PZC Nieuwe Revu Gevangenhouden oorlogsmisdadigers noodzaak of smet op Nederland? Ondertekenaars van oproep vrijlating opinie en achtergrond WOENSDAG 25 JANUARI 1989 4 Symbolen TRIJFEL Nico Scheepmaker Gratie Ondertekenaars Niet zinvol Voorjaar 1972: protest op het Binnenhof tegen de plannen van Van Agt. Eindeloze discussie over 'Drie van Breda' (Door ome verslaggever Jan de Roos) Zelden zijn de emoties in ons land zó hoog opgelopen als in het voor jaar van 1972, toen minister van justi tie A. van Agt zich uitsprak voor vrij lating van de Drie van Breda; de oor logsmisdadigers Fischer, Aus der Fünten en Kotalla (de laatste is in 1979 overleden). De minister kreeg een golf van schriftelijke en telefoni sche dreigementen, zijn gezin moest onderduiken, zijn huis werd onder scherpe bewaking gesteld en zijn post op bombrieven gecontroleerd. De inderhaast georganiseerde hoorzit tingen om de gevoelens onder de be volking en de maatschappelijke orga nisaties te peilen, leken overbodig. Binnen de kortste keren zag het Bin nenhof zwart van betogers. De span doeken logen er niet om: ..Ariër Von Agt; 6.000.000 dode kameraden, gefol terd, verbrand, marschieren im Geist in unseren Reihen mit" vrij naar ariër Horst Wessel. Binnen, in de vergaderzaal van de Ka mer, was het al even rumoerig als daar buiten. Vóór- en tegenstanders van de vrijlating lieten hun emoties de vrije loop, zonder zich iets van de huisregels van de Kamer aan te trekken. Reclas- seringswoordvoerders die voor vrijla ting pleitten, werden onderbroken door woedende kreten van tegenstan ders. „Laat ze zitten. Waar durven jul lie over te praten? Ze hadden allang dood moeten zijn". De verbouwereer de zaalwachters durfden niet in te grij pen. Er moest worden geschorst om de mensen in de vergaderzaal en op de publieke tribune tot kalmte te bren gen. Het grote kamerdebat tussen re gering en parlement moest toen nog komen. Het werd rechtstreeks op tele visie uitgezonden en trok ruim zes mil joen kijkers. Telkenmale steekt de discussie over de vrijlating van de beruchte oorlogs misdadigers in de Bredase koepelge- Met veel interesse, maar ook met verbazingheb ik in Het Capi- tool de discussie gevolgd over de re- search-journalistiek die twee re dacteuren van de Nieuwe Revu heb ben toegepast om te onderzoeken of Nederland inderdaad is afgezakt van een onkreukbaar landje tot een sjoemelgrage natie. Zij onderzoch ten in hoeverre mensen die wij graag onkreukbaar wanen, vat baar zijn voor gesjoemel met geld, vergunningen etc. Van de veertien willekeurige slachtoffers in spe ble ken er twaalf tot sjoemelen bereid. Sjoemelen is het trefzekere wóórd voor 'de hand lichten met de regels van het maatschappelijke spel op een wijze die het daglicht niet velen kanVan Dale geeft weliswaar 'knoeien, niet eerlijk doen', maar vertrouwt u maar liever op mijn de finitie... Ik geef enkele kwalifikaties van de tegenstanders van deze wijze van 'investigative journalism': 'uitlok king', 'samenweefsel van verdicht sels' (valse naam, geheime micro foons), 'de misstand werd eerst ge- creeërd', 'iedereen heeft recht op privacy'. Ook de willekeurige keuze van de slachtoffers werd gekriti seerd. Er moet een vermoeden van schuld zijn voordat de politie een onderzoek mag instellen, wij leven in een land waar je niet willekeurig een net over een zigeneurkamp of villawijk uitwerpt om te kijken wat je daar dan aan strafrechtelijks tussen vindt. Mijn verbazing gold niet zozeer wat er gezegd werd, maar wat er niet ge zegd werd. Ik vind het knap om drie kwartier over deze vorm van re cherche-journalistiek te praten zonder Guriter Wallraff te noemen, die ook onder valse voorwendsels, vermomd, onder valse naam) de slechte behandeling van gastarbei ders in Westduitsland, en de mis standen op de redactie van het dag blad BILD boven water bracht. De politie doet dat trouwens ook. In Den Bosch werden twee tasjes rovers gepakt, nadat zij een ver momde politieagente hadden aan gezien voor een oud vrouwtje. De gestolen schilderijen van het Stede lijk Museum werden terugveroverd, nadat iemand van de politie