PZC
De toekomst
is modder
en misère
Gepest
Weglopen
Arm
Schrapen
Schuw
Pleisters
Ontdooit
So what
Snuiven
Vuisten
Hans Toonen
Op je vijftiende nog altijd met twaalf
broertjes en zusjes hokken in een kierende
caravan. En niet eens weten hoe je nu precies
je naam schrijft.
Of stelen in de nacht om overdag te kicken op
lijm. De alledaagse honger verdoof je met
gejatte drank. Want je toekomst is
aangevreten door armoe.
Deze schets van ellende slaat nu eens niet op
een Derde Wereld-land of een verre stad met
een smalle schaduw. Hooguit twee uur vliegen
naar het westen. En je strijkt neer in een
Europees land waar de wijwaterbakjes nog
altijd vol zijn. Maar waar de armoe bitter is:
Ierland.
Een op de drie Ieren leeft er onder de
armoedegrens. Moet maar zien rond te komen
van minder dan 48 pond of ongeveer 150
gulden per week. Onder deze arme sloebers
een aanzwellend leger van kinderen uit huizen
zonder vaders. Of tieners die hun ouders
zelden zonder fles drank zien. Samen met de
duizenden 'traveller kids' ofwel
woonwagenkinderen vormen zij de bijna
verloren jeugd van Ierland. Bijna, want in
Limerick slaat zuster Mary Carmel
O'Donoghue een arm om deze misdeelde
kinderen.
Zuster Mary Carmel O'Donoghue: aandacht voor de allerarmsten.
Werken aan je toekomst: elastiekjes aftellen.
Zuster O'Donoghue legt een arm
om de armste tieners van Ierland
Aandacht en een vrije dag om op straat te
slenteren. Aan de treurige werkelijkheid
heeft Paddy liever een broertje dood.
Een strook van modder en misère, afge
paald met prikkeldraad. Aan deze
roestige rand van Limerick groeit Richard
Pratt op. Vijftien is hij, maar heeft de
bouw van een knul van hooguit elf.
Zuster Mary Carmel O'Donoghue kijkt er
niet van op. „Komt door ondervoeding.
Helaas heel gewoon onder woonwagen
kinderen." Dan troont de nijvere non me
mee naar Richards moeder, die sneller
praat dan Onzelieveheer kan luisteren.
Met twaalf kinderen woont het echtpaar
Pratt in een doorgezakte caravan. Na
tuurlijk zit je dan krap. Maar het kan nog
erger. Twee caravans verderop hokt een
gezin van twintig kinderen. Bovendien
gaat de dochter van zestien binnenkort
toch trouwen. Inderdaad, dan kan de rest
wat breder zitten en slapen. Staat er een
bord minder om op te scheppen, veronder
stel ik. Moeder Pratt zet haar eeltige han
den op d'r heupen. „Belangrijker is dat ze
nu trouwt. Dan lopen mijn man en ik ook
niet het risico dat ze voor het huwelijk
zwanger wordt. Die schande blijft ons zo
mooi bespaard."
Zuster Mary Carmel schiet te hulp: „On
getrouwd een kind krijgen is een van de
grootste schandes in het aan elkaar klit
tende wereldje van 'tinkers', kampvolk
dus. Vooral de moeder wordt er op nage
wezen. Had ze maar beter op d'r dochter
moeten passen..."
Twaalf kinderen bij Pratt, twintig iets ver
derop, de zes bleekneusjes vol sproeten en
snot rondom me niet meegeteld.
Akkoord, dit is katholiek Ierland, gedoopt
in whiskey en wijwater. Vandaar de voor
zichtige vraag of zuster O'Donoghue de pil
durft aan te raden. „Is ook gebeurd. Maar
dat heeft weinig uitgehaald. Want je tast
de eer aan van elke woonwagenman. Hoe
meer kinderen, des te mannelijker zijn
aanzien. Vrouwen die het waagden de pil
te slikken of aan geboorteregeling te
werken, zagen hun man op een dag weglo
pen met een vrouw die wel wist wat een
echte man nodig heeft: veel kinderen, heel
veel please."
Maar wel kinderen naar wie Ierland niet
omkijkt. Voor wie de toekomst vast zit in
een strook modder. Voor wie nog te veel
Ierse politici onbeschaamd hun neus op
halen. Toen het college van Limerick on
langs eindelijk de moed had voor te stel
len de hooguit zeventig woonwagenfami
lies, die nu illegaal tegen de rand van de
stad leunen, eindelijk een vaste kamp
plaats te geven, verlieten de toch stuk
voor stuk roomse raadsleden demonstra
tief de vergadering. 'Get rid of these 'junk
people'!...' riep pas nog een Iers parle
mentslid.
