PZC
Dardanus'
droom
Galilea was bezet gebied toen
Jezus er geboren werd.
Hetzelfde gold voor Gallië. De
Kommandatur lag in handen van
Romeinse prefecten als Pontius
Pilatus, die opdracht gaf Christus te
kruisigen. Wanneer vier eeuwen later
het Romeinse wereldrijk de laatste
adem uitblaast is er in Gallië nog net
zo'n prefect.
Terwijl het voetvolk dapper bleef
geloven in Mithra en zijn
zonnewendefeest op 25 december,
ging de Romeinse elite er tot het
Christendom over. Aries was het
centrum van deze nieuwe mode.
En terwijl een van zijn verre
voorgangers Christus gekruisigd
had, was vier eeuwen later de
Romeinse stadhouder van Gallië
dermate in de ban van het
Christendom, dat hij dacht aan het
stichten van een Gallisch Civitate
Dei. Onze correspondent in Parijs
ging naar die Stad Gods op zoek.
Hart
Beschreven steen
Mountain-bike
Detector
Rudolph Bakker
De 'beschreven steen'.
Per mountain-bike op zoek naar
Theopolis, de stad Gods
Vlakbij een verborgen bron staan de
woorden in een rots gehouwen: Hier
opende Claudius Postumus Dardanus een
weg dwars door de bergen. De weg leidt
naar Theopolis, de stad Godsdie door
muren en poorten is omgeven. Ze staat
open voor een ieder die bescherming
zoekt.
In de volksmond wordt Dardanus' tekst in
de rotswand de beschreven steen ge
noemd en de weg die op 1200 meter hoog
te tussen de bergruggen kronkelt: de weg
van de beschreven steen. Ze begint in het
dal van de Durance, ter hoogte van Siste-
ron. De rauwe toppen, die her en der nog
met schaarse plukken den zijn begroeid,
maken deel uit van de Provengaalse Al
pen.
Onder een dunblauwe winterlucht is het
er zo stil als een ijspegel. Tussen brem en
thym scharrelen schapen op zoek naar
voedsel. Gitzwarte geitebokken houden
over de kudde de wacht. Het geklingel van
hun bellen is, boven het geklater van de
bergbeek uit, al in de verte te horen.
Die bergbeek heet de Jabron. Hij is afkom
stig uit de duistere rotsformaties aan de
horizon, waar niemand voor zijn plezier
uit wandelen gaat. Claudius Postumus
Dardanus beitelde zijn tekst in de vijfde
eeuw na Christus. Hij was van hoge adel
en Romeins regent van geheel Gallië, dat
ook Spanje omvatte.
Dardanus zetelde voortaan in Arles, na
dat de uit het oosten aanrollende golven
van plunderende Gothen in 406 de Kei
zerlijke hoofstad Trier hadden over
spoeld. De als een eiland uit de zilte moe
rassen van de Rhönedelta oprijzende stad
was het laatste bastion in het Romeinse
Gallië voordat het in 451 geheel in handen
van de Barbaren viel.
Aries was in deze verre en van alle kanten
bedreigde provincie het hart van het vroe
ge Gallische christendom. Stadhouder
Dardanus was zo'n vroege Christen. Hij
las Augustinus en correspondeerde met
hem. De beroemde bisschop van Hippo
was in die jaren bezig met het schrijven
van zijn Civitate Dei.
Hij deed dat om de bevolking van Rome
voor het nieuwe Geloof te redden, die aan
de zegeningen ervan was gaan twijfelen na
de Gotische plunderingen van hun stad in
het jaar 410. Zocht Dardanus in Theopo
lis naar een aards evenbeeld van Augusti
nus' Godsrijk? Of was hij op zijn beurt op
de vlucht voor de Gothen, die zich in die
grauwe bergen niet zouden wagen. Het
enige wat er in Theopolis aan Dardanus
herinnert is de beschreven steen, met de
babbelende Jabron aan zijn voeten.
