PZC Ontwikkelingshulp blijft falen, als het geen samenwerking wordt Senneh OPRUIMING Fa. Senneh Humanisme en de verzorgingsstaat opinie en achtergrond OPRUIMING ZATERDAG 24 DECEMBER 1988 Geen optelsom Stempel Benaderen Zure regen OOSTERSE TAPIJTEN 10% - 30% KORTING OPRUIMING levensbeschouwing Zelforganisatie tDoor drs Peter Joosse Ontwikkelingshulp Nederland faalt". Zo luidde de kop bo ven een PZC-artikel eerder deze maand over het onderzoek van drs Paul Hoebink naar een aantal ont wikkelingshulpprojecten van de Ne derlandse overheid in Sri Lanka en Tanzania. Het deed nogal wat stof opwaaien. De conclusies logen er dan ook niet om. Projecten die vanuit Nederland wor den opgezet functioneren vaak niet of nauwelijks. Bijna geen enkel over heidshulpproject komt ten goede aan de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. En: het beleid is vooral gunstig voor het Nederland se bedrijfsleven. Wie het Nederlandse beleid en de recente discussies daar over wat nader bestudeert, zal tot de conclusie komen dat deze bevindin gen niet zo nieuw en schokkend zijn als ze wellicht lijken. Bovendien kan er van de fouten uit het verleden wor den geleerd. Er dreigt al gauw een misverstand, namelijk dat een zo direct mogelijke armoedebestrijding in de Derde We reld de hoofddoelstelling zou zijn van het Nederlandse overheidsbeleid in zake ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet zo en dat is ook nooit zo geweest. In de jaren '50, toen het be leid van de grond kwam, was politiek en economisch eigenbelang zelfs de enige drijfveer. De westerse landen wilden voorkomen dat de nieuwe sta ten in de Derde Wereld (bijna alle maal voormalige koloniën) commu nistisch zouden worden en ervoor zorgen dat ze een belangrijke afzet markt zouden worden of blijven. De armoedebestrijding was vooral de taak van particuliere organisaties. Die uitgangspunten zijn daarna niet wezenlijk veranderd, ook niet toen in de jaren '70 de interdependentie po pulair werd: de gedachte dat landen in de wereld onderling van elkaar af hankelijk zijn. Ontwikkelingssamen werking moest een bijdrage leveren aan een verbetering van de positie van ontwikkelingslanden, maar tege lijkertijd bleef het, ook in Nederland, een onlosmakelijk onderdeel van het buitenlands beleid. En dat richt zich, hoe je het ook keert of wendt, nog al tijd in de allereerste plaats op de ei gen belangenbehartiging in de rest van de wereld. Toen de werkgelegenheid in eigen land, een jaar of tien geleden, een op pepper nodig had, werd ook van ont wikkelingssamenwerking verwacht dat het daar een bijdrage aan zou le veren. Er werden nieuwe mogelijkhe den geschapen om het bedrijfsleven meer te betrekken bij projecten in de Derde Wereld. Wordt het beleid vanuit die achter grond bekeken, dan is het dus niet zo schokkend wanneer wordt vastge steld dat het Nederlandse bedrijfsle ven daarvan profiteert. Sterker nog: je zou zelfs kunnen zeggen dat het be leid juist geslaagd is wanneer blijkt dat er positieve effecten zijn uitge gaan naar het bedrijfsleven. Dat was immers ook de bedoeling. De vraag blijft natuurlijk in hoever re een dergelijk ontwikkelingssa- menwerkingsbeleid ook (mede) ten goede komt aan ontwikkelingslan den of bevolkingsgroepen in deze landen. Daarbij moet verder geke ken worden dan alleen naar het hulpbeleid. Ontwikkelingssamen werking immers is meer dan de op telsom van een aantal projecten, ook al komt dat niet altijd even duide lijk tot uiting in de berichtgeving, waarin de Derde Wereld soms wordt voorgesteld als een soort niemands land voor projectontwikkelaars. Hoe anders is de realiteit van ontwik kelingslanden die zich zorgen maken over bijvoorbeeld, de schuldenlast. De Wereldbank becijferde de schul den van ontwikkelingslanden deze week op niet minder dan 1.300 mil jard dollar, de helft van het bruto na tionaal produkt van de Derde We reld. De totale bedragen aan ontwik kelingshulp (ongeveer 45 miljard) vallen daarbij in hetniet. Vertalen we dit naar