PZC
Kabinet kwam
niet aan
oogsten toe
Trein 150
Het monsterverbond
tegen Stekelenburg
opinie en achtergrond
4
WOENSDAG 3 MEI 1989
Ru ding
TRIJFEL
Nico Scheepmaker
RSV
Nijp els
Weifelmoedig
Vluchtheuvel
Hans Pont
M'
e VttMeweQiMQ
(Van onze parlementaire
redacteur Peter de Vries)
De meeste bewindslieden keerden
in juli 1986 weer gewoon terug op
hun werkplek, alsof ze nooit waren
weggeweest. Slechts een enkel nieuw
gezicht dook op naast de oudgedien
den. de politieke rotten in het vak, die
ruim in de meerderheid waren in het
tweede kabinet-Lubbers. Ze beloof
den niet alleen voortzetting van hun
'no-nonsense-beleid', maar ook het
oogsten van de vruchten van dat be
leid. Het kabinet dat in politiek op
zicht de kroon op het werk had moe
ten zijn. werd echter een aaneenscha
keling van ruzies en affaires, misluk
kingen en tegenslagen.
Daadkracht en eensgezindheid vorm
den het handelsmerk van het eerste
kabinet-Lubbers. dat heikele proble
men rond kruisraket en sociale uitke
ringen met politieke doodsverachting
had aangevat. Bij de verkiezingen
vroeg het CDA om een mandaat om
Lubbers dat omstreden karwei te la
ten afmaken. Tegen alle verwachtin
gen en prognoses in. kreeg Lubbers
van de kiezers die ruimte: zijn CDA
boekte een verkiezingswinst van tien
zetels, en de centrum-rechtse coalitie
behield een stabiele meerderheid.
Het regeerakkoord, het bestek voor
het afmaken van het karwei, beloofde
grote operaties als de hervorming van
belastingen en gezondheidszorg, en
een reorganisatie van de overheidsbu-
reaucratie. Maar in de uitvoering van
het karwei kwam door besluiteloos
heid en verdeeldheid al vlug de klad.
Als ik aan treinpoèzie denk, dan
denk ik meteen aan het nog
voor de oorlog geschreven gedicht
'Pogrom' van Ed Hoornik, met die
dreigende laatste regel:
- Het is maar tien uur sporen naar
Berlijn.
Mijn tweede gedachte gaat uit naar
een van de mooiste gedichten van
Hans Lodeizendat begint met de
regels:
o vader wij zijn samen geweest
in de langzame trein zonder bloe
men
Mijn derde gedachte gaat uit naar
'openbaar kunstbezit' van C. Bud-
dingh', dat als volgt luidt:
overal op de zacht-creme plafonds
in de nederlandse treinen
ziet men merkwaardige streepschil-
deringen
in zwart en bruin, soms vermengd
met groen of zelfs roze: daar aange
bracht
bij het neerzetten in en weer uitpak
ken uit
de bagagenetten van koffers en tas
sen
wat zou men een boeiende expositie
kunnen maken van die plafondpa
nelen:
volstrekt anonieme kunst
geheel bij toeval tot stand gekomen
ik vrees echter dat de n.s.
niet zo veel voor het plan zal voelen
En mijn vierde gedachte gaat naar
'een goed begin' van K. Schippers:
De morgen in ieder geval goed be
gonnen
een zinnetje ballast minder in mijn
hoofd:
de trein rijdt altijd net voor mijn
neus weg
Ik stond op het eerste perron en
stapte om tien over negen in de trein
enkele seconden daarna vertrok
ken we
En mijn vijfde gedachte gaat uit
naar het ontroerende gedicht
'Joods kind' van Henk Fedder dat
begint met de strofe:
Zij wacht hem elke avond aan de
trein
Het meisje met d'on-arisch zwarte
haren,
met ogen, die verstrakken in een
staren
of vader gauw de tunnel door zal
zijn.
