PZC
Ontwikkelingshulp blijft falen,
als het geen samenwerking wordt
Senneh
OPRUIMING
Fa. Senneh
Humanisme en de
verzorgingsstaat
opinie en achtergrond
OPRUIMING
ZATERDAG 24 DECEMBER 1988
Geen optelsom
Stempel
Benaderen
Zure regen
OOSTERSE
TAPIJTEN
10% - 30% KORTING
OPRUIMING
levensbeschouwing
Zelforganisatie
tDoor drs Peter Joosse
Ontwikkelingshulp Nederland
faalt". Zo luidde de kop bo
ven een PZC-artikel eerder deze
maand over het onderzoek van drs
Paul Hoebink naar een aantal ont
wikkelingshulpprojecten van de Ne
derlandse overheid in Sri Lanka en
Tanzania. Het deed nogal wat stof
opwaaien. De conclusies logen er
dan ook niet om.
Projecten die vanuit Nederland wor
den opgezet functioneren vaak niet
of nauwelijks. Bijna geen enkel over
heidshulpproject komt ten goede
aan de armste bevolkingsgroepen in
ontwikkelingslanden. En: het beleid
is vooral gunstig voor het Nederland
se bedrijfsleven. Wie het Nederlandse
beleid en de recente discussies daar
over wat nader bestudeert, zal tot de
conclusie komen dat deze bevindin
gen niet zo nieuw en schokkend zijn
als ze wellicht lijken. Bovendien kan
er van de fouten uit het verleden wor
den geleerd.
Er dreigt al gauw een misverstand,
namelijk dat een zo direct mogelijke
armoedebestrijding in de Derde We
reld de hoofddoelstelling zou zijn van
het Nederlandse overheidsbeleid in
zake ontwikkelingssamenwerking.
Dat is niet zo en dat is ook nooit zo
geweest. In de jaren '50, toen het be
leid van de grond kwam, was politiek
en economisch eigenbelang zelfs de
enige drijfveer. De westerse landen
wilden voorkomen dat de nieuwe sta
ten in de Derde Wereld (bijna alle
maal voormalige koloniën) commu
nistisch zouden worden en ervoor
zorgen dat ze een belangrijke afzet
markt zouden worden of blijven. De
armoedebestrijding was vooral de
taak van particuliere organisaties.
Die uitgangspunten zijn daarna niet
wezenlijk veranderd, ook niet toen in
de jaren '70 de interdependentie po
pulair werd: de gedachte dat landen
in de wereld onderling van elkaar af
hankelijk zijn. Ontwikkelingssamen
werking moest een bijdrage leveren
aan een verbetering van de positie
van ontwikkelingslanden, maar tege
lijkertijd bleef het, ook in Nederland,
een onlosmakelijk onderdeel van het
buitenlands beleid. En dat richt zich,
hoe je het ook keert of wendt, nog al
tijd in de allereerste plaats op de ei
gen belangenbehartiging in de rest
van de wereld.
Toen de werkgelegenheid in eigen
land, een jaar of tien geleden, een op
pepper nodig had, werd ook van ont
wikkelingssamenwerking verwacht
dat het daar een bijdrage aan zou le
veren. Er werden nieuwe mogelijkhe
den geschapen om het bedrijfsleven
meer te betrekken bij projecten in de
Derde Wereld.
Wordt het beleid vanuit die achter
grond bekeken, dan is het dus niet zo
schokkend wanneer wordt vastge
steld dat het Nederlandse bedrijfsle
ven daarvan profiteert. Sterker nog:
je zou zelfs kunnen zeggen dat het be
leid juist geslaagd is wanneer blijkt
dat er positieve effecten zijn uitge
gaan naar het bedrijfsleven. Dat was
immers ook de bedoeling.
