PZC Westerlingen ruiken naar kip en melk Kerst 27 ZATERDAG 24 DECEMBER 1988 Velen accepteren de cirkelgang huis-werk- gezin-tv als de gewoonste zaak ter wereld. Sommigen verafschuwen een dergelijk bestaan hardop of in stilte. Een enkeling breekt uit en neemt het lot in eigen handen. Hettie van der Veen, 31 en Schiedamse van origine, vertrok uit Nederland om, naar eigen zeggen, het hoofd boven water te houden. Een soloreis van twaalf maanden volgde, met de rugzak, door Australië en het Verre Oosten. Hoe verging het haar in verre, soms vrouw-onvriendelijke streken? Een portret van een doorzetster die het hoofdstuk Holland heeft afgesloten en haar keuze bepaald: het boerenbestaan in Nieuw Zeeland, met maar één zekerheid: veel natuur en weinig mensen. Teleurstelling De ordening Volmaakte momenten Onmogelijke liefde Klooster Verantwoording Joop Spanjersbers Het platgetreden pad van de bezienswaardigheden Indonesië is prachtig, ik zqu liegen f als ik iets anders zei, maar er zijn plekken waar je voor je verdriet nog niet heengaat. Namen als Soerabaja, Medan, Ujung Pandang klinken als een sprookje en met die droom ga je er ook heen. Maar het is er smerig, druk, één griebus. En voor Sulawesi, het vroegere Celebes, werd je zelfs gewaarschuwd. Nou en of. Ze waren er nog steeds niet vergeten dat die Wester ling, een Nederlandse KNIL-er, er duizen den mensen op gruwelijke wijze had afge maakt. Nee, ik was niet bang. Waarom zou ik? Maar op straat voelde je de minachting. Nergens was zoveel agressie dan in Ujung Pandang, op Sulawesi. Mensen liepen zo maar tegen je op, riksja-jongens zaten ver velend aan je rugzak te sjorren. En Suma tra, dat was ook zo'n tegenvaller. Veel mannen deden lastig. Ze waren met een verliefd maar het ging om één ding: seks. En om het grote mysterie van moge lijkheden datje als blanke vrouw hebt. Ik weet nog, de chauffeur van een nachtbus op Sumatra, een enorme dikke kerel. Gaf onderweg het stuur opeens over aan z'n bijrijder, wilde dat ik helemaal van hem was. Greep me beet, heel hevig, terwijl je op zo'n moment de enige passagier bent. Maar dat hele jaar, die hele reis, ben ik nooit echt bang geweest. Met angst kun je niet reizen. Een meisje dat ik onderweg te genkwam, formuleerde het heel scherp. Ze zei: mijn lijf kunnen ze hebben maar m'n ziel is van mij. Ik zie het net zo. Maar ik had die tijd niet willen missen. O nee. Elke dag was een boek, een verhaal. En in ge dachten kan ik daar elk moment in terug stappen. Ik denk dat ik dat hele jaar maar één echte handicap had - dat ik geen jon getje was. In al die landen, Australië, Indonesië, Thailand, Birma, Bangla Desh, noem maar op, ontmoet je ontzettend veel men sen, maar de kloof valt niet te overbrug gen, dat is me heel sterk bijgebleven. Die wederzijdse onbereikbaarheid. Je kijkt naar elkaar maar verder reikt het niet. O, ik wilde heus wel, heb in Tibet een tijdje naar een schitterende man zitten kijken. Maar je weet dat het niet werkt, zulke ver schillende achtergronden en die totaal an dere manier van denken. Ook tussen wes terlingen onderling hoor. Het is ook logisch. Ik kwam in India in contact met de eigenaar van een theestal letje, aan de oever van de Ganges. Een in drukwekkende man. Viel onmiddellijk op tussen de honderden bedevaartgangers. Atletisch lichaam, volle baard, doordrin gende ogen, een soort Raspoetin. Een mens van wie je graag wilt weten wat hij inhoudt, zonder verder iets met hem te maken willen hebben. Ik denk nog met diep medelijden aan hem terug. Die man was getrouwd met een Frangaise die na anderhalf jaar huwelijk was teruggegaan naar Frankrijk. Zonder hem. Om alle zaken af te regelen, maar ze was niet teruggekomen. Inderdaad, die vrouw was thuis gewoon wakker gewor den. Maar ze had wel een onvoorstelbare chaos achtergelaten! Op zijn lijf, in een soort melkboerentas, droeg hij al haar brieven die ze uit Frank rijk had geschreven. Een enorm pak was het. Sommige brieven waren zo hartstoch telijk dat je je schaamde dat je ze las. Vol liefde maar ook met verwijten. Voor