Al deze treingedichten zult uni e t
terugvinden in 'de' bloemlezing uit
nederlandse treinverhalen en -ge
dichten vanaf 1829, getiteld 'Bestijg
de trein nooit zonder uw valies met
dromen' en samengesteld door W.
Hansen, die ook voor een zeer le-
zenswaardige inleiding zorgde. De
dundrukpocket telt 477 bladzijden
en kan ik van harte aanbevelen.
Het is een slechte gewoonte van re
censenten om bloemlezingen te
beoordelen op wat er NIET in staat
inplaats van op wat er WEL in staat,
en aan deze slechte gewoonte heb ik
mij zojuist dus schuldig gemaakt.
Bovendien heb ik een beetje gejokt.
Mijn eerste gedachte ging uit naar
'Stomen! Stomen'. Stomen!' van Ni-
colaas Beets, mijn tweede en derde
gedachte naar 'Hulshorst' en 'Ver-
demen' van Achterbergmijn vierde
gedachte naar Piet Paaltjens
('Slechts eenmaal heb ik u gezien.
Gij waart/Gezeten in een sneltrein,
die de trein,/Waar ik mee reed, pas
seerde in volle vaart./De kennisma
king kon niet korter zijn'), en mijn
vijfde gedachte naar 'Het baan
wachtershuisje' van J.C. Bloem.
Zij staan er alle vijf in. En dat 'Kees'
van Carmiggelt er niet in staat, en
'Enkele reis Amsterdam' van Rem-
co Campert niet, valt weliswaar te
betreuren, maar daarvoor koos sa
mensteller Hansen andere stukken
van beide schrijvers. "Het aantal
teksten in de Nederlandse litera
tuur waarin de trein een rol speelt,
is legio. Een keuze daaruit was dan
ook onontbeerlijk. Daarbij heb ik in
de eerste plaats een literair-esthe-
trisch, maar meer dan eens ook een
cultuur-historisch criterium
gehanteerd," schrijft hij in de in
leiding, die hij besluit met de regel:
"In deze bloemlezing zijn teksten
opgenomen die gepubliceerd zijn
voor 1 november 1988."
Dat moet dus welhaast de reden zijn
dat het gedicht 'Op het station' van
mijn hand, geschreven op 2 mei
1989, niet is opgenomen:
OP HET STATION
Ik sta op het station. Ik ben hier
vreemd.
De splitflapborden ratelen de ste
den.
Ik zie de naam niet van de Hof van
Eden
en vraag hoe je de trein naar Lethe
neemt?
De conducteur denkt even fronsend
na,
hij heeft de naam gekend maar
weer vergeten.
Ik heb het, zegt hij, als scholier ge
weten:
een dorp in Terra, bij Incognita?
Ik stap maar in de trein die voor mij
staat,
je hebt als dichter weinig te verlie
zen,
je kunt wel hopen maar je kunt niet
kiezen
dat hij in de gewenste richting gaat.
Achteraf is wel eens gesuggereerd dat
die ministeriële matheid juist een ge
volg was van Lubbers' weigering bij de
formatie van 1986 diverse bewindslie
den te vervangen. Het intact houden
van de ploeg zou een vorm van politie
ke aderverkalking met zich mee heb
ben gebracht: de onderlinge posities,
argumenten en irritaties waren al te
bekend. Maai- die wijsheid verklaart
slechts een deel van de tegenslag,
waarmee dit kabinet te kampen kreeg.
Drie belangrijke ontwikkelingen teke
nen de overgang van Lubbers-1 naar
Lubbers-2. De meest opmerkelijke was
de economische opleving, die het kabi
net weliswaar op eigen conto schreef,
maar die vervolgens de financiële
moeilijkheden binnen het kabinet
nauwelijks kleiner maakte. Daarnaast
was er. als nasleep van de RSV-enque-
te, de toenemende aandacht voor het
interne management van de overheid.
Menig bewindsman kon de toets van
die kritiek slechts ternauwernood
doorstaan. De derde, en uiteindelijk
fatale, ontwikkeling vormde de aan
houdende interne strijd binnen de
kleinste regeringspartij, de WD.