De vraag blijft natuurlijk in hoever
re een dergelijk ontwikkelingssa-
menwerkingsbeleid ook (mede) ten
goede komt aan ontwikkelingslan
den of bevolkingsgroepen in deze
landen. Daarbij moet verder geke
ken worden dan alleen naar het
hulpbeleid. Ontwikkelingssamen
werking immers is meer dan de op
telsom van een aantal projecten, ook
al komt dat niet altijd even duide
lijk tot uiting in de berichtgeving,
waarin de Derde Wereld soms wordt
voorgesteld als een soort niemands
land voor projectontwikkelaars.
Hoe anders is de realiteit van ontwik
kelingslanden die zich zorgen maken
over bijvoorbeeld, de schuldenlast.
De Wereldbank becijferde de schul
den van ontwikkelingslanden deze
week op niet minder dan 1.300 mil
jard dollar, de helft van het bruto na
tionaal produkt van de Derde We
reld. De totale bedragen aan ontwik
kelingshulp (ongeveer 45 miljard)
vallen daarbij in hetniet. Vertalen we
dit naar de Nederlandse situatie, dan
kan de inbreng var minister Ruding
(financien) in een .nternationale or
ganisatie als het IMF wel eens veel
belangrijker zijn voor de Derde We
reld dan het ontwikkelingshulpbe-
leid van minister 3ukman.
Eén van de deskundigen die zich
hierover laatst uitliet was de ontwik-
kelingseconoom en oud-topambte
naar van Buitenlandse Zaken, dr
Ferdinand van Earn. In een scherp
betoog zette hij zo ongeveer het hele
denken over ontwikkelingssamen
werking op zijn kop. Ontwikkelings
landen krijgen nog steeds een doem
van armlastigheid opgedrukt, waar
door het lijkt alsof ze, nederig en van
uit een positie van bedelaarschap,
om hulp aan de rijke landen vragen.
„Het leidt tot dankbare onderwerpen
voor fotografen: gruwelijk vermager
de kinderen, zandstormen in de Sa-
hel met kadavers van omgekomen
vee en vooral: de blonde ontwikke
lingswerker die de verpauperde zwar
te boer leert een tractor te besturen",
zo schetste hij.
Doordat hulp de samenwerking zo
sterk domineert blijven niet alleen de
macro-aspecten van het ontwikke
lingsvraagstuk buiten beschouwing,
maar wordt ook de gedachte beves
tigd dat er in de wereld een soort sta
tische, onveranderbare tweedeling
zou zijn: aan de ene kant het onder
ontwikkelde Noorden, aan de andere
kant het onderontwikkelde Zuiden.
Daardoor worden de dynamiek, de
inventiviteit en de verscheidenheid
van ontwikkelingslanden miskend.
Van Dam trok deze lijnen door naar
de praktijk van de hulpverlening
van de westerse landen. De hulp in
de vorm van projecten is vooral
voordelig voor het hulpgevende (do
norland, omdat deze er zijn eigen
stempel op kan drukken, zoals de
voorwaarde dat er bij de projectuit
voering gebruik moet worden ge
maakt van kapitaal en inzet van het
bedrijfsleven uit het donorland.
Voor een ontwikkelingsland heeft
deze projecthulp vaak grote nadelen.
Zo hebben steeds mindèr landen be
hoefte aan door donorlanden voorge
programmeerde hulp omdat ze zelf
hun prioriteiten stellen en ook in
staat zijn zelfs economische en socia
le programma's uit te voeren. Faalt
een economisch beleid, dan komen
projecten vaak niet goed van de
grond omdat de economische voor
waarden voor succes ontbreken.
Er is bijvoorbeeld gebrek aan mens
kracht, energie, grondstoffen of afzet
markten, met als gevolg dat dergelij
ke projecten soms blijvend gesubsi
dieerd moeten worden. Bovendien
kunnen er allerlei coördinatieproble
men ontstaan: als een Afrikaans land
jaarlijks hulp krijgt van zo'n 60 ver
schillende donors, die alle hun eigen
inzichten hebben in wat er met het
land moet gebeuren, dan kan het een
chaos worden.
Van Dam vindt dat de hulp in deze
situaties vooral gericht moet zijn op
het formuleren en realiseren van
nieuw beleid. Betalingsbalanshulp
kan dan zinvol zijn, of andere vormen
van ondersteuning, als het land maar
de kans krijgt het ontwikkelingspro
ces zelf vorm te geven.
