PZC Renate Dorrestein Vreemdeling in de spiegel Helga Reubsamen is terug met bizarre verhalen week-uit letterkundige kroniek 20 ZATERDAG 28 JANUARI 1989 v Gunst Ironie Mahonie i I i - \n n •- mm a TT-'rV- a;>"\ Pi Renate Dorrestein schrijft romans waarin ongewone dingen gebeuren en columns die nogal wat opschudding veroorzaken. 'Ik kan het nooit laten om de dingen zo op te schrijven dat er altijd wel iemand kwaad om wordt', zegt ze in haar nieuwste werk Het perpetuum mobile van de liefde. Ook dit boek zal weer veel woede opwekken, want de schrijfster lijkt te willen bewijzen dat er geen man is die deugt. llsiilfe Renate Dorrestein. Foto Corinne Noordenbos De boze boodschap Overdrijving is Renate Dorre stein niet vreemd in Het per petuum mobile van de liefde. Ze laat bijvoorbeeld weten: 'Dat ik nog leef, komt alleen maar doordat ik een succes ben als mislukte vrouw: ik ben zo hard als steen, zo onverstoorbaar als een buffel en zo opportunistisch als een man. Dat ik nog leef, komt doordat ik iets be zit wat te weinig vrouwen bezitten: ik heb een stem en daar schreeuw ik het mee uit, ik heb een stem van papier, ik schrijf meer dan iemand ooit kan ambiëren te lezen' (140/ 141). Wie niet meer leeft is de jongere zuster van de schrijfster. Die pleeg de zelfmoord door van een flatge bouw te springen. Dat gebeurde zeven jaar voordat de schrijfster deze 'memoires', zoals ze het noemt, begon te noteren. De pro blemen met haar zuster worden uiteindelijk op één noemer ge bracht: mannen. In een buurjongetje van drie ziet Renate Dorrestein al een bedrei ging. 'Mannen zijn toch echt alle maal gek', meent ze en er worden nog wel ernstiger beschuldigingen over de gemiddelde man geuit. De verhouding tussen vrouwen en mannen zoals die historisch is ge groeid en in haar zeer aanvechtba re visie nog altijd bestaat, bevalt haar allerminst. Ze beoogt niets minder dan 'de' natuurlijke orde der dingen' aan te klagen. Die zo vanzelfsprekende orde ver woest volgens haar vele vrouwen levens. Het mechaniek dat deze si tuatie in stand houdt is het perpe tuum mobile van de liefde. Dorre stein heeft het steeds geringschat tend over de 'liehiefde'. Die liehief- de is, gelooft zij, één grote leugen die 'dient om vrouwen in het gareel te houden, mannen te ontslaan van elke vorm van betrokkenheid, en kinderen vanaf hun eerste oer- schreeuw te drillen in het onont koombare perpetuum mobile er van: waar elders dan in het gezin kan men waarnemen hoezeer man nen en vrouwen geschapen zijn voor eikaars geluk?' (27). Voor vrouwen zou er weinig anders opzitten dan zich aan te passen aan wat van hen verwacht wordt. Hun belangrijkste levensvervul ling behoort in de liehiefde gele gen te zijn. De opdracht van de vrouw tegenover de man zou nog altijd wezen: 'besteed je leven aan het je in de gunst wringen bij de overheerser' (139). Men moet zich - tenminste volgens Dorrestein die eerder in 1889 dan in 1989 lijkt te leven - in alle opzichten schikken naar 'de conventies van de domi nante cultuur'. Zelfs in de litera tuur is naar haar zeggen 'het man nelijke meetapparaat' toonaange vend. Haar zuster wordt via nauwelijks te volgen kronkelredeneringen af geschilderd als een slachtoffer van de mannelijke overheersing. Ze zou getracht hebben zich de voor rechten van het andere geslacht toe te eifenen. In die strijd heeft ze op zo jammerlijke wijze het onder spit gedolven. Soms heeft Dorre stein gelijk, maar tegen het meeste dat hier wordt beweerd is veel in te brengen. Het belangrijkste punt van kritiek is dat zij op grond van een paar nauwelijks representatie ve gevallen zulke vérstrekkende conclusies trekt. Bovendien zijn die gevallen alleen door haar sterk gekleurde bril gezien. Zelfs als Dor restein niet zo'n bevooroordeelde kijk op de positie van de vrouw