Camera
Obscura
De vorm van het boek
moet iets vertellen
Jeroen
van Westen
Paradijzen
Variaties
Chiel Jacobusse
De Camera Obscura. Wie kent hem nog, de klassieker die
vroeger zo'n vooraanstaande plaats op de verplichte
boekenlijst innam? Een enkeling kon er geen genoeg van krijgen,
maar de meeste scholieren hadden toch een intense hekel aan de
spottende zedenschetsen van Hildebrand, alias Nicolaas Beets.
Desondanks is het boek altijd goed verkocht. Door de jaren heen
zijn tientallen edities in allerlei vormen, kleuren en maten
gedrukt. Precies 150 jaar geleden verscheen de eerste Camera.
Naar aanleiding van dit jubileum opent het Letterkundig Museum
in Den Haag vandaag de tentoonstelling Zwarte tijd en luimigheid:
Nicolaas Beets en zijn Leidse vrienden Gewin, Hasebroek en
Kneppelhout. De expositie omvat een groot aantal boeken,
brieven, oude prenten en dagboekfragmenten van Nicolaas Beets
en zijn drie vrienden en medestudenten/schrijvers.
Schrijflust
Monique Brandt
Geraamte
I
Cultuur
Joh. M. Pameijer
'Een warme kloosterhof.
Paradijzen in
het landschap
Het was tijdens een plantenex-
cursie een paar jaar geleden.
Alles liep gesmeerd totdat ik bij
een ontsnapte tuinplant met de
mond vol tanden stond. Eén van
de deelnemers redde me uit de
brand door precies uit te leggen
om welke soort het ging, compleet
met de vermelding, wat voor cul
tuurvariëteit het was en hoe men
aan de naam kwam. Even later
bleek diezelfde excursiedeelnemer
niet te weten dat in Nederland ver
schillende soorten boterbloemen
voorkomen.
Het voorval is tekenend. Floristen
zijn aan het einde van hun latijn,
zodra ze over de tuinmuur heen kij
ken. Tuinliefhebbers hebben vaak
geen enkel idee hoe het 'onkruid'
dat ze te vuur en te zwaard bestrij
den heet. Zo is het niet altijd ge
weest. De grote voorman van de
natuurbescherming, Jac. P. Thijs-
se, publiceerde zowel over cactus
sen als over de - toen nog - onge
repte vegetatie van de duinen. In
Zeeland zijn er naast hoveniers die
alleen 'bosvuulte' kenden, ook tui
niers geweest die belangrijke gege
vens over de wilde flora nalieten.
Dat ongerepte natuurgebieden in
het moderne cultuurlandschap
zwaar te lijden hebben is genoeg
zaam bekend. Maar dat ook hun
tegenpool - de buitenplaatsen en
parken, waar bij wijze van spreken
iedere spriet zich voegt naar de
wensen van de tuinman - grote
verliezen hebben geleden, krijgt
heel wat minder aandacht.
Daarom is het een gelukkige greep
dat in het deze week verschenen
boek De tuinen en landschappen
van Zeeland zowel het een als het
ander onder de aandacht wordt ge
bracht. Maar het feit dat hoveniers
en floristen eikaars taal niet ken
nen wreekt zich óók hier. Drie ver
schillende onderwerpen worden
behandeld door evenzoveel au
teurs, die op een verschillende
toonhoogte zitten. Twee hoofd
stukken zijn van een kwaliteit die
niet ter discussie staat. Maar er is
ook een deel, dat vaak niet boven
het gehalte van een slecht geschre
ven reclametekst uitkomt. De tui
nen en landschappen van Zeeland
is een goed bedoelde poging met
een nogal wisselend resultaat.
Het eerste hoofdstuk schetst de
historische ontwikkelingen in de
tuinkunst in voorgaande eeuwen.
Uitgebreid wordt ingegaan op de
historische bronnen die dit stukje
geschiedenis bloot leggen. Uit die
historische bronnen zijn ook de
prachtige reprodukties die dit
hoofdstuk sieren afkomstig. Veel
historisch materiaal is bijeenge
bracht in het met goed gekozen ci
taten en aardige anekdotes gelar
deerde deel over bouwmeesters,
tuinontwerpers en hoveniers. Het
eerste hoofdstuk besluit met een
overzicht van oude Zeeuwse tui
nen en van de stijlen die bij de tuin
aanleg achtereenvolgens in zwang
waren. Aan de hand van voorbeel
den en historische plattegronden
wordt uitgelegd hoe de stijlen el
kaar opvolgden en wat voor een
bepaalde stijl kenmerkend is.