fami lie en vrienden verzon hij al anderhalfjaar verhalen om maar niet te hoeven beken nen dat hij haar kwijt was. Natuurlijk voel je hoe zo'n vrouw gedacht heeft. Een prachtige man was het. Beslist, met een enorme uitstraling. Twee keer per dag ging zijn shirt uit, blies hij, tussen al die badende bedevaartgangers op een grote schelp. Een hindoe-ritueel neem ik aan. Maar ja, hoe past zo'n leven, midden in een onaanraakbare cultuur, nou bij dat van een verpleegster uit Frankrijk? Jazeker, lange reizen hebben iets onmaat schappelijks, iets onsociaals. Je werkt niet meer, je bent niet meer aan tijden ge bonden, niemand die je nog een opdracht geeft. Maar daar is het mij eigenlijk niet om te doen. Ik wil over de horizon kijken, mezelf ontwikkelen, zoeken. En Neder land is daarvoor niet de geschikte plaats. Juist niet. Die hele maalstroom van tv-kij- ken, koopzucht, dat kankeren op een baan, of wat dan ook, zonder dat men zelf ooit iets oplost. Die passiviteit, daar wil ik geen deel meer van uit maken. Maar ja, het moeilijke met vrijheid die je plotseling krijgt, is datje eraan moet wen nen. Nou en of. Ik heb me soms rot ge voeld, en eenzaam. Genietend van vrij heid ben ik geprikt, gebeten, weken ziek geweest en heb ik in Indonesië en Maleisië met etterende wonden rondgelopen. En ik heb hele domme dingen gedaan, zoals in Thailand waar ik op een bamboevlot een zeer snelstromende rivier ben afgezakt en waar bijna alles misging. Weetje, sommigen vinden het heel opmer kelijk wat ik heb gedaan. Kijken er tegen op of zoiets. Maar ik ben niet anders dan welke andere Nederlander ook. Heb net zo goed meegedaan aan tv-kijken, truitjes kopen. Maar ik heb voor mezelf een streep getrokken, zonder terug te krabbelen. Heel bewust heb ik m'n huisje verkocht, baan opgezegd. Bij het afscheid, vrij kort daarna, heb ik nog wat belangstelling ge toond voor familie maar in feite interes seerde het me geen zier. Ik was opgelucht, wilde alleen maar weg - ja, ik ben nerveus maar fluitend uit Holland weggegaan. Ik ben een trouw briefschrijver, over alles, hoogte- en dieptepunten, maar er was iets dat ik nooit op papier heb kunnen krijgen. Dat maakte zo'n onvoorstelbare indruk. Midden in de oceaan, op het Australische Grote Barrière Rif, met een zuurstoffles op je rug, meezwemmen met enorme scho len vis. Onvoorstelbaar hoor. Je ziet het wel eens op tv, mannen als Jacques Cous- teau, dat soort figuren, maar in werkelijk heid is het veel indrukwekkender. Vissen die heel voorzichtig aan je vingers hap pen, enorme maanvissen die net onder je door glijden. En niet op tv, maar zo voor je eigen neus. Zeker, met steden had ik dat intense ge voel ook wel, maar die verloren altijd hun charme. Zelfs Kathmandu, iets fantas tisch middeleeuws, dat verloor na een tijd je het zuivere, de grenzeloze verbazing van zo'n eerste ontmoeting. Ja, ik denk dat het de teleurstelling van het reizen is: je gaat het imponerende doorzien, net als met Singapore waar ik ook zo naar verlangd heb. Ik ken Singapore nu, en ik verlang er absoluut niet naar. Voor mij blijft de natuur eigenlijk het meest overeind. In het lava omhoog krab belen tegen de hellingen van de Krakatau, nabij Java. Zelf zien hoe de natuur daar zich herstelt na die enorme uitbarsting. Of de Tioman Eilanden, voor de kust van Oost-Maleisië. Sommigen zeggen: één van de tien mooiste eilanden ter wereld en zo voel ik het ook. Een paar dorpjes, vrien delijke mensen, een rimboe vol vliegende eekhoorns, prachtige meranti-bomen. Maar ja, je durft er bijna niet over te pra ten. Ik moest er vier uur voor varen, maar er is al een klein vliegveld gekomen en dan weetje genoeg. Als ik er ooit terugkom, zal er veel veranderd zijn. Soms deel je een hotelkamer met iemand, meestal om geld uit te sparen, maar het contact met andere rugzaktoeristen is ei genlijk beperkt - blij toe hoor. Je had de vreemdste figuren. Sommigen trokken heel Sumatra door met een surfboard on der hun arm, anderen moesten zonodig vlinders vangen in de jungle van Maleisië of waren panisch om ziek te