Ook binnen de muren van het minis
terie zijn de discussies volop gaande.
Recente rapporten van de Inspectie
ontwikkelingssamenwerking wijzen
erop dat projecten alleen duurzaam
effect kunnen hebben wanneer er
sprake is van betrokkenheid van de
bevolking, langdurige samenwer
kingsverbanden en mogelijkheden
voor verdere financiering in het ont
wikkelingsland.
In diezelfde lijn kondigde de direc
teur-generaal van Ontwikkelingssa
menwerking, mr J. J. A. M. van Gen-
nip, kort geleden aan te willen breken
met wat hij noemde de 'korte missie
cultuur': de praktijk dat zo ongeveer
het hele proces dat een project door
loopt - van identificatie, formulering
tot en met controle en inspectie - in
handen is van de donor, die daarvoor
consultants uit eigen land in de arm
neemt, die hun werk in zo kort moge
lijke missies moeten uitvoeren. Dat
komt de kwaliteit niet ten goede. Van
Gennip wil in het vervolg dan ook
meer gebruik maken van lokale en re
gionale capaciteit, zeg maar deskun
dige menskracht uit de ontwikke
lingslanden zelf. Het soms te wester
se stempel moet er af.
Voor de medefinancieringsorganisa
ties (mfo's), - de vier particuliere or
ganisaties die onder meer met gel
den van de Nederlandse overheid
projecten en programma's in de Der
de Wereld ondersteunen - zijn deze
geluiden niet nieuw. Er wordt door
Cebemo, ICCO, Novib en HIVOS al
jaren gewerkt met lokale partneror
ganisaties. Vaak wordt er op gewe
zen, ook door de overheid en in de po
litiek, dat de mfo's hierdoor, veel be
ter dan de overheid zelf, in staat zijn
de allerarmste bevolkingsgroepen
in de Derde Wereld te bereiken.
De scheidende algemeen secretaris
van Novib, dr. Sjef Theunis, heeft de
gedachte in zijn afscheidsspeech,
twee weken geleden, enigszins gere
lativeerd. Het is voor westerlingen
onmogelijk de allerarmsten in de
Derde Wereld rechtstreeks te berei
ken. De overheid lukt dat niet, maar
particuliere hulporganisaties lukt
dat evenmin. „Benaderen", zei hij, „is
het hoogste resultaat dat de wester
ling na veel geduld en onthechting
kan waarmaken".
Dat is heel reëel. Immers, hoe kun je
de allerarmsten ter wereld bereiken,
wanneer zij ongeorganiseerd zijn?
Hoe kun je projecten of programma's
opzetten als er geen organisaties zijn
om ze uit te voeren? Volgens de mfo's
kan dat alleen langs een indirecte
weg, namelijk via lokale organisaties
die weliswaar voor een deel uit de
middenklassen voortkomen, maar
zich in hun beleid heel concreet rich
ten op de verbetering van de positie
van de armsten in hun samenleving.
Door deze organisaties te steunen
kunnen de marginale groepen in Der
de-Wereldlanden wellicht het best
bereikt of - laten we dan maar zeggen
- 'benaderd' worden. Ook door inter
nationale instellingen, zoals de We
reldbank, en lokale overheden wordt
de betekenis hiervan meer en meer
erkend.
De trend is duidelijk. Wanneer ont
wikkelingssamenwerking tot blij
vende resultaten moet leiden, dan is
het een eerste voorwaarde dat men
sen en groepen in de Derde Wereld
worden beschouwd als gelijkwaardi
ge partners, die samen met het 'rijke'
deel van de wereld vorm kunnen ge
ven aan wat wij hier hebben willen
aanduiden als 'ontwikkelingssamen
werking'.