zich had voorgedaan als een potentiële koper. In het laatste geval was de misdaad al gepleegd, maar in het geval van de tasjesrovers was er ook sprake van uitlokking. Had die politieagente zich niet als oud vrouwtje vermomd, dan zou haar tasje niet gestolen zijn, zoals die wethouder ook niet toegehapt zou hebben, als die Nieuwe Revu-redac- teuren zich niet anders hadden voorgedaan dan zij waren! En het mag een mooi principe zijn dat in Nederland niet zomaar een net om een zigeunerkamp of villa wijk wordt gegooid in de hoop - oj stellige verwachting - dat er dan wel wat onoirbaars gevonden zal ivor- den, maar ik ben eens met nog een duizendtal automobilisten in een avondlijke fuik van de politie gere den, die iedereen aan de blaastest onderwierp, of er nu wel of geen ver denking van alcoholmisbruik be stond. De FIOD meldde kortgeleden triomfantelijk dat 80 procent van alle apothekers sjoemelen met hun belastingopgaven,- ook dat was een onderzoek dat niet gericht was op twee of drie apothekers die van be lastingontduiking verdacht wer den, maar op 'alle' apothekers. Ik voel veel voor het argument dat je je als journalist niet moet verla gen tot de methodes van degenen die je wilt ontmaskeren, en toen ik bij mijzelf te rade ging moest ik toe geven dat ik mijzelf altijd als jour nalist afficheer als ik iets te weten wil komen. Ik kom dan ook lang niet zoveel te weten als ik ivel zou willen. Met dieven vang je dieven, en vuur moetje met vuur bestrijden, u kent deze volkswijsheden wel. Ik ben een keer van nabij getuige geweest van zo'n journalistieke stunt, en heb toen geschreven dat het creëren van zo'n 'non-event' mij tegen de borst stuitte. Dat was in Moskou tij dens de Olympische Spelen. Andre 'Naber van de Nieuwe Revu (ook toen al!) zou voor dood op straat gaan liggen om te kijken of de Mos- kovieten net zo onverschillig langs zouden lopen als ooit in New York het geval was geweest. Ik was een van de twee collega's die, verdekt opgesteld, zouden toekijken hoe het afliep. De Russische passanten ble ken zeer bekommerd (meteen jasje onder zijn hoofd), het duurde welis waar vrij lang voor de ambulance kwam, maar in het ziekenhuis werd hij zorgvuldig onderzocht. Ze kon den niks ernstigs vinden. Ik schaamde me een beetje tegenover die brave Russen, maar ik had ook wel bewondering voor het lef van André Naber. En een zelfde mixture van gevoelens bespeur ik nu jegens Pieter Storms en Henk Ruigrok van de Nieuwe Revu. Zij hadden hun slachtoffers moeten omschrijven, en nooit met naam en toenaam, zon der justitieel onderzoek met recht op verdedigingmogen blootstellen aan landelijke bekendheid. Maar ik heb wel respect voor het lef waar mee zij, steeds in het hol van de leeuw, hun 'undercover-journalis tiek' hebben uitgeoefend. vangenis weer de kop op, en steeds weer loopt heel Nederland te hoop. Verwonderlijk is dat niet; deze Duitse gevangenen zijn geworden tot symbo len van het kwaad dat de bezetter tij dens de oorlog in ons land heeft aange richt. De nu 79-jarige Ferdinand Hugo Aus der Fünten was als leider van de jodentransporten een gehaat en ge vreesd man. Zijn eigen verdediger noemde hem „een vleesgeworden pot lood met hersens als een kaartsys teem". Aus der Fünten liet onder meer het joodse tehuis voor geesteszieken in Apeldoorn 'opruimen' - de patiënten werden, soms naakt, in de barre winter in goederentreinen naar het vernieti gingskamp Auschwitz afgevoerd. Aus der Füntens collega Franz Fi scher (nu 87 jaar) had als vooraan staand lid van de gevreesde Sicher- heitspolizei eveneens een belangrijk aandeel in het oppakken van joden. Door zijn toedoen verdwenen 13.000 jo den naar de gaskamers van het Derde Rijk. Ook de inmiddels overleden Joseph Kotalla en Willy Lages hebben de Ne derlandse bevolking onvoorstelbaar leed berokkend. Kotalla, die in 1979 in zij Bredase cel overleed, was de beul van het 'doorgangskamp' Amersfoort, een folteraar die - zo oordeelde de rechter na de oorlog - het leven in het kamp „tot een hels verblijf voor een niet te becijferen aantal Nederlan ders" heeft gemaakt. Bovendien nam