Opvang anderstaligen is roeien met korte riemen stap voor stap Aan de stress-bestendigheid van leerkrachten in het voortgezet onderwijs worden de laatste jaren veel eisen gesteld. Den Haag blijft sleutelen aan het onderwijs. De leerlingen zijn bepaald niet op hun mondje gevallen. Integendeel. Karlien van Oosten uit Hulst is een halfjaar geleden niettemin met veel enthousiasme begonnen. De overgang naar de harde lespraktijk viel haar niet tegen. Oostburger Fernand de Paauw was op hetzelfde moment blij dat hij na 35 jaar voor de klas vervroegd kon uittreden. WOENSDAG 25 JANUARI 1989 Bijstandsniveau Medelijden Geen stijging Opvangcentrum Fotografie Wim Riemens Fernand de Paauw. Het groentje houdt zich staande Hij lag wakker van die klas Beginnende leerkrachten in het voortgezet onderwijs hebben het zwaar. Zonder dienstjaren komen ze maar moeilijk aan de bak. Lukt dat na veel sollicitaties wel, dan blijkt dat velen niet opgewassen zijn tegen de tijdsdruk van lesvoorbereidingen, sectievergade ringen, lerarenvergaderingen en activi teiten in en buiten de school. En dan zijn er nog de leerlingen, die als dreigende woelwaters uit alle hoeken en gaten lij ken te komen. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Niet iedereen zit met een dreigen de maagzweer te wachten op de maatre gelen van onderwijsminister Deetman om de leraren weer lol in hun vak te ge ven. Karlien van Oosten (24) is een half jaar geleden met veel enthousiasme aan de Jansenius-scholengemeenschap in Hulst begonnen als lerares Frans en weet zich daar - het lijkt bijna een won der - staande te houden. Haar tover woord is onbevangenheid. Vorig jaar kreeg ze het verzoek een aan tal uren Frans te geven aan een scholen gemeenschap in Rijswijk. Maar ze kende de reputatie van de school en bedankte. Eigenlijk een luxe-besluit, want iemand die net is afgestudeerd mag de handen dichtknijpen als hij ergens aan de slag kan. Maar de rechtvaardiging van Van Oostens besluit liet niet lang op zich wachten. Degene die de baan wel nam, zat enkele maanden later namelijk weer thuis. Weggetreiterd. „Vooral in het begin heeft het me erg be zig gehouden wat zich in de lessen af speelt. Maar ik heb langzamerhand wel geleerd om me daar over heen te zetten. Als je voortdurend over die kinderen en die lessen blijft nadenken, dan ga je steeds weer gespannen naar een klas toe. En dan gaat het van kwaad tot erger. Ik probeer rustig te zijn en er onbevangen tegenover te staan. Kijk, bijna alle lera ren hebben wel eens problemen met een klas. Als ik dat dan ook eens heb, is dat helemaal niet zo gek. Je moet de verant woordelijkheid niet te veel bij jezelf zoe ken. Je moet natuurlijk wel naar verbe teringen zoeken. Maar op een gegeven moment moet je je erbij neerleggen, dat sommige leerlingen alleen naar school komen vanwege de leerplicht." Veel gelegenheid om rustig aan het le raarschap te wennen heeft ze niet gehad. Van Oosten kreeg meteen 24 lesuren, wat neerkomt op werkweken van ver over de 40 uur. „Ik heb weinig keus. Ik heb dat aantal uren nodig, omdat ik me zelf anders niet kan onderhouden. De be taling is zó slecht... Met 20 uur zitje onge veer op het bijstandsniveau. Dat aantal uren is wel eens vervelend, maar ik wist van tevoren dat het veel werk zou zijn." Meer dan '20 uur mag veel zijn, ze vallen in Hulst minder zwaar dan in de Rand stad, waar ze haar stage heeft gedaan. „De kinderen in het westen zijn veel vrij Met veel genoegen ben ik de afge- lopen zomer vervroegd uitgetre den, want ik was het zat." Vijfendertig jaar gaf Fernand de Paauw (59) uit Oost burg Frans, aan het Koningin Wilhelmi- na Lyceum, aan de Sint Eloyschool en, na de fusie van