(De schrijver van deze beschouwing, drs
Peter Joosse, is coordinator van het Cen
trum voor Ontwikkelingssamenwerking
Zeeland (COS-Zeeland) in Middelburg
(Advertentie)
(Van onze verslaggeefster
Runa Hellinga)
De belangstelling voor zonne-ener-
gie in Nederland neemt toe. Na ja
ren van een zeer matige interesse voor
deze tamelijk dure vorm van ener
gieopwekking beginnen steeds meer
gemeenten, provincies en nutsbedrij
ven interesse te tonen voor de schone
warmte van de zon.
Dat constateert Hans Altevogt van
Holland Solar, de Nederlandse vereni
ging voor toepassing van zonne-ener-
giesystemen. Onlangs kondigden
Gouda, Schiedam en Arnhem nieuwe
projecten aan, maar ook andere over
heden beginnen voorzichtig te experi
menteren. Energiebesparing is daarbij
niet meer het toverwoord; nu is het
vooral de toenemende zorg voor het
milieu.
Even, in de jaren direct na de oliecrisis
van 1973, kon zonne-energie op vrij
grote belangstelling rekenen. Het was
immers een onuitputtelijke energie
bron en de aanschafprijs van de dure
installatie was niet zo'n probleem ge
zien de hoge olieprijs. Maar toen die
begon te dalen, konden de dure zon-
ne-energieboilers al snel niet meer
concurreren tegen de lage aardgas-
prijs en raakte zonne-energie vrijwel in
de vergeethoek.
Daarbij kwam, dat de zonneboiler een
nieuwe techniek was met de nodige
aanloopproblemen. „In die eerste ja
ren liepen de pompjes bij voorbeeld
wel eens vast of deed de naverwarmer
het niet goed. Dat zijn dingen die je
kunt verwachten", aldus Altevogt.
Maar inmiddels bestaat er vijftien jaar
ervaring met zonneboilers en zijn dat
soort mankementen opgelost.
De laatste jaren beginnen steeds meer
overheden in te zien dat zonne-ener
gie nuttig is, ook al zijn de prijzen van
zonneboilers nog steeds hoog. Daarbij
speelt een toenemende zorg om het
milieu en de zure regen een grote rol.
De verbranding van fossiele brand
stoffen als kolen, olie maar ook
'schoon' aardgas, is immers een factor
in het ontstaan van dat laatste milieu
probleem.
Het rijk geeft sinds vorig jaar een sub
sidie van veertig procent op de aan
schaf van de installatie, waarmee het
kopen van een zonneboiler (zo'n 3000
tot 4000 gulden) een stuk aantrekkelij
ker is geworden, rnhem geeft boven
dien nog een extra subsidie van 10 pro
cent bovenop de rijkspremie.
Nederland is voor zonneboilers na
tuurlijk niet het meest ideale land. Het
is volgens Altevogt een hardnekkig
misverstand dat de installaties alleen
functioneren als de zon echt schijnt:
„Het gaat niet om de stralen, het gaat
om het licht. Op een hele sombere dag
werkt zo'n boiler niet, maar met lichte
bewolking warmt het water wel op.
Niet tot de maximale temperatuur
misschien, maar iedere tien graden die
het water warmer is dan het leidingwa
ter, scheelt toch weer in de naverwar-
ming".
Een zonneboiler kan dus nooit dienen
als volledige vervanger van andere
warmwatersystemen. Er is een vorm
van naverwarming nodigomhet water
echt warm te krijgen. Jaarlijks valt
met zo'n boiler ongeveer 150 tot 200
kubieke meter gas te besparen. Finan
cieel worden de apparaten pas interes
sant voor gezinnen van vier of meer
personen.
Maar vanuit het oogpunt van milieu
en het sparen van de toch steeds slin
kende voorraad aardgas en olie zou de
overheid volgens Altevogt het gebruik
op grote schaal moeten stimuleren:
„Zonne-energie is schoon en het is de
enige oneindige energiebron die we
hebben. Ik denk dat we inmiddels niet
meer de tijd hebben om af te wegen of
we de ene of de andere methode moe
ten gebruiken om het milieu te sparen.
We moeten alles doen wat we kunnen
en het gebruik van zonne-energie is
daar een factor bij".
