PZC
Angst voor basisvorming blijkt ongegrond
nogTSP001
stap voor stap
aan de' studeeri
aan
Ho,
WOENSDAG 25 JANUARI 1989 2
Regeren op het departement van onderwijs is volgens haar een ondankbare taak. „We hebben de afgelopen jaren
heel wat pijnlijke maatregelen moeten nemen. Leuk is dat niet. Maar ik vind dat we er tot nu toe steeds in zijn
geslaagd om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Sterker nog, door allerlei vernieuwingen in de
verschillende sectoren van het onderwijs, is de kwaliteit verhoogd", aldus staatssecretaris Ginjaar-Maas, de
bewindsvrouw die de meest geplaagde minister aller tijden bijstaat.
Levensvatbaar
Speciaal onderwijs
Zorgverbreding
Flexibiliteit
'"■V/
Mevrouw Ginjaar-Maas: „De meeste leerlingen vinden wiskunde-A leuk".
Wiskunde mag niet ontbreken
Laat ik het zo zeggen: als
t Deetman het moeilijk heeft,
tieb ik ook problemen. Zo werkt
dat nu eenmaal. Maar we hebben
het voordeel dat we elkaar al héél
lang kennen". Ginjaar-Maas en
Deetman werkten al samen toen ze
nog Tweede Kamerleden waren.
Nu zwaaien ze al zes jaar de scepter
op het departement. Vaak niet
naar tevredenheid van de onder
wijsbonden, studenten en school
leiders. Zo trof Ginjaar-Maas pro
testerende leerlingen van het
voortgezet onderwijs aan in haar
voortuin. Ze grinninkt er wat om.
Een heel belangrijke taak met ver
strekkende gevolgen, die beide be
windslieden zich hebben gesteld,
is de wet op de basisvorming nog in
hun regeerperiode af te maken.
Het wetsvoorstel, waarin is be
paald dat alle leerlingen in de eer
ste driejaar van het voortgezet on
derwijs dezelfde veertien verplich
te vakken volgen, moet de Tweede
Kamer nog passeren. De discussie
met de Kamer hierover verloopt
nu schriftelijk, vertelt de staatsse
cretaris. Eind februari hoopt zij
deze af te ronden en ze verwacht
dat nog dit kalenderjaar de wet
door de Tweede en Eerste Kamer
wordt aangenomen.
Inmiddels heeft het onderwijsveld
veel kritiek op de plannen gele
verd. Er is na invoering van het
wetsvoorstel geen ruimte meer om
trage leerlingen bij te spijkeren of
de snelle een extra vak te laten vol
gen, aldus de onderwijsgevenden.
Overigens, zo staat in het wets
voorstel, kunnen snelle leerlingen
de basisvorming in twee jaar door
lopen. De minder snelle hebben
maximaal vijfjaar de tijd.
De fracties in de Tweede Kamer
zijn evenals het onderwijsveld niet
onverdeeld enthousiast over de
basisvorming. Met name CDA.
PvdA en D66 hebben bezwaren te
gen invoering van de wet. Zij vin
den de plannen veel te duur.
Inhoudelijk hebben zij kritiek op
de gemeenschappelijke basisvor
ming omdat volgens hen scholen
de zogenaamde vrije ruimte (onge
veer zes lesuren per week) niet
meer kunnen handhaven. Het
voortgezet onderwijs gebruikt nu
de vrije ruimte om naar keuze vak
ken zoals godsdienst, Spaans,
Russisch en maatschappijleer te
geven. Bij invoering van de nieuwe
wet zullen deze extra uren besteed
moeten worden aan het dan ver
plichte lesrooster, aldus de frac
ties.
..Het is niet zo dat scholen geen
vrije ruimte meer hebben. De eer
ste drie jaar is tachtig procent van
de lestijd gereserveerd voor de ver
plichte vakken. Twintig procent
blijft over voor vrije besteding", re
kent de staatssecretaris voor.
„Scholen kunnen bijvoorbeeld de
eerste twee jaren de vrije ruimte
opsparen en in het derde leerjaar
gebruiken". De scholen blijven dit
echter onvoldoende vinden.
Ginjaar-Maas is ondanks alle kri
tiek optimistisch over de levens
vatbaarheid van de basisvorming.
