PZC Kabinet kwam niet aan oogsten toe Trein 150 Het monsterverbond tegen Stekelenburg opinie en achtergrond 4 WOENSDAG 3 MEI 1989 Ru ding TRIJFEL Nico Scheepmaker RSV Nijp els Weifelmoedig Vluchtheuvel Hans Pont M' e VttMeweQiMQ (Van onze parlementaire redacteur Peter de Vries) De meeste bewindslieden keerden in juli 1986 weer gewoon terug op hun werkplek, alsof ze nooit waren weggeweest. Slechts een enkel nieuw gezicht dook op naast de oudgedien den. de politieke rotten in het vak, die ruim in de meerderheid waren in het tweede kabinet-Lubbers. Ze beloof den niet alleen voortzetting van hun 'no-nonsense-beleid', maar ook het oogsten van de vruchten van dat be leid. Het kabinet dat in politiek op zicht de kroon op het werk had moe ten zijn. werd echter een aaneenscha keling van ruzies en affaires, misluk kingen en tegenslagen. Daadkracht en eensgezindheid vorm den het handelsmerk van het eerste kabinet-Lubbers. dat heikele proble men rond kruisraket en sociale uitke ringen met politieke doodsverachting had aangevat. Bij de verkiezingen vroeg het CDA om een mandaat om Lubbers dat omstreden karwei te la ten afmaken. Tegen alle verwachtin gen en prognoses in. kreeg Lubbers van de kiezers die ruimte: zijn CDA boekte een verkiezingswinst van tien zetels, en de centrum-rechtse coalitie behield een stabiele meerderheid. Het regeerakkoord, het bestek voor het afmaken van het karwei, beloofde grote operaties als de hervorming van belastingen en gezondheidszorg, en een reorganisatie van de overheidsbu- reaucratie. Maar in de uitvoering van het karwei kwam door besluiteloos heid en verdeeldheid al vlug de klad. Als ik aan treinpoèzie denk, dan denk ik meteen aan het nog voor de oorlog geschreven gedicht 'Pogrom' van Ed Hoornik, met die dreigende laatste regel: - Het is maar tien uur sporen naar Berlijn. Mijn tweede gedachte gaat uit naar een van de mooiste gedichten van Hans Lodeizendat begint met de regels: o vader wij zijn samen geweest in de langzame trein zonder bloe men Mijn derde gedachte gaat uit naar 'openbaar kunstbezit' van C. Bud- dingh', dat als volgt luidt: overal op de zacht-creme plafonds in de nederlandse treinen ziet men merkwaardige streepschil- deringen in zwart en bruin, soms vermengd met groen of zelfs roze: daar aange bracht bij het neerzetten in en weer uitpak ken uit de bagagenetten van koffers en tas sen wat zou men een boeiende expositie kunnen maken van die plafondpa nelen: volstrekt anonieme kunst geheel bij toeval tot stand gekomen ik vrees echter dat de n.s. niet zo veel voor het plan zal voelen En mijn vierde gedachte gaat naar 'een goed begin' van K. Schippers: De morgen in ieder geval goed be gonnen een zinnetje ballast minder in mijn hoofd: de trein rijdt altijd net voor mijn neus weg Ik stond op het eerste perron en stapte om tien over negen in de trein enkele seconden daarna vertrok ken we En mijn vijfde gedachte gaat uit naar het ontroerende gedicht 'Joods kind' van Henk Fedder dat begint met de strofe: Zij wacht hem elke avond aan de trein Het meisje met d'on-arisch zwarte haren, met ogen, die verstrakken in een staren of vader gauw de tunnel door zal zijn. Al deze treingedichten zult uni e t terugvinden in 'de' bloemlezing uit nederlandse treinverhalen en -ge dichten vanaf 1829, getiteld 'Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen' en samengesteld door W. Hansen, die ook voor een zeer le- zenswaardige inleiding zorgde. De dundrukpocket telt 477 bladzijden en kan ik van harte aanbevelen. Het is een slechte gewoonte van re censenten om bloemlezingen te beoordelen op wat er NIET in staat inplaats van op wat er WEL in staat, en aan deze slechte gewoonte heb ik mij zojuist dus schuldig gemaakt. Bovendien heb ik een beetje gejokt. Mijn eerste gedachte ging uit naar 'Stomen! Stomen'. Stomen!' van Ni- colaas Beets, mijn tweede en