had, zou een dergelijke op zichzelf staande getuigenis weinig waarde hebben. Op grond van het beginsel unus testis, nullis testis (één getui ge is géén getuige) is de overtui gingskracht van dit pamflet tot een minimum beperkt. Het is ergerniswekkend dat zij haar beweringen meteen voor be wijzen houdt. Zoals het ook erger niswekkend is dat haar boze bood schap haar roerende relaas over woekerd heeft. Ik kan me daarom voorstellen dat mannen én vrou wen door dit boek hoogst onaange naam getroffen zullen worden. Maar bij mij kregen zulke gevoe lens toch niet de overhand. Want ook de meest onbekookte uitlating geeft zij uiteindelijk een charman te draai. Zij is niet zo verbitterd als het aanvankelijk schijnt. Niet al leen gelooft zij dat mannen hun le ven kunnen beteren, maar ook blijkt ze in staat zichzelf met spot te bezien. Tegen het eind van het boek maakt de verbetenheid plaats voor ironie. Ze kan dan toegeven dat ze zich met opzet provocerend opgesteld heeft. Ze kan dan sarcas tisch schrijven wanneer ze voor een poos naar Amerika vertrekt: 'Er ging een beste tijd aanbreken voor de mannen van Nederland' (135). Om dit droevige boek kan meer dan eens gelachen worden. Zelfs wanneer ze oproept tot een 'gewapende guerrilla' om aan de mannelijke macht een einde te ma ken. Beschrijvingen van drie vrouwen levens moeten aan de wankele in zichten van Renate Dorrestein een fundament geven. Het gaat om het verhaal over haar zuster, dat over Godelieve Ochtendgloren en dat over Lydia. Deze Lydia is een buurvrouw van de schrijfster. Lydia is krankzinnig geworden, ze danst op muziek die zij alleen kan horen voor een min naar die alleen zij kan zien. Vroe ger was zij een aardige vrouw ge weest. Als meisje van acht was ze erin geslaagd haar aan drank ver slaafde vader en haar aan pillen verslaafde moeder bij elkaar te houden. Een liefde voor een 'Kop- van-Jut-man' - de schrijfster waar schuwde vooraf 'alle mannen in dit boek zijn karikaturen' - wordt haar noodlottig. Ze kan niet zon der hem leven, maar ook niet met hem. Hij gedraagt zich op misselij ke wijze en Lydia moet uiteindelijk in een inrichting worden opgeno men. Godelieve was de secretaresse van Lydia's vader. Ze had een zeer af stotelijk uiterlijk. Niks erg, vindt Dorrestein, want zo kon deze vrouw aan het perpetuum mobile van de liefde ontsnappen. Op een dag echter stelt haar baas haar voor de keus: ontslag of een opera tie bij de plastische chirurg. Ze kiest voor de operatie en verkrijgt zo een gezicht waarmee ze Miss World zou kunnen worden. Haar li chaam past nu slecht bij dat ge zicht, zozeer dat ze voor een traves tiet aangezien wordt. In een nacht club gaat deze vrouw een man spe len die net doet of hij een vrouw is. Het meeste schrijft Dorrestein ui teraard over haar zuster, met wie zij een vrij intensief contact onder hield. Ze werd geobsedeerd door eten. Reeds als meisje van twee was ze een 'volgepropte stomme trage big'. Afwisselend had ze ge hongerd en uitzinnig veel gegeten. Ze braakte haar eten uit om op nieuw te kunnen schransen. Diver se malen trachtte ze zichzelf te do den. Ze is nauwelijks volwassen als een zelfmoordpoging slaagt. Net als Dorrestein zelf had zij schrijf ster willen worden, één keer ver scheen een verhaaltje van haar in druk. Zo lang na haar dood gaat Renate Dorrestein nog steeds ge bukt onder schuldgevoelens. De gedachte die haar het meest be knelt is dat zij bij de dood van haar zuster voordeel heeft gehad, dat op een of andere wonderlijke wijze haar aanleg met die van het zusje is vermeerderd. Want korte tijd na de zelfmoord kende zij na tien jaar vergeefs zwoegen voor het eerst succes in de literatuur. Met wat minder feministisch ge dram had uit dezelfde stof een be ter boek dan dit kunnen ontstaan. Maar ook nu komen de talenten van