De naam van dr. H. Onno C.R. Ruding
zal tot in lengte van dagen verbonden
blijven met de hardhandige en resolu
te sanering van economie en over
heidsfinanciën, die onder het eerste
kabinet-Lubbers werd uitgevoerd.
Ruding liet geen gelegenheid onbenut
om duidelijk te maken dat hij door
meer gedreven werd dan door alleen
financiële overwegingen. Het gemak
waarmee een ieder een beroep deed
op de schatkist, was hem een doorn in
het oog. Uitkeringen en subsidies,
maar ook tal van ministeriële uitga
ven, vormden voor Ruding het tastba
re bewijs dat Nederland vooral op an
dermans zak, danwel op de pof - het
financieringstekort - probeerde te le
ven.
Ruding zette zijn conservatieve maat
schappijvisie om in draconische bezui-
nigingseisen, die steevast in de miljar
den liepen. Het maakte hem gevreesd
bij zijn collega's, maar desondanks
vond Ruding onder het eerste kabi
net-Lubbers het nodige gehoor. Tus
sen 1982 en 1986 was immers dagelijks
te zien hoe overheidsschulden en
werkloosheid pijlsnel opliepen. Met de
kentering van het economisch tij ver
minderde echter ook het animo Ru
ding te volgen.
Bij het aantreden van het tweede kabi
net-Lubbers werd dat duidelijk, toen
de premier zijn politieke lot verbond
aan de bestrijding van de werkloos
heid. In vier jaar moest het aantal
werklozen zijn verminderd van meer
dan 700.000 tot een half miljoen. Ru
ding heeft dat altijd een onzinnige be
lofte gevonden. Ook stoorde hij zich
aan de belofte van koopkrachtbehoud
die in het regeerakkoord was opgeno
men. Andere bewindslieden ergerden
zich daarentegen aan het feit dat in
datzelfde regeerakkoord precies stond
becijferd hoe het financieringstekort
moest dalen.
Op de golven van een oplevende eco
nomie kreeg elke minister zijn deel. Er
hoefde minder bezuinigd te worden, er
was zelfs geld voor nieuw beleid: werk
loosheid, koopkracht en financierings
tekort waren politieke doelen die ge
lijktijdig gediend konden worden. De
beurskrach van 1987 zette het kabinet
nog éénmaal aan tot forse ingrepen.
Maar de Paasbrief werd nauwelijks
uitgevoerd, en dit voorjaar bleek bij de
onderhandelingen over de financie
ring van het milieubeleid hoezeer de
bezuinigingsmoeheid had toegesla
gen.
Het meest uitgesproken waren Wim
Deetman (Onderwijs), 'Elco' Brink
man (WVC) en Frits Korthals Altes
(Justitie), maar ook andere ministers
stonden al snel te dringen, toen de eer
ste financiële meevallers opdoken. De
bewindslieden eisten meer geld voor
milieu, onderwijs, en criminaliteitsbe
strijding. Ruding moest machteloos
toezien hoe het kabinet, in zijn optiek,
in de valkuil van het eigen succes viel
en de werkelijke opdracht verzaakte.
Een van de weinige ministers die de
stap van het eerste naar het tweede
kabinet-Lubbers niet maakte, was de
liberaal Gijs van Aardenne. De minis
ter van economische zaken zag zijn
politieke carriere in 1986 beëindigd
na eerst nog enige tijd als „aangescho
ten wild" over het Binnenhof te heb
ben rondgedoold. Zijn erfenis zou de
opvolgers in een houdgreep houden.
Van Aardenne kreeg van de parlemen
taire enquêtecommissie naar de on
dergang van het RSV-concern te ho
ren dat hij op „onaanvaardbare" wijze
de Tweede Kamer verkeerd had geïn
formeerd over steunmaatregelen aan
het scheepsbouwconcern. Tot een af
treden kwam het echter niet: het CDA
durfde de confrontatie niet aan met de
liberalen, die zich massaal rondom
'hun' bewindsman schaarden.
