaren van de revolutie. On
gedeerd bleef de tekening waarin
men minder dan in alle andere zijn
latere nues (sic) voorvoelt...' (182)
Hoeveel mysteries er nog rond
Achmatova op te helderen zijn
blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat
er niettemin ook beweerd wordt
dat zij in 1938 leefde van de ver
koop van Modigliani's portretten
(Tsjoekovskaja, p. 325).
Misschien is dat wel het meest fas
cinerende aan Achmatova: haar
legende. De beeldschone 'Tataar
se' uit de oude periode die dè Rus
sische dichteres van de twintigste
eeuw werd.
Anna Achmatova: Vlucht van de tijd.
Gedichten en herinneringen, Samen
stelling en vertaling Hans Boland248
pag.; 42,50. Meulenhoff, Amsterdam.
Joost Niemöller (geb 1957) was
hoofdredacteur van het maandblad
Vinyl en werkt ook nu nog als
journalist. Daarnaast zoekt hij zijn weg
in de literatuur. In 1984 verscheen een
verhalenbundel De dood, de stad, de
rug tegen de muur, nu zag een roman
Wraak! het licht. Het werd een boek als
een spiegelpaleis, waarin iedere lezer
zal verdwalen.
Uitgevers zien natuurlijk niets
liever dan dat bij hen versche
nen boeken uitstekend worden
verkocht. Slaagt men daarin niet
op de gebruikelijke manier, dan
kan wat schandaal wonderen
doen. De roman Wraak! van Joost
Niemöller heeft blijkbaar zo'n
steuntje in de rug nodig. Vandaar
dat men al met een zekere gretig
heid mompelt dat deze schrijver de
Bijbel net zo zou hebben behan
deld als Rushdie de Koran. Inder
daad grijpt Niemöller op enkele
bijbelse verhalen terug, maar hij
doet dat op een manier die vermoe
delijk niemand zal verontrusten.
Hij heeft voor meer schokeffecten
gezorgd: een vleug pornografie,
een reeks gewelddadigheden. Ook
daardoor zal echter geen mens
meer van zijn stuk gebracht wor
den.
Dit boek zal het dus helemaal moe
ten hebben van zijn werkelijke
kwaliteiten. Het is ongetwijfeld
een modieus werk: heel wat scènes
spelen zich in de discotheek af, er
zijn regelmatig verwijzingen naar
videoclips. Maar een geheel vrij
blijvend postmodern geval is het
toch niet geworden. Vooral uit de
gecompliceerde structuur van de
roman blijken de grote ambities
van deze auteur, die zich met Mar
tin Bril en Joost Zwagerman ver
want voelt.
In een van de hoofdstukken be
schrijft Niemöller dat twee broers
het plan hebben 'Het Ideale Lach
spiegelhuis' te bouwen. Hij lijkt
zelf iets vergelijkbaars te hebben
nagestreefd. De opening 'In het be
gin' niet meegerekend, is de com
positie van Wraak! helemaal op
spiegelbeeldigheid gebaseerd. De
hoofdstukken uit de afdeling 'Voor
de spiegel' vinden in die uit het
deel 'Achter de spiegel' op een of
andere wijze steeds hun weerspie
geling.
Is het voor de spiegel 06.13 uur dan
is het achter de spiegel 18.13 uur.
Moeten de personages voor de
spiegel een trap bestijgen, dan die
nen ze achter de spiegel juist in een
schacht af te dalen. De bouw van
het boek ook in de middenafde
ling 'Op de muf ruikende zolderka
mer' is geheel spiegelbeeldig.
Tegenover een hoofdstuk 'Het ver
haal van het monster' staat een an
der hoofdstuk 'Het verhaal van het
monster'. Er is slechts één hoofd
stuk zonder spiegelbeeld. Je zou
kunnen zeggen dat dit middenste
hoofdstuk van het middendeel als
de spiegel fungeert. Het vormt het
punt waarin alles wordt gereflec
teerd. Het betreffende hoofdstuk is
getiteld 'Het verhaal van de spel
computers'.
De zusters Stella en Joke die het
hele boek door een rol spelen, ver
blijven in dit hoofdstuk 'in de he
mel omdat ze, hoewel geheel on
schuldig en zonder enige kennis
van de geile verschrikkingen der
aarde, opgepikt zijn in een disco
theek en vervolgens op gruwelijke
wijze omgebracht. En die hemel is
een computerspelhemel.'(184)
Alle computerspelen die tot hun
beschikking staan worden be
schreven. Ieder computerspel
blijkt met een hoofdstuk uit de ro
man te corresponderen. De spelre
gels zijn zo tevens als leesaanwij
zingen te beschouwen. Niet dat dit
erg veel helpt, de intenties van de
schrijver worden er nauwelijks be
grijpelijker door. Maar men weet
nu tenminste dat het ontbreken
van samenhang vooropgezet is.