hij deel aan het fusilleren van honder den mensen, waaronder 49 inwoners van Putten die als represaille voor de aanslag op politiechef Rauter werden vermoord. Willy Lages, in 1966 overleden nadat hij wegens ziekte strafonderbreking had gekregen, was verantwoordelijk voor de deportatie van 70.000 joodse Amsterdammers en de executie van honderden politieke gevangenen. Alle vier kregen de doodstraf, later om gezet in levenslang. Al in de jaren zes tig gingen er stemmen op om gratie te verlenen aan - toen nog - de Vier van Breda. De discussie die ontbrandde zou zich met tussenpozen - maar steeds even fel - herhalen, in en buiten het parlement. In 1964, 1969, 1972, in 1988 en nu weer. Het debat is nog steeds niet geluwd en het ziet er ook niet naar uit dat het zal luwen - tot de nog resterende gevangenen Fischer en Aus der Fünten dood zijn. Steeds weer, zo blijkt, komen politici, oorlogsslachtoffers en verzetsmensen in het geweer. Toen minister van Jus titie van Agt in 1972 de Bredase oor logsmisdadigers gratie wilde verle nen, kreeg hij de Tweede Kamer over zich heen. Op voorstel van kamerlid Joop Voogd besloot het parlement met 85 tegen 64 dat daarvan geen sprake kon zijn. Afgesproken werd toen dat de regering ook in de toe komst niet tot gratie zou besluiten zonder dat de kamer zich daarover zou uitspreken. Vorig jaar liet het kabinet een medisch onderzoek instellen naar de geestelij ke en lichamelijke conditie van Aus der Fünten en Fischer. Dat onderzoek, volgens het kabinet nodig in verband met de 'verzorgingsbehoeftigheid' van de twee, is nu klaar. Minister Korthals Altes van Justitie acht nu tevens het moment gekomen om de twee hoogbe jaarde mannen in de koepelgevange nis op vrije voeten te krijgen - niet om dat dat medisch echt nodig is, maar omdat voortzetting van de straf 'zin loos en inhumaan' is. Wat er dit keer ook gezegd kan worden van het optre den van de minister van Justitie, dat argument voegt niets meer toe aan de discussie die, met tussenpozen, nu al veertig jaar in ons land wordt gevoerd. (Van onze verslaggever Theo Haerkens) Gebleven is de afschuw over, en de eensgezinde veroordeling van de daden die de Twee van Bre da in de Tweede Wereldoorlog heb ben begaan. Verder is de eenheid zoek bij de slachtoffers van de Duit se terreur en bij het voormalig ver zet. Beide groepen zijn onderling sterk verdeeld over de vraag of de oorlogsmisdadigers Aus der Fün ten (79) en Fischer (87), die nog steeds gevangen zitten in Breda, vrijgelaten moeten worden. De ver klaring van beide groepen dat zij el kaar niet vijandig gezind zijn en de verschillende standpunten respec teren, kunnen dat niet verhullen. In een brief aan het kabinet hebben negentien prominenten uit de krin gen van verzet en oorlogsslachtof fers de regering gevraagd beide mannen gratie te verlenen. Volgens hen werpt het gevangen houden van de twee een smet op de geloofwaar digheid van ons land dat zich inter nationaal graag laat kennen als een voorvechter van mensenrechten. Zij benadrukken dat dit verzoek aan de regering niets van doen heeft „met een in de loop der jaren toegenomen vergevingsgezindheid, dan wel met mededogen of barmhartigheid". Volgens het voormalig Tweede Ka merlid mr Th. van Lier, een van de ondertekenaars van de brief aan de regering, komen steeds meer oor logsslachtoffers en mensen uit het verzet tot de conclusie dat het ge vangenhouden van de twee niet meer strookt met de rechten van de mens. Hij wijst erop dat sinds de dood van Rudolf Hess in heel Euro pa geen enkele oorlogsmisdadiger meer gevangen zit. Mede daarom moet er nu een eind komen aan de detentie van deze twee, zo verklaart hij. W. Minco van de Stichting Samen werkend Verzet, bestrijdt deze op vatting. Hij vertegenwoordigt de groepen in het voormalige verzet en oorlogsslachtoffers die tegen het plan van de regering zijn om de twee gratie te verlenen. „De over grote meerderheid is helemaal niet van mening veranderd en hangt nog steeds het oorspronkelijke standpunt aan. De ondertekenaars vertegenwoordigen niemand", al dus Minco. Van Lier erkent dat de