Renate Dorrestein om bizarre dingen te laten gebeuren en op veel tenen te trappen goed tot hun recht. Dat men soms kwaad wordt op de schrijfster van dit boek ligt aan haar, maar wie kwaad blijft moet de schuld toch bij zichzelf zoeken. Hans warren Renate Dorrestein: Het perpetuum mo bile van de liefde152 pag.; 24,90: Con tact: Amsterdam. Lolo Houbeins autobiografie Wrong face in the mirror werd afgelopen herfst bekroond met de Dirk Hartog Prijs. De jury was het roerend eens en koos haar werk uit zestig ingezonden manuscripten als het beste. De emigrante van Nederlandse af komst kreeg de prijs uitgereikt in haar woonplaats Adelaide tij dens het staatsbezoek dat konin gin Beatrix en prins Claus aan de hoofdstad van Zuid-Australië brachten. Vanwege het Tweede Eeuwfeest van Australië werd vorig jaar een prijsvraag uitgeschreven voor emigrantenliteratuur. De prijs werd vernoemd naar Dirk Har tog, de eerste Nederlander die (in 1616) een geschreven tekst ach terliet op het Australische conti nent, in de vorm van een tinnen bord met inscriptie. Hoewel prijswinnares Lolo Hou- bein (in 1934 geboren in Hilver sum) pas op haar 24e naar Au stralië emigreerde, schreef ze haar autobiografie in de taal van haar nieuwe vaderland. Nu is daarvan onder de titel Vreemde ling in de spiegel een Nederland se vertaling verschenen. Het re laas van Houbein heeft de poten tie niet alleen de nodige immi granten op het Australische con tinent te bereiken, maar ook een breed thuispubliek. Haar bijzondere aanleg blijkt al uit de aanleiding voor het schrij ven van haar 'eerste autobiogra fie'. Van kindsbeen af was Lolo ervan overtuigd dat ze niet van Nederlandse afkomst en cultuur was. Ze had een 'mahoniebruin gezicht in de spiegel' verwacht. Haar speurtocht naar die af komst is vastgelegd in het eerste deel van wat een serie van acht autobiografieën moet worden, elk met een eigen invalshoek. Houbeins levenshouding is verf rissend en leerzaam. Dat ze zich openstelde voor verandering blijkt wel uit haar bonte levens loop. Ze werkte bij de sociale dienst in Amsterdam, onderwees Engels aan Australische immi granten van zeventien nationali teiten. bestierde een importfirma in wierook en Tibetaanse tapij ten. schreef korte verhalen en boeken en werkte met geestelijk gehandicapten. Ze behaalde een universitaire graad in Engels, en deed een voortgezette studie aan de universiteit van Papoea Nieuw Guinea. Tussen de bedrij ven door bracht ze twee kinderen groot en deelde ze het leven met verschillende partners. Duidelijk komt haar haat-liefde met Australië tot uiting. Austra lië waar het Amerikaanse experi ment van een nieuwe maat schappij met een smeltkroes van rassen nog in volle gang is. Ze ij vert onvermoeibaar voor de rech ten van de aboriginals, de oor spronkelijke bewoners van het Australisch continent, en raakt enigszins verbitterd omdat de verstedelijkte samenleving het contact met de - imposante - na tuur goeddeels verliest. Ziekte (kanker) noch armoede brengen Houbein af van haar le vensplan. dat van lieverlee ge heel in het teken komt te staan van de zaak van de (wereld(vre de. Die kan volgens haar alleen gedijen door de goede verstand houding tussen rassen en cultu ren te bevorderen: „Vooroorde len blijven bestaan, als de kennis van gewone mensen over andere culturen niet wordt verdiept door de media." Houbeins persoonlijk ijveren wordt vlot en direct, bijna weten schappelijk beschreven en is wars van halfzachte, idealisti sche dweperij. Peter Dicker Vreemdeling in de spiegel, uitgeverij Balans. 