derde gedachte naar 'Hulshorst' en 'Ver- demen' van Achterbergmijn vierde gedachte naar Piet Paaltjens ('Slechts eenmaal heb ik u gezien. Gij waart/Gezeten in een sneltrein, die de trein,/Waar ik mee reed, pas seerde in volle vaart./De kennisma king kon niet korter zijn'), en mijn vijfde gedachte naar 'Het baan wachtershuisje' van J.C. Bloem. Zij staan er alle vijf in. En dat 'Kees' van Carmiggelt er niet in staat, en 'Enkele reis Amsterdam' van Rem- co Campert niet, valt weliswaar te betreuren, maar daarvoor koos sa mensteller Hansen andere stukken van beide schrijvers. "Het aantal teksten in de Nederlandse litera tuur waarin de trein een rol speelt, is legio. Een keuze daaruit was dan ook onontbeerlijk. Daarbij heb ik in de eerste plaats een literair-esthe- trisch, maar meer dan eens ook een cultuur-historisch criterium gehanteerd," schrijft hij in de in leiding, die hij besluit met de regel: "In deze bloemlezing zijn teksten opgenomen die gepubliceerd zijn voor 1 november 1988." Dat moet dus welhaast de reden zijn dat het gedicht 'Op het station' van mijn hand, geschreven op 2 mei 1989, niet is opgenomen: OP HET STATION Ik sta op het station. Ik ben hier vreemd. De splitflapborden ratelen de ste den. Ik zie de naam niet van de Hof van Eden en vraag hoe je de trein naar Lethe neemt? De conducteur denkt even fronsend na, hij heeft de naam gekend maar weer vergeten. Ik heb het, zegt hij, als scholier ge weten: een dorp in Terra, bij Incognita? Ik stap maar in de trein die voor mij staat, je hebt als dichter weinig te verlie zen, je kunt wel hopen maar je kunt niet kiezen dat hij in de gewenste richting gaat. Achteraf is wel eens gesuggereerd dat die ministeriële matheid juist een ge volg was van Lubbers' weigering bij de formatie van 1986 diverse bewindslie den te vervangen. Het intact houden van de ploeg zou een vorm van politie ke aderverkalking met zich mee heb ben gebracht: de onderlinge posities, argumenten en irritaties waren al te bekend. Maai- die wijsheid verklaart slechts een deel van de tegenslag, waarmee dit kabinet te kampen kreeg. Drie belangrijke ontwikkelingen teke nen de overgang van Lubbers-1 naar Lubbers-2. De meest opmerkelijke was de economische opleving, die het kabi net weliswaar op eigen conto schreef, maar die vervolgens de financiële moeilijkheden binnen het kabinet nauwelijks kleiner maakte. Daarnaast was er. als nasleep van de RSV-enque- te, de toenemende aandacht voor het interne management van de overheid. Menig bewindsman kon de toets van die kritiek slechts ternauwernood doorstaan. De derde, en uiteindelijk fatale, ontwikkeling vormde de aan houdende interne strijd binnen de kleinste regeringspartij, de WD. De naam van dr. H. Onno C.R. Ruding zal tot in lengte van dagen verbonden blijven met de hardhandige en resolu te sanering van economie en over heidsfinanciën, die onder het eerste kabinet-Lubbers werd uitgevoerd. Ruding liet geen gelegenheid onbenut om duidelijk te maken dat hij door meer gedreven werd dan door alleen financiële overwegingen. Het gemak waarmee een ieder een beroep deed op de schatkist, was hem een doorn in het oog. Uitkeringen en subsidies, maar ook tal van ministeriële uitga ven, vormden voor Ruding het tastba re bewijs dat Nederland vooral op an dermans zak, danwel op de pof - het financieringstekort - probeerde te le ven. Ruding zette zijn conservatieve maat schappijvisie om in draconische bezui- nigingseisen, die steevast in de miljar den liepen. Het maakte hem gevreesd bij zijn collega's, maar desondanks vond Ruding onder het eerste kabi net-Lubbers het nodige gehoor. Tus sen 1982 en 1986 was immers dagelijks te zien hoe overheidsschulden en werkloosheid pijlsnel opliepen. Met de kentering van het economisch tij ver minderde echter ook het animo Ru ding te volgen. Bij het aantreden van het tweede kabi