Het aanblijven van Van Aardenne is
later op het Binnenhof vrijwel allerwe-
ge betreurd. De bewindsman was poli-
Fractieleider Joris Voorhoeve van de
VVD tijdens het debat dinsdag in de
Tiveede Kamer.
Van Aardenne
tiek vleugellam geworden, de VVD en
de hele coalitie aangeslagen door de
aanwezigheid van de gemankeerde be
windsman. Bij de tweede parlementai
re enquête in korte tijd, naar vermeen
de fraude bij het verstrekken van
bouwsubsidies, greep CDA-fractie-
voorzitter De Vries dan ook snel in.
Nog voor de enquête van start ging,
forceerde De Vries het vertrek van
staatssecretaris Brokx.
De beuls-rol werd De Vries nog menig
maal nagedragen, te meer daar hij wei
gerde zijn handelwijze te herhalen bij
de vele volgende affaires die het kabi-
net-Lubbers-2 teisterden. Na de
bouw-subsidies kwam de 'visfraude'.
waarbij minister Braks (Landbouw)
mocht aanblijven, ondanks „verwijt
baar medeweten" aan het gesjoemel
met vangstcijfers. Onderwijsminister
Deetman bleef zitten, hoewel er bij de
invoering van het nieuwe stelsel van
studiefinanciering een complete chaos
ontstond.
Een drama in ontelbaar vele delen was
voor het kabinet de invoering van een
fraudebestendig paspoort. Wat er mis
kon gaan met de vervanging van het
'zwarte vod', ging mis, constateerde
een nieuwe parlementaire enquête
commissie. Ook hier had de regering
de Kamer onvolledig geïnformeerd. In
een poging de 'politieke zuiverheid' te
herstellen en de coalitie te redden of
ferden de regeringspartijen hun
(VVD-(minister Van Eekelen en
(CDA-(staatssecretaris Van der Lin
den. Het mocht niet baten: ook minis
ter Van den Broek kwam onder vuur te
liggen.
Premier Lubbers plaatste de affaire
eind september openlijk tegen de ach
tergrond van de bewogen geschiede
nis. Hij wilde de indruk wegnemen dat
ministers zo aan hun ambt hechten,
dat ze op geen enkele manier naar huis
te sturen zijn. Hij weigerde zijn over
tuiging aan te passen om op het pluche
te mogen blijven zitten. Hij dreigde het
kabinet op te blazen, maar de rege
ringsfracties weigerden hun medewer
king.
Een van de redenen dat de schijnbaar
onbenullige paspoortkwestie uit
groeide tot een drama, was de opstel
ling van de kleinste regeringspartij,
de VVD. Na jarenlang de opvatting ge
huldigd te hebben dat regering en
coalitiepartijen elkaar zoveel moge
lijk bij de hand moeten houden, ver
legde de kleinste regeringspartij de
koers. Een afstandelijker verhouding,
waarbij de fracties en regering elk
hun eigen verantwoordelijkheid na
men, was het nieuwe parool.
Van de weersomstuit stelde ook CDA-
fractievoorzitter De Vries, ooit ge
doopt tot 'sous-chef van Lubbers', zich
zelfstandiger op. Menig regeringsplan
werd door toedoen van de fracties van
CDA en WD in de kamer grondig ge
wijzigd. En waar de fracties het niet
eens werden, zoals over de reorganisa
tie van de gezondheidszorg, moest het
kabinet machteloos toezien hoe de
plannen in de verdeeldheid vastliepen.
Joris Voorhoeve, de nieuwe fractielei
der van de liberalen, symboliseerde de
koers. Hij maakte naam door als eerste
politicus met succes in het openbaar
'De Macher' Ruud Lubbers te tarten.
Wie waagde het eerder de "hersen
schim" van Lubbers, en diens "klef'
gedrag, zo aan de schandpaal te nage
len? Onder Voorhoeves voorganger Ed
Nijpels was de premier aan veel libe
raal verzet gewend geraakt, maar niet
aan zoveel vastberadenheid en eigen
zinnigheid.