Junk people! Zuster Mary Carmel bijt
woedend op haar lip. Schuift een velletje
opzij van de inmiddels koude koffie in
haar Lourdes-beker: „Niet alleen de poli
tiek, ook mijn kerk weigert partij te kiezen
voor de armen. Hoeveel pastoors zouden
er vandaag met jou en mij zijn meegelo
pen over de kampjes, waar men nog net
niet krepeert... Niet een!"
Zuster Mary Carmel legt al dertig jaar een
arm om de armsten van Limerick. Eerst
als onderwijzeres voor traveller kids ofwel
kampkinderen. Vanaf 1976 kreeg zij van
de moeder-overste van de Zusters der Sa-
lesianen (stichter John Don Bosco, de Ita
liaanse priester die 46 jaar na zijn dood, in
1934, heilig verklaard is door paus Pius
XI) de zegen om haar droom te verwezelij-
ken. Even later hing zij boven een lege ga
rage van bakker Keane het bord: St. Mar
tin's Centre. Weer even later telde haar op
vangcentrum twee dozijn woonwagenkin
deren die 'geestelijk krom door het nog
jonge leven liepen.' Van de Salesiaanse-
zuster leerden ze hun naam schrijven, ko
ken, naaien, met geld omgaan. En werd
hen vooral bijgebracht hoe hun toekomst
er uitziet.
Vijf dagen per week zaten ze een aantal
uren per dag aan lange tafels stekkers te
monteren. Aan het einde van de week was
Omdat ze op de school in haar dorp met
jas en al is opgehangen aan een hanger,
komt Maria, 15 en kopschuw, tot rust op
het St. Martin's Centre in Limerick.
Hand verlegen voor het gezicht: „Ik werd
vreselijk gepest op die school. Zelfs zo erg
dat ik er niet meer naar toe durfde. Hier
treitert niemand me. Bovendien kan mijn
moeder het geld goed gebruiken. Mijn va
der is pas overleden. En nu zijn we 'on the
dole'. Dat is knap waardeloos."
Of ze nu weer terug mag. Ze moet nog een
knuffelolifant afmaken.
Overeind krabbelen in een strook van modder en misère aan de roestige rand van de Ierse samenleving, zoals dit kampje bij Limerick.
er loon naar werken: zeker zestig gulden.
„Al na een paar maanden zag je deze tie
ners - doomed to travel - overeind komen.
Langzaam viel dat loodzware gevoel van
minderwaardigheid van hen af. En zag je
hoe ze zich, ook door het fabrieksmatige
werken, toch in hun eigen vel thuis voel
den."
Nu, twaalf jaar later, is zuster O'Donog-
hues droom de garage ontgroeid. Aan New
Road, in de verbrokkelde wijk Thomond-
gate, heeft ze een oude pastorie omge
doopt tot een herberg voor afval-tieners.
Veertig heeft ze er nu. Veertig brokjes el
lende. Schuw van armoe en van te veel
klappen van een dronken vader. Krap uit
gerust met ouderliefde, zelfrespect en
scholing. Maar ruim ervaren in drank en
misdaad.
Voor zuster O'Donoghue, slim-zachte
ogen en een driftige tred, zijn deze achter
op geraakte tieners allerminst doorge
streept. „Vanaf hun twaalfde tot, als het
moet, hun twintigste wil ik ze meehelpen
uit te groeien tot landgenoten die ook
door de Ierse burgerij als hun gelijken
worden beschouwd. This day is still to be
born," grijnst ze er nuchter achteraan.
Ook in het nieuwe St. Martin's Centre
blijft ze de in de garage beproefde aanpak
trouw: scholing en werken. Ook de belo
ning is sober: twintig pond als je zestien
bent en 23 op je achttiende. Alleen het
werk is gevarieerder en nog meer toege
sneden om de kleine kans op een vaste
baan te vergroten.
Zuster O'Donoghue is daar gewiekst ge
noeg voor. Moet ze ook wel. Want haar
centrum kan niet rondkomen van de uit
geknepen subsidie van de Ierse overheid.