„Kijk, ik weet natuurlijk niet of de
wet zoals die er nu ligt. ongeschon
den door de Tweede en Eerste Ka
mer komt. Daarover kan ik nu nog
niets zeggen. Ik vind echter wel dat
de basisvorming de kwaliteit van
het voortgezet onderwijs ten goede
komt". Ze doelt daarmee op de on
derwijsvernieuwing die ze tegelijk
met de basisvorming voor ogen
heeft.
„We zijn bezig, althans een daartoe
speciaal ingestelde commissie, om
de programma's in de onderbouw
van het voortgezet onderwijs te
vernieuwen. Het doel daarvan is
het onderwijs op een meer prakti
sche manier de leerlingen voor te
schotelen. Ik vind dat ook scholen
zelf hieraan actief een bijdrage
moeten leveren".
Ze geeft toe dat dan wel erg veel
van de onderwijsgevenden wordt
verlangd. De leerkrachten moeten
er immers in de nieuwe plannen
voor zorgen dat de leerlingen zo
snel als ze dat zelf kunnen, de pro
gramma's van de veertien ver
plichte vakken doorlopen. Als het
aan de staatssecretaris ligt, moe
ten de leerkrachten ook nog even
tussendoor bedenken hoe zij de
stof op een meer praktische ma
nier kunnen aanbieden. „Maar
goed, ze hoeven dat natuurlijk niet
alleen te doen. Wij kunnen zorgen
voor wat extra faciliteiten zodat le
raren daarvoor een beroep kunnen
doen op advies van derden".
Algemeen doel van de wet op de
basisvorming is kwaliteitsverho
ging van het onderwijs aan alle
leerlingen. Ook beoogt de wet de
studie- en beroepskeuze uit te stel
len. Pas aan het einde van het der
de leerjaar doet een groot deel van
de leerlingen een soort examen in
de veertien verplichte vakken, de
zogenoemde eindtermen. Daarna
wordt pas definitief bepaald of de
leerling bijvoorbeeld eindexamen
lbo, mavo, havo, vwo of gymna
sium zal doen.
Speciaal daartoe in het leven ge
roepen commissies hebben de ei
sen waaraan de eindtermen moe
ten voldoen nu zo goed als klaar.
Het aardige daarvan is, aldus Gin
jaar-Maas, dat de universiteiten
voorheen een grote vinger in de
pap hadden als het ging om de on
derwijsprogramma's van het voor
bereidend wetenschappelijk on
derwijs. Met de onderwijsvernieu
wing krijgen scholen zélf meer de
ruimte om hun stempel op het on
derwijs te drukken.
De staatssecretaris heeft in haar
ambtsperiode een accent gelegd
op het onderwijs aan meisjes. Zo
vindt zij dat meisjes in het voortge
zet onderwijs nog veel te weinig
exacte vakkenpakketten kiezen.
Daardoor is hun studie- en be
roepskeuze te beperkt, vindt zij, en
stromen vrouwen nog veel te wei
nig door naar die maatschappelij
ke posities waar mannen nog
steeds een patent op lijken te heb
ben. Om daar verandering in te
brengen, wil Ginjaar-Maas het vak
wiskunde-A verplicht stellen voor
eindexamenkadidaten voor havo
en vwo. Ze verwacht dit in 1992 te
kunnen realiseren.
„Zoiets moetje natuurlijk heel bij
tijds aankondigen om de scholen
en leerlingen die naar een ander
schooltype doorstromen de kans
te geven zich hierop voor te berei
den. Bovendien valt dit dan mooi
samen met de vernieuwing van de
onderbouw. Als dit laatste is gere
geld, kunnen we gaan denken aan
de definitieve eindexameneisen
van wiskunde-A. Goed wiskunde
onderwijs in de eerste leerjaren is
immers de garantie dat iedere leer
ling op zijn eindexamen een vol
doende behaalt".
Wiskunde-A is een meer prakti
sche uitwerking van het traditio
nele vak wiskunde waarbij het
vooral aankomt op de verbale ver
mogens en het logisch denken van
de leerling.