Het gerommel binnen de VVD heeft al
le zeven jaren van zijn twee kabinetten
beheerst, en is Lubbers uiteindelijk
toch opgebroken. De eerste vier jaar
zorgde de jonge en baldadige fractie
voorzitter Ed Nijpels voor veel interne
onrust. Nijpels beoefende de nederla
gen-strategie met dusdanig veel verve,
dat hij in de onderhandelingen met
coalitiepartner CDA geen enkel suc
ces meer boekte.
Tijdens de formatie van 1986 werd Nij
pels weggepromoveerd naar de minis
terszetel op Volkshuisvesting en Mi
lieu. Het politieke leiderschap van de
WD ging officieel over in handen van
het duo De Korte/Voorhoeve. Maar
door zijn eigen sterke optreden, en na
venant zwak manoeuvreren (Hirohito,
WIR) van minister van economische
zaken De Korte, leek Voorhoeve al bin
nen enkele maanden de ongekroonde
leider van de liberalen. De recente ge
beurtenissen tonen aan dat de strijd
om het WD-leiderschap echter niet
uitgewoed was.
Op de drempel van de jaren negentig
is het tweede kabinet-Lubbers over
de eigen benen gestruikeld. Het VVD-
geruzie was de directe aanleiding,
maar dat is waarschijnlijk slechts bij
zaak. Naast de vele affaires, zal van
het tweede kabinet-Lubbers vooral in
herinnering blijven dat het viel, toen
het probeerde met grootse plannen de
toekomst vast te leggen. Met het mi
lieubeleid van Lubbers en de zijnen
liep het net zo tragisch af als met de
reorganisatie van de volkgezondheid,
de afslanking van de overheid, en an
dere grootse daden. Alleen de door de
VVD zo begeerde belastingvereen
voudiging werd afgemaakt. Daarna
lieten de liberalen de zaak in elkaar
storten.
Van onze redacteuren
Frans Nypels en Kees Tamboer)
In de FNV-toren op Plein '40-45 in
Amsterdam, pal naast het blauwe
hoofdkantoor van de Industriebond
FNV, heerst in 1983 de stilte na de
storm. De voorzitter van de vakcen
trale, Wim Kok, kan terugzien op een
hoogstandje. Het Akkoord van Was
senaar, waarbij is afgesproken dat
de prijscompensatie zonder bikkel
harde garanties voor werk wordt op
geofferd voor winstherstel en inves
teringen, wordt nageleefd.
Vrijwel iedereen houdt zich eraan,
ook de linkervleugel van de vakbewe
ging die zich in november 1982 mor
rend bij de centrale afspraak heeft
neergelegd. Op den duur, weet Kok,
zal het pact met de werkgevers voor
de werknemers zijn rendement ople
veren. In de tweede helft van de jaren
'80 zal hij zijn gelijk oogsten: de groei
van de werkgelegenheid is in Neder
land na de oorlog nog nooit zo groot
geweest.
Wat Wim Kok in 1983 evenwel ver
ontrust is, dat bij de buurman de
Hoekse en Kabeljauwse twisten over
het te voeren beleid onverminderd
doorgaan. Hij hoopt vurig dat de
door de kersverse voorzitter van de
Industriebond FNV, Dick Visser, in
gestelde 'pijnpuntencommissie' de
verhitte gemoederen snel tot beda
ren kan brengen. Zolang deze guerril
la, die zo schadelijk is voor de hele
vakbeweging, bij de Industriebond
voortwoekert, kan hij, vindt Kok,
niet weggaan bij de vakcentrale.
Bemiddelen mag Kok niet. Met ge
boeide handen moet hij afwachten of
de jonge turken Visser en Tuinen-
burg hun manschappen weer in het
juiste gelid krijgen. Pas dan komt het
moment om met Visser eens na te
gaan of de ambitieuze Johan Steke
lenburg wellicht, een goede opvolger
voor hem zou zijn. Kok zelf heeft zijn
twijfels, maar bij een rondgang langs
de voorzitters van andere FNV-bon-
den duikt steeds de naam van Steke
lenburg op als de meest geschikte
kandidaat.