net-Lubbers werd dat duidelijk, toen de premier zijn politieke lot verbond aan de bestrijding van de werkloos heid. In vier jaar moest het aantal werklozen zijn verminderd van meer dan 700.000 tot een half miljoen. Ru ding heeft dat altijd een onzinnige be lofte gevonden. Ook stoorde hij zich aan de belofte van koopkrachtbehoud die in het regeerakkoord was opgeno men. Andere bewindslieden ergerden zich daarentegen aan het feit dat in datzelfde regeerakkoord precies stond becijferd hoe het financieringstekort moest dalen. Op de golven van een oplevende eco nomie kreeg elke minister zijn deel. Er hoefde minder bezuinigd te worden, er was zelfs geld voor nieuw beleid: werk loosheid, koopkracht en financierings tekort waren politieke doelen die ge lijktijdig gediend konden worden. De beurskrach van 1987 zette het kabinet nog éénmaal aan tot forse ingrepen. Maar de Paasbrief werd nauwelijks uitgevoerd, en dit voorjaar bleek bij de onderhandelingen over de financie ring van het milieubeleid hoezeer de bezuinigingsmoeheid had toegesla gen. Het meest uitgesproken waren Wim Deetman (Onderwijs), 'Elco' Brink man (WVC) en Frits Korthals Altes (Justitie), maar ook andere ministers stonden al snel te dringen, toen de eer ste financiële meevallers opdoken. De bewindslieden eisten meer geld voor milieu, onderwijs, en criminaliteitsbe strijding. Ruding moest machteloos toezien hoe het kabinet, in zijn optiek, in de valkuil van het eigen succes viel en de werkelijke opdracht verzaakte. Een van de weinige ministers die de stap van het eerste naar het tweede kabinet-Lubbers niet maakte, was de liberaal Gijs van Aardenne. De minis ter van economische zaken zag zijn politieke carriere in 1986 beëindigd na eerst nog enige tijd als „aangescho ten wild" over het Binnenhof te heb ben rondgedoold. Zijn erfenis zou de opvolgers in een houdgreep houden. Van Aardenne kreeg van de parlemen taire enquêtecommissie naar de on dergang van het RSV-concern te ho ren dat hij op „onaanvaardbare" wijze de Tweede Kamer verkeerd had geïn formeerd over steunmaatregelen aan het scheepsbouwconcern. Tot een af treden kwam het echter niet: het CDA durfde de confrontatie niet aan met de liberalen, die zich massaal rondom 'hun' bewindsman schaarden. Het aanblijven van Van Aardenne is later op het Binnenhof vrijwel allerwe- ge betreurd. De bewindsman was poli- Fractieleider Joris Voorhoeve van de VVD tijdens het debat dinsdag in de Tiveede Kamer. Van Aardenne tiek vleugellam geworden, de VVD en de hele coalitie aangeslagen door de aanwezigheid van de gemankeerde be windsman. Bij de tweede parlementai re enquête in korte tijd, naar vermeen de fraude bij het verstrekken van bouwsubsidies, greep CDA-fractie- voorzitter De Vries dan ook snel in. Nog voor de enquête van start ging, forceerde De Vries het vertrek van staatssecretaris Brokx. De beuls-rol werd De Vries nog menig maal nagedragen, te meer daar hij wei gerde zijn handelwijze te herhalen bij de vele volgende affaires die het kabi- net-Lubbers-2 teisterden. Na de bouw-subsidies kwam de 'visfraude'. waarbij minister Braks (Landbouw) mocht aanblijven, ondanks „verwijt baar medeweten" aan het gesjoemel met vangstcijfers. Onderwijsminister Deetman bleef zitten, hoewel er bij de invoering van het nieuwe stelsel van studiefinanciering een complete chaos ontstond. Een drama in ontelbaar vele delen was voor het kabinet de invoering van een fraudebestendig paspoort. Wat er mis kon gaan met de vervanging van het 'zwarte vod', ging mis, constateerde een nieuwe parlementaire enquête commissie. Ook hier had de regering de Kamer onvolledig geïnformeerd. In een poging de 'politieke zuiverheid' te herstellen en de coalitie te redden of ferden de regeringspartijen hun (VVD-(minister Van Eekelen en (CDA-(staatssecretaris Van der Lin den. Het mocht niet baten: ook minis ter Van