245 p.. f29.50. De nieuwe verhalenbundel van Helga Ruebsamen Op Sche- veningen is een come-back na veertien jaar, maar hij sluit naad loos aan bij haar vroegere werk. Dat verscheen tussen 1964, toen zij op dertigjarige leeftijd debuteerde en 1974, toen ze er min of meer mee leek te stoppen. Het omvat de ver halenbundels De kameleon. De on dergang van Makarov en de ro mans De Heksenvriend en Wonde rolie. Het heeft Helga Ruebsamen nooit aan waardering ontbroken. De vreemde mensen die ze in de meest bizarre situaties plaatst en dan met een grillige, markante lijn etst vallen bij iedere lezer op: zo schrijft alleen Helga Ruebsamen. Het moet niet gemakkelijk zijn haar te imiteren. Haar aanpak is welis waar uitzonderlijk, maar hij is echt, het is geen maniertje. Waar mee niet gezegd wil zijn dat ieder verhaal gaaf is. Ze is inventief ge noeg, maar compositie is niet haar fort. Als boekbespreker heb je wel eens neiging schrijvers in te delen. Voor mij komt Helga Ruebsamen dan in de buurt van Josepha Mendels te recht. Haar verhalen hebben, al spelen ze 'op' Scheveningen en rondom Den Haag-Wassenaar, vaak een on-Nederlandse toets. Ze zijn afstandelijk, met spot en zelfs met voorliefde voor het macabere geschreven. Helga Ruebsamen wordt voornamelijk gefascineerd door het menselijk verval, ook in haar vroegere werk was dat al zo. En toch zijn de boeken luchtig van toets. Ook al gebeuren er de af schuwelijkste dingen in, dan nog blijft men als lezer grijnzen. Soms doet Ruebsamens werk me wel eens denken aan die superbe vorm van Joods cabaret waarin Witze en liedjes de revue passeren die een vreemde mengeling van emoties wekken. Een bepaald soort zwarte humor. Zo eindigt dit boekje met een bui tengewoon wrang verhaal dat 'De meisjes uit Marlot' heet. Het be gint: 'Toen ze na hun vijftigste niet mooi en ook niet vrolijk meer waren, zochten de gezusters Cateau en Emilie vastigheid, maar daar was het, volgens ons, nu te laat voor. Eindelijk gaat hun uitbundig leven ze opbreken, dachten wij. Niet zonder zelfgenoegzaamheid en met zin voor gerechtigheid: boontje komt om zijn loontje' (119). Het verhaal wordt dus verteld door 'ons', toeschouwers-medeplichti gen, vrouwen van dezelfde leeftijd die met veronachtzaming van hun levenslust zich in het gareel had den geschaard nadat ze aanvanke lijk wel met Cateau en Emilie aan hetzelfde wilde leven hadden deel genomen. Onder deze 'wij' moeten we ons de schrijfster voorstellen die zelf immers ook half de vijftig is. Maar: 'We waren nog niet zo dood dat we ons de mooie meiden uit Marlot niet konden herinneren, al wilden we nu uit zelfbehoud niets meer met ze te maken heb ben' (120). Dan volgt het navrante relaas over de algehele verloedering van die mooie zusjes van goeden huize die wèl onverschrokken voor een le ven van plezier en weelde hadden gekozen. Hun lot is uiteraard voor spelbaar, doch door de genadeloze verteltrant en de schrille kleur- toetsen niettemin verrassend. Ca teau en Emilie waren altijd al lief hebsters van alcohol geweest, maar naarmate de charmes verlep ten, de minnaars minder gefortu neerd werden, raakte champagne vervangen door jenever en nog minder. Tot ze als Toos en Mies in de goot lagen, letterlijk: 'Aan Mies was een been ontnomen in het zie kenhuis'. Maar slechts tot onder de knie', haastte Cateau zich erbij te vermelden, alsof daar triomf in stak, alsof ze Mies nog juist op tijd aan de messen had weten te ont futselen en de vijand het grootste deel van de buit weer had afge snoept. ,,'t Was toch zwart", neu riede Mies verontschuldigend. Het rare was, het ene was er nog niet af of het andere werd zwart". (125). Dan opeens lijkt er een wonder te gebeuren. Toos en Mies worden in huis genomen door een stokoude blinde man, Jan geheten. Hij is schatrijk en wil al zijn geld erdoor draaien om niets aan zijn familie na te moeten laten. De braspartij en worden hervat door Jan met zijn 'liefste vriendinnen uit de da gen van Olim: de elfjes, de nimfjes uit Marlot' die hem vlot van zijn Chateau d'Yquem 1847 en andere