Dat een droomwereld in plaats van
de werkelijkheid wordt beschre
ven.
Het deel 'In het begin' levert, ook
voor de lezer die aan een zekere
mate van logica hecht, weinig pro
blemen op. Een verliefde jonge
man en een verliefde vrouw gaan
een vaartocht maken bp een berg
meer. Vele motieven uit dit relaas
worden verderop hernomen. De
rest van het boek bestaat uit ver
halen die een zekere Albert en een
zekere Alfred aan elkaar vertellen.
De verhalen spelen zich steeds af
in hetzelfde gebied. Die streek is
niet reëel, maar gaat terug op een
landkaart die verhaalfiguur Karel-
tje getekend heeft. Het meer, het
rode bergtreintje, de stad aan de ri
vier, de stenen brug, het park ze
zijn allemaal door deze Kareltje
verzonnen. Kareltje lijkt dezelfde
Joost Niemöller
te zijn als de persoon die als JN
Joost of Joost Niemöller aange
duid wordt. Aan zijn geliefde durft
Joost de herinnering aan de dag
dat hij op zoek was naar het geluk
niet te vertellen. Het kan echter
niet anders of 'Het verhaal van het
geluk', waarin de hoofdrol voor
Kareltje is weggelegd, omvat deze
pijnlijke herinnering.
Allerlei motieven keren in de uit
eenlopende verhalen terug: het
spelen met de flipperautomaat
opmerkingen over het monster in
het bergmeer, de initialen op de
brug, het drinken van whisky met
ijs, het vijftien keer laten overgaan
van de telefoon, de afscheidsbrief
van Joke, de fantasieën over de
blinde dichter, de herinneringen
aan eenzame opsluiting, enzo
voorts. Maar de weerspiegelingen
de herhalingen, de variaties zetten
de lezer niet op een spoor, hooguit
op een dwaalspoor. Niemöller
heeft een labyrint willen maken, ik
ben bang dat hij slechts chaos
heeft weten te scheppen.
Misschien kan Wraak! nog het
best met een videoclip vergeleken
worden. Een suggestief beeld hier
een verblindend flard daar. Verha
len worden aangezet, maar niet af
gerond. Af en toe ziet men intuïtief
een verband, is er een vage associa
tie. De clip haast zich verder, zon
der dat men er werkelijk vat op
krijgt. Het is of een ritueel opge
voerd wordt waarvan niemand de
zin meer kent. Vandaar dat geen
enkel wezenlijk gevoel in video
clips wordt vertolkt.
Zo ongrijpbaar en zo steriel is ook
deze roman. Het oogt wellicht alle
maal heel jong, vers, nieuw en
krachtig. Maar het enige dat be
klijft is die sensatie van vluchtig
heid. Niemöller wil wel iets, maar
mist het literaire vermogen om te
tonen wat.
Er zijn min of meer toevalligerwijs
enkele rode draden die de lezer kan
trachten te volgen. Zo valt op dat
er heel wat verhalen over broers
verteld worden. Over de broers die
spiegels maken en dromen van dat
Ideale Lachspiegelhuis. Over de
broers die ieder weekeinde van
plattelanders in grotestadsmen
sen veranderen. Over de broers
Robert en Ronald, die in contact
raken met de aan flipperen ver
slaafde Stella en tenslotte door
haar geëxecuteerd worden. Over
de aanvankelijk zo vrolijke broers
Harko en Jasper. En zo worden er
meer gebroeders opgevoerd.
Maar het prototype van alle verha
len over broers blijft toch de ge
schiedenis van Kaïn en Abel. De
schrijver van Wraak! heeft zo zijn
eigen visie op hun omgang. Bij
hem heten deze gebroeders Zoon
en Broer.
Aanknopingspunten bieden ook
de verhalen over de wrede lust
moorden, begaan op vrouwen die
bepaalde discotheken bezoeken
Voor de lezer is duidelijk dat de
broers die telkens van plattelan
ders in stedelingen transformeren
deze misdaden op hun geweten
hebben. Brigadier Bridge gaat op
onderzoek uit, boekt snel resul
taat. Er is nog een spannende ach
tervolgingsscène, in de man die hij
neerschiet herkent hij zijn broer.