den Broek kwam onder vuur te liggen. Premier Lubbers plaatste de affaire eind september openlijk tegen de ach tergrond van de bewogen geschiede nis. Hij wilde de indruk wegnemen dat ministers zo aan hun ambt hechten, dat ze op geen enkele manier naar huis te sturen zijn. Hij weigerde zijn over tuiging aan te passen om op het pluche te mogen blijven zitten. Hij dreigde het kabinet op te blazen, maar de rege ringsfracties weigerden hun medewer king. Een van de redenen dat de schijnbaar onbenullige paspoortkwestie uit groeide tot een drama, was de opstel ling van de kleinste regeringspartij, de VVD. Na jarenlang de opvatting ge huldigd te hebben dat regering en coalitiepartijen elkaar zoveel moge lijk bij de hand moeten houden, ver legde de kleinste regeringspartij de koers. Een afstandelijker verhouding, waarbij de fracties en regering elk hun eigen verantwoordelijkheid na men, was het nieuwe parool. Van de weersomstuit stelde ook CDA- fractievoorzitter De Vries, ooit ge doopt tot 'sous-chef van Lubbers', zich zelfstandiger op. Menig regeringsplan werd door toedoen van de fracties van CDA en WD in de kamer grondig ge wijzigd. En waar de fracties het niet eens werden, zoals over de reorganisa tie van de gezondheidszorg, moest het kabinet machteloos toezien hoe de plannen in de verdeeldheid vastliepen. Joris Voorhoeve, de nieuwe fractielei der van de liberalen, symboliseerde de koers. Hij maakte naam door als eerste politicus met succes in het openbaar 'De Macher' Ruud Lubbers te tarten. Wie waagde het eerder de "hersen schim" van Lubbers, en diens "klef' gedrag, zo aan de schandpaal te nage len? Onder Voorhoeves voorganger Ed Nijpels was de premier aan veel libe raal verzet gewend geraakt, maar niet aan zoveel vastberadenheid en eigen zinnigheid. Het gerommel binnen de VVD heeft al le zeven jaren van zijn twee kabinetten beheerst, en is Lubbers uiteindelijk toch opgebroken. De eerste vier jaar zorgde de jonge en baldadige fractie voorzitter Ed Nijpels voor veel interne onrust. Nijpels beoefende de nederla gen-strategie met dusdanig veel verve, dat hij in de onderhandelingen met coalitiepartner CDA geen enkel suc ces meer boekte. Tijdens de formatie van 1986 werd Nij pels weggepromoveerd naar de minis terszetel op Volkshuisvesting en Mi lieu. Het politieke leiderschap van de WD ging officieel over in handen van het duo De Korte/Voorhoeve. Maar door zijn eigen sterke optreden, en na venant zwak manoeuvreren (Hirohito, WIR) van minister van economische zaken De Korte, leek Voorhoeve al bin nen enkele maanden de ongekroonde leider van de liberalen. De recente ge beurtenissen tonen aan dat de strijd om het WD-leiderschap echter niet uitgewoed was. Op de drempel van de jaren negentig is het tweede kabinet-Lubbers over de eigen benen gestruikeld. Het VVD- geruzie was de directe aanleiding, maar dat is waarschijnlijk slechts bij zaak. Naast de vele affaires, zal van het tweede kabinet-Lubbers vooral in herinnering blijven dat het viel, toen het probeerde met grootse plannen de toekomst vast te leggen. Met het mi lieubeleid van Lubbers en de zijnen liep het net zo tragisch af als met de reorganisatie van de volkgezondheid, de afslanking van de overheid, en an dere grootse daden. Alleen de door de VVD zo begeerde belastingvereen voudiging werd afgemaakt. Daarna lieten de liberalen de zaak in elkaar storten. Van onze redacteuren Frans Nypels en Kees Tamboer) In de FNV-toren op Plein '40-45 in Amsterdam, pal naast het blauwe hoofdkantoor van de Industriebond FNV, heerst in 1983 de stilte na de storm. De voorzitter van de vakcen trale, Wim Kok, kan terugzien op een hoogstandje. Het Akkoord van Was senaar, waarbij is afgesproken dat de prijscompensatie zonder bikkel harde garanties voor werk wordt op geofferd voor winstherstel en inves teringen, wordt nageleefd. Vrijwel iedereen