de Nederlandse situatie, dan kan de inbreng var minister Ruding (financien) in een .nternationale or ganisatie als het IMF wel eens veel belangrijker zijn voor de Derde We reld dan het ontwikkelingshulpbe- leid van minister 3ukman. Eén van de deskundigen die zich hierover laatst uitliet was de ontwik- kelingseconoom en oud-topambte naar van Buitenlandse Zaken, dr Ferdinand van Earn. In een scherp betoog zette hij zo ongeveer het hele denken over ontwikkelingssamen werking op zijn kop. Ontwikkelings landen krijgen nog steeds een doem van armlastigheid opgedrukt, waar door het lijkt alsof ze, nederig en van uit een positie van bedelaarschap, om hulp aan de rijke landen vragen. „Het leidt tot dankbare onderwerpen voor fotografen: gruwelijk vermager de kinderen, zandstormen in de Sa- hel met kadavers van omgekomen vee en vooral: de blonde ontwikke lingswerker die de verpauperde zwar te boer leert een tractor te besturen", zo schetste hij. Doordat hulp de samenwerking zo sterk domineert blijven niet alleen de macro-aspecten van het ontwikke lingsvraagstuk buiten beschouwing, maar wordt ook de gedachte beves tigd dat er in de wereld een soort sta tische, onveranderbare tweedeling zou zijn: aan de ene kant het onder ontwikkelde Noorden, aan de andere kant het onderontwikkelde Zuiden. Daardoor worden de dynamiek, de inventiviteit en de verscheidenheid van ontwikkelingslanden miskend. Van Dam trok deze lijnen door naar de praktijk van de hulpverlening van de westerse landen. De hulp in de vorm van projecten is vooral voordelig voor het hulpgevende (do norland, omdat deze er zijn eigen stempel op kan drukken, zoals de voorwaarde dat er bij de projectuit voering gebruik moet worden ge maakt van kapitaal en inzet van het bedrijfsleven uit het donorland. Voor een ontwikkelingsland heeft deze projecthulp vaak grote nadelen. Zo hebben steeds mindèr landen be hoefte aan door donorlanden voorge programmeerde hulp omdat ze zelf hun prioriteiten stellen en ook in staat zijn zelfs economische en socia le programma's uit te voeren. Faalt een economisch beleid, dan komen projecten vaak niet goed van de grond omdat de economische voor waarden voor succes ontbreken. Er is bijvoorbeeld gebrek aan mens kracht, energie, grondstoffen of afzet markten, met als gevolg dat dergelij ke projecten soms blijvend gesubsi dieerd moeten worden. Bovendien kunnen er allerlei coördinatieproble men ontstaan: als een Afrikaans land jaarlijks hulp krijgt van zo'n 60 ver schillende donors, die alle hun eigen inzichten hebben in wat er met het land moet gebeuren, dan kan het een chaos worden. Van Dam vindt dat de hulp in deze situaties vooral gericht moet zijn op het formuleren en realiseren van nieuw beleid. Betalingsbalanshulp kan dan zinvol zijn, of andere vormen van ondersteuning, als het land maar de kans krijgt het ontwikkelingspro ces zelf vorm te geven. Ook binnen de muren van het minis terie zijn de discussies volop gaande. Recente rapporten van de Inspectie ontwikkelingssamenwerking wijzen erop dat projecten alleen duurzaam effect kunnen hebben wanneer er sprake is van betrokkenheid van de bevolking, langdurige samenwer kingsverbanden en mogelijkheden voor verdere financiering in het ont wikkelingsland. In diezelfde lijn kondigde de direc teur-generaal van Ontwikkelingssa menwerking, mr J. J. A. M. van Gen- nip, kort geleden aan te willen breken met wat hij noemde de 'korte missie cultuur': de praktijk dat zo ongeveer het hele proces dat een project door loopt - van identificatie, formulering tot en met controle en inspectie - in handen is van de donor, die daarvoor consultants uit eigen land in de arm neemt, die hun werk in zo kort moge lijke missies moeten uitvoeren. Dat komt de kwaliteit niet ten goede. Van Gennip wil in het vervolg dan ook meer gebruik maken van lokale en re gionale capaciteit, zeg maar deskun dige menskracht uit de ontwikke lingslanden zelf. Het soms te wester se stempel moet er af. Voor de medefinancieringsorganisa