Je kunt overigens ook van zonne-ener-
Deze rijtjeshuizen zijn aangepast voor de ontvangst van zonne-warmte.
gie profiteren zonder dure installa
ties. Door in het ontwerp van wonin
gen rekening te houden met de zonne-
inval en de verblijfsruimten van wo
ningen op het zuid-oosten tot zuid
westen te bouwen, kan zonlicht een
flinke bijdrage leveren aan de ver
warming van een huis en zo'n 150 ku
bieke meter aardgas per jaar bespa
ren. „Met passieve zonne-energie
wordt nog steeds veel te weinig reke
ning gehouden", vindt Altevogt. Ar
chitecten letten nog steeds meer op de
avondzon in de tuin dan de warme
middagszon in de woonkamer.
Gemeenten en provincies zouden zon-
vriendelijk bouwen echter kunnen af
dwingen door alleen nog maar bouw
vergunningen af te geven als bij de ver
kaveling van het bouwterrein reke
ning is gehouden met de zon. „Het
gaat er ook om dat je bij het ontwerp
rekening houdt met de mogelijkheid
om later zonneboilers of zelfs zonnecel
len op het dak aan te leggen. Dat kan
alleen als je in de juiste richting
bouwt".
Het gaat met zonvriendelijk bouwen
wel langzaam de goede kant op. In
Drenthe lopen een paar projecten om
het gebruik van passieve zonne-ener
gie te stimuleren. De provincie
Utrecht geeft alleen nog maar vergun
ningen af als bij het woningontwerp re
kening gehouden is met de zon. In
Schiedam („een zonvriendelijke ge
meente") worden al langer speciale
zonnewoningen gebouwd. Dat zijn on
der meer huizen met een serre, die de
ingestraalde zonnewarmte goed in
huis vasthoudt.
De ontwikkelingen op het gebied van
zonne-energie staan niet stil. Naast de
gewone boiler, een paneel van zo'n 2,5
vierkante meter, is er inmiddels ook al
een vergrote uitvoering die de centrale
verwarming van warm water kan voor
zien. Ook daarbij blijft bijverwarming
in de vorm van een ketel nodig.
Een ontwikkeling die nog tamelijk in
de kinderschoenen staat, maar waar
Altevogt wel grote verwachtingen van
heeft, zijn de zonne- of lichtcellen zoals
die tegenwoordig al in klokjes en re
kenmachines zitten. De cellen worden
ook elders al toegepast, onder meer in
lichtboeien en pompen. De tijd dat Ne
derland op zonlicht draait, lijkt nog
ver weg. Maar Altevogt verwacht dat
er op den duur, naarmate de cellen ver
beteren, steeds meer toepassingen
voor te vinden zullen zijn: „Vooral bij
voorwerpen die nu op batterijen lopen,
zoals walkmans, kunnen zonnecellen
een belangrijke rol spelen. Dat zou
voor het milieu ook heel belangrijk
zijn, want batterijen zijn nu eenmaal
een groot afvalprobleem, ook als ze
worden ingezameld".
Het gaat bij zonne-energie nog steeds
om dure techniek. Altevogt wijst er
echter op dat de installaties goedko
per worden, als zonne-boilers op grote
schaal worden toegepast. Op dit mo
ment hebben een paar duizend men
sen zo'n boiler op het dak staan. Er is
geen distributiesysteem, geen massa-
produktie: „Maar als de boilers in gro
te aantallen geproduceerd kunnen
worden en je zo'n ding gewoon bij de
loodgieter op de hoek kunt bestellen,
zullen de prijzen zeker omlaag gaan".
Lanqeviele 81 Middelburg
10%-30% KORTING
10% - 30% KORTING
EEN PARTIJ BALOUCH KLEDEN 50% KORTING
Langeviele 81 (hoek Beenhouwers
singel) Middelburg, Telefoon (01180)
34614
De verzorgingsstaat staat ter dis
cussie. Enerzijds wordt er geleit
voor beperking van voorzieningen in
onder andere de sfeer van de sociale
zekerheid, gezondheidszorg en
maatschappelijke dienstverlening.