Scholen staan niet te trappelen om
het vak verplicht te stellen. De
leerlingen die een zogenoemd A-
pakket kiezen en dan met wiskun
de worden opgezadeld, worden de
dupe. aldus de onderwijsgeven
den. Zij hebben immers geen enke
le opvang in vakken als wiskunde-
B, natuur- en scheikunde en zullen
daardoor grote moeite hebben met
wiskunde-A. Het CITO-rapport
over examens lbo/avo/vwo 1988
meldt dat ongeveer 46 procent van
de leerlingen die eindexamen in
wiskunde-A op vwo-niveau deden,
een onvoldoende scoort. Het jaar
1987 laat eenzelfde beeld zien, al
dus het rapport.
„Het wil er bij mij écht niet in dat
leerlingen niet in staat zouden zijn
wiskunde te volgen. We hebben
met het wiskunde-A onderwijs van
tevoren experimenten genomen.
Het is gebleken dat de meeste leer
lingen het juist heel leuk vinden.
En als je een vak leuk vindt, behaal
je daarin meestal goede resulta
ten".
Ginjaar-Maas vervolgt: „Maar dan
moet er natuurlijk wel aan allerlei
randvoorwaarden zijn voldaan. De
stof moet op een praktische ma
nier worden aangeboden. Als ik de
cijfers van het CITO bekijk, heb ik
mijn twijfels over de kwaliteit van
de wiskundelessen in de onder
bouw. Als daar het onderwijs goed
wordt gegeven, kunnen leerlingen
in hun eindexamenjaar nauwelijks
problemen hebben".
Ook twijfelt ze aan de toelatings
normen die scholen in het voortge
zet onderwijs soms hanteren. „Ik
heb wel eens de indruk dat een niet
gering percentage leerlingen ei
genlijk boven hun niveau tot een
bepaald schooltype is toegelaten.
Dat is vragen om moeilijkheden".
Ze vindt het onderwijs in wiskun
de-A zo belangrijk omdat het leer
lingen leert op een logische manier
vraagstukken te analyseren en op
te lossen.
„En dat kun je dan eigenlijk voor al
de andere vakken ook weer gebrui
ken. Ook geef je hiermee leerlingen
een soort bagage mee waar ze in
hun verdere studie en carrière ple
zier van kunnen hebben". Het is
met name daarom dat de staatsse
cretaris evenals wiskunde-A ook
een tweede moderne vreemde taal
verplicht wil gaan stellen.
De kosten voor het speciaal onder
wijs voor scholieren met leer- en
opvoedingsmoeilijkheden zijn de
laatste jaren fors gestegen door
een toename van het leerlingen
aantal. Te fors, vindt Ginjaar-
Maas en daarom mag het zittende
docentenkorps van het speciaal
onderwijs de komende drie jaar
niet meer worden uitgebreid. Hier
door worden leerlingen die voor
het speciaal onderwijs in aanmer
king komen op langere wachtlij
sten geplaatst.
„Het is heel moeilijk een algemeen
beeld te krijgen van de problema
tiek rondom het speciaal onder
wijs. Niemand heeft mij nog kun
nen uitleggen hoe het komt dat in
sommige delen van Nederland
maar twee procent van de leerlin
gen naar het speciaal onderwijs
gaat terwijl dat cijfer in andere ge
bieden op tien procent ligt. Boven
dien, laten we eerlijk zijn, wachtlij
sten in het speciaal onderwijs heb
ben we altijd al gehad".
Ze vindt dat het speciaal onderwijs
bestemd moet blijven voor kinde
ren die de extra hulp en aandacht
écht nodig hebben. „Nu worden
kinderen die om de een of andere
reden niet goed in het regulier on
derwijs meekomen, al heel snel op
de wachtlijst gezet. Daarvoor heb
ben wij het nooit zo bedoeld".
De staatssecretaris is daarnaast
van plan strenger toe te zien op te
rugplaatsing van leerlingen naar
het regulier onderwijs. „Het spe
ciaal onderwijs is bedoeld als tijde
lijke opvang. Als de leerling zijn
achterstand heeft ingehaald, zou
hij weer naar zijn voormalige
school terug moeten. Helaas wordt
er in de praktijk maar zelden te
ruggeplaatst. In ieder geval, véél
te weinig en daarom gaan wij op
dat punt strenger toezien".