Kortom: dit gedeelte is boeiend en
informatief. Goed geschreven en
bijzonder mooi geïllustreerd.
In hoofdstuk twee, over 'Twintig
ste eeuwse tuinparadijzen', wor
den een groot aantal nog bestaan
de Zeeuwse tuinen beschreven. Op
zich is dat een onderwerp waar
veel boeiends over te vertellen
valt. Dat gebeurt ook wel, maar
toch is dit hoofdstuk veel zwakker
dan de beide andere. Al te vaak
blijft de tekst steken in vaagheden
als 'Er zal nog een boomgaard wor
den aangelegd en wellicht zal er
ooit een zwempoel komen'. Waar
gaat deze - op zich al niet wereld
schokkende - gebeurtenis plaats
vinden? De lezer komt niet meer te
weten dan dat 'bij Temeuzen' deze
plannen gekoesterd worden door
'de opdrachtgevers en het in
Zeeuwsch-Vlaanderen befaamde
hoveniersbedrijf Den Doelder dat
de ingewikkelde plannen die ik (de
auteur) ontwierp, uitvoerde'.
Een befaamd hoveniersbedrijf en
een tuinarchitect met veel kennis
en ervaring (ook die zijn in het
hoofdstuk terug te vinden) zullen
best een geslaagde tuin kunnen
maken. Maar als lezer had je veel
liever geweten waar die tuin pre
cies ligt. De mededeling elders dat
'de zwartgeteerde, fraaie boeren
schuur van de buren bleek te
zijn' is zinloos voor wie niet eens
weet om welke tuin het nou ei-
genljk in de beschrijving gaat. De
foto's die dit deel van het boek ver
luchtigen maken veel goed. Die
maken dat je als lezer toch warm
loopt voor de in de tekst wat ma
gertjes beschreven 'tuinparadij
zen'.
Hoofdstuk drie, 'Landschap en wil
de flora, geeft goed weer hoe geva
rieerd het landschap en de flora in
Zeeland zijn. De begroeiing van
vrijwel ongerepte schorren komt
in beeld naast de planten die zich -
in steeds weer dezelfde combina
ties - weten te handhaven tussen
de straatklinkers. Ook de typeren
de flora van de Deltadammen en
het 'stedelijk groen' worden niet
vergeten. Een grote verdienste is
dat duidelijk gemaakt wordt wel
ke relaties er liggen tussen het
landschap en de plantengroei.
Waarom zijn in moestuinen andere
onkruiden te vinden dan op ak
kers? Hoe komen op de Deltadam
men planten terecht die thuis ho
ren in het oostelijk rivierengebied?
Het antwoord op deze en vele an
dere vragen is in het boek te vin
den. De opmerking aan het einde
van het boek is waard doorgege
ven te worden: 'De tuin en het park
moeten onderhouden worden, de
natuur moet met rust gelaten wor
den'.
Tot slot enkele tips voor een her
druk. In de inleiding van de hand
van M. P. de Bruin wordt maar heel
globaal ingegaan op de reden
waarom de samenstellens tot de
bovengeschetste indeling hebben
gekozen. Dit zou wel wat breder
uitgewerkt mogen worden, temeer
omdat het een heel goed concept
bleek. Mocht een herdruk er van
komen dan kunnen meteen een
paar slordigheidjes worden wegge
werkt: Kruiningen ligt niet op Wal
cheren, maar op Zuid-Beveland (p.
95). In 's-Heer Abtskerke heet het
dorpsplein net als in veel andere
Zeeuwse ringdorpen Kerkring en
niet kerkkring. Verder kan meteen
vermeld worden wie de fraaie pen
tekeningen van wilde planten en
enkele wat minder geslaagde land
schapstekeningen in hoofdstuk
drie heeft vervaardigd.
'Tuinen en landschappen van Zeeland'
is een uitgave van de Nederlandse Tui-
nenstichting, in samenwerking met uit
geverij Canaletto te Alphen aan de Rijn.
Gebonden, 155 blz. winkelprijs f49,50,
prijs voor donateurs van de Tuinen-
stichting 39,50. De auteurs van het
boek zijn Diana Westendorp-Frikkee,
Arend Jan van der Horst en Jan Willem
Jongepier.
Buikje. Illustratie van Karei Thole in een van de uitgaven
van de 'Camera Obscura'.
Koot
anno
en Bie
1800....
Omdat we zoveel materiaal
hadden, hebben we de pe
riode ingeperkt tot 1833-1844",
zegt organisator Murk Salverda.
„Dat was de tijd dat de studenten
in Leiden woonden. De expositie
geeft dus ook een aardig beeld van
het Leids studentenleven in die
tijd."