ties (mfo's), - de vier particuliere or ganisaties die onder meer met gel den van de Nederlandse overheid projecten en programma's in de Der de Wereld ondersteunen - zijn deze geluiden niet nieuw. Er wordt door Cebemo, ICCO, Novib en HIVOS al jaren gewerkt met lokale partneror ganisaties. Vaak wordt er op gewe zen, ook door de overheid en in de po litiek, dat de mfo's hierdoor, veel be ter dan de overheid zelf, in staat zijn de allerarmste bevolkingsgroepen in de Derde Wereld te bereiken. De scheidende algemeen secretaris van Novib, dr. Sjef Theunis, heeft de gedachte in zijn afscheidsspeech, twee weken geleden, enigszins gere lativeerd. Het is voor westerlingen onmogelijk de allerarmsten in de Derde Wereld rechtstreeks te berei ken. De overheid lukt dat niet, maar particuliere hulporganisaties lukt dat evenmin. „Benaderen", zei hij, „is het hoogste resultaat dat de wester ling na veel geduld en onthechting kan waarmaken". Dat is heel reëel. Immers, hoe kun je de allerarmsten ter wereld bereiken, wanneer zij ongeorganiseerd zijn? Hoe kun je projecten of programma's opzetten als er geen organisaties zijn om ze uit te voeren? Volgens de mfo's kan dat alleen langs een indirecte weg, namelijk via lokale organisaties die weliswaar voor een deel uit de middenklassen voortkomen, maar zich in hun beleid heel concreet rich ten op de verbetering van de positie van de armsten in hun samenleving. Door deze organisaties te steunen kunnen de marginale groepen in Der de-Wereldlanden wellicht het best bereikt of - laten we dan maar zeggen - 'benaderd' worden. Ook door inter nationale instellingen, zoals de We reldbank, en lokale overheden wordt de betekenis hiervan meer en meer erkend. De trend is duidelijk. Wanneer ont wikkelingssamenwerking tot blij vende resultaten moet leiden, dan is het een eerste voorwaarde dat men sen en groepen in de Derde Wereld worden beschouwd als gelijkwaardi ge partners, die samen met het 'rijke' deel van de wereld vorm kunnen ge ven aan wat wij hier hebben willen aanduiden als 'ontwikkelingssamen werking'. (De schrijver van deze beschouwing, drs Peter Joosse, is coordinator van het Cen trum voor Ontwikkelingssamenwerking Zeeland (COS-Zeeland) in Middelburg (Advertentie) (Van onze verslaggeefster Runa Hellinga) De belangstelling voor zonne-ener- gie in Nederland neemt toe. Na ja ren van een zeer matige interesse voor deze tamelijk dure vorm van ener gieopwekking beginnen steeds meer gemeenten, provincies en nutsbedrij ven interesse te tonen voor de schone warmte van de zon. Dat constateert Hans Altevogt van Holland Solar, de Nederlandse vereni ging voor toepassing van zonne-ener- giesystemen. Onlangs kondigden Gouda, Schiedam en Arnhem nieuwe projecten aan, maar ook andere over heden beginnen voorzichtig te experi menteren. Energiebesparing is daarbij niet meer het toverwoord; nu is het vooral de toenemende zorg voor het milieu. Even, in de jaren direct na de oliecrisis van 1973, kon zonne-energie op vrij grote belangstelling rekenen. Het was immers een onuitputtelijke energie bron en de aanschafprijs van de dure installatie was niet zo'n probleem ge zien de hoge olieprijs. Maar toen die begon te dalen, konden de dure zon- ne-energieboilers al snel niet meer concurreren tegen de lage aardgas- prijs en raakte zonne-energie vrijwel in de vergeethoek. Daarbij kwam, dat de zonneboiler een nieuwe techniek was met de nodige aanloopproblemen. „In die eerste ja ren liepen de pompjes bij voorbeeld wel eens vast of deed de naverwarmer het niet goed. Dat zijn dingen die je kunt verwachten", aldus Altevogt. Maar inmiddels bestaat er vijftien jaar ervaring met zonneboilers en zijn dat soort mankementen opgelost. De laatste jaren beginnen steeds meer overheden in te zien dat zonne-ener gie nuttig is, ook al zijn de prijzen van zonneboilers nog steeds hoog. Daarbij speelt een toenemende zorg om het milieu en de zure regen een grote rol. De verbranding van fossiele brand stoffen als kolen, olie