worden. Ze ker, die liet je dus links liggen. Heel be wust. Natuurlijk, je hoefde niet per se als vage bond rond te trekken, o nee. Maar je ont moette soms mensen, die waren heel de dag in de weer met hun eigen eetstokjes, zaten eigen bekertjes schoon te maken, klonken hun bagage vast in treinen en bussen. Ik heb dat met opzet niet gedaan. Wilde me niet door angsten laten sturen, althans zo min mogelijk. Waarom zou je niet es per ongeluk op een slang trappen? Waarom niet een beetje schimmel in de douche van een pensionnetje? Verliefd worden, het klinkt misschien eigenaardig, maar da's ook niks. Hoort niet bij reizen, echt verliefd worden dan. Op Bali beklom ik een keer een vulkaan met een Amerikaan, met wie ik erg goed kon opschieten. Maar ja, het resultaat was dat je meer van Amerika leerde dan van Bali. Bovendien, je keek bij verliefdheid niet meer om je heen, bleef op één plaats. Dat is ook wat waard, zeker, maar daar reis je niet voor. Voor mij telde maar één manier: verder, desnoods met risico's - het hoefde niet van een leien dakje. Mijn bagage ging rus tig onbewaakt bovenop de bus. Ik at bij stations, of zittend bij een stalletje rond een houtvuurtje. Tuurlijk, je dacht wel eens: het zou me niet verbazen als ik dood ziek word van deze hap. Maar ik deed het toch, met die rugzak sta je in feite toch al overal zo buiten. En als je nooit je nek uit steekt, gebeurt er nooit iets. Mijn eerste etappe, drie maanden door Australië, was het makkelijkst om te doen maar ik schrok daar wel van de oppervlak kigheid. Ze doen maar wat, die Austra liërs. Lay back, noemden ze het zelf. Er werd absoluut niet hard gewerkt, integen deel. Op grote busstations, in Alice Springs en Threeways, zaten de chauf feurs zich lekker vol te gooien, maakte niet uit of ze later van de weg raakten, want er stond in de verre omgeving toch niks. Het had iets in de trant van: stevig hijsen, wordt het me allemaal teveel dan sla ik er één voor z'n knar, en voor de rest met het surfboard lekker de zee op. Om die tocht door Australië voor mezelf wat meer inhoud te geven, heb ik contact proberen te zoeken met de Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners. Heel goedhar tige mensen met een ijzersterke manier van overleven. Zijn erg op zichzelf, halen uit een wijde kring om hun woning het voedsel, zaden, grassen, diertjes, zuigen mieren leeg. Is die kring niet meer beloop- baar, dan beginnen ze ergens anders op nieuw. Per definitie is alles gericht op overleven - om een familie in stand te hou den kan een meisje van 8 gerust trouwen met een man van 80. Ze halen uit de arme natuur het maximale. Maar het bleef wel een kunst om contact met ze te leggen, een onmogelijke opgave eigenlijk. Ze waren moeilijk verstaanbaar en dikwijls stomdronken. Degene met wie ik een gesprek aanknoopte, zei maar één ding, dat hij voor me zou bidden. Drank was trouwens een probleem in heel Au stralië. Door het hele land heen waren de wegbermen bezaaid met glas van kapot- gegooide bierflessen. Er schijnen enorme bakken te zijn waarin je al rijdend leeg fust kon mikken. Nee, ik heb nooit iemand gezien die het probeerde. Het woord mastiff kan ik niet meer horen. Ik ben altijd heel onbevangen geweest met dieren maar ik weet nu dat zo'n hou ding niet altijd opgaat. Tibetaanse mas tiffs, grote zwarte honden, vielen zonder aarzelen mensen aan. O, er waren veel meer lastige dieren, bloedzuigers die wa ren ook verdomd vervelend, maar mas tiffs, daar viel niet mee te spotten. In Ne pal en Tibet bewaakten ze kuddes, huizen, maar als je langs kwam stonden ze strak en hysterisch van woede aan de ketting. Bloedzuigers, dat waren meer gluiperds. Echte griezels. Die zaten in de vochtige ge bieden, Nepal, Noord-Thailand, Sumatra, kwamen als een kronkeltje aanhuppen als ze je roken. Toen ik ze nog niet kende, dacht ik, tsjonge wat 'n leuke diertjes. Maar sommige mensen waren er panisch voor. Die beestjes zaten in het hoge gras of lieten zich uit de bomen op je vallen. Maakten, zonder dat je het voelde, een gaatje in je been