De levens van de vier studenten
zijn steeds nauw verbonden ge
weest, niet alleen tijdens de studie
tijd, maar ook daarna, toen drie
van de vier predikant werden. Als
studenten hadden Beets, Gewin,
Hasebroek en Kneppelhout een
actief sociaal leven als vooraan
staande leden van verschillende
studentengezelschappen. Daar
wisselden ze van gedachten met
gelijkgestemde geesten.
Ze richtten ook een literair genoot
schap op: De Rederijkerskamer
voor Uiterlijke Welsprekendheid.
Tijdens de bijeenkomsten werkten
de twaalf leden zich in het zweet
om de uiterlijke aspecten van de li
teraire voordracht te verbeteren.
Gebaren, houding en stem werden
door de medestudenten streng
bekritiseerd.
Daarnaast bestond binnen het ge
nootschap een idolate bewonde
ring voor de nieuwste buitenland
se literatuur, die dan ook ijverig
vertaald werd. Het gedweep met
schrijvers als Goethe, Schiller en
Hugo werd door medestudenten
wat geringschattend gadegesla
gen, en bezorgde het groepje al
gauw de bijnaam De Romantische
Club.
De schrijflust van de vrienden
werd in dagboeken, brieven, verta
lingen, verhalen en boeken gestild.
Ze publiceerden in verschillende
literaire tijdschriften. Het grote
succes voor Beets en Kneppelhout
kwam bij de publicatie - in hetzelf
de jaar - van hun respectieve boe
ken Camera Obscura en Studen
tentypen.
Salverda: „De twee boeken zijn te
vergelijken met wat Van Kooten
en De Bie tegenwoordig doen, een
tijdsbeeld scheppen door rake ty
peringen. Kneppelhout en Beets
hebben prachtige karakteristie
ken geschapen. En ze zijn nog
steeds leuk."
De andere vrienden, Hasebroek en
Gewin zijn wat minder bekend ge-
Nicolaas Beets op tachtigjarige
leeftijd
worden. Hasebroek heeft een
dichtbundel geschreven en werd
toen snel dominee in Heiloo. Ge
win is het miskende genie van het
groepje, vindt Salverda. „Hij is
ontzettend grappig, luchthartig.
Het is echt jammer dat hij niet
meer aandacht heeft gekregen."
Om zijn mening kracht bij te zet
ten declameert Salverda met
plechtige stem een fragment uit
een brief van Gewin aan Kneppel
hout.
„Ik zet nu ook tegenwoordig myn
tafelbord op myn vooruitstekende
buik. Een sofa voor twee is my een
zeer gemakkelijke armstoel en
wanneer ik een pas de Zephir uit
voer, dreunt het hotel Bowles en
springt het stukadoorsel van de
zolder des benedenkamers."
Zwarte tijd en luimigheid: Nicolaas
Beets en zijn Leidse vrienden Gewin,
Hasebroek en Kneppelhout, tot 26 no
vember in het Nederlands Letterkundig
Museum en Documentatiecentrum,
Prinses Irenepad 10 Den Haag (070-
471114Openingstijden dinsdag ttm
zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur,
gratis.
Teroen van Westen trekt een
J reeks telescopisch in elkaar
schuivende segmenten uiteen
tot een spits toelopend zuiltje,
voorzien van lettertekens: het
ontwerp voor zijn eenentwintig
ste boek. Twintig 'buitenmodel
len' gingen aan dit curieuze ex
emplaar vooraf. Op tientallen
tentoonstellingen kwamen de
belangstellenden kijken naar
zijn exotisch ogende kunstboe
ken.
Hij begint net voet aan de grond
te krijgen in Engeland, Duits
land en Frankrijk. Musea als het
Haagse Meermanno en het Lon-
dense Victoria and Albert Mu
seum hebben zijn werk in hun
collectie. Volgend jaar is hij ver
tegenwoordigd op een groeps
tentoonstelling in New York. Je
roen van Westen, 34 jaar, barst
uit zijn regionale jasje met boe-
ken, die als kunstvorm een eigen
leven leiden.
„Ik ben als graficus opgeleid aan
de academie Sint Joost in Breda.
Je maakte prenten in series van
tien of twintig en die moest je per
stuk verkopen, terwijl ze duide
lijk een eenheid vormden. Daar
baalde ik van. Uit onvrede stopte
ik ze in een band. Door dat te
doen was ik opeens niet meer be
zig met grafiek, maar met een
boek als onderwerp op zich. Om
dat ik mij interesseerde voor de
relatie tussen mens en land
schap maakte ik reizen naar
Amerika en Afrika. Daar merkte
ik dat boeken niet beslist hoeven
te bestaan uit stapels papier in
een band. Er komen over de hele
wereld heel andere vormen voor.