deze twee, aan de scho lengemeenschap 't Zwin. Hij had altijd veel plezier in het lesgeven, maar de laat ste jaren vielen hem zwaar. Hij keek dan ook reikhalzend uit naar het moment, dat hij kon opstappen. ,,Ik heb het altijd geweldig naar m'n zin gehad. M'n leven is ook niet verpieterd. Maar de VUT was voor mij een oplossing, die ik met beide handen heb aangegre pen." Het ging al wat moeizamer, maar na de fusie in 1985 knapte er iets bij De Paauw. „De eigen sfeer, de nestgeur was weg." Hij kon niet meer de soepelheid opbrengen om zich aan te passen aan ve le nieuwe richtlijnen, die achter de bu reaus in Den Haag werden opgesteld. Ook de dagelijkse omgang met de leer lingen viel hem steeds zwaarder. „Er waren vaker conflicten met bepaal de leerlingen. Ik had het gevoel dat ze mij moesten hebben. Ik had er 's nachts ook last van. Dan zag ik zo'n grijnzende klas weer voor me... Ik trok me het gehar rewar nogal aan. Dat moet je natuurlijk niet doen. maar ja..." De moeite die De Paauw meer en meer kreeg met leerlin gen heeft volgens hem ook te maken met de veranderde mentaliteit. „De kinderen zijn veel vrijer geworden, ze reageren veel spontaner. Ze zijn niet meer 'van na ture' stil. Vroeger hielden ze de deur voor je open als ze je aan zagen komen. Nu zouden ze bij wijze van spreken liever de deur voor je dichtslaan." Of hij weer leraar zou worden als hij de keuze opnieuw moest maken... De Paauw weet het niet. Op zijn functione ren als leraar heeft hij zelf in ieder geval wel wat aan te merken. Niet als het ging om zijn kennis van het Frans. Wel als het de behandeling van leerlingen betrof. „Ik had het wel in me om met kinderen om te gaan. Maar ik miste de consequen te strengheid. Ze konden mij vrij gemak kelijk met een kluitje in het riet sturen. Ik had snel medelijden met zo'n kind en dan dacht ik: 'Waar maak je je eigenlijk druk over.' Je wint dan aan populariteit. Maar tegelijkertijd verlies je aan autori teit." Toch is De Paauw niet verbitterd. Het contact met leerlingen heeft hem altijd goed gedaan. En nog steeds. „Die be kendheid onder de jeugd vond en vind ik heel plezierig. Als ik ze nu tegenkom en ze zwaaien, dan doet me dat deugd. Het geeft me het gevoel, dat er iets geweest is tussen ons. Ik ging altijd graag met de jeugd om. Ik heb vaak Franse klasseda- gen georganiseerd met cafés ingericht op z'n Frans, Franse maaltijden, affiches aan de muren... De laatste jaren deed ik dat echter niet meer. De rek gaat er uit als je ouder wordt." Elke maand gaat hij nog eens naar school, voor een kop koffie en een praatje met de vroegere collega's. Die bezoekjes doen hem goed; er is nog een band met de school. „Bij het afscheid van iemand die met pensioen gaat of in de VUT wordt er altijd gezegd: 'Kom nog eens langs voor een kop koffie.' Nou, de mees ten kwamen dan ook werkelijk op de kof fie. Ik kreeg de indruk dat ze volledig ge negeerd werden. Er was altijd wel een probleem dat onderling besproken moest worden. Maar ik ervaar dat nu zelf anders. Elke keer is er wel iemand die een kwartiertje met mij wil praten." Het lesgeven was hij beu, maar van Frankrijk kan De Paauw nog altijd niet genoeg krijgen. Voor de Zeeuwse Volks universiteit organiseert hij reizen naar Parijs en Lille. Hij volgt een gidsencur- sus bij de stichting Promotie Zeeuwsch- Vlaanderen en leidt intussen ook al groe pen Fransen rond. Bij de Leidse Onder wijsinstellingen volgt hij lessen in cul tuurgeschiedenis. „Toen ik nog leraar was, had ik tijd over. Nu kom ik tijd te kort. Ik ging graag met de jeugd om, maar ik kan iedereen de VUT aanbeve len. Want op je 59ste heb je nog veel kan sen om wat te doen", aldus De Paauw, zelf