Anderzijds wordt duidelijk, dat in
een aantal situaties niet meer te be
zuinigen valt en wordt er aandacht
gevraagd voor de 'nieuwe armoede'
van mensen met een uitkering.
Dr 'A. den Broeder, vice-voorzitter
van het Humanistisch Verbond en
voormalig adjunct-directeur-gene
raal op het ministerie van sociale za
ken, heeft onlangs in de Socrates-le-
zing van dit jaar, gepoogd de funda
menten te leggen voor een humanis
tische benadering van het vraag
stuk.
Individualisering. Veel voorzienin
gen zijn nog ingesteld op het gezins
verband. Zestig procent van de be
volking leeft echter niet meer in deze
leefvorm. Tezamen met de voort
gaande verzelfstandiging van man
en vrouw, maakt dat een stelsel
noodzakelijk dat is gericht op de in
dividuele mens en niet op de relatie
vorm.
Individualisering is dan ook een
kernbegrip in het denken van Den
Broeder. Hij ziet het als een positiej
proces van verandering in de ver
houdingen en omgang tussen men
sen, waarbij afhankelijkheid van an
deren of van een groep wordt ver
minderd en zelfstandigheid wordt
vergroot. Het gaat om het loskomen
uit onderworpenheid aan de wil van
anderen, collectief geldende normen
en autoritaire voorschriften voor ge
drag en denkbeelden.
Individualisering is een logisch ge
volg van democratisering, waarin
het streven naar autonomie wordt
versterkt. Het is evenals emancipa
tie, ontwikkeling van individualiteit.
„Het streven naar individualiteit is
van existentieel belang voor de eigen
menswording en voor een volwaar
dige participatie in de samenle
ving", aldus Den Broeder. Wij wor
den niet tot slechts één exemplaar
van de soort, maar zijn voortdurend
op weg naar identiteit en uniciteit.
Dat doen we en kan alleen in verbon
denheid met onze medemensen. De
mens is een sociaal wezen, dat be
hoefte heeft aan anderen en voor hen
iets wil betekenen.
In het humanistisch gedachtengoed
gaan verlangen naar zelfstandig
heid en erkenning van de gelijk
waardigheid van de ander hand in
hand. Zelfbeschikkingsrecht en eer
biediging van de medemens, gerech
tigheid, zijn nauw verbonden. Soli
dariteit gaat nog een stap verder
dan erkennen en respecteren; het
betekent het zich verantwoordelijk
en aansprakelijk voelen voor het
welzijn van de andere mens. Er voor
staan, dat de ander ook vorm en in
houd kan geven aan het eigen leven
en mogelijkheden en inzichten kan
ontwikkelen.
Daartoe moeten in de samenleving
in sociale verbanden voorwaarden
voor eigen ontplooiing aanwezig
zijn. Wanneer er belemmeringen zijn,
bij de mens zelf of in de omgeving
kunnen hulp en aandacht nodig zijn.
In onze hoog ontwikkelde samenle
ving is spontane hulp van buren,
vrienden, familie, niet meer voldoen
de. Er zijn organisaties, regels en af
spraken nodig, die een ieder een
menswaardig bestaan garanderen.
Deze georganiseerde solidariteit
komt tot uitdrukking in de wijze
waarop toegang tot onderwijs is ge
regeld, huivesting is verzorgd, werk
gelegenheid wordt aangeboden en
inkomen is gegarandeerd.
In liberale- en christendemocrati
sche kring bestaat de indruk, dat de
grenzen van de solidariteit zijn be
reikt. Men is niet tot meer offers be
reid en vindt, dat mensen van hun ei
gen verantwoordelijkheden worden
afgeleid en worden verleid tot een
consumptieve levensstijl. Uitkerin
gen moeten, zo vinden christen-de
mocraten en liberalen, worden te
ruggebracht tot een minimumn
veau, er moeten meer prikkels
sancties komen.