Joop den Uyl, na het echec van het
tussenkabinetje-Van Agt/Den Uyl al
weer oppositieleider, heeft veel min
der geduld dan Wim Kok. Hij zoekt
de luwte en iedereen weet dat. Den
Uyl, die al jaren in Wim Kok zijn idea
le opvolger ziet, moet zich bij voort
during andere kroonprinsen van het
lijf houden. Marcel van Dam. Jos van
Kemenade, André van der Louw.
Kok moet opschieten.
In het najaar van 1983 gaat Wim Kok
op visite bij Dick Visser, waarbij hij
de delicate opvolgingskwestie aan de
orde stelt. De moed zinkt hem snel in
de schoenen. Visser wijst de kandida
tuur van Stekelenburg resoluut af.
En om zijn weigering kracht bij te zet
ten, licht Visser het doopceel van zijn
rivaal. Hij heeft nog een lijstje van
zijn voorganger Arie Groenevelt in de
bureaula liggen, waarin deze analy
seert waarom Johan Stekelenburg in
1982 geen voorzitter van de Indus
triebond FNV kon worden. Zou hij
dan nu ineens wel geschikt zijn om de
overkoepelende vakcentrale te lei
den?
hij had het achterste van zijn tong la
ten zien.
En, zal Visser tijdens zijn onderhoud
met Wim Kok genadeloos hebben
aangevuld, een jaar later staat Steke
lenburg opnieuw op tegen het beleid
van het bondsbestuur. Niet dat hij
mijn tegenkandidaat was voor de
voorzitterszetel van Groenevelt is
hem kwalijk genomen, maar veel
meer het onvergeeflijke feit dat Ste
kelenburg zich liet inhuren voor fac
tievorming binnen de bond. Hij is bij
de rebellerende, in het geheim verga
derende Groep-Engels gesignaleerd,
bestaande uit veertig bezoldigde me
dewerkers en districtsbestuurders.
Dit selecte gezelschap verzette zich
niet alleen tegen de kandidatuur-Vis
ser, maar haalde het hele beleid van
de bond opnieuw over de hekel.
Ontdaan meldt Wim Kok aan Joop
den Uyl dat er voorlopig geen zicht is
op beider opvolging. Kok belooft
zijn politieke vader dat hij zal blij
ven zoeken naar een oplossing, maar
van de vakcentrale. Desnoods e
treetje lager, want er komen meer
catures vrij bij de centrale.
Dick Visser blijft met een naargei
tig probleem zitten. Hij beseft teri
ge dat, wanneer er geen andf
bruikbare opvolger voor Wim K
opduikt, de naam van Johan Stel
lenburg boven de markt blijft z\i
ven. Collega-voorzitters van andf
bonden kennen nauwelijke bez»
ren. Dan komt een keer het momt
dat Visser geen 'nee' kan blijven zi
gen.
De oplossing daagt tijdens een v
zoeningsgesprek. op de kamer x
Wim Kok, tussen Dick Visser en Ja
van de Scheur, voorzitter van
ambtenarenbond AbvaKabo. Dei-
ren zijn elkaar in de haren gevlogi
omdat Van de Scheur een salai
claim voor zijn achterban op ta
heeft gelegd bij de overheid. Vis
verwijt Van de Scheur dat de Abt
Kabo loonsverhogingen voor
ambtenaren uit het vuur wil slep
ik/Mi
Den Uyl moet hem nog wat tijd gun
nen.
Tegelijkertijd legt Visser Stekelen
burg uit waarom hij vindt dat Johan
Wim Kok niet mag opvolgen. Maar
Visser vertelt er nog iets bij om de
animo bij Stekelenburg te vergallen.