Vandaar dat ze fabrieksdeuren plat loopt
om contractwerk binnen te slepen. Daar
naast speelt ze in op de markt. Door bij
voorbeeld de meisjes knuffeldieren te la
ten maken, die vervolgens rond Kerstmis
in bedrijfskantines in Limerick en naburig
Shannon aan de man te brengen.
Naast de hand made knuffeldieren leren
de meisjes ook machinaal breien en indus
trieel naaien. Vooral de jongens bewerken
hout tot speelgoed. En samen staan ze in
de bakkerij. Of zitten op een lage zolder
aan lange werktafels balen vol elastiekjes
af te tellen tot bundeltjes van precies hon
derd. Touwtje erom en terug in de plastic
baal. Radio oerend hard op rap, soul of
punk. Net als straks in een echte fabriek.
Hopelijk.
Zes van de veertig zonen en dochters van
straatarm Ierland heb ik van zolder ge
haald. Om even onder hun pleisters te kij
ken.
Nora, net zestien, durft niet eens zelf haar
pleister op te tillen. „Eigenlijk wil ik niet
meer herinnerd worden aan mijn afkomst
als traveller. Hier op Sint Martin's Centre
weet zelfs mijn beste vriendin niet dat ik
afkomstig ben van woonwagenvolk. Want
als ze er achter komt, wil ze zeker mijn
vriendin niet meer zijn. Ik was vijf jaar
toen mijn ouders naar een burgermanswo
ning verhuisden. Nee, om te weten hoe
hard het kampleven ook nu nog altijd is,
hoef ik niet zo'n plek te bezoeken."
Nooit meer terug naar een kamp. En nooit
meer dan alleen even op bezoek bij haar
moeder. Nora is niet voor niks van huis
weggelopen. Veertien is ze, als haar moe
der razend reageert op een brief van No
ra's schoolmeester, waarin deze vriende
lijk doch dringend verzoekt Nora op zwan
gerschap te laten onderzoeken. Want er
gaan hardnekkige geruchten...
Ook al wonen ze in een rijtjeshuis, toch
geldt er nog altijd de mores van de travel-
Iers: eerst trouwen dan baren. Alleen al
door het gerucht heeft Nora haar moeder
tot in de derde generatie te schande gezet.
Er vallen harde woorden en klappen. Nora
slaat de voordeur achter zich dicht. En
vlucht naar haar schoolmeester. Ook als
de dokter geen zwangerschap consta
teert, is er voor Nora geen weg terug. Nog
even probeert ze het. Maar nog geen dag
later vliegen er potten en verwijten door
de keuken. „Ik ben toen opnieuw weggelo
pen. Nu woon ik voorgoed bij pleegouders,
van wie ik niet, zoals thuis altijd het geval
was, van alles de schuld kreeg."
Voordat Nora uiteindelijk aanklopt bij
zuster Mary Carmel is ze eerst enkele
maanden 'ontdooit' in een psychiatrische
kliniek. Gemis aan moederliefde, te vroeg
te veel verantwoordelijkheden, smoorden
te jong haar emoties. „Pas hier op het cen
trum, waar ik aankwam als een buitenge
woon onzeker type, schoot ineens de prop
Fotografie Peter de Jong
los. En durfde ik voor het eerst in het bij
zijn van anderen te huilen."
Spijt van de dichtgeslagen deur? Nora,
ogen op de grond gericht: „Heil no...als ik
thuis was gebleven, zat ik nu nog zonder
scholing, zonder toekomst. Om ooit de
kans op geluk te krijgen, moest ik van
mijn moeder weglopen."
Met Kerstmis gaat ze liever niet naar huis.
Haar hals zit ineens vol rode vlekken.
Slap handje. En meteen een blik van
waarom-ik?
Aangenaam: Paddy, 16 en vast van plan
ooit nog een penalty te stoppen van Gul-
lit.
Paddy heeft ook mij te grazen. Want het
lukt hem me wijs te maken dat zijn leven
geen pleister kent. Inderdaad, zijn vader
is weggelopen. So what! Van de 20 pond
die hij verdient, geeft hij er braaf de helft
aan zijn moeder als aanvulling op the
dole, de bijstand. En de herberg van de Sa-
lesiaanse zuster houdt hem keurig van de
straat. Verder nog vragen?