Deze Brigadier Bridge heet ergens
het ontwerp van 'mijn beste
vriend' te zijn, elders is het Karel
tje die zijn belevenissen zou verzin
nen. Zoals alle verhalen wordt ook
dit verhaal door Albert en Alfred
verteld.
Projecties die je doen duizelen dus
Een ingewikkelde constructie be
denken is echter iets anders dan
een goed boek schrijven. Het knip
pert en knettert in Wraak! onge
twijfeld hevig. Maar Niemöllers
spiegels zijn even levenloos als die
van glas. Geen enkele stunt zal de
ze roman kunnen redden.
Joost Niemöller: Wraak! 328 pag.,
37,90. Bert Bakker, Amsterdam.
We leren Sjoerd Visser kennen wan
neer hij bezig is een memorandum
te schrijven voor zijn studiegenoot Joris
Johannes Tondelman, Jojo voor zijn
vrienden. Jojo is zojuist benoemd tot mi
nister van Volksgezondheid en Cultuur
en Sjoerd meent hem van dienst te kun
nen zijn met een uiteenzetting over ver
schrikkingen van het moderne leven als
het dagelijkse geweld van verkeer en
agressieve honden, de energieverslin
dende levenswijze, de massale aanwezig
heid van alle soorten vernietigingsmid
delen. Kortom, Sjoerds zorgen zijn ern
stig en nogal gewoontjes. Hij noemt zich
'een halve communist' en hij verdient
zijn brood bibliothecaris aan een facul
teit van de Amsterdamse universiteit.
Hij woont sinds kort alleen in zijn ontta
kelde flat aan de Amstelveenseweg in
Amsterdam. Zijn vrouw heeft de nog
twee kleine kinderen en de meeste meu
bels meegenomen, het is koud in de flat,
op 15 januari, en al de eerste dag die wij
met Sjoerd meemaken gebeurt op de
Amstelveenseweg een auto-ongeluk dat
een gewelddadige ruzie ten gevolge
heeft.
Sjoerd wordt opgebeld door een andere
studiegenoot, Willem van Klaveren
Stuy, die een medisch ingenieursbureau
leidt en Sjoerd uitnodigt een reünie van
de jaarclub bij te wonen, de komende
dinsdag in Den Haag, om Jojo te vieren.
En of hij Hafco Boissevain van Schiphol
wil ophalen. Die is hoogleraar astrono
mie in Boston geworden en zal zondag
aankomen.
Sjoerd doet wat hem gevraagd wordt,
huurt een auto en rijdt in de sneeuw naar
Schiphol. De vliegtuigen hebben vertra
ging. Hij wacht en ziet dan dat er nog ie
mand anders wacht, Jojo, de nieuwe mi
nister. Hij vlucht, hoewel Jojo hem her
kent en zijn naam roept. Hij gaat niet
naar de bijeenkomst in Den Haag.
Dit is wat er in het heden gebeurt, maar
het gaat Kees van der Pijl, de auteur van
de roman Esprit de corps, niet om het he
den. Het gaat hem om wat Sjoerd Visser
zich allemaal herinnert van twintig jaar
geleden, van de ontgroening, van het op
richting van de jaarclub, van het mede
door hem veroorzaakte ongeluk dat de
clubgenoot Palland in de nacht van 28 op
29 september het leven kostte.
Wat Sjoerd Visser zich herinnert is van
een zeer pijnlijke grofheid. Hij is zelf de
zoon van een Dordtse slager die zijn be
drijfje heeft moeten opheffen, handels
reiziger in thermogeen ondergoed is ge
worden en die is gestorven voor Sjoerd
naar Leiden vertrok. Zijn jaargenoten
zijn van heel andere afkomst en laten
hem dat merken. Zoons van advocaten,
industriëlen, Jojo's vader leeft van veer
tien commissariaten. Die jongens zijn
niet eens onwelwillend, en vooral Jojo
doet zijn best om Sjoerd te helpen aan
'terechte dassen' en 'terechte jasjes'. Eg-
bert Harting, venijnig van aard, doet per
slot ook zijn best voor hem. Sjoerd heeft
één kwaliteit, hij is basgitarist van een
Dordts beatbandje, en dat mag in de rij
ke huizen van zijn vrienden optreden na
de ontgroening.