Om leerlingen in het regulier on
derwijs wat meer aandacht te ge
ven, is de zogenoemde zorgverbre
ding in het leven geroepen. Met ex
tra geld van het ministerie moet
dit de leerkrachten in staat stellen
het onderwijs meer te individuali
seren. Ginjaar-Maas hoopt de
zorgverbreding per augustus dit
jaar te kunnen realiseren. De extra
faciliteiten ziet zij in de vorm van
bijscholing van leerkrachten. Ook
is zij bereid wat geld uit te trekken
als het regulier en het speciaal on
derwijs tot een gedegen samenwer
king kunnen komen.
Het geld voor de zorgverbreding
heeft ze evenwel nog niet gevon
den in de onderwijsbegroting. Ze
had de Tweede Kamer vlak voor
het kerstreces beloofd in de kerst
vakantie een dekking voor het
potje te vinden. „Het is me nog niet
gelukt en ik weet het dus ook echt
nog niet".
Xandra Feije
Directeur S. Kools van dé Da
Vinei school is vol lof over de
nieuwe onderwijsvorm. Het onder-
wijspeil is hoger dan in de traditio
nele onderbouw en de leerlingen
zijn beter gemotiveerd, ervaart
Kools. Bovendien is binnen het ka
der van het experiment ruimte
voor een opwaardering van het la
ger beroepsonderwijs (lbo).
De kern van de basisvorming is
een verplicht pakket van veertien
vakken gedurende de eerste drie
jaar. De scholen mogen twintig
procent van de lestijd naar eigen
inzicht benutten. Leerlingen kun
nen per vak kiezen tussen een alge
meen en een hoger niveau. Het
aantal vakken dat op het hoogste
niveau wordt gevolgd, bepaalt de
mogelijkheden voor doorstroming
naar het middelbaar beroepson
derwijs, havo of vwo.
De Da Vinei scholengemeenschap
is van huis uit een lbo-school met
drie richtingen: Ito, lhno en leao
(lager technisch onderwijs: lager
huishoud- en nijverheids onder
wijs; en lager economisch en admi
nistratief onderwijs). Daarnaast
biedt de school onderdak aan leer
lingen die individueel beroepson
derwijs (ibo) volgen.
Toen de Culemborgse school in
1987 met het experiment begon,
was vooral deze laatste groep een
bron van zorg. Kools: „Die kinde
ren komen hier om met de handen
te werken. Ze leren toch al niet zo
makkelijk. Wie haalt het nu in zijn
hoofd om ze drie jaar te vervelen
met een overvloed aan kennisvak
ken. Dat gaat nooit goed, vreesden
wij".
Die angst is ongegrond gebleken.
Volgens Kools zijn de meeste ibo-
leerlingen enthousiast over de ba
sisvorming. Ze ervaren het als heel
afwisselend. Pluspunt is verder
dat ze in dit systeem serieuzer wor
den genomen. Dat werkt door in de
motivatie, denkt Kools. „Als we
hier vroeger iemand van de basis
school kregen met een I-indicatie,
dan ging hij of zij naar een ibo-klas.
Punt uit. Het komt er dan in feite
op neer dat je tegen iemand zegt:
jij bent te dom voor 'normaal' on
derwijs. Dat werkt niet bepaald
stimulerend. Nu begint iedereen
met dezelfde vakken en op hetzelf
de laagste niveau".
De praktijk leert dat al na een paar
weken blijkt of kinderen mee kun
nen komen. Degenen die dat niet
lukt, worden in kleinere groepjes
geplaatst. Daar wordt de stof in
een bescheiden tempo behandeld.
Dreigt de leerling ook hier onder
uit te gaan, dan mag na overleg
met de inspectie het struikel
blok worden geruild voor een prak
tisch vak. Op de Da Vinei school is
dit nog niet voorgekomen.
De leerlingen die wel mee kunnen
komen, ontdekken in het eerste
jaar voor welke vakken het hogere
niveau haalbaar is. Aan de leer
krachten de taak om daarop in te
spelen. Volgens Kools is het geen
makkelijke opgave om in een klas
op twee niveaus les te geven. „Dat
vraagt behoorlijk wat flexibiliteit
van de docent". Ook in het tweede
jaar blijven de niveaus door elkaar
lopen. Wel wordt er naar gestreefd
de talentvolle leerlingen bij elkaar
te plaatsen. „Dat noemen wij de
turbo-groep", zegt Kools gnui
vend. In het derde jaar wisselt de
groepssamenstelling per vak.