of voet dat heel erg lang openbleef. Soms was de aanblik afschuwelijk. Ik ben jongens tegengekomen van wie ik dacht dat ze een vreselijk ongeluk hadden ge had. Die waren verdwaald geraakt in een bos, hadden niet op bloedzuigers gelet. Het bloed stroomde over hun benen. In Australië liep je meer tegen enorme sprinkhanenplagen of vliegenplagen aan, vooral bij het beroemde Alice Springs. Vliegen waren een kwartier na zonsop gang al wakker. Eerst vleugeltjes drogen, maar daarna zaten ze overal. In je oren, je neus, je mond. Het was een opluchting als de zon onderging. L Illustraties: Theo Gootjes Maar echte hartkloppingen, die had je al leen van de honden. Absoluut. Hoe be hoedzaam je ook liep, 's avonds of over dag, ze roken je meteen. Aziaten zeiden het ook: westerlingen ontdek je met je ogen dicht, die ruiken naar kip en melk. Als je lang reist, is de achtste maand cru ciaal. Je stopt of je gaat door. Voor mij was dat net zo. Veel alleen, kwetsbaar, ik stond bijna overal buiten en ik ben toen in een forest-monastery gegaan, in Chaya, in het zuiden van Thailand. Het klooster had in ieder geval niks sek- te-achtigs zoals in India, geen spoor van persoonsverheerlijking. Er was een oude Thaise meester die wat lezingen gaf over het boeddhisme. En toen heb ik pas beseft hoe lang een dag kan duren. Ongelofelijk! Vier uur in de ochtend opstaan en soms zeven uur per dag mediteren, op wat rijst, groente en een gebakken banaan. Je mocht met niemand oogcontact hebben, niet praten. Ik weet nog, tegen het einde van de dag was ik kapot, kon niks meer denken, hoe sterk ik het ook wilde. O nee, niemand wilde je bekeren en je werd ook niet als melkkoe gebruikt, het kostte vier gulden per dag voor onderdak en verzorging, maar je kreeg toch het idee dat je gebrainwashed werd. Ze zeiden te gen me: je moet je 'ik' vernietigen. En waarom? Als je je ik, dus je emoties, op blies, kon je pas echt tot rust komen. Tota le rust. Alles was dan eenvoudiger, zeiden ze. Watje dan aan een ander gaf was puur, zonder verplichting en zonder verwach ting. Ze waren van hun gelijk overtuigd, maar ik kon het niet accepteren. Tegen een Amerikaanse monnik die er assisteerde, zei ik: Als er geen emoties meer zijn, dan is er ook geen plaats meer voor relaties. Voor de echte wereld. Hij zei nog: maar wat is de echte wereld dan? Wist ik precies hoor. Nou en of. Vrijheid, kinderen, doen wat ik wil. Later in Dharamsala, in Noord-India, ben ik in een ander klooster wezen kijken of ik me vergist had. Maar het was er net als in Chaya. Alles naar binnen gericht, niks naar buiten. Geen menselijke warmte, overwegend kou. Een jongen daar zag het heel anders, die zei: die kou, dat is typisch de interpretatie van westerlingen. Ik weet absoluut niet wat nou winst is van één jaar reizen. Moeilijk hoor. Ik ben meer op mijn gevoel gaan vertrouwen, dat in ie der geval. En ik weet ook waar de rest van mijn leven zich gaat afspelen. Niet in Ne derland nee, die periode is afgesloten. Het klinkt misschien vreemd en ik weet er nog niet veel van, maar mijn einddoel is Nieuw-Zeeland. Dat land is zoals ik het wil, veel natuur en weinig mensen. Een le ven als boer, dat zou het mooiste zijn. Veel rugzaktoeristen zien het reizen als doel, ik niet. O nee. Die hele tocht is niet langs m'n kouwe kleren afgegaan. Ik heb doodziek in een Indiaas ziekenhuis gele gen, ben in Tibet bijna verdwenen in een grondverschuiving en mijn haar valt in tussen uit van alle geslikte malaria-pillen. Ik verheerlijk die reis ook niet. O nee, als jeblieft niet. Integendeel juist. Ik heb van mezelf en ook van een hoop an dere toeristen gekotst - om de slechte in vloed die je overal hebt, de hebzucht die je opwekt. Je deed ook niks nieuws. Overal sprak men wel een woordje Engels. Overal waar je 's avonds stopte, al was het mid den in de rimboe, was wel een guest-hou- se, om te slapen. Ja, je volgde ondanks prachtige eilanden en bijzondere ervarin gen toch het platgetreden pad van de be zienswaardigheden".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 27