houdt zich eraan, ook de linkervleugel van de vakbewe ging die zich in november 1982 mor rend bij de centrale afspraak heeft neergelegd. Op den duur, weet Kok, zal het pact met de werkgevers voor de werknemers zijn rendement ople veren. In de tweede helft van de jaren '80 zal hij zijn gelijk oogsten: de groei van de werkgelegenheid is in Neder land na de oorlog nog nooit zo groot geweest. Wat Wim Kok in 1983 evenwel ver ontrust is, dat bij de buurman de Hoekse en Kabeljauwse twisten over het te voeren beleid onverminderd doorgaan. Hij hoopt vurig dat de door de kersverse voorzitter van de Industriebond FNV, Dick Visser, in gestelde 'pijnpuntencommissie' de verhitte gemoederen snel tot beda ren kan brengen. Zolang deze guerril la, die zo schadelijk is voor de hele vakbeweging, bij de Industriebond voortwoekert, kan hij, vindt Kok, niet weggaan bij de vakcentrale. Bemiddelen mag Kok niet. Met ge boeide handen moet hij afwachten of de jonge turken Visser en Tuinen- burg hun manschappen weer in het juiste gelid krijgen. Pas dan komt het moment om met Visser eens na te gaan of de ambitieuze Johan Steke lenburg wellicht, een goede opvolger voor hem zou zijn. Kok zelf heeft zijn twijfels, maar bij een rondgang langs de voorzitters van andere FNV-bon- den duikt steeds de naam van Steke lenburg op als de meest geschikte kandidaat. Joop den Uyl, na het echec van het tussenkabinetje-Van Agt/Den Uyl al weer oppositieleider, heeft veel min der geduld dan Wim Kok. Hij zoekt de luwte en iedereen weet dat. Den Uyl, die al jaren in Wim Kok zijn idea le opvolger ziet, moet zich bij voort during andere kroonprinsen van het lijf houden. Marcel van Dam. Jos van Kemenade, André van der Louw. Kok moet opschieten. In het najaar van 1983 gaat Wim Kok op visite bij Dick Visser, waarbij hij de delicate opvolgingskwestie aan de orde stelt. De moed zinkt hem snel in de schoenen. Visser wijst de kandida tuur van Stekelenburg resoluut af. En om zijn weigering kracht bij te zet ten, licht Visser het doopceel van zijn rivaal. Hij heeft nog een lijstje van zijn voorganger Arie Groenevelt in de bureaula liggen, waarin deze analy seert waarom Johan Stekelenburg in 1982 geen voorzitter van de Indus triebond FNV kon worden. Zou hij dan nu ineens wel geschikt zijn om de overkoepelende vakcentrale te lei den? hij had het achterste van zijn tong la ten zien. En, zal Visser tijdens zijn onderhoud met Wim Kok genadeloos hebben aangevuld, een jaar later staat Steke lenburg opnieuw op tegen het beleid van het bondsbestuur. Niet dat hij mijn tegenkandidaat was voor de voorzitterszetel van Groenevelt is hem kwalijk genomen, maar veel meer het onvergeeflijke feit dat Ste kelenburg zich liet inhuren voor fac tievorming binnen de bond. Hij is bij de rebellerende, in het geheim verga derende Groep-Engels gesignaleerd, bestaande uit veertig bezoldigde me dewerkers en districtsbestuurders. Dit selecte gezelschap verzette zich niet alleen tegen de kandidatuur-Vis ser, maar haalde het hele beleid van de bond opnieuw over de hekel. Ontdaan meldt Wim Kok aan Joop den Uyl dat er voorlopig geen zicht is op beider opvolging. Kok belooft zijn politieke vader dat hij zal blij ven zoeken naar een oplossing, maar van de vakcentrale. Desnoods e treetje lager, want er komen meer catures vrij bij de centrale. Dick Visser blijft met een naargei tig probleem zitten. Hij beseft teri ge dat, wanneer er geen andf bruikbare opvolger voor Wim K opduikt, de naam van Johan Stel lenburg boven de markt blijft z\i ven. Collega-voorzitters van andf bonden kennen nauwelijke bez» ren. Dan komt een keer het momt dat Visser geen 'nee' kan blijven zi gen. De oplossing daagt tijdens een v zoeningsgesprek. op de kamer x Wim Kok, tussen Dick Visser en Ja van de Scheur, voorzitter van ambtenarenbond AbvaKabo. Dei- ren zijn elkaar in de haren gevlogi