Denk maar eens aan de boekrol,
zoals dé torah, of aan de leporel
lo, het harmonica-boek."
„Je hebt de quipu van de Inca's
en de Azteken. Dat zijn geknoop
te touwen aan een ring, waarmee
men allerlei mededelingen over
bracht. In beperkte mate worden
die boeken nog gemaakt door de
Amerikaanse stammen. Op Bali
kent men het lontar-boek, dat
bestaat uit bladen van de lon-
tar-palm waarin teksten worden
gekrast, die later met inkt wor
den ingewreven. Ik heb ook een
exemplaar van een Batak-tover-
boek, dat een kalender bevat
waarop je per dag kunt zien wat
je aan rituelen moet verrichten
in een bepaalde situatie. In Iran
heb je potten met kleibolletjes,
in Nepal gebedsmolens en in het
Shinto-Boeddhisme wapperen-
de linten. Dat zijn allemaal boek
vormen. Er zijn er nog veel
meer."
„Ik hoop op mijn 75e een boek
over al die boekvormen geschre
ven te hebben. Daardoor ben ik
mij af gaan vragen wat eigenlijk
een boek is? Niet de eenvoudige
codex die wij kennen. Ik kwam
tot de volgende definitie: ik mag
het een boek noemen als ik een
betekenisvolle reeks tekens in
een betekenisvolle volgorde aan
biedt. Dat is het geraamte waar
aan elk boek moet voldoen. Van
af dat moment heb ik de vrijheid
om de vorm van boeken op de
zelfde manier aan te pakken als
een kunstwerk. De vorm van een
boek moet iets vertellen over de
inhoud. De buitenkant moet qua
materie en karakter de inhoud
uitstralen. In natuurlijke toe
stand is een boek dicht en staat
in de ruimte als een voorwerp.
Voordeel is, datje een boek in in
timiteit kunt openen. Dan ben je
samen met dat boek. Dat fasci
neert mij en het is mijn uitgangs
punt geworden. Een schilderij,
hoe mooi ook, wordt op den duur
een deel van het behang. Met een
boek ontstaat een heel bijzonde
re verhouding."
Sinds 1974 maakt Jeroen van
Westen boeken. Pas in 1981, drie
jaar nadat hij van de academie
kwam, realiseerde hij zich dat
boeken meer zijn dan pagina's
achter elkaar, meer dan het ge
bruiksgoed, waartoe de bedruk
te vellen papier in geplastificeer
de bandjes verworden zijn. Een
boek is uitdrukking van een cul
tuur.
„Ik probeer na te denken over
mijn eigen cultuur door er af
stand van te nemen. Dat doe ik
door lezen en reizen. Op die ma
nier krijg je een andere visie op
het landschap, waarin je leeft. Je
realiseert je dat in andere cultu
ren eeuwenoude tradities op het
gebied van boekvormgeving be
staan."
Tot dusver ontwierp hij twintig
boeken, die in oplagen van één,
drie of veertien hun weg over de
wereld vinden via een galerie in
Amsterdam tegen prijzen, die
liggen tussen 50 en 3500 gulden.
Dat is heel weinig voor een
kunstwerk, waaraan drie jaar ge
werkt is. Maar in het buitenland
wordt gemakkelijk het dubbele
voor een boek betaald.
Volgens Jeroen van Westen is de
boekvormgeving als kunst daar
veel verder voortgeschreden dan
in Nederland. Hier houdt een
veertigtal kunstenaars zich er
mee bezig, doorgaans in combi
natie met andere kunstvormen.
Jeroen is een van de weinigen
voor wie het boek de enige kunst
vorm is die hij hanteert.
Door middel van vele meermans
tentoonstellingen en vrij veel so
lo-exposities, recentelijk nog in
Middelburg, Gouda en Alphen
aan de Rijn timmert de nu drie
jaar in Enschede wonende kun
stenaar flink aan de weg met boe
ken in de vorm van een pyrami-
de, een zeester, een fossiel, met
uitvouwbare pagina's, met in el
kaar gestoken bladen, boeken
als spiraal of als kubus. Volgens
hem krijgt het boek als kunst
voorwerp de laatste twee jaar
weer enige aandacht.
„Er is toenemende belangstel
ling. De discussie is weer open en
er zijn weer galeries, die zich aan
het kunstboek willen wagen."
Wie eenmaal een Bataks tover
boek van boombast of een boek
rol van de Dode Zee onder ogen
heeft gehad begrijpt iets van zijn
bezieling.
Jeroen van Westen