De dood van Palland, op het strand tus
sen Katwijk en Noordwijk, heeft Sjoerd
niet kunnen verwerken. Na een dronken
maaltijd in een strandtent trekken de
jongens in het pikdonker over het strand
naar Noordwijk om daar te vechten met
een concurrerende jaarclub van nog be
tere stand, oude adel en nouveaux riches
uit Wassenaar. Ze dwalen dronken in de
regen en zien koplampen van een trac
tor: de vijanden. Voor de strijd begint
worden twee rotte peren ingegraven op
gezag van Egbert die Sjoerd opdraagt
zich van de tractor meester te maken.
Sjoerd voert de opdracht uit, met ge
weld, stuurt de tractor naar zijn vrien
den, en daarbij komt Palland om het le
ven.
De zaak wordt in de doofpot gestopt, met
behulp van reünisten en invloedrijke va
ders, en de mores van het Corps verbie
den dat een van de leden erover spreekt.
Sjoerd spreekt er wel over, met een jour
nalist van een burgerkrant, wordt door
het Presidium gestraft met een maand
schorsing, en zo is ook dat gevaar voor
bij.
Intussen wordt het in Parijs '68, met de
studentenoproeren, en het wordt in Lei
den '69. De studenten vervangen hun te
rechte dassen en jasjes door losse over
hemden, laten hun haren lang en onge
wassen, lezen linkse filosofen, de psycho
loog Wilhelm Reich, de dierkundige Lo-
renz en al wat er in die jaren aan opstan
digs verschijnt. Egbert neemt de aange
slagen Sjoerd mee naar een woonboot
van de familie. En daar, vrij plotseling,
verzet Sjoerd zich ineens tegen de aan
matigende protectie. Hij pleit voor bur
germansfatsoen, hij verlaat in heel slecht
weer de woonboot, zijn studie, zijn vrien
den, het studentencorps.
Van der Pijl (1947), gepromoveerd in de
politieke wetenschap, heeft zijn grimmi
ge en vermakelijke roman eigenaardig
opgebouwd. Sjoerd Visser herinnert
zich. Maar hij herinnert zich in afgeron
de scènes, met realistische dialogen en
beschrijvingen van weersomstandighe
den, heel nauwkeurige romanscènes. En
binnen die herinneringen herinnert de
Sjoerd van twintig jaar geleden zich
weer velerlei, eveneens met realistische
dialogen en beschrijvingen van weers
omstandigheden. Dat is een wat ongewo
ne manier van herinneren maar als lite
rair middel zal de lezer het aanvaarden.
Rommelig maakt het de roman wel, jam
mer in zekere zin want het is een hoogst
interessant boek.
Van der Pijl beschrijft een klassemaat
schappij, de onze, en hij doet dat onver
biddelijk en bij alle gruwel heel geestig.
De stompzinnige rituelen van de ont
groening zijn voor een buitenstaander
soms onbegrijpelijk: 'een dassenavond
die in tweede instantie met jasjelullen
was verzwaard'. De mores van het
Corps, het onaantastbare gezag van het
Collegium, het is voor een buitenstaan
der al evenzeer onbegrijpelijk. Die hele
esprit de corps wordt ons met ernstige
afschuw getoond. Maar de jongens zijn
elk voor zich helder en niet zonder sym
pathie gekarakteriseerd. Waarom Van
der Pijl ons wel vertelt wat er van Ton
delman, Boissevain, Van Klaveren Stuy
geworden is, en niet wat er van de voor
Sjoerd Visser zo belangrijke Harting en
Benavente terecht is gekomen, is niet
duidelijk.
De slagerszoon Sjoerd Visser... Zou hij
wanneer hij als burgemeesterszoon of fa
brikantenzoon of baronnenzoon was op
gegroeid het er beter hebben afge
bracht? Je vraagt het je al lezend telkens
af en vindt geen antwoord. Op de achter
flap van de roman kan men lezen dat
Sjoerd Visser 'concludeert dat de in zijn
groentijd zo gestimuleerde corpsgeest
nog overal om hem heen aanwezig is'. Ik
heb die conclusie niet kunnen trekken
bij de lektuur. De minister van VC (niet
WVC, curieus genoeg) haalt een jeugd
vriend op. Een ambitieuze ziekenhuis
magnaat neemt zich voor te profiteren
van vriendschap van vroeger. Dat is al
les. Misschien is het te betreuren dat Van
der Pijl niet laat zien hoe de verbonden
heid in de jeugd in het volwassen leven
behouden wordt. Maar de lezer blijft,
hoezeer ook vermaakt, achter met het
akelige gevoel dat hij in een klassemaat
schappij leeft, al wilde hij geloven in een
min of meer open maatschappij.
Kees van der Pijl, Esprit de Corps. Uitgave: ue
Harmonie!Amsterdam. Prijs: f29,90.