omdat Van de Scheur een salai claim voor zijn achterban op ta heeft gelegd bij de overheid. Vis verwijt Van de Scheur dat de Abt Kabo loonsverhogingen voor ambtenaren uit het vuur wil slep ik/Mi Den Uyl moet hem nog wat tijd gun nen. Tegelijkertijd legt Visser Stekelen burg uit waarom hij vindt dat Johan Wim Kok niet mag opvolgen. Maar Visser vertelt er nog iets bij om de animo bij Stekelenburg te vergallen. Visser onthult dat het zijn bedoeling is de vakcentrale op den duur te ont mantelen. Hij wil de handen vrij heb ben om in de industrie, los van de an dere FNV-bonden, zijn eigen koers te gaan. Het zou dus helemaal geen eer volle promotie zijn voor Stekelen burg, als hij zich bij de buren in de toren zou melden. Dit gesprek leidt niet tot het beoogde resultaat. Stekelenburg trekt zich niet, zoals Visser gehoopt had, terug uit de race naar een positie binnen het federatiebestuur van de FNV. Hij is de Industriebond van Dick Visser meer dan zat. Diep in zijn hart ziet hij maar een uitweg: de vluchtheuvel over de ruggen van de zich matig de industriearbeiders. Want loc: verhogingen in de collectieve sec: leiden onherroepelijk tot lasted zwaring voor iedereen. Dit had V: de Scheur, die stakingsacties aanl voorbereiden was, opgevat als e dolkstoot in de rug. Als Wim Kok op zijn kamertje de gevaarlijke ruzie tussen de tui machtigste voorzitters van zijn fei ratie heeft glad gestreken, duikt, naam op van Hans Pont. Die hei net furore gemaakt als cordinat van de ambtenarenacties tegen t beleid van het eerste kabinet-Lif bers. Een monsterverbond is get ren: de twee kemphanen begraven; strijdbijl en schuiven samen Hi Pont in de voorzittersstoel van 1 Kok. Voor Johan Stekelenburg is ere troostprijs. Hij mag weg bij del dustriebond FNV en wordt twee: man naast Pont. De bezwaren tegen Johan Stekelen burg, die leven bij zijn tegenstan ders binnen de Industriebond FNV, zijn nogal emotioneel gekleurd. Hij is wel een vriendelijke en vlotte man, en hij is ook goed gebekt, maar hij is weifelmoedig. Op momenten dat het erop aan komt, gaat hij niet tot 't gaatje. Stekelenburg draagt zelf geen ideolo gie uit, maar hij laat zich onder zeke re omstandigheden door partijen ge makkelijk beïnvloeden. Dan legt hij een romantische voorliefde aan de dag voor het klassieke 'arbeideris me', dat met een syndicalistisch sausje overgoten wordt. Hij is ook niet 'één van ons', hij heeft nooit met blote handen op de werkvloer ge staan. Stekelenburg is rechtstreeks van de sociale academie het appa raat van de Industriebond FNV bin nen gerold. Velen vinden hem daar om geen vakbondsman in hart en nie ren. Veelgehoorde kritiek bij zijn tegen standers is ook dat Stekelenburg te veel koketteert met allerhande mo dieuze stromingen. Men verdenkt hem ervan dat hij de vakbond wil ge bruiken als springplank naar de poli tiek. Maar wat het zwaarst weegt bij de nieuwe generatie bestuurders van de Industriebond FNV, is het verraad van 1980. Toen zijn voorzitter Arie Groenevelt onder zwaar spervuur lag, omdat hij het beleid in het belang van de contributie betalende leden honderdtachtig graden omboog, keerde het districtshoofd in Rotter dam zich openlijk tegen hem. In plaats van loyaliteit te betonen, ver oorloofde Stekelenburg zich in een interview in de Volkskrant op 21 au gustus 1980 een opmerkelijke grap. Op een vraag van de verslaggever wat de mogelijke uitkomst zou kun nen zijn van de opstand van het ap paraat tegen het nieuwe beleid, neer gelegd in de nota 'Doormodderen of durven', antwoordde Stekelenburg: „Doelt u nu op mijn ontslag op staan de voet of op een leuk nieuw baantje voor Groenevelt, directeur van ons vakantieoord Ginkelduin bij voor beeld?" Stekelenburg relativeerde die suggestieve grap nog wel, maar FNV-voorzitter Johan Stekelenburg

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 4