maar ook 'schoon' aardgas, is immers een factor in het ontstaan van dat laatste milieu probleem. Het rijk geeft sinds vorig jaar een sub sidie van veertig procent op de aan schaf van de installatie, waarmee het kopen van een zonneboiler (zo'n 3000 tot 4000 gulden) een stuk aantrekkelij ker is geworden, rnhem geeft boven dien nog een extra subsidie van 10 pro cent bovenop de rijkspremie. Nederland is voor zonneboilers na tuurlijk niet het meest ideale land. Het is volgens Altevogt een hardnekkig misverstand dat de installaties alleen functioneren als de zon echt schijnt: „Het gaat niet om de stralen, het gaat om het licht. Op een hele sombere dag werkt zo'n boiler niet, maar met lichte bewolking warmt het water wel op. Niet tot de maximale temperatuur misschien, maar iedere tien graden die het water warmer is dan het leidingwa ter, scheelt toch weer in de naverwar- ming". Een zonneboiler kan dus nooit dienen als volledige vervanger van andere warmwatersystemen. Er is een vorm van naverwarming nodigomhet water echt warm te krijgen. Jaarlijks valt met zo'n boiler ongeveer 150 tot 200 kubieke meter gas te besparen. Finan cieel worden de apparaten pas interes sant voor gezinnen van vier of meer personen. Maar vanuit het oogpunt van milieu en het sparen van de toch steeds slin kende voorraad aardgas en olie zou de overheid volgens Altevogt het gebruik op grote schaal moeten stimuleren: „Zonne-energie is schoon en het is de enige oneindige energiebron die we hebben. Ik denk dat we inmiddels niet meer de tijd hebben om af te wegen of we de ene of de andere methode moe ten gebruiken om het milieu te sparen. We moeten alles doen wat we kunnen en het gebruik van zonne-energie is daar een factor bij". Je kunt overigens ook van zonne-ener- Deze rijtjeshuizen zijn aangepast voor de ontvangst van zonne-warmte. gie profiteren zonder dure installa ties. Door in het ontwerp van wonin gen rekening te houden met de zonne- inval en de verblijfsruimten van wo ningen op het zuid-oosten tot zuid westen te bouwen, kan zonlicht een flinke bijdrage leveren aan de ver warming van een huis en zo'n 150 ku bieke meter aardgas per jaar bespa ren. „Met passieve zonne-energie wordt nog steeds veel te weinig reke ning gehouden", vindt Altevogt. Ar chitecten letten nog steeds meer op de avondzon in de tuin dan de warme middagszon in de woonkamer. Gemeenten en provincies zouden zon- vriendelijk bouwen echter kunnen af dwingen door alleen nog maar bouw vergunningen af te geven als bij de ver kaveling van het bouwterrein reke ning is gehouden met de zon. „Het gaat er ook om dat je bij het ontwerp rekening houdt met de mogelijkheid om later zonneboilers of zelfs zonnecel len op het dak aan te leggen. Dat kan alleen als je in de juiste richting bouwt". Het gaat met zonvriendelijk bouwen wel langzaam de goede kant op. In Drenthe lopen een paar projecten om het gebruik van passieve zonne-ener gie te stimuleren. De provincie Utrecht geeft alleen nog maar vergun ningen af als bij het woningontwerp re kening gehouden is met de zon. In Schiedam („een zonvriendelijke ge meente") worden al langer speciale zonnewoningen gebouwd. Dat zijn on der meer huizen met een serre, die de ingestraalde zonnewarmte goed in huis vasthoudt. De ontwikkelingen op het gebied van zonne-energie staan niet stil. Naast de gewone boiler, een paneel van zo'n 2,5 vierkante meter, is er inmiddels ook al een vergrote uitvoering die de centrale verwarming van warm water kan voor zien. Ook daarbij blijft bijverwarming in de vorm van een ketel nodig. Een ontwikkeling die nog tamelijk in de kinderschoenen staat, maar waar Altevogt wel grote verwachtingen van heeft, zijn de zonne- of lichtcellen zoals die tegenwoordig al in klokjes en re kenmachines zitten. De cellen worden ook elders al toegepast, onder meer in lichtboeien en pompen. De tijd dat Ne derland op zonlicht draait, lijkt nog ver weg. Maar Altevogt verwacht dat er op den duur, naarmate de cellen ver beteren, steeds meer