Aan de buitenkant zie je het niet af. Gewoon een sobere doos van baksteen en
glas in een buitenwijk van Culemborg. Toch is de Da Vinei
scholengemeenschap een buitenbeentje in het voortgezet onderwijs. Sinds
anderhalf jaar wordt er geëxperimenteerd met de basisvorming
voorgezetonderwijs, die naar verwachting in 1994 landelijk zal worden
ingevoerd.
:evf A' l" v
(,.,0
>v>
tieööö
e5e"0°'
Eerst basisvorming, dan pas beroepsvoorbereiding.
De rector krijgt nu al grijze haren
als hij denkt aan de roostertechni-
sche problemen die dat zal gaan
opleveren. Hij verwacht daarbij
veel gemak van de onlangs bij de
conciërge geïnstalleerde compu
ter, die nu overigens al goede dien
sten bewijst bij het in kaart bren
gen van absenties.
Ouders reageren in het algemeen
positief op het experiment. Ze zijn
blij dat hun kinderen een bredere
opleiding krijgen. Opvallend is dat
de Da Vinei school nu ook kinde
ren aantrekt die havo of vwo aan
zouden kunnen. „Maar", vindt
Kools, ,je moet reëel blijven. De
bestaande structuur van het on
derwijs blijft gehandhaafd. We
moeten niet denken dat met de ba
sisvorming het selectieprobleem
in het onderwijs uit de wereld is. Ik
denk wel dat het voor een kind dat
op een laag niveau in de basisvor
ming begint, nu makkelijker dan
vroeger kan doorstromen".
Toen minister Deetman in decem
ber 1986 de plannen voor de basis
vorming presenteerde, kreeg hij
vooral uit de hoek van het lbo de
wind van voren. Voor beroepsvoor
bereidende vakken was in het con
cept nagenoeg geen plaats inge
ruimd. De doodsteek voor het lbo,
vonden de betrokkenen.
De minister nam de kritiek ter har
te. Bij de indiening van het wets
voorstel bij de Tweede Kamer in
december 1987, suste Deetman het
lbo met de zogenoemde combina
tievariant. Dit houdt in dat leerlin
gen in het derde jaar de basisvor
ming mogen combineren met be
roepsvoorbereidende vakken.
Leerlingen die daar nog een vierde
jaar aanplakken en die aan de
eindtermen voldoen, krijgen het
diploma voorbereidend beroeps
onderwijs, dat vergelijkbaar is met
het oude lbo-diploma.
Volgens Kools zullen komend
schooljaar naar schatting 25 van
de 125 tweedejaars deze optie kie
zen. „Dat zijn kinderen waarvan
wij nu al zien dat ze de basisvor-
ming-laag-niveau in de volle
breedte niet zullen halen". De di
recteur verwacht dat eenzelfde
aantal terecht zal komen in de
doorstroomvariant. Zoals de naam
al doet vermoeden geeft die aan
sluiting op mbo, havo en vwo. De
overigen kunnen na afronding van
de basisvorming starten met een
nieuwe opleiding: het primair be
roepsonderwijs.
Deze nieuwkomer wordt door
Kools omschreven als twee jaar
keihard beroepsonderwijs, waarbij
de leerling met één been in het
leerlingstelsel staat. Het diploma
is vergelijkbaar met dat van het
kort middelbaar beroepsonder
wijs. Primair beroepsonderwijs
wordt alleen gegeven op twaalf zo
genoemde dubbelproject-scholen,
waarvan de Da Vinei school er een
is. De deelnemende scholen
werken zowel aan het opzetten van
de basisvorming, als aan de ont
wikkeling van een verbeterde be
roepsopleiding.
„We zijn ontzettend blij met het
project", veert Kools op. „Het lbo
is al sinds de invoering van de
Mammoetwet in 1968 een onderge
schoven kind. Van ons werd ver
wacht dat we de algemene vor
ming en de beroepsvoorbereiding
combineren. Een onmogelijke op
gave. Daardoor kreeg je een lbo
dat vlees noch vis is. Onze wens is
altijd geweest: eerst en goede alge
mene vorming, daarna pas starten
met de beroepsvoorbereiding".
Charles Hasselman