heilige dranken ontdoen. Weldra feest de hele club weer mee. Het loopt, allicht, niet goed af. Geen enkel verhaal loopt overi gens goed af, want hoe het met de jongen Joost uit 'Baling' verder moet, al gaat hij heel tevre den met zichzelf naar huis, is ook maar de vraag. De andere verhalen eindigen in drama en geweld. Soms nogal on verwacht, zoals 'Hoedje van ple zier'. Een prachtige schets van een oude vrouw, ooit de beroemde hoe denmaakster Ludmilla, die nu haar dochter tiranniseert bij wie ze in is komen wonen. Die dochter, Lies, is een niet meer jonge vrouw die kleding en uiterlijk verwaar loost. Soms ziet ze zichzelf in een etalageruit: 'Die troosteloos sjok kende ijsbeer, was zij dat, kon een frêle asblonde nimf zomaar in zo n log monster veranderen?' (36). Maar moeder Ludmilla houdt stand en gratie op, leeft met enkele van haar beroemde creaties van voorheen in vitrines om zich heen. Ze drijft met haar bijtende opmer kingen Lies vaak tot het uiterste. Lies heeft in een zwemparadijs een voormalige hoerenmadam, Ana bel, leren kennen. Uit goeiigheid beramen de twee vrouwen een plan om de oude Ludmilla een noegen te doen: Anabel zal met een van Ludmilla's mooiste hoed jes op geheel in stijl door de straat paraderen. Ze doet dat op magni fieke wijze, maar het pakt anders uit dan ze hadden verwacht: Lud milla reageert op verbijsterende manier. Het groteske slot waar Helga Ruebsamen voor gekozen heeft trekt dit nogal subtiele ver haal ineens naar de macabere bur leske. Misschien is dat wel goed, maar persoonlijk vind ik het een beetje jammer. Verhalen die als geheel erg ram melen zijn de titelgever 'Op Scheveningen' en 'De Panter var Piet'. Men moet zich in beide ge vallen maar aan het extravagante, rommelige, van de hak op de tak springende vertellen overgeven. Beide verhalen laten een onbevre digende indruk na, het eerste door de toch wel al te zwaar aangezette slotscène, het tweede door de te oppervlakkige tekening van de hoofdfiguur, een jong meisje dat enerzijds veel te wereldwijs is, an derzijds niets in de gaten heeft, Ook bij 'De Panter van Piet' is het slot een al te melodramatisch spektakel. Dat dit als zodanig op valt wijst er toch op dat deze ver halen een beetje op twee gedach ten hinken: ze zijn niet helemaal surrealistisch en geschift en had den daarom een wat genuanceer dere afronding verdiend. Wat zo uitstekend lukte in 'De meisjes uit Marlot' met zijn prachtige slot beeld, en in 'Baling', het verhaal dat ik niet het markantste maar wel het beste uit deze bundel acht. De protagonist is hier een net zes tienjarige jongen die in plaats van een brommer een micro-computer gekregen heeft. Joost is in hevig conflict met zijn ouders en worstelt ook met puberteitsverschijnselen De constatering van 'de bekende kinderpsycholoog Kroes dat een goede relatie met een compu ter een acceptabel alternatief was voor ongewenste contacten in de puberteit' (57) krijgt hier een illu stratie. Joost droomt van een zeke re Bekkie, een gehaaid grietje uit een friettent, maar hij is zo'n schuchtere brillemans die kans loos blijft bij de meisjes, ondanks het feit dat men zijn hond wel voor een pitbull houdt - wat hem al thans enig prestige geeft. De relatie met zijn computer, de wilde ruimtespelletjes die hij daar op speelt, maakt echter een 'on overwinnelijke' van hem. Dat geeft hem lef, het straalt van hem af. Zijn zelfverzekerde optreden veroor zaakt dat Bekkie avances maakt Dan merkt hij dat hij daar niet van gediend is: Bekkies attracties slin ken, van dichtbij gezien. Al met al is Helga Ruebsamens come-back zeker de moeite waard Hans Warren Helga Ruebsamen: Op Scheveningen verhalen; 140 pag.; 27,50; Querido Amsterdam. Helga Reubsamen. Foto Chris van Flouts

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 20