net terug van een reis naar Boeda pest. Frans Bosscher er, opener, brutaler. Het ordeprobleem is daar groter." Met dezelfde nuchterheid, waarmee ze de confrontatie met leerlingen aangaat, heeft Karlien van Oosten de onderwijs theorieën van de universiteit inmiddels van kanttekeningen voorzien. „Je leert heel snel dat allerlei prachtige dingen uit de theorie niet uitvoerbaar zijn. Omdat je in een bepaald schoolsysteem zit en omdat de sectie een bepaalde leerme thode hanteert. Met dertig brugklassers is het heel moeilijk om in groepjes te werken zonder dat het meteen een puin hoop wordt. En met klassen van 36 leer lingen, waar ze het nu over hebben, of zelfs veertig, is dat nog veel moeilijker." In die situatie ziet ze zich wel gedwongen om te accepteren, dat een aantal leerlin gen niet de begeleiding krijgt die ze no dig hebben. „Je gaat altijd uit van een bepaald gemiddelde in een klas. Je kunt geen rekening houden met mensen die langzaam gaan of snel. En dan heb je er ook nog die niet willen. Die probeer je te motiveren door de lessen zo leuk moge lijk te maken. Soms gebeurt dat ook op een negatieve manier door extra werk of strafwerk te geven. Als dat niet werkt, dan kun je verder niks doen. Dan moetje zorgen dat ze rustig zijn, zodat ze de rest niet storen. Want tijd voor persoonlijke aandacht is er niet veel."' Karlien van Oosten. Tussen twee culturen zitten op Zeeuwse scholen soms niet alleen Turkse, Joegoslavische of Marokkaanse leerlingen. Op enkele basisscholen in vooral Walcheren, waar anderstalige kinderen in de meerderheid zijn, geldt het ook voor Nederlandse leerlingen. In Vlissingen hebben het beroepsonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs begeleidingsprogramma's opgezet voor anderstalige leerlingen. Een doorkijkje in activiteiten, die tot doel hebben bij te dragen aan de integratie van buitenlandse jongens en meisjes in Nederland. "Roeien met riemen, die doorgaans kort zijn". Enkele buitenlandse leerlingen in het 'opvangcentrum' van de Vlissingse scholengemeenschap voor beroepsonderwijs Swanenburgh. Ze kwamen anderhalfjaar gele den met hun ouders uit Tune sië naar Vlissingen, Samira Be- naissa (nu 16) en haar zusje Nabiha (15). Een andere cultuur, een ander klimaat, een andere omgeving, waarvan ze de taal niet spraken. En ander onderwijs. Voor Samira en Nabiha was dat het algemeen voortgezet onderwijs, op Schelde- mond. Nabiha zit in de algemene brugklas, Samira inmiddels in ha vo 3. Ze zijn intussen een beetje geacclimatiseerd en kunnen zich in het Nederlands redelijk redden. Dat komt voor een groot deel door het opvangprogramma, dat een scholengemeenschap als Schelde- mond anderstalige kinderen biedt. Bovendien hadden Samira en Na biha op andere buitenlandse leer lingen voor, dat hun moeder een Nederlandse is. Ze hebben intussen het gevoel, dat het 'goed gaat'. Maar - zegt Sami ra: „Ik vond het heel moeilijk om me aan te passen en niemand te kunnen verstaan. Ik wil graag dis cussiëren, ik heb graag veel con tact met anderen, maar dat ging in het begin niet zo goed. En haar jon gere zusje herinnert zich, dat ze zich de eerste tijd in Vlissingen 'ge geneerd' voelde als ze een bood schap moest doen: „Als ik wat moest kopen, moest ik het aanwij zen. Dat vond ik heel vervelend". Hun moeder helpt hen wegwijs te maken in het Nederlands. Nabiha: „Ik ben begonnen om thuis met mijn moeder boekjes voor kleine kinderen in het Nederlands te le zen". Dat hielp, zoals ook de extra aandacht helpt, die op school wordt besteed aan vooral de Ne derlandse taal. De taal is nog altijd een van de overheersende problemen voor kinderen, die uit Marokko, Tune sië, Turkije in Nederland