De geleerden hebben zich het hoofd ge
broken over de betekenis van de tekst in
de bergpas en zijn werkelijke relatie tot de
dalen die hij verbindt. Het is een beetje
een opschepperige tekst. Dardanus
noemt zichzelf een beroemd man en hij
somt al de hoge functies op die hij heeft
bekleed. Hij noemt ook de naam van Ne-
via Galla, zijn vrouw, waarvan men nu
aanneemt dat de grond waarop Theopolis
gebouwd werd van haar was. En hij ver
meldt Claudius Lepidus, de broer van Ne-
via Galla, die wordt aangeduid als ex-con
sul van de Germaanse provincie en ex-se-
cretaris van het Keizerrijk. Zwager Clau
dius moet in zijn hoge functie door de Van
dalen uit Trier verdreven zijn. In de laat
ste zin van zijn lange tekst spreekt Darda
nus de wens uit dat deze steen moge getui
gen van zijn zorg - en die van zijn vrouw
en zijn zwager - voor het welzijn van ie
dereen.
Als Dardanus in Arles regent van Gallië is,
maakt hij daar de verbazingwekkende
groei van de Christelijke kerk in de Ro
meinse Proventje mee. Hij is er waar
schijnlijk ook in 418 nog, als de eerste
Christentempel wordt ingewijd en Darda
nus moet de in die dagen veelbesproken
verhandeling van Hilarius van Poitiers ge
lezen hebben, die zichzelf moed inspreekt
als hij het officiële kerstverhaal over
Christus' geboorte probeert te begrijpen.
Hilarius schrijft in het jaar 360: Jezus is
als Uw Zoon uit U, O God de Vader, voort
gekomen. Ook hij is de ware God. En hij
voegt daar meteen eerlijk aan toe: En hoe
wel ik dat mysterie niet begrijp, blijf ik er
toch tot in het diepst van mijn ziel in gelo
ven.
Vooral de ware aard en afkomst van Jezus
waren in de ogen van al die pasbekeerde
Romeinen als Hilarius en later van Darda
nus een duister begrip, om nog niet te
spreken van zijn raadselachtig eind. Toch
gingen heel wat hooggeplaatste Romei
nen als Dardanus, zijn vrouw Nevia Galla
en zijn zwager Claudius Lepis tot het
Christendom over. De rijk versierde sarco
fagen, zoals die langs de beroemde doden-
laan der Alyscamps teruggevonden zijn,
getuigen daarvan.
Het is geen wonder dat die bekeerde up
per-ten niet alles wat er over de geboorte,
de symboliek en de dood van Jezus ge
schreven was zonder slag of stoot begreep
een verhaal als de maagdelijke geboorte
was eerder karakterisitiek voor de zojuist
verworpen mythen, net als het verhaal
van de man die ten hemel steeg, want dat
deden Heracles en Alexander de Grote
ook al. Twee grote orakels stonden Darda
nus en zijn generatie echter ten dienste:
de als heremiet in Bethlehem levende bij
belvertaler Heronimus en de bisschop van
Hippo in wat nu Tunesië heet: de kerk-pu-
blicist Augustinus die het ooit door Pau-
lus aangegeven scenario tot in details had
uitgewerkt. Ook met Heronimus wisselde
Dardanus brieven.
Vanuit Sisteron leiden twee wegen naar
de beschreven steen. De beste weg is de
Route Departementale 3, maar die be
stond in de dagen van Dardanus nog niet.
De enige route die de voorname Romein
met vrouw, zwager en aanhang in het mid
den van de vijfde eeuw ten dienste stond
begint bij wat nu Volonne heet, een paar
kilometer zuidelijk van Sisteron en aan de
overkant van de Durance. Eerst volgt ze
de grillige rivier in noordelijke richting en
buigt dan de bergen in, om al stijgende
schijnbaar dood te lopen tegen een duis
ter rotsmassief, dat al sinds mensenheu
genis Entrepierres (tussen de stenen)
wordt genoemd. Het steeds smaller wor
dende weggetje wordt ook daar al door de
klaterende Jabron begeleid. Dan gaat de
zon achter de bergen verborgen en opent
zich smal het rivierdal, dat na eindeloos
durende bochten uitkomt in een door be
schermende wanden omgeven vallei,
waar het glinstert van doodstil licht.
Was dit Theopolis? Smalle paadjes leiden
her- en derwaarts. Overhuifd door eiken
en beuken is er een verlaten boerderij, een
ruïne, een vergeten kapel. Uit deze be
toverde vallei voert maar één uitgang
naar de hoger gelegen etage. Opnieuw
wordt het duister met de zon alleen op de
verste toppen, de weg wringt zich naast de
Jabron voort en dan, op 1.200 meter, in een
bocht vol sijpelend water, is er de beschre
ven steen.