Een half uur later weet ik beter. Miss Rose,
zijn sociaal begeleidster, legt uit: „Patrick
lijdt enorm onder het gemis van zijn va
der. Vandaar dat hij door spectaculaire
leugens om aandacht vraagt. Onlangs
kwam hij huilend hier. Vroeg om een dag
vrij, zodat hij naar het ziekenhuis kon.
Daar lag zijn broertje in het mortuarium.
Omgekomen bij een auto-ongeluk. Zuster
O'Donoghue natuurlijk meteen naar Pa
tricks huis om te condoleren. En wie
maakt de deur open...Patricks doodge
waande broertje."
Die twintig pond aan het einde van de
week blijken ook Sean's voornaamste
drijfveer. „Daarvan geef ik er vijftien aan
mijn mam. De rest leg ik opzij, zodat ik
met Kerstmis wat kleren voor mezelf kan
kopen."
Acht jaar is Sean als zijn vader opstapt.
Niet lang daarna verhuist het gebroken
gezin van Tipperary naar naburig Lime
rick. Sean maakt zijn technische school
niet af. Krijgt geen baan in een land waar
zeker 18 procent langdurig werkloos is. En
waar het zogeheten bureau Combat
Poverty Agency heeft uitgerekend dat een
op de drie Ieren in armoe leeft. Ook bij
Sean thuis is de soep dun. Zeker nu zijn
moeder ook nog geveld is door een hart
aanval blijft het schrapen.
Een avondje naar de disco kan hij zich niet
veroorloven. Net als bijna elke Ier rookt
hij graag. Maar moet wachten totdat ie
mand sigaretten kan uitdelen. „Wielren
nen is mijn enige thrill. Kost ook alleen
wat zweet", glundert Sean terwijl hij leunt
op de bakfiets waarmee hij elke ochtend
de 600 'scones' naar de vaste klanten in de
stad kart.
Keith, 16 jaar met blockhead haar, trekt
zijn mouwen over zijn polsen. En mom
pelt: „Those f... stupid things."
Op zijn linker pols staat een K in een cir
kel getatoueerd. Ooit een symbool om op
te kicken. Nu een onuitwisbare herinne
ring aan zijn kleurrijkste, maar tevens
zwartste periode. Keith is namelijk twee
jaar zwaar verslaafd geweest aan lijm, de
drug van de allerarmsten. „Toch moesten
ik en mijn drie maatjes er eerst voor ste
len. Autoradio's jatten of brutaal een
steen keilen door de etalage van een juwe
lier. Gauw grissen en supersnel wegwe
zen."
Eenmaal 34 Ierse ponden bijeen (dik 100
gulden) kopen de straatrovers van Lime
rick een groot blik Evo-lijm. „Daar schep
je dan wat van in een plastic zak. Goed
schudden en voor je mond zetten alsof je
hyperventileert."
Even later knaagt de honger minder. Ver
geet Keith even de felle haat tegen zijn
weggelopen vader. Huilt hij niet meer uit
machteloze woede om de pakken slaag die
zijn dronken daddy zijn moeder gaf. „Als
je lijm snuift, denk je datje alles kunt. Dan
voel je je gelukzalig." Wijst naar de grijs
witte wanden en verduidelijkt: „Je kunt
echter ook het gevoel krijgen dat deze mu
ren je plat willen drukken. Of dat de vloer
ineens vol geld ligt. En als je je bukt, grijp
je in een slangenkuil."
Op een dag in juni kruist Debra zijn zwer
vend bestaan. Keith moet kiezen: hecht
hij meer aan zijn lijm of aan haar liefde?.
Zijn rug beukt van pijn tijdens het afkic
ken.
Nu bakt Keith zoete cakes, die Sean aan
de man brengt in de stad waar de ex-lijms-
nuiver ooit alleen 's nachts leefde om over
dag te dromen.
Nu droomt Keith van zijn Debra. En van
een baan in een hamburgertent.
Richard Pratt, vuisten diep in zijn zak, wil
liever niet praten. „Je hebt toch gezien
waar en hoe ik woon. En dat ik alleen van
paarden hou. Vooral van Fast, waarop ik
makkelijk zonder zadel durf te rijden."
Terug van een blokje om langs uitgewoon
de huizen waarop 'Remember the Loug-
hall 8, murdered by the SaS' gekalkt staat
en langs muren vol haat, moet Richard
weer in de schoolbank. Om zijn naam te
leren schrijven.
De vijf anderen terug naar de zolder.
Honderd elastiekjes aftellen.
Om de rek in hun toekomst te houden.