terecht komen. In Zeeland vergt het bij zondere aandacht van de scholen voor speciaal onderwijs, basison derwijs en lager beroeps- en alge meen voortgezet onderwijs in de gebieden, waar de meeste buiten landers wonen: Vlissingen, Mid delburg, de Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen, Goes. In Middelburgse en Vlissingse wij ken met veel buitenlanders is op basisscholen intussen de situatie ontstaan, dat de meerderheid van de leerlingen 'anderstalig' is. Die verhouding blijft soms in stand of wordt versterkt omdat Nederland se ouders hun kinderen naar een andere school doen en het leerlin- gental daardoor afneemt. Bij het regionaal pedagogisch centrum (RPCZ) In Sint-Laurens, dat basis scholen begeleidt, onderstrepen Jaques de Reu en Bob Latuheru, dat de integratie van buitenlandse kinderen niet alleen een onderwijs probleem is, maar een zaak van een breder maatschappelijk be reik; onder meer het huisvestings beleid is er op van invloed. De Reu signaleert wat het onder wijs betreft, dat buitenlandse leer lingen toegankelijker voor het Ne derlands worden, als ze in het eer ste jaar worden opgevangen in hun eigen taal. „Die mogelijkheid wordt in de praktijk gebruikt, maar zou meer toegepast moeten kunnen worden. Dat heeft goede effecten, ook voor het zelfvertrou wen van de leerlingen." Het RPCZ reikt scholen met (veel) anderstalige leerlingen handvaten aan, die ertoe kunnen bijdragen dat het onderwijs wordt toegesne den op de omstandigheden: duide lijke korte informatie, het gebruik van platen, werken met kleine groepen. Daarbij is het besef be langrijk, dat buitenlandse leerlin gen, nieuw in de groep, enkele maanden tijd moeten krijgen om zich op hun gemak te gaan voelen in de nieuwe omgeving. De Reu:„Je zoekt de mogelijkhe den om kinderen uit een andere cultuur geleidelijk aan bij de les sen te betrekken in de organisatie van het werk, de omgang met leer lingen en het taalgebruik. Van we zenlijk belang is, dat de kwaliteit van het onderwijs op peil blijft en wordt verbeterd. Daar zijn trou wens leerkrachten op die scholen zelf indringend mee bezig. Het is zaak, dat de kwaliteit van de school in de wijk wordt 'verkocht' en dat die een uitstraling heeft in de wijk. Van de school uit kunnen ook initiatieven worden genomen om de buurt te informeren over an dere culturen. Definitieve oplos singen bij de integratie van an derstalige leerlingen zijn ook in de grote steden nog niet gevonden. Er zijn wel faciliteiten voor beschik baar, maar het blijft tenslotte: roeien met de riemen die je hebt en dat zijn doorgaans korte." Op de Vlissingse scholengemeen schap voor algemeen voortgezet onderwijs Scheldemond constate ren conrector Mieke Theunis en docente Marjan Rijken, dat het aantal buitenlandse leerlingen niet toeneemt. „Ik denk, dat het probleem bij het algemeen voort gezet onderwijs is, dat het naar verhouding' te weinig aanbod van deze leerlingen krijgt. Op Schelde mond gaat het om drie leerlingen per klas en dat nog niet eens in alle klassen.". Een aantal jaren heeft Schelde mond leerlingen van buitenlandse herkomst in aparte groepen, naar behoefte, met extra taallessen be geleid. Die benadering - signaleert Marjan Rijken - is dit schooljaar losgelaten: uit de brugklassen zijn nu gemengde groepen gevormd. „Zo krijgen alle leerlingen begelei ding, die dat nodig hebben. Ieder een kan dus een steuntje in de rug krijgen, ongeacht de herkomst. In de praktijk blijkt nu, dat het effec tiever is om dat gezamenlijk te doen. Bovendien wordt duidelijk, dat buitenlandse kinderen van 12, 13 jaar veel liever in zo'n gemengde groep meedraaien". Daarnaast wordt op Scheldemond gewerkt met kleine