Visser onthult dat het zijn bedoeling
is de vakcentrale op den duur te ont
mantelen. Hij wil de handen vrij heb
ben om in de industrie, los van de an
dere FNV-bonden, zijn eigen koers te
gaan. Het zou dus helemaal geen eer
volle promotie zijn voor Stekelen
burg, als hij zich bij de buren in de
toren zou melden.
Dit gesprek leidt niet tot het beoogde
resultaat. Stekelenburg trekt zich
niet, zoals Visser gehoopt had, terug
uit de race naar een positie binnen
het federatiebestuur van de FNV. Hij
is de Industriebond van Dick Visser
meer dan zat. Diep in zijn hart ziet hij
maar een uitweg: de vluchtheuvel
over de ruggen van de zich matig
de industriearbeiders. Want loc:
verhogingen in de collectieve sec:
leiden onherroepelijk tot lasted
zwaring voor iedereen. Dit had V:
de Scheur, die stakingsacties aanl
voorbereiden was, opgevat als e
dolkstoot in de rug.
Als Wim Kok op zijn kamertje de
gevaarlijke ruzie tussen de tui
machtigste voorzitters van zijn fei
ratie heeft glad gestreken, duikt,
naam op van Hans Pont. Die hei
net furore gemaakt als cordinat
van de ambtenarenacties tegen t
beleid van het eerste kabinet-Lif
bers. Een monsterverbond is get
ren: de twee kemphanen begraven;
strijdbijl en schuiven samen Hi
Pont in de voorzittersstoel van 1
Kok.
Voor Johan Stekelenburg is ere
troostprijs. Hij mag weg bij del
dustriebond FNV en wordt twee:
man naast Pont.
De bezwaren tegen Johan Stekelen
burg, die leven bij zijn tegenstan
ders binnen de Industriebond FNV,
zijn nogal emotioneel gekleurd. Hij
is wel een vriendelijke en vlotte
man, en hij is ook goed gebekt, maar
hij is weifelmoedig. Op momenten
dat het erop aan komt, gaat hij niet
tot 't gaatje.
Stekelenburg draagt zelf geen ideolo
gie uit, maar hij laat zich onder zeke
re omstandigheden door partijen ge
makkelijk beïnvloeden. Dan legt hij
een romantische voorliefde aan de
dag voor het klassieke 'arbeideris
me', dat met een syndicalistisch
sausje overgoten wordt. Hij is ook
niet 'één van ons', hij heeft nooit met
blote handen op de werkvloer ge
staan. Stekelenburg is rechtstreeks
van de sociale academie het appa
raat van de Industriebond FNV bin
nen gerold. Velen vinden hem daar
om geen vakbondsman in hart en nie
ren.
Veelgehoorde kritiek bij zijn tegen
standers is ook dat Stekelenburg te
veel koketteert met allerhande mo
dieuze stromingen. Men verdenkt
hem ervan dat hij de vakbond wil ge
bruiken als springplank naar de poli
tiek.
Maar wat het zwaarst weegt bij de
nieuwe generatie bestuurders van de
Industriebond FNV, is het verraad
van 1980. Toen zijn voorzitter Arie
Groenevelt onder zwaar spervuur
lag, omdat hij het beleid in het belang
van de contributie betalende leden
honderdtachtig graden omboog,
keerde het districtshoofd in Rotter
dam zich openlijk tegen hem. In
plaats van loyaliteit te betonen, ver
oorloofde Stekelenburg zich in een
interview in de Volkskrant op 21 au
gustus 1980 een opmerkelijke grap.
Op een vraag van de verslaggever
wat de mogelijke uitkomst zou kun
nen zijn van de opstand van het ap
paraat tegen het nieuwe beleid, neer
gelegd in de nota 'Doormodderen of
durven', antwoordde Stekelenburg:
„Doelt u nu op mijn ontslag op staan
de voet of op een leuk nieuw baantje
voor Groenevelt, directeur van ons
vakantieoord Ginkelduin bij voor
beeld?" Stekelenburg relativeerde
die suggestieve grap nog wel, maar
FNV-voorzitter Johan Stekelenburg