toepassingen voor te vinden zullen zijn: „Vooral bij voorwerpen die nu op batterijen lopen, zoals walkmans, kunnen zonnecellen een belangrijke rol spelen. Dat zou voor het milieu ook heel belangrijk zijn, want batterijen zijn nu eenmaal een groot afvalprobleem, ook als ze worden ingezameld". Het gaat bij zonne-energie nog steeds om dure techniek. Altevogt wijst er echter op dat de installaties goedko per worden, als zonne-boilers op grote schaal worden toegepast. Op dit mo ment hebben een paar duizend men sen zo'n boiler op het dak staan. Er is geen distributiesysteem, geen massa- produktie: „Maar als de boilers in gro te aantallen geproduceerd kunnen worden en je zo'n ding gewoon bij de loodgieter op de hoek kunt bestellen, zullen de prijzen zeker omlaag gaan". Lanqeviele 81 Middelburg 10%-30% KORTING 10% - 30% KORTING EEN PARTIJ BALOUCH KLEDEN 50% KORTING Langeviele 81 (hoek Beenhouwers singel) Middelburg, Telefoon (01180) 34614 De verzorgingsstaat staat ter dis cussie. Enerzijds wordt er geleit voor beperking van voorzieningen in onder andere de sfeer van de sociale zekerheid, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Anderzijds wordt duidelijk, dat in een aantal situaties niet meer te be zuinigen valt en wordt er aandacht gevraagd voor de 'nieuwe armoede' van mensen met een uitkering. Dr 'A. den Broeder, vice-voorzitter van het Humanistisch Verbond en voormalig adjunct-directeur-gene raal op het ministerie van sociale za ken, heeft onlangs in de Socrates-le- zing van dit jaar, gepoogd de funda menten te leggen voor een humanis tische benadering van het vraag stuk. Individualisering. Veel voorzienin gen zijn nog ingesteld op het gezins verband. Zestig procent van de be volking leeft echter niet meer in deze leefvorm. Tezamen met de voort gaande verzelfstandiging van man en vrouw, maakt dat een stelsel noodzakelijk dat is gericht op de in dividuele mens en niet op de relatie vorm. Individualisering is dan ook een kernbegrip in het denken van Den Broeder. Hij ziet het als een positiej proces van verandering in de ver houdingen en omgang tussen men sen, waarbij afhankelijkheid van an deren of van een groep wordt ver minderd en zelfstandigheid wordt vergroot. Het gaat om het loskomen uit onderworpenheid aan de wil van anderen, collectief geldende normen en autoritaire voorschriften voor ge drag en denkbeelden. Individualisering is een logisch ge volg van democratisering, waarin het streven naar autonomie wordt versterkt. Het is evenals emancipa tie, ontwikkeling van individualiteit. „Het streven naar individualiteit is van existentieel belang voor de eigen menswording en voor een volwaar dige participatie in de samenle ving", aldus Den Broeder. Wij wor den niet tot slechts één exemplaar van de soort, maar zijn voortdurend op weg naar identiteit en uniciteit. Dat doen we en kan alleen in verbon denheid met onze medemensen. De mens is een sociaal wezen, dat be hoefte heeft aan anderen en voor hen iets wil betekenen. In het humanistisch gedachtengoed gaan verlangen naar zelfstandig heid en erkenning van de gelijk waardigheid van de ander hand in hand. Zelfbeschikkingsrecht en eer biediging van de medemens, gerech tigheid, zijn nauw verbonden. Soli dariteit gaat nog een stap verder dan erkennen en respecteren; het betekent het zich verantwoordelijk en aansprakelijk voelen voor het welzijn van de andere mens. Er voor staan, dat de ander ook vorm en in houd kan geven aan het eigen leven en mogelijkheden en inzichten kan ontwikkelen. Daartoe moeten in de samenleving in sociale verbanden voorwaarden voor eigen ontplooiing aanwezig zijn. Wanneer er belemmeringen zijn, bij de mens zelf of in de omgeving kunnen hulp en aandacht nodig zijn. In onze hoog ontwikkelde samenle ving is spontane hulp van buren, vrienden, familie, niet meer voldoen de. Er zijn organisaties, regels en af spraken nodig, die een ieder een menswaardig bestaan garanderen. Deze georganiseerde solidariteit komt tot uitdrukking in de