clubjes leerlin gen, doorgaans wel van buiten landse herkomst, om speciale taal problemen met hen door te nemen. Ook krijgt in die benadering de huiswerkbegeleiding de aandacht. Van de scholengemeenschap zijn, naar de andere kant, ook enkele bijeenkomsten voor de docenten georganiseerd, waarin zij werden geïnformeerd over vooral Turkse en Marokkaanse cultuur. In Vlis singen zijn Scheldemond, de St. Paulusmavo, de Willem Alexan- der-mavo en de scholengemeen schap voor beroepsonderwijs Swa nenburgh betrokken bij een pro ject, waarin anderstalige scholie ren buiten schooltijd en op vrijwil lige basis lessen kunnen krijgen in eigen taal en cultuur. Directeur Hans van der Heijden van de Vlissingse scholengemeen schap voor beroepsonderwijs Swa nenburgh heeft de afgelopen jaren geen grote verschuiving in het aan tal uit het buitenland afkomstige leerlingen op de school geconsta teerd. Het zijn er, op een totaal van vierhonderdvijftig, enkele tiental len, de Molukse leerlingen niet meegerekend. Op Swanenburg is er als extra rug gesteun voor die groep leerlingen een begeleidingsprogramma, dat behalve taal ook vakken als ge schiedenis en aardrijkskunde en eventueel wiskunde omvat. Dat programma, in de wandeling aan geduid als het 'opvangcentrum', „loopt intussen prima", geeft Van der Heijden aan. „Wat me bij mijn komst vier jaar geleden opviel was, dat de problemen op deze school bij de integratie van buitenlandse leerlingen minder groot waren dan in de grote steden". Olga van de Velde is een van de do centen, die betrokken is bij de op zet en begeleiding van het 'op vangcentrum' op Swanenburgh. „We proberen zo praktisch en func tioneel mogelijk te werken. Dat be gint bij leerlingen in de brugklas sen en de extra hulp loopt ook door voor ouderen. De opvang is naar behoefte, kan variëren van vier tot twintig uur, en wie ze nodig heeft, kan de hulp krijgen op vaste tijd stippen, die de leerling uitkomt. Daar is een schema voor en dat be tekent ook, dat ze zoveel mogelijk met dezelfde docent te maken heb ben. Er is extra studiehulp, die hen ook op weg kan helpen in praktijk vakken. Afhankelijk van de resul taten wordt die extra opvang gelei delijk verminderd, want het eind doel blijft dat ze volledig gaan meedoen in het gewone onderwijs in de klas". Directeur Van der Heijden: „Wij hebben, net als andere scholen, bij onze extra begeleiding te maken met handicaps, zoals leerlingen die thuis de moedertaal blijven spreken. De begeleiding blijft voor docenten een inspannende zaak. Ideaal zou zijn als je de mensen, die er mee bezig zijn, meer gelegen heid kon geven dat werk uit te bou wen. Dat is ook een maatschappe lijk belang: als we problemen met anderstalige leerlingen in Neder land nu niet oplossen, dan ver schuiven we ze naar de toekomst. Je moet er nu om sociale en ethi sche redenen aan werken. En er is daarnaast een economisch belang dat te doen: laat je het na dan maak je voor de toekomst een groep kansarmen, waar de samen leving dan toch zelf weer voor moet opdraaien". Nabiha en Samira Benaissa zijn na ruim een jaar Vlissingen en Schel demond een beetje gewend. Ze hebben behalve in Tunesië ook in Frankrijk gewoond, maar ze mis sen vooral de - zoals Samira aan duidt - „vrolijker, warmer sfeer on der elkaar" in Tunesië. Er wordt, zegt Samira, thuis weieens gepraat over een verhuizing naar Brussel, waar Frans wordt gesproken, dat ze voortreffelijk beheersen. „Ik wil hier wel blijven, omdat ik intussen hier vriendinnen heb. Maar als ik naar mijn toekomst kijk, denk ik: we kunnen misschien toch beter naar Brussel gaan". Kees Cijsouw i l

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1989 | | pagina 33