Christen-democraten willen zelfzor
en onderlinge hulp van familit
vrienden, buurt en kerk herstellei
Ook moet het verzuild particulie
initiatief weer een belangrijke n
gaan spelen. Den Broeder vraag
zich af of dat in de toekomst ivé^
werken zal. Het druist immers in
gen de tendens tot individualisering
bouwt op verhoudingen die als maa™
meer worden losgelaten.
Den Broeder doet aanbevelingen. Ert
zou erg goed kunnen worden aange-1
sloten bij het verlangen naar zeljoT-l
ganisatie op kleine schaal, ioaar-1
door op veel verschillende fen-einetL
in de directe omgeving van de rnenT
sen veel zou kunnen gebeuren. Ht
noemt de zorg voor de woonsituatii
de zorg voor zieken en bejaardel
opvang van kinderen van werkemI
ouders, sport en recreatie. Problee
is wél, dat er door bezuinigingen b
de lokale overheid en organisatiei
nauwelijks nieuwe mogelijkkdif
gerealiseerd kunnen worden.
In de sfeer van de gezondheids
zouden mensen zich meer bem
moeten worden van hun eigen ve
antwoordelijkheid voor de eigen g
zondheid. Hetzelfde geldt ook vod
zaken als werkgelegenheid, social
zekerheid en maatschappelijk
dienstverlening. Dat kan worde
bevorderd, door overbodige bureai
cratie en regelgeving ongedaan if
maken. Instellingen en voorzienii
gen moeten toegankelijker worde|
gemaakt en belanghebbenden
meer bij betrekken. Vormen van sol
dariteit, die tekort doen aan de ini
vidualiteit van mensen, waar te we
nig rekening wordt gehouden m
hun mogelijkheden, wensen, probh
men en eigen verantwoordelijkheid
moeten worden vervangen da
hulp dichter bij de mensen. Ambi
lante zorg op maat voor ouderen ej
zieken, in plaats van opname in eel
verzorgingshuis, uitbreiding m|
wijkverpleging, gezinszorg en
stelijnsvoorzieningen zijn een aanld
voorbeelden. De band tussen cliit
en instelling moet worden hersteld
Er zou één individuele uitkeri
moeten komen, wanneer er onu
doende inkomen is om wat voorn
den dan ook. Een uitkering die ni
mede bepaald wordt door de aai
van de leefvorm waarin men vt
keert en die door een lokale insta
tie/overheid wordt verzorgd. In n
voor de uitkering moet men well
reid zijn tot verrichten van enigerI
vorm van arbeid. Dat is ook inbegi
pen in het begrip solidariteit.
Den Broeder heeft een belangriji
bijdrage geleverd aan de discuss
over de verzorgingsstaat, waarinI
vensbeschouwing, kernbegrip
individualisering en solidariteit 1
de aanbevelingen duidelijk sant
hangen. Hierdoor ontstaat de mo9
lijkheid om, levensbeschouwelijk Jf
fundeerd, ook andere benaderhm
van het vraagstuk te beoordelen T
zal zijn visie, zeker bij nadere col
cretisering van de aanbevelingen
een belangrijke tegenhanger vant
voorbeeld de CDA-visie kunit
functioneren. Ze kan voor human
tisch denkende politici een inspi'
tiebron zijn. Een aantal aanbeveh
gen, als de verandering in houdin
meer eigen verantwoordelijkheid1
de vereenvoudiging van het socis
zekerheidsstelsel, zijn duidelijk l
dere roepen meer vragen op,201
de 'bereidheid tot het verrichten t*
enigerlei arbeid'. Betekent dit t
arbeidsplicht? Wordt hier ook wj
willigers- en huishoudelijk werk f
doeld? Of opvoeding van de kins
ren? Bij voorstellen om nietfuncji
nerende vormen van solidariteit
vervangen op grond van vereents
diginglindividualisering is uias
zaamheid geboden. Kritisch
van de politiek zal noodzakelijkst
ven. Ook dat wordt op grond 'T
deze bijdrage gemakkelijker.
M. C. VöJl