wijze waarop toegang tot onderwijs is ge regeld, huivesting is verzorgd, werk gelegenheid wordt aangeboden en inkomen is gegarandeerd. In liberale- en christendemocrati sche kring bestaat de indruk, dat de grenzen van de solidariteit zijn be reikt. Men is niet tot meer offers be reid en vindt, dat mensen van hun ei gen verantwoordelijkheden worden afgeleid en worden verleid tot een consumptieve levensstijl. Uitkerin gen moeten, zo vinden christen-de mocraten en liberalen, worden te ruggebracht tot een minimumn veau, er moeten meer prikkels sancties komen. Christen-democraten willen zelfzor en onderlinge hulp van familit vrienden, buurt en kerk herstellei Ook moet het verzuild particulie initiatief weer een belangrijke n gaan spelen. Den Broeder vraag zich af of dat in de toekomst ivé^ werken zal. Het druist immers in gen de tendens tot individualisering bouwt op verhoudingen die als maa™ meer worden losgelaten. Den Broeder doet aanbevelingen. Ert zou erg goed kunnen worden aange-1 sloten bij het verlangen naar zeljoT-l ganisatie op kleine schaal, ioaar-1 door op veel verschillende fen-einetL in de directe omgeving van de rnenT sen veel zou kunnen gebeuren. Ht noemt de zorg voor de woonsituatii de zorg voor zieken en bejaardel opvang van kinderen van werkemI ouders, sport en recreatie. Problee is wél, dat er door bezuinigingen b de lokale overheid en organisatiei nauwelijks nieuwe mogelijkkdif gerealiseerd kunnen worden. In de sfeer van de gezondheids zouden mensen zich meer bem moeten worden van hun eigen ve antwoordelijkheid voor de eigen g zondheid. Hetzelfde geldt ook vod zaken als werkgelegenheid, social zekerheid en maatschappelijk dienstverlening. Dat kan worde bevorderd, door overbodige bureai cratie en regelgeving ongedaan if maken. Instellingen en voorzienii gen moeten toegankelijker worde| gemaakt en belanghebbenden meer bij betrekken. Vormen van sol dariteit, die tekort doen aan de ini vidualiteit van mensen, waar te we nig rekening wordt gehouden m hun mogelijkheden, wensen, probh men en eigen verantwoordelijkheid moeten worden vervangen da hulp dichter bij de mensen. Ambi lante zorg op maat voor ouderen ej zieken, in plaats van opname in eel verzorgingshuis, uitbreiding m| wijkverpleging, gezinszorg en stelijnsvoorzieningen zijn een aanld voorbeelden. De band tussen cliit en instelling moet worden hersteld Er zou één individuele uitkeri moeten komen, wanneer er onu doende inkomen is om wat voorn den dan ook. Een uitkering die ni mede bepaald wordt door de aai van de leefvorm waarin men vt keert en die door een lokale insta tie/overheid wordt verzorgd. In n voor de uitkering moet men well reid zijn tot verrichten van enigerI vorm van arbeid. Dat is ook inbegi pen in het begrip solidariteit. Den Broeder heeft een belangriji bijdrage geleverd aan de discuss over de verzorgingsstaat, waarinI vensbeschouwing, kernbegrip individualisering en solidariteit 1 de aanbevelingen duidelijk sant hangen. Hierdoor ontstaat de mo9 lijkheid om, levensbeschouwelijk Jf fundeerd, ook andere benaderhm van het vraagstuk te beoordelen T zal zijn visie, zeker bij nadere col cretisering van de aanbevelingen een belangrijke tegenhanger vant voorbeeld de CDA-visie kunit functioneren. Ze kan voor human tisch denkende politici een inspi' tiebron zijn. Een aantal aanbeveh gen, als de verandering in houdin meer eigen verantwoordelijkheid1 de vereenvoudiging van het socis zekerheidsstelsel, zijn duidelijk l dere roepen meer vragen op,201 de 'bereidheid tot het verrichten t* enigerlei arbeid'. Betekent dit t arbeidsplicht? Wordt hier ook wj willigers- en huishoudelijk werk f doeld? Of opvoeding van de kins ren? Bij voorstellen om nietfuncji nerende vormen van solidariteit vervangen op grond van vereents diginglindividualisering is uias zaamheid geboden. Kritisch van de politiek zal noodzakelijkst ven. Ook dat wordt op grond 'T deze bijdrage gemakkelijker. M. C. VöJl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 4