Dardanus schrijft dat hij 'dwars door de
bergen heen' een weg baande. Dat kan
niet waar zijn, want een opening was er al
door de Jabron geboort. In ieder geval zijn
er de steen, en een weg: Dardanus' weg?
Het gaat dan voort: nu tussen de kaalheid
van hoger gebergte: links een boerenhoe
ve, het enige huis van het gehucht Char-
davon. In de 11e eeuw eeuw was er een
klooster waar de leer van Augustinus ver
breid werd. Was dit Theopolis? Het wordt
nu breed en breder, de lucht ijler, de kale
bergen zijn bedekt met dor gras als
schaars haar op een olifantshuid. Recht
loopt de weg nu op Saint Geniez aan, een
dorp waar de straten verlaten zijn. De lelij
ke kerk verbergt Romeinse resten. Was
hier Theopolis?
De tandeloze burgemeestersvrouw geeft
me een sleutel zo groot als die van Petrus.
Hoger gaat het de bergen in, nu met be
vriezende handen op mijn dikbandige
mountain-bike. De Petrus-sleutel dreunt
onder het peddelen tegen mijn dij. Dan
komt de berg Dromont in zicht, een met
zwart woud bedekt massief, dat na twintig
minuten op de pedalen tegen de horizon
afsteekt. Tegen de noordwand van de Dro
mont kleeft de bouwval van een kapel. De
krakende deur gaat alleen met de sleutel
van de burgemeester open. In de kapel is
een crypt. Tussen het puin staan er een
kapotte stoel en een vaas met verdorde
bloemen, maar er zijn ook drie alabasten
zuilen, bekroond door kapitelen met by
zantijnse motieven. Werden Dardanus en
zijn vrouw Nevia Gallia hier ooit begra
ven? De veronderstelling is spannend ge
noeg, maar volgens de historici volmaakt
ongegrond. De kapel kan niet meer zijn
geweest dan de toevlucht voor herders, of
de schepping van een heremiet. Terugfiet
send naar Saint Geniez hel ik, diep over
mijn stuur gebogen, dan ook teleurgesteld
over tot de veelvernomen theorie dat
Theopolis misschien wel nooit bestaan
heeft. Waren er muren en poorten? Was er
een kerk, een klooster, een tehuis voor al
diegenen die bescherming zochten bij
Dardanus en Nevia Gallia, zijn vrouw?
De mode in het Arles van Dardanus' da
gen was niet alleen om er zich tot Christen
te laten dopen, maar om ook meteen maar
als heremiet zijn heil te zoeken in wat 'de
woestijn' werd genoemd. Die zucht tot al
leen zijn met de pasverkozen God was te
verklaren. Het Romeinse Rijk verkeerde
immers in ondergangsstemming. Niet de
vandalen waren de oorzaak van die onder
gang, maar de decadentie van binnen uit.
Als Dardanus prefect is van Gallië, heet
zijn Keizer in Rome Honorius. De half de
biele Honorius regeerde met achterdocht,
willekeur en sadisme. Hij was zelfs uit
angst voor Alarics Gothen uit Rome naar
Ravenna gevlucht. Het weinige verstand
dat hij had wendde hij er aan voor het fok
ken van kippen en hanen, terwijl het Kei
zerrijk ten onder ging aan onderlinge
machtsstrijd. Dardanus was een getrouw
dienaar van de Keizer in welke gedaante
die zich ook voordeed. In 413 had hij de
gevangen genomen veldheer en pseudo-
keizer Jovinius, die zich de macht van Ho-
Reliëf in de verborgen kapel.
Het landschap waar Theopolis zou zijn gevestigd is rauw en onherbergzaam.
norius had willen toe-eigenen, eigenhan
dig ter dood gebracht.