negentien de brief schreven op per soonlijke titel. Minco plaatst vraagtekens bij de stelling van Van Lier dat er milder gedacht wordt over de vraag of de twee hun straf werkelijk tot de dood moeten uit zitten. De voorstanders van gratiëring wij zen erop dat de discussie over het al dan niet vrijlaten van Aus der Fün ten en Fischer de slachtoffers uit de nazi-tijd steeds opnieuw pijn zal doen. „Dit moet de laatste keer zijn, het moet nu maar eens een keer uit gemaakt worden", aldus Van Lier. Minco daarentegen benadrukt dat het hier gaat om „sleutelfiguren die persoonlijk betrokken waren bij de jacht en de moord op het joodse deel van de Nederlandse bevolking." Hij wil niets afdoen aan de rol die de ne gentien in het verleden hebben ge speeld. „De gevolgen voor de slacht offers worden met de jaren erger. De wonden blijven, ze worden dieper en de kans op genezing is afwezig." Hij erkent dat „gevoelens en in schattingsvermogen" in deze kwes tie kunnen verschillen, maar kiest onvoorwaardelijk voor de belan gen van slachtoffers. „De moorde naars zijn ver over de menselijke norm heengegaan. Hun schuld noch het leed dat zij veroorzaakt hebben, kunnen verjaren". Hij kan zich dan ook niet vinden in de opvatting van de andere partij dat het leed gele den is als ze eenmaal „de grens overgeschopt zijn". Degenen die zich verzetten tegen het plan van de regering voelen zich door de negentien overvallen, om dat die pas overleg wilden over de brief toen die al klaar was „en over leg niet meer zinvol was". Ook voe len zij zich verrast door de regering. „Wij zijn vanmorgen vroeg pas op de hoogte gesteld", aldus Minco. Het stak hem dat de ondertekenaars van de brief vooraf contact gehad hebben met de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer. Hij zou dat ook graag hebben, maar hij ziet niet goed hoe dat nog mogelijk is. Minco is het namelijk met de brief schrijvers eens dat zo snel mogelijk een definitief besluit moet vallen „om het leed zo klein mogelijk te houden." Om die reden betwijfelt hij of het goed is een hoorzitting te hou den in de Tweede Kamer. Daar naast is hij ervan overtuigd dat „een openbare zitting niet in het belang is van onze achterban." (Van onze verslaggever Runa Hellinga) De negentien mensen die de oproep tot vrijlating van de twee van Breda hebben gedaan, hebben uit drukkelijk op persoonlijke titel ge handeld. Ze hebben allemaal de oor log bewust meegemaakt, en een groot aantal van hen heeft zelf in het verzet gezeten of is door de Duitsers ver volgd. - Prof dr P. R. Baehr, hoogleraar men senrechten en buitenlands beleid in Leiden, verwierf onder meer naam met zijn boek over de Verenigde Naties, dat als standaardwerk over dit onder werp geldt en doet verder werk voor Amnesty International. - Mr L. A. Barendsen-Cleveringa, stu deerde in 1949 af als jurist aan de uni versiteit van Leiden. Lid van de Raad van State en plaatsvervangend raóds- heer van het gerechtshof in Den Haag. Daarnaast is ze voorzitter van de Stichting Oranje Hotel. In dat hotel werden in de oorlog vooraanstaande Nederlanders gegijzeld. Haar vader zat er oolc vast. - Prof dr S. W. Couwenberg, hoogle raar staats- en bestuursrecht aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. Was onder meer journalist, lid van de gemeenteraad voor de KVP in Rotter dam, hoofdambtenaar bij binnenland se zaken en secretaris van het Cen trum voor Europese Veiligheid en Sa menwerking. Couwenberg beijvert zich bovendien voor behoud van een blanke regering in Zuid-Afrika. - Prof mr Ch. J. Enschedé, jurist en hoogleraar. Hij studeerde in 1936 afin Leiden, was in de oorlog actiefin het verzet. Was van 1971 tot 1977 raads heer bij de Hoge Raad en bezette van 1979 tot 1980 de zogenaamde Cleverin- H. J. Teengs Gerritsen wordt belaagd door verslaggevers bij zijn vertrek van het Catshuis, waar hij gisteren met minister Korthals Altes van justitie overleg voerde. ga-leerstoel in Leiden. Enschedé ver wierf naam als voorstander van straf rechthervorming, maar als tegenstan der van het volledig afschaffen van ge vangenissen. - F. M. Feij, burgemeester