De brief die Augustinus aan Dardanus
schrijft is van juli 417. Hij is bedoeld als
antwoord op vragen die de Romein aan de
bisschop van Hippo eveneens per brief
had gesteld. Augustinus spreekt Darda
nus aan in termen die overlopen van lof en
bewondering. Ook Heronimus had in 414
uit Bethlehem aan brief aan Dardanus ge
schreven, waarin hij zich uitputte in lof
tuitingen. Anderen dachten anders over
Dardanus na diens moord op de gevangen
Jovinius. En Augustinus noemt Dardanus
dan een man die overstelpt wordt door hel
gewicht van een onnoemelijk aantal pro-
blemen. Dat duidt eerder op Dardanus als
prefect van Gallië, dan op Dardanus aan
het hoofd van een hypothetisch Theopo
lis.
Dardanus heeft aan Augustinus twee vra
gen gesteld. De eerste definieert hetzelfde
probleem waarmee Hilarius van Poitiers
geworsteld had. Dardanus heeft de arts
evangelist Lucas gelezen waar die vertelt
dat Christus, als hij aan het kruis gena
geld is, tegen de 'goede moordenaar'
spreekt: 'Voorwaar Ik zeg u, heden zult gij'
met Mij in het paradijs zijn'. En hij stelt
Augustinus dan de vraag: Op welke ma
nier moeten we geloven dat Jezus als
mens, als tussenpersoon tussen God en de
mensen, nu in de hemel is terwijl hij tegen
de goede moordenaar aan het kruis heeft
kunnen zeggen dat ze samen in het para
dijs zouden zijn. Is het paradijs ergens in
de hemel of, als God overal is, is de Mens-
God dat dan wellicht ook? Het is duidelijk
uit Dardanus' vraag dat hij de mogelijk
heid open houdt dat het paradijs eventu
eel ook op aarde zou kunnen zijn: Theopo
lis?
Dardanus' vraag is een gevaarlijke vraag
omdat de officiële kerk juist het arianisme
voor ketters had verklaard, waarin er van
werd uitgegaan dat Jezus als Gods zoon
weliswaar tot de hoogste mensvorm be
hoorde, maar toch mens was ook in die zin
dat zijn bestaan een duidelijk aanwijs
baar begin had gehad. Augustinus schrijft
weliswaar aan Dardanus: Ik weet zeker
dat U die de ketterse opvattingen niet
deelt, maar hij besteedt er toch een flink
aantal velletjes aan om uit te leggen tot
welke 'absurde' consequenties die ketterij
zou leiden.
Augustinus neemt ruim de tijd voor zijn
antwoord aan Dardanus. Het komt er op
neer dat Jezus overal is en in dezelfde tem
pel woont als zijn Vader, dat wil zeggen in
de harten der uitverkorenen.
Het is de vraag of de Romein het woorden
rijke en in de grond van de zaak uiterst
theoretische betoog van Augustinus hele
maal heeft willen volgen. Bovendien had
hij nog een laatste vraag, die hij pas neer
krabbelt als hij zijn brief aan Augustinus
al ondertekend heeft: Als kinderen geen
weet hebben van God - zoals Augustinus
beweert - hoe kan het dan gebeuren dat
Johannes (de Dopen 'van de Heilige
Geest vervuld opsprong in de schoot van
zijn moeder Elisabeth' op het moment dat
de van Jezus zwangere Maria haar be
zócht? Augustinus is daar in zijn brief nog
al kort over. Hij antwoordt eenvoudig:
Dat was een wonder. Aan wonderen ge
loofden pasbekeerde heidenen als Darda
nus ongetwijfeld het meest. Augustinus
overigens ook. Als er geen wonderen be
stonden, zou ik niet geloven, had hij ge
zegd.
Als Theopolis werkelijk heeft bestaan, is
het er nu in ieder geval niet meer. De
vrouw van de burgemeester, die me de
sleutel geeft, waarschuwt me er voor dat
zelfs bij de verlaten kapel van Dromont
mijn fiets gestolen zou kunnen worden. In
het hotel wordt me verteld dat van vreem
delingen in de vallei van de beschreven
steen door achterdochtige boeren de au
tobanden worden doorgesneden.
En dan is er de boekhandelaar in Sisteron,
die af en toe met zijn detector in het ge
bergte achter Dardanus' rots naar Ro;
meinse resten zoekt. Niet alleen wordt hij
er door de boeren met de nek aangekeken.
Het enige wat hij er bovendien ooit vond
waren de resten van een oude dakpan.