van Breda en lid van het curatorium van de Ko ninklijke Militarie Academie. - M. H. M. F. Gardeniers-Berendsen, voormalig lid van de Tweede Kamer voor de KVP. Tijdens het eerste, twee de en derde kabinet-Van Agt minister, eerst op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, vervolgens op Volksgezondheid en Mi lieuhygiëne. Sinds 1983 lid van de Raad van State en bestuurslid van een groot aantal maatschappelijke orga nisaties. - Dr. J. F. Ph Hers, internist in Oest- geest. Was tijdens de oorlog lid van het verzet en na de oorlog betrokken bij de Nederlandse Inlichtingendienst. - C. C. van den Heuvel. Secretaris Co mité Nationaal V erzetsherdenkings- kruis en actief voorvechter van de mo narchie. Tevens betrokken bij oud- verzets- en oud-strijdersorganisaties. - P. J. S. de Jong, oud-marinier, KVP- politius en van 1967 tot 1971 minister president. Voer tijdens de oorlogsja ren in de onderzeedienst op de HMS 0- 24, eerst als officier, later als comman dant. Is onder meer onderscheiden met het Oorlogsherinneringenkruis met vier gespen. - W. C. J. M. van Lanschot, studeerde van 1938 tot 1942 rechten, kwam in 1949 in het bedrijfsleven terecht en was tot 1984 president-commissaris van Van Lanschot-Bankiers. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, on derscheiden met het V erzetsherden- kingskruis en het Oorlogsherinnerin genkruis. Onder meer ere-voorzitter van de Bond van Nederlandse Militai re Oorlogs- en Dienstslachtoffers. - Mr Th. J. A. M. van Lier. Zat tijdens de oorlog in het verzet en in Duitse ge vangenschap. Werd na de oorlog di recteur van verscheidene gewestelijke arbeidsbureaus en werkte aan de voorbereiding van de demobilisatie van Nederlandse militairen in Neder- lands-Indië. Tussen 1952 en 1973 lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, daarna lid van de Raad van State. - W. Nijsse, oud-ambtenaar van het mi nisterie van wvc, indertijd werkzaam bij de directie verzetsdeelnemers en vervolgden. - drs G. H. J. M. Peijnenburg, nam in 1944 deel aan de slag om Arnhem, was na de oorlog beroepsofficier en werkte op het ministerie van defensie. Van 1965 tot 1967 staatssecretaris van de fensie. Daarna tot 1984 secretaris-ge neraal op hetzelfde departement. - E. Roest, vice-admiraal buiten dienst, gewezen chef militair huis van de ko ningin. Zat tijdens de oorlog in een concentratiekamp - Dr I. Samkalden, vooral bekend als oud-minister van justitie en oud-W gemeester van Amsterdam. Zat tijden^ de oorlog in een Japans kamp en was. verder buitengewoon hoogleraar inde. 'Internationale instrumenten tot vrij heidsbescherming'. - Prof D. Simons, jurist en na de oorlog onder meer hoogleraar staats- en ad ministratief recht. Van 1971 tot 1983 was hij regeringscommissaris voor dei herziening van de Grondwet. Zat van af 1943 in verscheidene Duitse concen tratiekampen. - mr M. van der Stoel, was jarenlang actief in de politiek, onder meer als in ternationaal secretaris van de PvdA. lid van de Eerste en Tweede Kameren als staatssecretaris en minister van buitenlandse zaken. Was van 19831 1986 Nederlands ambassadeur bij de Verenigde Naties en tegenwoordig ad viseur van de Raad van State. Is een sterk voorvechter van de mensenrech ten. In de Griekse stad Saloniki werd een straat naar hem genoemd vanwe ge zijn tegenstand tegen het Griekse kolonelsregime. - H. J. Teengs Gerritsen, voorzitter van. het Centraal Orgaan Voormalig Ver zet en Slachtoffers. Voor de oorlog een bekend sportman en in de oorlog zeer actief in het verzet. Hij maakte onder meer deel uit van de in 1942 opgerolde Inlichtingen Dienst. Werd daarbi] gearresteerd en ter dood veroordeeld. Kwam uiteindelijk terecht in Dachau waar hij door de Amerikanen werd be vrijd. Richtte samen met prof Bas- tiaans het Centrum '45 in Oegstgeest\ op, waar oud-verzetsmensen die 1,1 psychische moeilijkheden komen, worden geholpen. Is bevriend nw prins Bernhard en kwam in 1976 in op- spraak vanwege de Lockheed-affair - W. J. C. Tensen, oud-verzetsman actiefin verscheidene organisaties.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 4